Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almelo

Beleidsregels voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2015)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2015)
CiteertitelBeleidsregels voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2015)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-04-2015Onbekend

24-03-2015

Digitaal gemeenteblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2015)

 

 

 

Gemeenteblad van Almelo

Geldende tekst

regelingnummer:

Nr.

B&W-besluit van 24 maart 2015, houdende vaststelling van de Beleidsregels voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2015).

 

Beleidsregels voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2015)

 

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo op 24 maart 2015.

 

De begripsbepalingen, de wijze van meten en beleidsregels zijn de volgende:

 

Begripsbepalingen:

Artikel 1

Bij toepassing van deze beleidsregel worden de volgende begripsbepalingen gehanteerd:

 

Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

 

Achtertuingebied

Erf aan de achterkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

 

Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

 

Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

 

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

 

Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

Kinderopvang

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

 

Voortuingebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtertuingebied.

 

Woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

 

Bed & Breakfast

Het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

 

Horecaterras

een terrein bij een horecabedrijf dat wordt gebruikt voor het plaatsen van terrasmeubilair waaronder in ieder geval wordt verstaan tafels, stoelen, terrasafscherming en parasols.

 

Gevelterras

een terras tegen de buitengevel van een horecabedrijf.

 

Eilandterras

een terras los van de buitengevel, voor of in de directe nabijheid van een horecabedrijf.

Voor de begripsbepalingen die niet in deze beleidsregels zijn voorzien, gelden de bepalingen van het van toepassing zijnde bestemmingsplan. Voor zover mede het bestemmingsplan hier niet in voorziet zijn de voorschriften van de Bouwverordening van toepassing.

 

Wijze van meten:

Artikel 2

 

Bruto-vloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, zowel op de begane grond als op de verdieping.

 

Goothoogte

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

Inhoud

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

Lengte, breedte en diepte

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidsmuren).

 

(Bouw)hoogte/ nokhoogte

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

De afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

Vanaf de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.

 

Peil

a.Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;

b.Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Voor een ‘wijze van meten’ die niet in deze beleidsregels is opgenomen, gelden de bepalingen van het van toepassing zijnde bestemmingsplan. Voor zover mede het bestemmingsplan hier niet in voorziet zijn de voorschriften van de Bouwverordening van toepassing.

Beleidsregels:

Artikel 3 Toepassingskader

Burgemeester en wethouders verlenen in principe medewerking aan een verzoek om het verlenen van een afwijking als een plan voldoet aan de onder artikel 4 tot en met 17 gestelde regels mits:

  • -

    het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

  • -

    de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

  • -

    de stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur/samenhang van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, waarbij onder andere nadrukkelijk rekening wordt gehouden met beschermde stadsgezichten en/of (nabijgelegen) mogelijk anderszins waardevolle panden.

Artikel 4 Bijbehorend bouwwerk bij een woning binnen de bebouwde kom

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:

  • 1.

    Een bijbehorend bouwwerk dient gericht te zijn op een vergroting van het woongenot;

  • 2.

    Een uitbreiding in het voortuingebied van een woning, mits:

    • -

      de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste 1,50 meter bedraagt;

    • -

      er door de realisatie van het aangebouwde bijbehorend bouwwerk een voorerf resteert met een minimale diepte vóór het aangebouwd bijbehorend bouwwerk van 3,50 meter;

    • -

      de breedte ten hoogste tweederde van de oorspronkelijke breedte van de desbetreffende gevel van de woning bedraagt;

    • -

      de goot- en/of nokhoogte van het aangebouwde bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de aangrenzende bouwlaag, met dien verstande dat de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,30 meter.

  • 3.

    In het achtertuingebied mag een bijbehorend bouwwerk worden opgericht, mits:

    • -

      de goot- en/of bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3.30 meter bedraagt, waarbij de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw;

    • -

      de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 5 meter bedraagt, waarbij de goothoogte maximaal 3.30 meter mag bedragen;

    • -

      een kap op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, mits het aangebouwde bijbehorend bouwwerk ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

      • o

        de bouwhoogte ten hoogste 6.60 meter bedraagt waarbij de nok van het aangebouwde bijbehorend bouwwerk minimaal 2 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;

      • o

        de goothoogte van het aangebouwde bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3.30 meter bedraagt, waarbij deze goothoogte niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw;

    • -

      bij vrijstaande woningen aan één zijde van de woning een strook van minimaal 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens vrij blijft van vergunningplichtige bouwwerken;

    • -

      bij bestaande woningen al binnen deze 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens gebouwen zijn gebouwd, mag een bijbehorend bouwwerk in diezelfde lijn worden gebouwd;

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken, voor zover ze zijn gelegen in het achtertuingebied buiten de bebouwingsgrens en/of het bebouwingsvlak (zoals in het bestemmingsplan is aangegeven), bedraagt ten hoogste:

      • o

        75 m²;

      • o

        100 m² voor percelen groter dan 500 m²;

      • o

        125 m² voor percelen groter dan 1000 m²;

er van het achtertuingebied, dat is gelegen buiten de bebouwingsgrens en/of het bebouwingsvlak (zoals in het bestemmingsplan aangegeven), minimaal 50% onbebouwd en onoverdekt dient te blijven.

Artikel 5 Bijbehorend bouwwerk bij een woning buiten de bebouwde kom

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:

    • 1.

      Een bijbehorend bouwwerk dient gericht te zijn op een vergroting van het woongenot;

    • 2.

      Een uitbreiding in het voortuingebied van een woning, mits van een woning, mits:

      • -

        de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste 1,50 meter bedraagt;

      • -

        er door de realisatie van het aangebouwde bijbehorend bouwwerk een voorerf resteert met een minimale diepte vóór het aangebouwd bijbehorend bouwwerk van 3,50 meter;

      • -

        de breedte ten hoogste tweederde van de oorspronkelijke breedte van de desbetreffende gevel van de woning bedraagt;

      • -

        de goot- en/of nokhoogte van het aangebouwde bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de aangrenzende bouwlaag, met dien verstande dat de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,30 meter.

    • 3.

      In het achtertuingebied mag een hoofdgebouw worden opgericht/uitgebreid, mits:

  • -

    de goothoogte ten hoogste 5 meter bedraagt;

  • -

    de bouwhoogte ten hoogste 9 meter bedraagt;

  • -

    de inhoud maximaal 750 m³ bedraagt.

    4.In het achtertuingebied mag een bijbehorend bouwwerk worden opgericht, mits:

  • -

    de goothoogte ten hoogste 3 meter bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 m;

  • -

    de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw -2 m bedraagt, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 meter;

  • -

    de gezamenlijke oppervlakte aan alle bijbehorende bouwwerken ten hoogste 100 m² bedraagt of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien die meer dan 100 m2 bedraagt, met dien verstande dat vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m² van de bestaande oppervlakte mag betreffen;

  • -

    er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen en gebruikers van omliggende gronden mag de gezamenlijke oppervlakte aan alle bijbehorende bouwwerken ten hoogste 150 m² bedragen;

  • -

    de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw ten hoogste 25 meter bedraagt.

Artikel 6 Bijbehorend bouwwerk bij niet-woningen binnen en buiten de bebouwde kom

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.

Artikel 7 Een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:

1.Voor gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water-, of luchtverkeer, mits:

  • -

    de hoogte ten hoogste 3,5 meter bedraagt, en;

  • -

    de inhoud maximaal 60 m³ bedraagt.

Artikel 8 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:

  • 1.

    Erf- en terreinafscheidingen, mits:

    • -

      deze vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd de hoogte ten hoogste 1 meter bedraagt;

    • -

      in overige gevallen de hoogte ten hoogste 2 meter bedraagt;

  • 2.

    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij een woning in het achtertuingebied bedraagt de hoogte ten hoogste 3 meter;

  • 3.

    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor wat betreft straatmeubilair, zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties e.d. bedraagt de hoogte ten hoogste 10 meter.

Artikel 9 Bijbehorend bouwwerk bij niet-woningen binnen de bebouwde kom in combinatie met een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

én

zijn ten behoeve van horecaterrassen de volgende beleidsregels vastgesteld:

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing daar waar in een bestemmingsplan een horecaterras is toegestaan;

  • 2.

    De vergunningsplichtige bouwwerken op een gevelterras dienen afgestemd te zijn op de stedenbouwkundige situatie, het straatprofiel ter plaatse en het aanwezige (bestrate) voorgebied;

  • 3.

    Omgevingsvergunningplichtige eilandterrassen zijn niet toegestaan;

  • 4.

    Een omgevingsvergunningplichtig gevelterras is niet breder dan de breedte van het horecapand waar het bij hoort. Bij een hoekpand mag het terras de gehele hoek omvatten;

  • 5.

    Een terras moet aan de voorzijde open zijn, een terras mag dicht zijn van 1 september tot uiterlijk 1 mei, mits voorzien van makkelijk demontabele zij- en/of voorwanden;

  • 6.

    De maximale hoogte van een overkapping wordt bepaald door het begin van de gevelopening van de 1e verdieping van het achterliggende pand of, indien er geen 1e verdieping aanwezig is, door de dakgoot van de begane grond;

  • 7.

    De maximale hoogte van parasols is 4 meter;

  • 8.

    Een terras heeft een maximale diepte van 4 meter, tenzij op de bij de beleidsregels behorende kaarten “Maatvoering bouwwerken terrassen Kerkstraat”, “Maatvoering bouwwerken terrassen Koornmarkt” of “Maatvoering bouwwerken terrassen Prinses Catharina Amaliaplein” een andere maat is aangegeven en mits de omstandigheden ter plekke, zoals evenementen en bomen dit toelaten;

  • 9.

    Gebruik van vlonders is niet toegestaan;

  • 10.

    Terrassen die al aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels mogen gedurende twee jaar na inwerkingtreding van deze beleidsregels blijven bestaan. Na deze periode moeten de terrassen voldoen aan de hierboven genoemde beleidsregels.

Artikel 10 Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw en bouwdeel van ondergeschikte aard

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.

Artikel 11 Antenne-installatie

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:

  • -

    de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik, en;

  • -

    de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik;

bij de planologische gebruiksactiviteit kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de situering en maatvoering ten einde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

Artikel 12 Installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.

Artikel 13 Installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:

  • -

    de installatie dient landschappelijk te worden ingepast;

  • -

    gebouwen ten behoeve van de installatie dienen binnen het bouwvlak (zoals in het bestemmingsplan is aangegeven) te worden gebouwd;

  • -

    ter voorkoming van een onevenredige verkeersaantrekkende werking worden bij de planologische gebruiksactiviteit voorschriften verbonden waarin is opgenomen in welke mate biomassa van derden mag worden verwerkt en in welke mate het digestaat mag worden geleverd aan derden;

  • -

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  • -

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 14 Het gebruik van gronden voor herinrichting van openbaar gebied

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.

Artikel 15 Een wijziging in het gebruik van bouwwerken

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn de volgende beleidsregels vastgesteld:

  • 1.

    voor een wijziging in het gebruik van ruimten van de woning en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, mits:

    • -

      de woonfunctie behouden blijft;

    • -

      het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken beperkt blijft tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

    • -

      het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken niet bestaat uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;

    • -

      er een directe relatie bestaat tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep of bedrijf en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;

    • -

      de uitoefening van het aan huis verbonden beroep of bedrijf (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan de beleving van de woonomgeving;

    • -

      de uitoefening van het aan huis verbonden beroep of bedrijf er niet toe leidt dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;

    • -

      de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    • -

      er geen blijvende onevenredige afbreuk gedaan wordt aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;

    • -

      er geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

  • 2.

    voor een wijziging in het gebruik van de woning/agrarische bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een Bed&Breakfast accommodatie, mits:

    • -

      de activiteit een ondergeschikt medegebruik van de woning/agrarische bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken betreft en beperkt blijft tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning/agrarische bedrijfswoning en alle bijbehorende bouwwerken;

    • -

      de activiteit uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m² per kamer bestaat, exclusief de sanitaire voorzieningen;

    • -

      er maximaal één gemeenschappelijke huiskamer is van maximaal 30m²;

    • -

      de activiteit in de bestaande woning/agrarische bedrijfswoning of in de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend;

    • -

      de activiteit niet plaatsvindt in een vrijstaand bedrijfsgebouw;

    • -

      Bed&Breakfast-kamers niet als zelfstandige wooneenheid functioneert. Een keuken/kookvoorziening is niet toegestaan;

    • -

      er een directe relatie bestaat tussen de activiteit en de (hoofd)bewoner(s) van de woning/agrarische bedrijfswoning;

    • -

      de uitoefening van de activiteit (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan de beleving van de (woon)omgeving;

    • -

      er sprake is van een verkeersveilige ontsluiting en bereikbaarheid;

    • -

      bij het parkeren in het centrum en de schil eromheen (blauwe zone) wordt voldaan aan de beleidsregels, zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan gemeente Almelo 2012. Bij het parkeren in de schil (blauwe zone) en rest bebouwde kom geldt het maximale parkeerkencijfer voor een woning én een hotel met een vergelijkbaar aantal sterren (ASVV, CROW 2012). Het parkeren dient in principe op eigen terrein plaats te vinden en mag in de rest bebouwde kom en de schil (blauwe zone) leiden tot een maximale toename van 1 auto in de openbare ruimte.

Artikel 16 Het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.

Artikel 17 Ander gebruik van gronden of bouwwerken voor ten hoogste 10 jaar

Voor de planologische gebruiksactiviteit ten behoeve van

zijn GÉÉN beleidsregels vastgesteld. Per verzoek zal een afweging worden gemaakt.

Artikel 18 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders blijven bevoegd om af te wijken van de regeling wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 19 Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 20 Titel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregels gemeente Almelo voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2015)”.

 

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo

De burgemeester, de secretaris,

Bijlage wetteksten (geldend per 1 januari 2015)

Wettekst artikel 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

·Artikel 2.12

  • o

    1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

    • §

      a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

      • §

        1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,

      • §

        2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of

      • §

        3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;

    • §

      b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;

    • §

      c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;

    • §

      d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking.

  • o

    2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.

    Wettekst artikel 2.7 Besluit omgevingsrecht (Planologische gebruiksactiviteiten)

    Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.

    Wettekst artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht

    ·Hoofdstuk IV. Categorieën gevallen waarin voor planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet kan worden verleend

    Artikel 4

    Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

    • o

      1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • §

        a. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

      • §

        b. de oppervlakte niet meer dan 150 m2;

    • o

      2. een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • §

        a. niet hoger dan 5 m, en

      • §

        b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

    • o

      3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • §

        a. niet hoger dan 10 m, en

      • §

        b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

    • o

      4. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw dan wel de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard;

    • o

      5. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m;

    • o

      6. een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998;

    • o

      7. een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;

    • o

      8. het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied;

    • o

      9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers;

    • o

      10. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • §

        a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

      • §

        b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,

      • §

        c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

      • §

        d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was;

    • o

      11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

Toelichting

Algemeen:

Aanleiding

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) in werking getreden. De planologische afwijkingsmogelijkheden staan in de Wabo beschreven.

Op 19 oktober 2010 heeft het college de “Beleidsregels voor de toepassing van planologische gebruiksactiviteiten op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht” vastgesteld. Op 10 september 2013 zijn deze beleidsregels aangevuld met beleidsregels voor Bed & Breakfast.

Actualisering beleidsregels

Op 1 november 2014 heeft er een wijziging van het Besluit omgevingsrecht plaatsgevonden. In artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht zijn wijzigingen doorgevoerd welke vertaald zijn naar deze beleidsregels. Door deze actualisatie kunnen de beleidsregels welke zijn vastgesteld op 19 oktober 2010 en 10 september 2013 worden ingetrokken. Hetzelfde geldt voor de beleidsregels die nog van toepassing waren voor aanvragen van vóór 1 oktober 2010 ontvangen zijn. De “Beleidsregels gemeente Almelo voor de toepassing van ontheffingen op grond van artikel 3.23 Wro” worden niet meer toegepast en kunnen dus worden ingetrokken.

Aanvulling beleidsregels

Voor de horecaterrassen in de binnenstad wordt het wenselijk geacht dat hiervoor beleidsregels worden vastgesteld. Hiervoor is een nieuw artikel aan de beleidsregels toegevoegd. Bij de artikelsgewijze (artikel 9) toelichting wordt hier uitgebreid aandacht aan geschonken.

Procedure beleidsregels

In artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) is opgenomen dat beleidsregels kunnen worden vastgesteld ten behoeve van een aan het bestuur toekomende bevoegdheid. Ten aanzien van de in artikel 2.12 Wabo opgenomen planologische afwijkingsmogelijkheden zijn burgemeester en wethouders bevoegd maar niet wettelijk verplicht tot het vaststellen van beleidsregels.

Op grond van de Inspraakverordening voor de gemeente Almelo kunnen burgemeester en wethouders besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het gaat hier om enerzijds een aanpassing van gemeentelijk beleid aan veranderde wetgeving. Er is daar geen sprake van een beleidsverandering. Daarom is inspraak niet zinvol. Anderzijds is er sprake van een nieuw artikel met betrekking tot de horecaterrassen. Dit beleid is in nauwe samenspraak met de horeca opgesteld en ook besproken met andere belanghebbenden in het gebied. Gelet hierop is inspraak ook niet meer zinvol. Dit betekent dat het voornemen tot deze aanpassing wordt gepubliceerd maar dat geen inspraak mogelijk is tegen deze beleidsregels. Vanzelfsprekend zijn bezwaar en beroep mogelijk bij toepassing van deze beleidsregels bij een concreet geval.

In artikel 4:82 Awb is bepaald dat ter motivering van een afzonderlijk besluit kan worden verwezen naar de beleidsregels. Dit vereist wel dat de beleidsregels duidelijk (o.a. artikelsgewijze opbouw) en gemotiveerd (de toelichting) zijn.

In de beleidregels is een inherente afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Dit betekent dat indien het conform de beleidsregel handelen een onevenredig nadeel voor de belanghebbende oplevert van de beleidsregel kan worden afgeweken. De Awb schrijft deze mogelijkheid tot afwijken overigens ook al voor (4:84 Awb).

Procedure artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º Wabo

De Wabo onderscheidt twee procedures: de reguliere en de uitgebreide.

Regel bij het bepalen van de te volgen procedure (regulier of uitgebreid) is dat de reguliere procedure wordt gevolgd, tenzij anders is bepaald. In artikel 3.10 Wabo staat expliciet aangegeven wanneer de uitgebreide procedure moet worden gevolgd.

Een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, en waarbij slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, wordt niet genoemd in artikel 3.10 Wabo, wat inhoud dat deze planologische afwijkingsmogelijkheid onder de reguliere procedure valt. Een reguliere procedure voor een omgevingsvergunning moet binnen 8 weken (eventueel plus een verlenging van 6 weken) worden doorlopen. Als de wettelijke termijn wordt overschreden, dan ontstaat er een van rechtswege verleende vergunning. Op het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en de planologische afwijkingsmogelijkheid is de bezwaar- en beroepsprocedure (ex de hoofdstukken 6, 7 en 8 Awb) van toepassing.

Artikelsgewijs:

Artikel 1

In artikel 1 is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij recente bestemmingsplannen.

Voorts zijn een aantal begrippen overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht. Tenslotte is het begrip “achtertuingebied” opgenomen als tegenhanger van het begrip “achtererfgebied” uit het Besluit omgevingsrecht. Dit om de realisatie van een bijbehorend bouwwerk mogelijk te maken in de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant.

Artikel 2

In artikel 2 is eveneens zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij recente bestemmingsplannen en de SVBP 2012. De begripsbepalingen en de wijze van meten zijn opgenomen in deze beleidsregels om te komen tot uniforme bouw- en gebruiksmogelijkheden. Echter als maten of percentages niet genoemd worden in deze beleidsregels wordt zowel bij de begripsbepalingen als wijze van meten verwezen naar voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Zo wordt voorkomen dat er leemtes in deze beleidsregels kunnen ontstaan.

Artikel 3

Dit artikel verwoordt een aantal randvoorwaarden waaraan een aanvraag voor planologische gebruiksactiviteiten dient te voldoen.

Artikel 4,5 en 8

De bouwmogelijkheden voor woningen zijn gebaseerd op de bouwmogelijkheden in recente bestemmingsplannen. Immers het gewenste beleid ten aanzien van bouwmogelijkheden is vastgelegd in de voorschriften c.q. regels van die bestemmingsplannen.

Verder verdient het onderscheid tussen het bouwen binnen en buiten de bebouwde kom aandacht. In het Besluit omgevingsrecht zit dit onderscheid. De bouwmogelijkheden bij woningen binnen en buiten de bebouwde kom zijn daarom in aparte artikelen (4 en 5) behandeld.

Artikel 6

Dit artikel verwoordt de mogelijkheden voor een afwijking ten behoeve van een bijbehorend bouwwerk bij niet-woningen. De reikwijdte van het begrip is groot. Het kan gaan om bijbehorende bouwwerken bij onder andere scholen, maatschappelijke instellingen en (agrarische) bedrijven, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

Vanwege deze diversiteit aan bestemmingen is het niet mogelijk eenduidige beleidsregels op te stellen die aan de ene kant voldoende bebouwingsmogelijkheden bieden maar aan de andere kant waarborgen dat er geen onwenselijke situaties gaan ontstaan. Daarom is er voor gekozen om per verzoek een afweging te maken en geen specifieke beleidsregels vast te stellen.

Artikel 7,8 en 11

In artikel 7,8 en 11 is aansluiting gezocht bij de in de recente bestemmingsplannen opgenomen van bij het plan aangegeven regels waar van kan worden afgeweken.

Artikel 9

Algemeen

Dit artikel maakt een afwijking mogelijk voor zowel bijbehorende bouwwerken (in de vorm van overkappingen) als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op horecaterrassen mogelijk. Daarnaast gelden voor deze bouwwerken ook welstandseisen die zijn vastgesteld door de gemeenteraad.

Benadrukt wordt dat de beleidsregels zich niet uitspreken over niet-vergunningplichtige bouwwerken zoals losse tafels en stoelen.

Toelichting per lid

Lid 1:

In de bestemmingsplannen die gelden voor de binnenstad (zie www.ruimtelijkeplannen.nl) zijn binnen een specifieke verkeersbestemming horecaterrassen toegestaan. Hiermee is het gebruik geregeld. In de bestemmingsplannen zijn echter geen bouwregels opgenomen. Deze beleidsregels geven daar inhoud aan.

Lid 2:

Dit lid geeft een aantal randvoorwaarden waaraan een aanvraag voor planologische gebruiksactiviteiten voor horecaterrassen dient te voldoen. De stedenbouwkundige situatie is dusdanig divers dat het onmogelijk is om een voor alle situaties het geldende stedenbouwkundig beeld weer te geven. Voorts zijn hulpverleningsroutes en laad- en losroutes aspecten die om nadere afstemming vragen alsmede de inrichting van de openbare ruimte (bomen, kabels en leidingen etc.), de weekmarkt en evenementen.

De formulering biedt ruimte voor de horeca ondernemers om met de gemeente in gesprek te gaan om zo tot een breed gedragen oplossing te komen voor het pand waar het om gaat.

Lid 3:

Vergunningplichtige bouwwerken op een eilandterras worden als niet wenselijk beschouwd omdat dit de ruimtelijke kwaliteit niet ten goede komt.

Lid 4:

Vergunningplichtige bouwwerken op een horecaterras mogen niet breder zijn dan de gevel van het horecapand. Dit om te voorkomen dat een naastgelegen pand de negatieve gevolgen (zoals bereikbaarheid en beperkt zicht) hiervan ondervindt.

Lid 5:

Om in de zomermaanden te bewerkstelligen dat het terras een transparante aanblik heeft, is het een voorwaarde dat een terras aan de voorzijde open is. Een afscheiding tot 1 meter is wel toegestaan. Dit kan uit veiligheidsoverwegingen op diverse plaatsen wenselijk zijn (men kan dan bijvoorbeeld niet zo maar met glaswerk van het terras af).

Het terras is gesitueerd in de openbare ruimte. In situaties kan het nodig zijn dat het terras tijdelijk ontruimd te worden bijvoorbeeld voor een evenement. Het is om die reden noodzakelijk dat de zij- en/of voorwanden makkelijk demontabel zijn. Aan de te verlenen omgevingsvergunning wordt ook de voorwaarde verbonden dat het terras op eerste aanzegging verwijderd moet worden.

Lid 6, 7 en 9:

Deze leden behoeven geen nadere uiteenzetting.

Lid 8:

De diepte van een terras is standaard op 4 meter gesteld, hierdoor is een opstelling met 2 rijen tafels en stoelen mogelijk. Dit wil niet zeggen dat deze maat ook overal tot de mogelijkheden behoort. Zo zijn er belemmerende elementen die een dergelijke maat voorkomen zoals een boom of een hulpverleningsroute. Zo moet op een hulpverleningsroute een minimale doorgangsbreedte van 3,50 meter gegarandeerd zijn. Op diverse plaatsen behoort een grotere maat dan 4 meter tot de mogelijkheden. Die plaatsen zijn op een drietal kaarten aangeven, die kaarten maken onderdeel uit van de beleidsregels.

Lid 10:

In de loop der tijd zijn op diverse plekken vergunningplichtige bouwwerken ontstaan. Door het ontbreken van een toetsingskader is formeel niet opgetreden, dan wel in de sfeer van vergunningverlening dan wel in de handhavingssfeer. Door het vaststellen van deze beleidsregels en een welstandskader is het toetsingskader nu voorhanden. Er moet echter wel een redelijke termijn worden gegund om te kunnen voldoen aan dit kader. De overgangsregeling is om die reden op twee jaar gesteld.

Artikel 10

Dit artikel maakt een afwijking ten behoeve van een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw mogelijk. Omdat dakkapellen vrijwel nooit in strijd zijn met het bestemmingsplan zal naar verwachting vrijwel geen gebruik worden gemaakt van dit artikel. Een dakopbouw kan, vanwege toename van de hoogte van het gebouw, wel in strijd zijn met de bouwvoorschriften uit het bestemmingsplan. Dit komt echter zelden voor.

In de wijze van meten (artikel 2) is al opgenomen dat bouwdelen van ondergeschikte aard niet mee tellen. Aanvullende beleidsregels worden hier niet zinvol geacht.

Om deze reden is gekozen om per verzoek een afweging te maken en geen aanvullende beleidsregels vast te stellen.

Artikel 12

In de gemeente Almelo zijn geen glastuinbouwbedrijven aanwezig. Om deze reden is gekozen om, indien er sprake van is, per verzoek een afweging te maken en geen aanvullende beleidsregels vast te stellen.

Artikel 13

De bouwmogelijkheden voor een installatie voor het opwekken van duurzame energie is gebaseerd op het bestemmingsplan “Buitengebied Almelo”.

Artikel 14

Dit artikel verwoord de mogelijkheden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied. Het kan bijvoorbeeld gaan om het toevoegen van een aantal parkeerplaatsen in een groenstrook, het verleggen van trottoirs of het aanbrengen van groenvoorzieningen.

Dit onderdeel is met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht van 1 november 2014 geïntroduceerd.

De reikwijdte van het begrip kan groot zijn, hierdoor is het niet mogelijk eenduidige beleidsregels op te stellen die aan de ene kant voldoende mogelijkheden biedt en aan de andere kant waarborgt dat er geen onwenselijke situaties ontstaan. Daarom is er voor gekozen om per verzoek een afweging te maken en geen specifieke beleidsregels vast te stellen.

Artikel 15

Dit artikel maakt een afwijking van het plan ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mogelijk alsmede voor Bed & Breakfast. Ten aanzien van andere wijzigingen in gebruik van opstallen zal per verzoek een afweging moeten worden gemaakt. Omdat hier een scala aan mogelijkheden gelden bijvoorbeeld ook het ombouwen van een kantoorpand naar woningen. De reikwijdte is te groot om eenduidige algemene beleidsregels op te stellen. Opgemerkt wordt hierbij dat voor kinderopvang separate beleidsregels gelden, namelijk de “Ruimtelijke beleidsregels voor de huisvesting van kinderopvang”.

Artikel 16

In de gemeente Almelo zijn slechts een aantal recreatiewoningen aanwezig. Een aanvraag om afwijking van het plan zal dan ook naar alle waarschijnlijkheid niet of sporadisch voorkomen. Om deze reden is gekozen om per verzoek een afweging te maken en geen aanvullende beleidsregels vast te stellen.

Artikel 17

Dit onderdeel is met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht van 1 november 2014 geïntroduceerd.

Het feit dat het hier gaat om ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de overige artikelen, houdt in dat voor een omgevingsvergunning voor een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan voor gebruik dat wél is genoemd in een van die artikelen, het desbetreffende artikel en niet dit artikel, de grondslag voor vergunningverlening dient te zijn.

Er is bij dit artikel sprake van een soort “restartikel”. Op voorhand valt niet in te schatten waar de aanvragen betrekking op zullen hebben. Daarom is er voor gekozen om per verzoek een afweging te maken en geen specifieke beleidsregels vast te stellen.

Artikel 18

In de beleidsregels is een inherente afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Dit betekent dat indien ‘het conform de beleidsregel handelen’ een onevenredig nadeel voor de belanghebbende oplevert van de beleidsregel kan worden afgeweken. De Awb schrijft deze mogelijkheid tot afwijken overigens ook al voor.

Artikel 19

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de beleidsregels.

Artikel 20

Ter motivering van een afzonderlijke aanvraag kan, voor zover de aanvraag conform de voorwaarden en de aanvullende beleidsregels is, worden verwezen naar de beleidsregels.