Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels persoonsgebonden budget in de Wmo 2015 en de Jeugdwet |
Citeertitel | Beleidsregels persoonsgebonden budget in de Wmo 2015 en de Jeugdwet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Persoonsgebonden budget (Pgb) |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2014 | 14-02-2019 | Nieuwe regeling | 19-11-2014 Gemeenteblad 2014, 84041 | 2014/245143 |
Beleidsregels persoonsgebonden budget in de Wmo 2015 en de Jeugdwet
Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaanstad 2015, artikel 12 lid 3 en de Verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2015, artikel 14 lid 4.
In de verordeningen en in de toelichting daarop zijn de kaders van de wet uitgewerkt. Op onderdelen is het nodig om nadere regels te stellen. De gemeente streeft ernaar de professional zo veel mogelijk ruimte te geven om maatwerk te leveren en zo min mogelijk regels vooraf te stellen.
In de Jeugdwet en het wetsvoorstel Wmo 2015 staat over het persoonsgebonden budget (hierna te noemen “pgb”):
Als een cliënt (dan wel zijn ouders in geval van een jeugdige) dit wenst, verstrekt het college een pgb dat hem in staat stelt ondersteuning die tot de individuele voorziening (Jeugd) dan wel maatwerkvoorziening (Wmo) 1 behoort van derden te betrekken.
Een pgb wordt verstrekt als een cliënt aan drie voorwaarden voldoet:
Beide wetten geven ruimte aan gemeenten om een pgb te weigeren als de cliënt dan wel een jeugdige of zijn ouders niet voldoet aan de aan het pgb verbonden, hierboven genoemde voorwaarden.
De hoogte van het pgb is gebaseerd op de voorziening in natura waarvoor een indicatie bestaat. Als een aanvrager met het pgb een voorziening wil bekostigen die duurder is dan de natura voorziening, dan kan de gemeente het pgb weigeren of het deel dat de prijs van de natura voorziening overstijgt voor rekening van de aanvrager laten.
Beide wetten zeggen niets over minimale of maximale duur van een pgb in periode of aantal uren per week. 1
Zowel in de Jeugdwet (voor iedereen) als de Wmo (voor voormalige AWBZ-cliënten) is een overgangsperiode van één jaar opgenomen waardoor cliënten in 2015 nog steeds kunnen beschikken over de ondersteuning die hen op grond van de AWBZ, Zorgverzekeringswet of Wet op de Jeugdzorg al was toegekend. Dit overgangsrecht geldt ook voor cliënten die zelf ondersteuning organiseren via een pgb. Einddatum is 31 december 2015 of zoveel eerder als de indicatie afloopt. Voor de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen geldt vijf jaar overgangsrecht.
Voor de uitbetaling wordt per 1 januari 2015 een zogenoemd trekkingsrechtmodel gehanteerd. Hierbij krijgen pgb houders geen geld meer op de eigen rekening gestort, maar wordt op factuurbasis uitbetaald aan de door de Pgb-houder gecontracteerde zorgverlener. Hiervoor moeten de gemeenten de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inschakelen.
Artikel 2: Gebruik en inzet van het pgb
De tarieven zijn afgeleid van de bedragen die voor de verstrekkingen in natura zijn afgesproken. Voor dienstverlening betekent dit dat er een hulpverlener van betaald moet worden conform het minimum loon, dat er zo nodig werkgeverslasten uit betaald moeten kunnen worden. De kosten die uit het pgb betaald moeten worden zijn:
Artikel 3: Passendheid en kwaliteit
Indien de budgethouder een verlenging wil van het pgb of een gewijzigde aanvraag wil doen komt de budgethouder in de maand voorafgaand aan het verstrijken van de indicatieduur bij het wijkteam of jeugdteam langs en kan getoetst worden of de ondersteuning het gewenste resultaat heeft gehad, de kwaliteit voldoende was of bijsturing nodig is en of er een nieuwe beschikking afgegeven kan worden. Bij de toetsing is het ondersteuningsplan/budgetplan leidend.
Artikel 5: Pgb voor voorzieningen Jeugdwet
Zowel in de Jeugdwet als in de Wmo 2015 blijft het persoonsgebonden budget beschikbaar voor cliënten. De gemeente verstrekt al pgb’s voor huishoudelijke hulp en voorzieningen. Daar komt nu begeleiding en beschermd wonen uit de AWBZ en onderdelen uit de Jeugdwet bij. De inzet is om het pgb-beleid voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet inhoudelijk zo veel mogelijk hetzelfde te laten zijn.
Het pgb is een instrument dat goed bij de Wmo en de Jeugdwet past omdat het burgers een eigen verantwoordelijkheid geeft bij het organiseren van hun eigen leven.
Het pgb betekent voor de burger:
De eigen keuzes en eigen regie zijn belangrijke voordelen van het pgb ten opzichte van zorg in natura.
De Gemeente Zaanstad wil mensen die dit graag willen de eigen verantwoordelijkheid en vrijheid geven om persoonlijke invulling te geven aan de benodigde voorziening. Mensen die daartoe in staat zijn krijgen de ruimte zelf een voorziening te regelen.
Een grote verandering voor alle pgb-houders is dat het budget wordt verstrekt via het trekkingsrecht; de budgethouder krijgt het budget niet meer op zijn of haar rekening maar kan via de SVB de gemaakte kosten declareren.
Het pgb is in principe beschikbaar voor iedereen die in aanmerking komt voor ondersteuning uit de Jeugdwet of de Wmo 2015. Wel is belangrijk dat mensen een bewuste keuze maken voor het pgb omdat het pgb ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt.
Er kunnen situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is.In deze situaties kan het pgb worden geweigerd. Wanneer een aanvrager met bovenstaande problematiek een zaakwaarnemer of vertegenwoordiger heeft, hoeft het beheer van het pgb geen probleem te zijn en kan het pgb wel worden toegekend.
De situaties waarbij het verstrekken van een pgb niet gewenst is, zijn:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief.
Als uit het onderzoek blijkt dat dat de aanvragen door een van bovenstaande problemen niet kan omgaan met het pgb en geen zaakwaarnemer of vertegenwoordiger heeft, dan wordt het pgb niet verstrekt
Artikel 2: Gebruik en inzet van het pgb
Voorafgaand aan de verstrekking van het pbg doet de gemeente onderzoek. De gemeente stelt de voorwaarde dat de cliënt een Persoonlijk Budgetplan indient, waarin staat opgenomen:
Bij een pgb invulling vanuit het sociale netwerk wordt dit uitgebreid met:
De gemeente beoordeelt het plan op haalbaarheid en stemt indien nodig de termijn van de pgb af op eventuele risico’s ten aanzien van het te behalen resultaat, verkeerd gebruik.
Een cliënt die met een pgb de ondersteuning zelf organiseert kan deze ondersteuning afnemen bij een niet professionele hulpverlener (bijvoorbeeld een familielid of bekende of iemand anders uit het sociale netwerk of een professional zoals een zelfstandig werkende hulp of een aanbieder. Het is toegestaan dat budgethouders samen ondersteuning inkopen met het pgb. Het zorgdoel, de aanvraag, afhandeling en verantwoording blijft wel individueel.
De budgethouder legt in het budgetplan vast waar hij de ondersteuning inkoopt, hoe de ondersteuning bijdraagt aan de gestelde resultaten en borgt dat het pgb toereikend is om effectieve en kwalitatieve ondersteuning in te kopen.
Omdat het resultaat en de kwaliteit leidend is, wordt er binnen de Verordening Wmo 2015 geen onderscheid gemaakt tussen formele en informele zorg. Hierbij is een kwalitatieve toets vooraf nodig om te kunnen beoordelen of de informele zorg de gebruikelijke zorg duidelijk overstijgt en de ingekochte ondersteuning ook daadwerkelijk het gewenste resultaat kan bereiken.
Een budgethouder betaalt ondersteuning uit zijn budget. In de Wmo had de gemeente deze lijn al ingezet en was het verantwoordingsvrije bedrag niet meer mogelijk. Ook is de feestdagen uitkering niet mogelijk.
Voor de Verordening Jeugdhulp geldt dat het onderscheid tussen professionele en niet-professionele hulp wel wordt gemaakt. Voor jeugdigden wordt vaak in de ondersteuning een combinatie gemaakt van professionele en niet-professionele ondersteuning. Daar geldt nu een verschillend tarief voor en deze huidige praktijk wordt in 2015 voortgezet.
Artikel 3: Passendheid en kwaliteit
Na een bepaalde periode wil de gemeente inhoudelijk toetsen of de ondersteuning nog steeds goed aansluit en of de resultaten worden gehaald. Dit kan worden vorm gegeven door een bepaalde duur aan de beschikking mee te geven. De termijn van een beschikking voor een pgb voor dienstverlening wordt daarom voor maximaal één jaar afgegeven. Indien de budgethouder een verlenging wil van het pgb of een gewijzigde aanvraag wil doen, dan komt de budgethouder weer bij de Jeugdteams of Sociale Wijkteams langs en kan getoetst worden of de ondersteuning het gewenste resultaat heeft gehad, de kwaliteit voldoende was of bijsturing nodig is en of er een nieuwe beschikking afgegeven kan worden. Bij de toetsing is het ondersteuningsplan/budgetplan leidend. Mocht blijken dat de budgethouder een langere, stabiele ondersteuingsvraag heeft en zijn budget op de juiste wijze inzet, kan een beschikking voor 2 jaar worden afgegeven.
In eerste instantie gelden de kwaliteitscriteria die zowel in de Wmo 2015 als in de Jeugdwet zijn opgenomen. Mocht het nodig zijn, kunnen deze kwaliteitscriteria aangevuld of verder uitgewerkt worden in lokaal kwaliteitsbeleid.
Een cliënt kan voor de meeste maatwerkvoorzieningen in de Wmo een pgb ontvangen. Ondersteuning in de vorm van een pgb is niet mogelijk voor algemene voorliggende voorzieningen die in de wijk of stad, mogelijk zijn en voor cliëntondersteuning.
Voor het AOV is geen Pgb mogelijk omdat dit collectief systeem is waarvan de efficiency voordelen zouden wegvallen als burgers hier apart een pgb voor zouden krijgen.
Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang zijn wel maatwerkvoorzieningen maar een Pgb hiervoor is niet mogelijk door de aard van de opvang. Dit zelfde geldt voor spoedhulp, die immers zonder onderzoek zoals beschreven in artikel 5 van de Verordening wordt geleverd.
In de Jeugdwet opgenomen dat geen Pgb verstrekt hoeft te worden als het gaat om een
Ook geldt dat de doorlopende administratiekosten die de budgethouder bij derden heeft belegd komen niet voor vergoeding uit het Pgb in aanmerking komen. De Pgb-administratie doet een budgethouder zelf of een vertegenwoordiger doet dit zonder hiervoor geld uit het Pgb te ontvangen. Met de invoering van het trekkingsrecht worden de administratieve lasten beperkt. Daarnaast is gratis ondersteuning via de SVB beschikbaar.
Een budgethouder komt in principe alleen in aanmerking voor een Pgb als hij zelf (of een
vertegenwoordiger) op verantwoorde wijze regie kan voeren. Een budgethouder kan daarom niet met het Pgb de coördinatie-taak inkopen, deze rol vervult de budgethouder immers zelf of is belegd bij een vertegenwoordiger. Dit past in de lijn dat vergoeding van de bemiddelingstaak wettelijk van het Pgb is uitgesloten.
de cliënt of zijn vertegenwoordiger niet in staat is op verantwoorde wijze uitvoering te geven aan het Pgb, dan zal de gemeente een coördinator (ZIN) aanwijzen. Of (al dan niet) tijdelijk toestaan dat een Pgb-bureau voor ondersteuning mag worden ingeschakeld. Op deze wijze kan een cliënt die niet in voldoende mate regie kan voeren toch passende ondersteuning in de vorm van een Pgb ontvangen. Er vindt daarbij in ieder geval functiescheiding plaats tussen coördinatortaken en het bieden van daadwerkelijke hulp. Het Pgb-bureau moet voldoen aan het daarvoor geldende Keurmerk.
Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden ingezet is er geen tijd om een plan op te stellen, de hoogte van het pgb te bepalen en een zorgovereenkomst te sluiten met een hulpverlener/organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een pgb te ontvangen.
De opvang van een kind door een pleegouder, is uitgesloten van het pgb. Voor deze zorg kan namelijk een pleegzorgvergoeding worden ontvangen. Dit is een onkostenvergoeding dat niet als inkomen wordt gezien en verschilt daarmee van het pgb. Via de organisatie pleegzorg is kwaliteit en begeleiding van het pleeggezin geborgd. Voor de zorg die een kind extra nodig heeft kan een (pleegzorg)ouder wel een pgb ontvangen.
Bij zwaardere ondersteuningsvormen, zoals (dag)behandeling en ambulante specialistische jeugdhulp zal goed gekeken worden naar of een cliënt regiemogelijkheden heeft en of de beoogde ondersteuning aansluit op de benodigde kwaliteit en de te behalen resultaten. Bij twijfels zal geen pgb voor deze zorgvormen worden toegekend.
Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen professionele en niet-professionele hulp en daarvoor geldt een lager standaard tarief van maximaal 20 euro per uur. Dit is hetzelfde als nu onder de AWBZ het geval is.
Het verschil wordt bepaald door:
wie ze zorg verlenen. AGB code. Het AGB (voluit Algemeen Gegevens Beheer) is een uniek identificerende registratie van zorgaanbiedergegevens ter ondersteuning van de verschillende processen in de zorg, waaronder het elektronische declaratie- en communicatieverkeer tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar, zorginkoop en het 'gidsen' van verzekerden naar de juiste zorg. Een zorgaanbieder kan een zorgverlener, onderneming of vestiging zijn.