Organisatie | Ermelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Meerinzicht |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Meerinzicht |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Gemeenschappelijke regeling Meerinzicht.
Hoofdstuk 13 bevat overgangsbepalingen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 12-08-2016 | art. 10 | 16-12-2014 Ermelo's Weekblad, 24-12-2014 | Onbekend. | |
01-01-2015 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 16-12-2014 Ermelo's Weekblad, 24-12-2014 | Onbekend. |
Regeling op grond van artikel 1 Wet gemeenschappelijke regelingen[1]
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Ermelo, Harderwijk en Zeewolde, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
dat met het onderbrengen van taken op het gebied van bedrijfsvoering en op het gebied van heffing en invordering van gemeentelijke belastingen in het samenwerkingsverband Meerinzicht, bedrijfseconomische en kwaliteitsvoordelen worden gerealiseerd en de kwetsbaarheid van de individuele gemeenten wordt verminderd;
dat een aantal technische aanpassingen aan deze regeling noodzakelijk is gebleken, zoals het expliciet opnemen van de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken als bevoegdheid, het anticiperen op de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen (verwachte inwerkingtredingsdatum 1 januari 2015) en het opnemen van een bepaling met betrekking tot de financiële zekerheid (kredietwaardigheid) van Meerinzicht op verzoek van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet (waaronder artikel 232 Gemeentewet) en artikel 30, lid 8 van de Wet waardering onroerende zaken;
de verleende toestemming van de gemeenteraden van Ermelo, Harderwijk en Zeewolde als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
De Gemeenschappelijke regeling Meerinzicht, zoals ondertekend op 16 december 2013 te wijzigen, waarbij de wijziging inhoudt dat die regeling vervangen wordt door de hierna volgende regeling;
[1] De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeester van twee of meer gemeenten kunnen afzonderlijk of tezamen, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten.
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
heffingsambtenaar: een door het dagelijks bestuur op grond van artikel 232, vierde lid, sub a van de Gemeentewet en artikel 30, achtste lid van de Wet waardering onroerende zaken aangewezen ambtenaar van Meerinzicht, als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet en als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken;
ambtenaar belastingen : een door het dagelijks bestuur op grond van artikel 232, vierde lid, sub c van de Gemeentewet aangewezen ambtenaar van Meerinzicht, als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel d, van de Gemeentewet bevoegd tot de heffing of de invordering van belastingen, en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;
belastingdeurwaarder: een door het dagelijks bestuur op grond van artikel 232, vierde lid, sub d van de Gemeentewet aangewezen ambtenaar van Meerinzicht als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel e, van de Gemeentewet, dan wel een als belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet;
Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen voor zover mogelijk in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van de rijksbelasting en de belastingdeurwaarder, onderscheidenlijk het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar belastingen en de belastingdeurwaarder.
Hoofdstuk 2. Het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam
Hoofdstuk 3. Belangen, taken, bevoegdheden en bijdragen
De regeling is ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de colleges inzake de uitvoeringstaken op het gebied van de volgende taakvelden:
Zulks met inachtneming van hetgeen in of krachtens deze regeling nader is bepaald met betrekking tot de taken en bevoegdheden van het openbaar lichaam.
Ter uitvoering van de in het eerste lid opgenomen taken, die fasegewijs naar Meerinzicht overgaan, worden meerjarige dienstverleningsovereenkomsten afgesloten tussen het openbaar lichaam als dienstverlenende instantie en de deelnemers als afnemende instanties. De dienstverleningsovereenkomst bestaat uit een ‘collectief’ en ‘individueel’ deel.
Aan de bestuursorganen van het openbaar lichaam worden geen publiekrechtelijke bevoegdheden overgedragen, anders dan de bevoegdheden genoemd in artikel 17, eerste lid, aanhef en onder o,p en q. van de regeling en de bevoegdheden van de ambtenaren als bedoeld in de artikelen 21 tot en met 24 van de regeling: overige bevoegdheden worden in mandaat, dan wel op grond van een machtiging of volmacht uitgeoefend.
Colleges dragen bij aan de kosten van het goed functioneren van het openbaar lichaam en het uitoefenen van de hem opgedragen taken op basis van een afgesproken verdeelsleutel. Dit leidt tot de volgende verhouding:
De verdeelsleutel wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar of zoveel te eerder partijen met elkaar overeenkomen de kostenverdeling aan te passen.
Hoofdstuk 4. Het Algemeen bestuur
De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van het college dat hen heeft aangewezen, op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.
Hoofdstuk 5. Dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is bevoegd tot:
het besluiten namens Meerinzicht, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
De benoeming, schorsing en ontslag van personeelsleden van het openbaar lichaam als ambtenaar, dan wel volgens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, geschiedt door het dagelijks bestuur met gewone meerderheid van stemmen, met inachtneming van de door het algemeen, bestuur vastgestelde formatie.
Artikel 21 De heffingsambtenaar
De heffingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken toegekend zijn aan de inspecteur of de daarmee gelijkgestelde ambtenaar.
Artikel 22 De invorderingsambtenaar
De invorderingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen en de Gemeentewet toegekend zijn aan de ontvanger of de daarmee gelijkgestelde ambtenaar. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de invorderingsambtenaar de gemeentelijke regelgeving en het gemeentelijk beleid, waaronder de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende deelnemer in acht. De invorderingsambtenaar beslist niet tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg en hoger beroep dan nadat hij het dagelijks bestuur schriftelijk van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.
Artikel 23 De ambtenaar belastingen van Meerinzicht
De ambtenaar belastingen van Meerinzicht oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de ambtenaar belastingen van Meerinzicht de gemeentelijke regeling en het gemeentelijk beleid op dit gebied in acht.
Artikel 24 De belastingdeurwaarder
De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de belastingdeurwaarder.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de belastingdeurwaarder de gemeentelijke regelgeving en het gemeentelijk beleid op dit gebied in acht.
Hoofdstuk 9. Financiële bepalingen
De gemeenteraden vergaderen niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving over de ontwerpbegroting. Zij kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen, voorzien van zijn reactie, toe aan de ontwerpbegroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Artikel 25 leden 2, 3 en 7 van de regeling zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het dagelijks bestuur de voorlopige jaarrekening vóór 15 april van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, zendt aan de raden van de deelnemende gemeenten. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.
Hoofdstuk 11. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Het algemeen bestuur besluit binnen drie maanden na ontvangst van het besluit zoals bedoeld in het eerste lid over de voorwaarden waaronder een college kan uittreden. De uittreding gaat in op 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur het besluit zoals genoemd in het eerste lid heeft ontvangen, tenzij door het algemeen bestuur een kortere datum is bepaald.
Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding en kan aan de uittreding onder andere financiële- en personele voorwaarden verbinden. Tot deze financiële voorwaarden behoort in elk geval de bepaling, dat een uittredende college van het jaar van uittreding af aan het openbaar lichaam blijft betalen een bijdrage in de jaarlijkse (vaste) exploitatielasten, waaronder de personele kosten, van het openbaar lichaam. De bijdrage is niet meer verschuldigd, zodra het algemeen bestuur beslist, dat de uit de uittreding voortgekomen kostenstijging op voldoende wijze is gecompenseerd. De bijdrage kan gekwantificeerd worden in een eenmalige uittredingssom.
Ingeval van opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur vooraf, na overleg met de colleges en met inachtneming van artikel 27 van de regeling, een liquidatieplan vast waarin in ieder geval wordt aangegeven wat de gevolgen zijn die de beëindiging heeft voor het personeel en de wijze waarop het positieve of negatieve saldo van het openbaar lichaam over de colleges wordt verdeeld.
Hoofdstuk 12. Geschillenregeling
Gedeputeerde staten kunnen bij de beslissing van het geschil het desbetreffende bestuur opdragen een besluit te nemen, met inachtneming van het in hun beslissing bepaalde en binnen een daartoe te stellen termijn. Indien binnen de gestelde termijn het besluit niet is genomen, geschiedt dit door gedeputeerde staten.
Indien de colleges in meer dan één provincie zijn gelegen, worden de bevoegdheden van gedeputeerde staten met betrekking tot het openbaar lichaam uitgeoefend door gedeputeerde staten van de provincie, waarin de plaats van vestiging is gelegen. Gedeputeerde staten plegen hierbij overleg met gedeputeerde staten van elke andere provincie waarin de colleges zijn gelegen. Besluiten die aan gedeputeerde staten dienen te worden meegedeeld, worden tevens meegedeeld aan gedeputeerde staten van elke andere betrokken provincie.
Hoofdstuk 13. Slot- en overgangsbepalingen
Besluiten welke zijn genomen door de heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder van de deelnemende bestuursorganen, gelden als besluiten van de in artikel 17 aangewezen ambtenaren. Procedures gericht tegen deze besluiten dan wel reeds lopende procedures worden door de ambtenaren genoemd in artikel 17 van de Regeling behandeld.