Hoofdstuk 3. Voorzieningen
Artikel 4. Algemene bepalingen over voorzieningen
- 1.
Het college stelt in een plan van aanpak, na overleg met betrokkene, vast welke
voorziening wordt aangeboden. Dit plan bevat ten minste een doelstelling,
voorwaarden, bijdrage van betrokkene en een tijdspad. Indien van toepassing, wordt
hierin ook een budgetplafond bepaald.
- 2.
Het college kan een voorziening beëindigen als:
- a.
de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in
de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;
- b.
de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de
doelgroep;
- c.
de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid
aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening
genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7,
eerste lid, onderdeel a, van de wet;
- d.
naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een
snelle arbeidsinschakeling;
- e.
de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de
persoon die gebruikmaakt van de voorziening;
- f.
de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruikmaakt van
de aangeboden voorziening;
- g.
de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de
voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen
voor die voorziening.
Artikel 5. Werkervaringsplaats en proefplaatsingen
- 1.
Het college kan een persoon uit de doelgroep een werkervaringsplaats of
proefplaatsing aanbieden aan de doelgroep.
- 2.
Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring of het leren
functioneren in een arbeidsrelatie. Het doel van een proefplaatsing is het
beoordelen of een persoon voldoende competenties heeft voor een beoogde
werkplaats.
- 3.
Een werkervaringsplaats kan worden aangeboden voor maximaal drie maanden. Partijen
sluiten een schriftelijke overeenkomst. In de overeenkomst wordt in ieder geval
vastgelegd:
- a.
het doel van de werkervaringsplaats; en
- b.
- c.
de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.
- 4.
Een proefplaatsing duurt maximaal driemaanden. Voorwaarden voor het verkrijgen van
een proefplaatsing zijn:
- a.
de proefplaatsing drie maanden achtereenvolgens wordt uitgevoerd welke periode
één keer kan worden verlengd met maximaal drie maanden; en
- b.
de proefplaatsing gedurende minimaal 20 uren per week wordt verricht; en
- c.
alleen werkzaamheden worden verricht die passen binnen het doel en de opzet
van de proefplaatsing; en
- d.
aan de proefplaatsing een overeenkomst ten grondslag ligt; en
- e.
de werkgever de intentie uitspreekt om belanghebbende bij goed functioneren na
de proefplaatsing in dienst te nemen.
- 5.
Het college plaatst de persoon niet als hierdoor de concurrentieverhoudingen
onverantwoord worden beïnvloed of verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
Artikel 6. Sociale activering
- 1.
Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in
het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig
moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt
gemaakt van een voorziening.
- 2.
Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de
mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.
Artikel 7. Scholing
- 1.
Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject
aanbieden.
- 2.
Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:
- a.
Het gaat de capaciteiten van de te scholen persoon niet te boven, en
- b.
Het vergroot de kansen op de arbeidsmarkt.
- 3.
Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde
lid, onderdeel a, van de wet (jonger dan 27 jaar).
- 4.
Scholing betreft bij voorkeur een praktijkgerichte opleiding of training.
Artikel 8. Leer-werktraject
- 1.
Het college kan een persoon uit de doelgroep een leer-werktraject aanbieden als
onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.
- 2.
Het leer-werktraject heeft als doel de persoon, met behoud van uitkering,
werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied; alsmede het
leren functioneren in een arbeidsrelatie.
- 3.
Deze voorziening kan worden ingezet als door het college is vastgesteld dat de
persoon op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier
werk.
- 4.
Er wordt een individuele overeenkomst aangegaan waarin de leer en/of
uitstroomdoelen worden vastgelegd.
Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk
- 1.
Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de
doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een
zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat
van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze
persoon in dienst neemt.
- 2.
Het college maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of
zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden
mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college selecteert voor deze
beoordeling uitsluitend personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
- 3.
Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden
mogelijk te maken, zet het college de volgende ondersteunende voorzieningen in:
fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of
aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.
- 4.
Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel
plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt.
In verband hiermee overlegt het college met het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, aan de gemeente gelieerde bedrijven en andere reguliere
werkgevers.
Artikel 10. Ondersteuning bij leer-werktraject
Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien
van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze
ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen
betreft:
- a.
van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht,
bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of
- b.
van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.
Artikel 11. Persoonlijke ondersteuning
Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke
ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in
de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in
staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.
Artikel 12. No-riskpolis
- 1.
Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis als:
- a.
de werkgever voor ten minste de duur van zes maanden een arbeidsovereenkomst
aangaat met een werknemer;
- b.
de werknemer voorafgaande aan de aanvang van de arbeid behoort tot de
doelgroep;
- c.
de werknemer een structurele functionele of andere beperking heeft of de
werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in
artikel 10d van de wet ontvangt;
- d.
de werkgever geen aanspraak kan maken op de no-riskpolis van het UWV voor de
gemeentelijke doelgroep banenafspraak.
- e.
artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is, en
- f.
de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente.
- 2.
De no-riskpolis vergoedt:
- a.
het loon van de werknemer tot maximaal 120 procent van het minimumloon,
en
- b.
15 procent boven de dekking voor extra werkgeverslasten.
- 3.
Om de werkgever een no-riskpolis te kunnen verstrekken, sluit de gemeente een
verzekering af met een verzekeraar en treedt op als verzekeringnemer. De begunstigde
is de werkgever.
- 4.
Het college verstrekt de no-riskpolis tot en met 24 maanden na indiensttreding van
de werknemer bij de werkgever.
Artikel 13. Indienstnemingssubsidie
- 1.
Het college kan een indienstnemingssubsidie verstrekken aan werkgevers die met een
persoon, die behoort tot de doelgroep, een arbeidsovereenkomst sluiten, voorzover
dit gezien de afstand tot de arbeidsmarkt passend is.
- 2.
De indienstnemingssubsidie wordt uitsluitend versterkt als hierdoor de
concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing
plaats vindt.
Artikel 14. Premies
- 1.
Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een premie toekennen.
- 2.
Het college stelt nadere regels over de doelgroepen en de hoogte van de premie
vast.
Artikel 15. Overige vergoedingen
- 1.
Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het
kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:
- a.
- b.
- c.
Noodzakelijk geachte werkplekaanpassingen
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Artikel 17. Beleidsregels
Het college kan ten behoeve van uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels
vaststellen waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende
voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij
gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn
opgenomen.
Artikel 18. Innovatie
- 1.
Het college kan, als experiment in het kader van het onderzoeken en toepassen van
mogelijkheden om de participatie te bevorderen, afwijken van het bepaalde in deze
verordening.
- 2.
De duur van een experiment als bedoeld in het eerste lid is ten hoogste twee jaar.
- 3.
Indien het experiment noodzaakt tot bijstelling van deze verordening kan de
periode zoals genoemd in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van
inwerkingtreding van de bijstelling.
Artikel 19. Hardheidsclausule
- 1.
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze niet
voorziet, beslist het college.
- 2.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze
verordening, indien toepassing ervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 20. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
- 1.
De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Olst-Wijhe wordt
ingetrokken per 1 juli2015.
- 2.
Als iemand gebruik maakt van een voorziening op grond van de
Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Olst-Wijhe behoudt die
persoon deze voorziening voor de duur dat deze is verstrekt maar maximaal twaalf
maanden voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit die verordening.
- 3.
De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Olst-Wijhe blijft van
toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede
lid.
Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet
Olst-Wijhe