Organisatie | Doetinchem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening gemeente Doetinchem 2015 |
Citeertitel | Bomenverordening gemeente Doetinchem 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Bomenverordening gemeente Doetinchem 2010
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2015 | Nieuwe regeling | 28-05-2015 | Onbekend |
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, levend of afgestorven, overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 30 cm omtrek op 1,30 meter boven maaiveld;
In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, kappen, met inbegrip van verplanten, snoeien van meer dan 30% van het kroonvolume, met inbegrip van kandelaberen, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 3: Aanvraag vergunning
De omgevingsvergunning voor de activiteit kappen moet door middel van het aanvraagformulier en onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Van een besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt onverwijld kennis gegeven in een huis-aan-huisblad na verzending aan de aanvrager.
Artikel 6: Vervaltermijn vergunning
De vergunning vervalt indien daarvan niet binnen maximaal twee jaar na het onherroepelijk zijn gebruik is gemaakt.
Artikel 8: Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13, vierde lid van de Boswet.
Artikel 10: Bestrijding van iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 13: Uitzicht belemmerende beplanting
De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke voor het wegverkeer het benodigde vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het college, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
ARTIKEL 14: Afstand tot erfgrenslijn
De afstand voor het planten van een houtopstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
1.Degene, die handelt in strijd met het voorschrift als bedoeld in artikel 10, tweede, derde of vierde lid, of in artikel 12, eerste of tweede lid, wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
2.Bij de strafmaatbepaling kan rekening gehouden worden met de boomwaarde.
Met het toezicht houden op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem
in zijn vergadering van 28 mei 2015,
griffier voorzitter
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BOMENVERORDENING GEMEENTE DOETINCHEM 2015
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
a. Boom: de definitie van het begrip boom is opgenomen vanwege de discussie over wat wel en wat geen boom is. Deze discussie speelt vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora’s e.d.) doorslaggevend moeten zijn. De minimaal 30 centimeter omtrek is gekozen, omdat deze maat ook vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend geldt de minimumgrootte niet voor aanplant opgelegd in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht. Door de 30 centimeter omtrek en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van ‘boomgelijke’ struiken is van belang in stedelijke parken en op buitenplaatsen of landgoederen. Het begrip ‘afgestorven’ is opgenomen om ook dode bomen te beschermen. Hiervoor zijn verschillende redenen. De eerste reden is dat in het najaar en in de winter het moeilijk te bepalen is of een boom daadwerkelijk afgestorven is. De tweede reden is dat het op deze manier niet lonend is om ervoor te zorgen dat een levende boom afsterft, zodat er geen kapvergunning meer nodig is.
Houtopstand: opgenomen is de omschrijving ‘een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken’. Meer algemeen is hier bedoeld: ongesnoeide of slechts weinig gesnoeide, natuurlijk uitgegroeide hagen, die hoger zijn dan 3 meter. Vanwege de grote ecologische en/of landschappelijke waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming van belang. Er staat ‘begroeiing’ in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden. Evenals voor de houtwal geldt voor een (lint)begroeiing van heesters en struiken dat het om een ‘grotere’ begroeiing, dus ‘van enige omvang’ moet gaan. In ieder geval zijn de lager dan 3 meter, gesnoeide hagen in tuinen of op erven niet bedoeld.
Hakhout: de definitie van hakhout is opgenomen, omdat nog steeds binnen de gemeentegrenzen, zij het sporadisch, dergelijk hakhoutgebruik voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die een op zich te beschermen waarde vormt. Opgenomen is tevens ‘boomvormers’, ofwel opnieuw uitgelopen boomstronken, die door hun aard en omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom.
Knotten/kandelaberen: deze begripsomschrijving is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. De definitie biedt tevens de mogelijkheid om zonder kapvergunning onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2 lid 7 sub d. Ook geeft de definitie een vakkundige begrenzing van het begrip ‘geknot’ als vermeld in artikel 1, lid 1, sub g.
Boomwaarde: deze boomwaarde-bepaling is opgenomen om aan te sluiten op de landelijke eenheid in financiële benadering van houtopstand. De Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) stelt op grond van marktcijfers, CBS-statistiek en rechtspraak jaarlijks richtlijnen vast inzake de methodiek van het taxeren van bomen (www.boomtaxateur.nl).
Bomen effect analyse: waardevolle houtopstanden kunnen (ernstig) beschadigd of vernietigd worden door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast zijn of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of een boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
Opgenomen is ‘zowel boven- als ondergronds’ om op te kunnen treden tegen ernstige, ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld aanleg van kabels en leidingen. De expliciete, ondergrondse bescherming is nodig gezien de achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel 5:44 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Binnen het vakgebied geldt dat bij achterstallige snoei niet meer dan 20% van de bladmassa mag worden gesnoeid. Als noodmaatregel kan eenmalig meer dan 20% gesnoeid (maximaal 30%). Door het snoeien van meer dan 30% van het kroonvolume kan het beeld worden aangetast. Hiermee wordt duidelijk aangegeven dat rigoureus snoeien vergunningplichtig is. Zoals bijvoorbeeld uitgesproken in de zaak ‘Slootjes’, HR 15 december 1992, JBR. Indien in voorkomende gevallen een vergunning wordt verleend, zal afhankelijk van de situatie de term ‘vergunning tot verplanten’, ‘vergunning tot kandelaberen’ of ‘vergunning tot knotten’ gehanteerd worden.
De term ‘fruitbomen’ wordt hier toegepast, als een nadere invulling van het afbakenend begrip vruchtbomen van artikel 1 lid 4 onder e van de Boswet. Het aangeduide artikel doelt in feite op fruitbomen en gaat erom bomen van commerciële fruittelers uit te zonderen. Aangezien in feite alle bomen letterlijk genomen als vruchtbomen beschouwd kunnen worden, is het beter om uit oogpunt van misbruik de term fruitboom te hanteren.
Dit lid zorgt ervoor dat in acute probleemsituaties door houtopstanden, meestal dus gevaarzetting voor zaken of personen door instabiliteit van bomen, er meteen gehandeld kan worden. Met nadruk geldt dat het om een acute probleemsituatie moet gaan. In geval het acute karakter opgelost kan worden door het treffen van alternatieve (tijdelijke) voorzieningen, is dit lid niet van toepassing.
De begrippen ‘dunning’ en ‘ander regulier onderhoud’ kunnen op diverse wijzen worden geïnterpreteerd en bieden de (onbedoelde) mogelijkheid om houtopstanden te kappen om niet-bosbouwkundige redenen. In deze is van belang dat dunning en ander regulier onderhoud worden geïnterpreteerd naar vaste gewoonte (vakliteratuur) en rechtspraak. Met name over dunning is veel rechtspraak. Samenvattende conclusie uit jurisprudentie is dat dunning beschouwd moet worden als een normale onderhoudsregel en de gemeente niet een normale bedrijfshuishouding mag beperken.
Kort gezegd moet het bij interpretatie van dit lid gaan om een in het vak gebruikelijke en vakkundige beheersingreep met als primair doel bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand.
1.De weigeringsgronden worden hier met name genoemd. In de aanhef staat ‘onder meer’: de genoemde opsomming is dus niet limitatief bedoeld; er kunnen dus nog meer en andere weigeringsgronden zijn. Eén weigeringsgrond kan voldoende zijn om een vergunning te weigeren. De hier genoemde weigeringsgronden zijn in feite maatschappelijke waarden die aan bomen toegekend worden. Om deze meetbaar te maken, wordt gewerkt met meetbare waarderingscriteria: 1. Plaats in de ruimtelijke structuur; 2. Plaats in de ecologische structuur; 3. Zichtbaarheid; 4. Omvang en/of leeftijd; 5. Cultuurhistorische waarde; 6. Dendrologische waarde; 7. Educatieve waarde; 8. Toekomstverwachting. Deze waarderingscriteria zijn nader uitgewerkt in de notitie ‘Beleidsregels Bomenverordening gemeente Doetinchem’ en kunnen direct gekoppeld worden aan de onderscheiden weigeringsgronden: natuur- en milieuwaarden (2,4,8); landschappelijke waarden (1, 3, 4, 5, 6, 8); cultuurhistorische waarden (5); waarden van stads- en dorpsschoon (1, 3, 4, 5, 6, 8) en waarden voor recreatie en leefbaarheid (3, 4, 5, 6, 7, 8).
Dit artikel regelt dat derden-belanghebbenden in de gelegenheid gesteld worden eventueel bezwaar en beroep aan te tekenen. Nadere regels omtrent de openbaarmaking zijn vastgelegd in de notitie Beleidsregels Bomenverordening gemeente Doetinchem.
Artikel 6: Vervaltermijn vergunning
Dit artikel is nodig om misbruik van (zeer) oude omgevingsvergunningen voor de activiteit kappen tegen te gaan. Bomen groeien immers verder. De model Bomenverordening (1996) gaat uit van een vervaltermijn van 1 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning, dus als er niet meer over geprocedeerd kan worden. Gezien de soms lange looptijd van projecten of beperkingen van de periode van kap als gevolg van het bepaalde in de Flora- en faunawet voorkomt een langere periode het onnodig opnieuw moeten aanvragen van een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen.
In geval een vergunning na 2 jaar in het geheel niet gebruikt is, dan vervalt de vergunning. In geval de vergunning na 2 jaar slechts ten dele is gebruikt, betekent dit artikel dat na de gestelde termijn van twee jaar voor de resterende bomen een nieuwe aanvraag ingediend moet worden.
Artikel 7: Bijzondere vergunningsvoorschriften
3.De gemeente heeft een financiële voorziening ingesteld voor het storten van het bedrag van de boomwaarde en heeft nadere regels geformuleerd voor besteding van deze gelden (Bomenfonds). Deze financiële herplantplicht is praktisch gebleken en toegestaan door de Raad van State.
Artikel 8: Herplant-/instandhoudingsplicht
Als herplantplicht alleen maar als vergunningsvoorschrift wordt gesteld, dan kan iemand aan de oplegging van een herplantplicht ontkomen door zonder vergunning te vellen. Dit lid maakt het mogelijk bij vellingen zonder vergunning een zelfstandige herplantplicht op te leggen. Opgenomen is de zinsnede ‘dan wel op andere wijze is teniet gegaan’, zodat de zelfstandige herplantplicht ruimer toegepast kan worden. Bijvoorbeeld in geval een houtopstand verloren is gegaan door verwaarlozing, een calamiteit (bijv. storm), vellingen ingevolge de Plantenziektewet of in het kader van andere wettelijke bepalingen dan wel op natuurlijke wijze is gestorven.
Door het opnemen van een instandhoudingsplicht kan opgetreden worden tegen al of niet opzettelijke ernstige bedreigingen die kunnen leiden tot het verloren gaan van een houtopstand. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om ophoging, afgraving, egaliseren van de bodem of het wijzigen van de grondwaterstand. In sommige gevallen kan er discussie ontstaan over het al of niet schadelijk zijn van te plegen c.q. gepleegde handelingen; in dergelijke gevallen kan de eigenaar opgelegd worden een boom effect analyse te overleggen waaruit blijkt dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging die kan leiden tot het verloren gaan van de houtopstand. De instandhoudingsplicht wordt nu expliciet benoemd, om onduidelijkheid hierover te voorkomen.
De schadevergoeding is bedoeld ter compensatie van kostenderving (houtopbrengst) bij het weigeren van een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen. Op grond van artikel 17 van de Boswet wordt bij weigering van een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen op verzoek van de eigenaar of gebruiker een naar redelijkheid te bepalen schadevergoeding uit de gemeentekas toegekend, indien schade wordt geleden die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven. Deze door de Boswet mogelijk gemaakte schadeloosstelling wegens vellen van houtopstand is door de rechter (Kroon), voor zover bekend, zelden of nooit toegekend en lijkt voor een theoretisch geval gedacht. De Boswet schrijft nog steeds opname van dit (schijnbaar overbodige) artikel voor.
Artikel 10: Bestrijding iepziekte
Een apart artikel over de bestrijding van iepziekte is nodig geworden, aangezien het Besluit bestrijding iepziekte is opgeheven en de Minister de gemeenten zelf de bevoegdheid heeft gelaten om op te treden tegen deze ziekte. Optreden tegen deze besmettelijke ziekte is dringend gewenst om de (nog resterende) iepen in de gemeente te behouden.
Belangrijk is de verplichting ter plaatse iepen te ontbasten en het slepen met besmette iepen te voorkomen. Opgenomen is een bijzondere bestuursdwang-bevoegdheid om vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen.
Dit artikel wijkt af van de modelbomenverordening. De modelbomenverordening geeft een aantal richtlijnen waaraan een lijst met bijzondere bomen moet voldoen, hoe de juridische bescherming verder geregeld kan worden (bijvoorbeeld opname in het bestemmingsplan), welke verplichtingen de gemeente zichzelf oplegt ten aanzien van de instandhouding van aangewezen bomen en een aanbeveling voor het instellen van een bomenfonds voor het onderhoud. Ten aanzien van weigering van een kapvergunning voor een bijzondere boom is wel een bepaling opgenomen in deze verordening ( artikel 4, lid 3).
Artikel 13: Uitzicht belemmerende beplanting
Uit oogpunt van volledigheid en duidelijkheid is dit artikel expliciet opgenomen. Het gaat hier met nadruk om het benodigde vrije uitzicht en niet om een volledig vrij uitzicht. Een houtopstand mag het niet onmogelijk maken op een veilige manier verkeersmanoeuvres uit te voeren. Dit artikel is in eerste instantie bedoeld als handvat voor de gemeente om op te treden tegen houtopstanden op particulier terrein maar kan ook gelden voor openbare houtopstanden. In alle gevallen blijft het een beleidsafweging waarin ook andere aspecten dan verkeersveiligheid meewegen.
Artikel 14: Afstand tot de erfgrens
Artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek geeft in lid 2 de vrijheid aan gemeenten om in hun verordening kleinere afstanden vast te stellen dan de daar genoemde twee meter voor bomen en een halve meter voor heesters en heggen. Er zijn verschillende redenen aan te voeren om deze wettelijk bepaalde afstand te verkleinen:
gezien de grote hoeveelheid van dit soort burengeschillen in ons land is het inperken van het aantal geschillen door verkleining van de afstand waarover geruzied kan worden, een belang op zich. In feite kan dit artikel indirect dus mede bijdragen aan de bestrijding en vermindering van burengeschillen, althans van de juridische aspecten van deze geschillen.
De formulering is verder standaard conform de model-bomenverordening en geldend in vele gemeenten.