Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Uitvoeringsbesluit voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingUitvoeringsbesluit voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel
CiteertitelUitvoeringsbesluit voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het besluit van Gedeputeerde Staten van 4 juni 1998, kenmerk MGB 98/1427, inhoudende Beleidsregels voor toepassing van de verkorte procedure bij bodemsanering, wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet bodembescherming (Eerste Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2005-2006, 29462) in werking treedt.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 12-12-2005

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad 2005-97

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200631-03-2006nieuwe regeling

12-12-2005

Provinciaal Blad 2005-97

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsbesluit voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel

 

 

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

(Gereserveerd]

Hoofdstuk 2. Gebiedsaanwijzing

Paragraaf 1. Grondwaterbeschermingsgebieden

[Gereserveerd]

Paragraaf 2. Stiltegebieden

[Gereserveerd]

Hoofdstuk 3. Bodem

Paragraaf 1. Bodemsanering

 

Artikel 3.1. Melding van voorgenomen bodemsanering

1

Ten behoeve van een melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid van de Wet bodembescherming, wordt gebruikgemaakt van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier, onder bijvoeging van de daarin gevraagde gegevens.

Artikel 3.2. Inhoud saneringsplan

  • 1.

    In het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, tweede lid en artikel 63 e van de Wet bodembescherming dienen in aanvulling op de eisen uit deze wet de volgende gegevens te worden opgenomen:

    • a.

      het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

    • b.

      een actuele kadastrale kaart, waarop het geval van verontreiniging is aangegeven (S-waarde- en I-waardecontour voor grond en grondwater);

    • c.

      de oppervlakte en het volume van de verontreinigde grond en waterbodem en het volume van het verontreinigde grondwater;

    • d.

      het actuele gebruik van de bodem;

    • e.

      de naam en het adres van degene(n) die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft, respectievelijk hebben op het grondgebied, bedoeld onder a;

    • f.

      de naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering zal plaatsvinden;

    • g.

      de datum waarop met de sanering naar verwachting zal worden begonnen en de doorlooptijd van de verschillende fasen van de sanering;

    • h.

      een opgave van de bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties, voorzover deze ten tijde van het indienen van het saneringsplan bekend zijn;

    • i.

      een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen om het werk te kunnen uitvoeren;

    • j.

      een beschrijving van de eindbemonsteringen;

    • k.

      een beschrijving van de maatregelen die de sanering mogelijk moeten maken;

    • l.

      een beschrijving van de te treffen (geo)hydrologische en andere technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;

    • m.

      een beschrijving van de veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten;

    • n.

      een beschrijving van maatregelen die milieuhygiënisch ongewenste effecten als gevolg van een sanering voorkomen of zoveel mogelijk beperken;

    • o.

      gegevens over de kwaliteit van de eventueel te gebruiken aanvulgrond;

    • p.

      gegevens over de bestemming van overige verontreinigende stoffen die, naast de verontreinigde grond, vrijkomen bij de sanering;

    • q.

      indien verontreinigde grond zal worden afgegraven of verontreinigd grondwater zal worden onttrokken:

      • de te verwachten hoeveelheid af te graven grond dan wel te onttrekken hoeveelheid grondwater;

      • een omschrijving van de bestemming van die grond of dat grondwater waarbij wordt ingegaan op de mogelijkheden om op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze de grond of het grondwater te verwerken;

      • indien de grond of het grondwater geheel of gedeeltelijk niet zal worden gereinigd, de redenen daarvoor;

    • r.

      een beschrijving van de wijze waarop de voortgang van de grondwatersanering wordt gecontroleerd en hoe over de voortgang wordt gerapporteerd;

    • s.

      een beschrijving van de wijze waarop overlast als gevolg van de sanering wordt tegengegaan;

  • 2.

    Indien het een sanering van de waterbodem betreft, dienen in het saneringsplan tevens de volgende gegevens te worden opgenomen:

    • a.

      de naam en functie van het oppervlaktewater;

    • b.

      de hoeveelheid te verwijderen baggerspecie, onderverdeeld in de hoeveelheid onderhoudsbaggerspecie en de hoeveelheid saneringsbaggerspecie.

Artikel 3.3. Inhoud evaluatieverslag

  • In het evaluatieverslag als bedoeld in artikel 39c van de Wet bodembescherming dienen in aanvulling op de eisen uit deze wet de volgende gegevens te worden opgenomen:

  • a.

    een beschrijving van de wijze waarop de milieukundige begeleiding heeft plaatsgevonden;

  • b.

    een kaart waarop de ontgravingscontouren zijn aangegeven en een kaart waarop het grondwateronttrekkingssysteem is weergegeven;

  • c.

    een kaart waarop de saneringscontouren van de grond, het grondwater en/of de waterbodem zijn aangegeven;

  • d.

    een kadastrale kaart waarop de omvang van de eventuele restverontreiniging is aangegeven;

  • e.

    een risicobeoordeling van een eventuele restverontreiniging;

  • f.

    een nadere motivering van eventuele afwijkingen van het saneringsplan;

  • g.

    de datum waarop de feitelijke saneringsmaatregelen zijn afgerond.

Artikel 3.4. Inhoud nazorgplan

  • In een nazorgplan als bedoeld in artikel 39d van de Wet bodembescherming dienen in aanvulling op de eisen uit deze wet de volgende gegevens te worden opgenomen voor zover de beoogde maatregelen dit nodig maken:

  • a.

    een beschrijving van eventuele monitoring van de restverontreiniging;

  • b.

    de actiewaarden indien verspreiding van de restverontreiniging wordt vastgesteld;

  • c.

    een beschrijving van een terugvalscenario;

  • d.

    de wijze waarop de instandhouding van de monitorings- en/of isolerende voorzieningen wordt gewaarborgd en gecontroleerd;

  • e.

    de wijze waarop het betrokken grondgebied in verband met het monitoren danwel isoleren van die verontreiniging zal worden beheerd;

  • f.

    de maatregelen die zullen worden genomen in verband met beperkingen die de verontreiniging voor het gebruik van de bodem met zich brengt.

Artikel 3.5. Ontheffing saneringsplan bij waterbodems

  • 1.

    Ten behoeve van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 63i van de Wet bodembescherming, wordt gebruikgemaakt van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier, onder bijvoeging van de daarin gevraagde gegevens.

  • 2.

    Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid dient tevens een plan van aanpak te worden overgelegd dat in ieder geval de volgende gegevens bevat:

  • a. een beschrijving van de werkzaamheden;

  • b. een beschrijving van de eindbemonsteringen;

  • c. een beschrijving van de veiligheidsmaatregelen;

  • d. gegevens over de bestemming van de verontreinigde waterbodem die vrijkomt bij het onderhoud;

  • e. een beschrijving van het vooraf uitgevoerde waterbodemonderzoek.

Artikel 3.6

De waterkwaliteitsbeheerder verschaft de informatie omtrent de resultaten van door hem uitgevoerde saneringen en de besteding van de daarvoor aan hem toegekende gelden, overeenkomstig de voorschriften die Gedeputeerde Staten stellen bij het verlenen van een bijdrage.

Artikel 3.7. Verkorte procedure

  • Op verzoek van de aanvrager van een beschikking geven Gedeputeerde Staten toepassing aan de verkorte procedure als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel, indien naar hun oordeel aan de navolgende voorwaarden voldaan is:

  • a.

    er is een beperkte groep belanghebbenden die als zodanig duidelijk aanwijsbaar is;

  • b.

    de belanghebbenden hebben schriftelijk verklaard geen bezwaar te hebben tegen de toepassing van de verkorte procedure;

  • c.

    de aanvrager heeft ten genoegen van Gedeputeerde Staten voldoende informatie overgelegd over het (vermoedelijke) geval van ernstige bodemverontreiniging en de invloed daarvan op de directe omgeving.

Artikel 3.8

Op verzoek van de aanvrager van een beschikking kunnen een of meer gegevens als bedoeld in de artikelen 3.2 tot en met 3.5 van dit besluit achterwege blijven, indien deze naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voor het nemen van de beschikking niet noodzakelijk zijn.

Paragraaf 2. Ontgrondingen

[Gereserveerd.]

Hoofdstuk 4. Water

Paragraaf 1. Grondwateronttrekking

[Gereserveerd]

Hoofdstuk 5. Wegen en scheepvaartwegen

Paragraaf 1. Wegen

[Gereserveerd]

Paragraaf 2. Scheepvaartwegen

[Gereserveerd]

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.1. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Uitvoeringsbesluit voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel.


1

[Toelichting: De meldingsformulieren zijn te vinden op onze provinciale website (milieu/leefomgeving/bodem/ aanmeldingsformulieren).]

2

[Toelichting: Deze bepaling is van toepassing op de in artikel 39, lid 1 van de Wet bodembescherming bedoelde saneringsplannen welke moeten worden ingediend indien sprake is van een voorgenomen sanering van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Wettelijke eisen:

Artikel 39, lid 1 van de Wet bodembescherming bepaalt dat in een saneringsplan in ieder geval de volgende gegevens moeten worden opgenomen:

a. een nadere beschrijving van de wijze waarop de sanering zal worden uitgevoerd, waarbij is aangegeven hoe aan artikel 38, eerste lid (saneringsdoelstelling), zal worden voldaan;

b. een beschrijving van de effecten die met de te treffen saneringsmaatregelen worden beoogd, waaronder mede begrepen een nadere beschrijving van de kwaliteit van de bodem die met de sanering zal worden bereikt;

c. indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig blijft: een beschrijving van beperkingen in het gebruik van de bodem en/of maatregelen die naar verwachting nodig zijn in het belang van de bescherming van de bodem, alsmede een indicatie van de kosten van die maatregelen;

d. een begroting van de kosten van de sanering en een overzicht van de daarvoor beschikbare middelen;

e. indien de verontreinigde grond zal worden afgegraven of het verontreinigde grondwater zal worden onttrokken, de bestemming van die grond onderscheidenlijk dat grondwater;

f. indien verontreinigde grond binnen het geval van de verontreiniging wordt verplaatst, een beschrijving van de omstandigheden waaronder dit gebeurt;

g. het tijdstip waarop de sanering naar verwachting zal zijn uitgevoerd;

h. indien de verontreiniging zich kan verspreiden en de saneringsmaatregelen zich uitstrekken over een periode van drie jaar of meer:

• een overzicht van de tussentijds beoogde effecten en de tijdstippen waarop Gedeputeerde Staten schriftelijk worden geïnformeerd omtrent de effecten van de getroffen maatregelen en in hoeverre deze overeenstemmen met de beoogde effecten;

• een beschrijving van een andere methode om de beoogde effecten, bedoeld onder b, te bereiken, voor het geval de in het saneringsplan opgenomen methode niet tot die effecten zou leiden.

In aanvulling op het bovenstaande moeten in een saneringsplan tevens de gegevens als bedoeld in artikel 3.2 van dit besluit worden opgenomen. Ten aanzien van onderdeel j, ‘een beschrijving van de eindbemonstering’, heeft het de voorkeur dat de eindbemonstering conform Beoordelingsrichtlijn SIKB 6000 plaatsvindt. Aangezien landelijke wetgeving over kwaliteitsstandaarden in voorbereiding is, wordt dit thans nog niet door ons voorgeschreven.]

3

[Toelichting: Na de uitvoering van de sanering of een fase van de sanering moet degene die de bodem heeft gesaneerd danwel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk verslag doen aan Gedeputeerde Staten. Wettelijke eisen:

Artikel 39c van de Wet bodembescherming bepaalt dat in een evaluatieverslag in ieder geval de volgende gegevens moeten worden opgenomen:

a. een beschrijving van de getroffen saneringsmaatregelen;

b. een beschrijving van de kwaliteit van de bodem na het uitvoeren van de sanering, waaronder mede begrepen een beschrijving van de aard en omvang van de verontreiniging indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven;

c. indien de verontreinigde grond is afgegraven of het verontreinigde grondwater aan de bodem is onttrokken, de hoeveelheid, de kwaliteit en de bestemming van die grond onderscheidenlijk dat grondwater;

d. indien ten behoeve van de sanering grond is aangevoerd de hoeveelheid, de kwaliteit en de herkomst van de aangevoerde grond;

e. een evaluatie van de mate waarin de effecten van de getroffen saneringsmaatregelen overeenstemmen met de beoogde effecten, bedoeld in artikel 39, eerste lid, onder b;

f. indien na sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is, het aangeven van de noodzaak van beperkingen in het gebruik van de bodem, of maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem.

In aanvulling op het bovenstaande moeten in een evaluatieverslag tevens de gegevens als bedoeld in artikel 3.3 van dit besluit worden opgenomen.]

4

[Toelichting: Indien na de sanering verontreiniging in de bodem is achtergebleven en in het evaluatieverslag is aangegeven dat beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen noodzakelijk zijn, wordt tegelijk met of zo spoedig mogelijk na de toezending van het evaluatieverslag een nazorgplan ingediend. Wettelijke eisen:

Artikel 39d van de Wet bodembescherming bepaalt dat het nazorgplan in ieder geval een omschrijving van de beperkingen in het gebruik van de bodem en/of de maatregelen die in het belang van de bescherming van de bodem noodzakelijk zijn, moet bevatten alsmede een begroting van de kosten van de maatregelen.

In aanvulling hierop moeten in een nazorgplan tevens de gegevens als bedoeld in artikel 3.4 van dit besluit worden opgenomen.]

5

[Toelichting: Om het onderhoudsbaggerwerk niet onnodig te belemmeren, maar het bevoegde gezag toch een mogelijkheid te bieden om in te grijpen als de situatie dat vereist, is een verkorte procedure voor onderhoudsbaggerspecie klasse 4 ontwikkeld (artikel 63i Wet bodembescherming). Deze procedure houdt in dat ontheffing kan worden verleend van de verplichting tot het opstellen van een saneringsplan en de bijbehorende goedkeuringsprocedure ingevolge de Wet bodembescherming. Gedeputeerde Staten hebben een formulier vastgesteld met betrekking tot de gegevens die bij een aanvraag om ontheffing op grond van artikel 63i Wet bodembescherming overgelegd dienen te worden. Daarnaast dient een plan van aanpak bij ons te worden ingediend. Dit artikel bepaalt welke gegevens in ieder geval in een plan van aanpak moeten worden opgenomen. Ten aanzien van onderdeel b, ‘een beschrijving van de eindbemonstering’, verwijzen wij naar de toelichting op artikel 3.2.]

6

[Toelichting: Op grond van artikel 3.1, tweede lid van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel kunnen Gedeputeerde Staten afzien van de toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht) voor saneringsbeschikkingen. Dit artikel bepaalt onder welke voorwaarden de ‘verkorte procedure’ kan worden toegepast. Bij de verkorte procedure kan geen gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen tegen een ontwerpbeschikking. Er wordt direct een definitief besluit opgesteld waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.]