Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent subsidie voor natuur en landschapsbeheer Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Provincie Groningen 2016 |
Citeertitel | Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Provincie Groningen 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Subsidies |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Bijlage 2 |
De wijziging van artikel 2.15 treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 juli 2016.
De wijzigingen in artikel 1.1, onderdeel d, artikel 3.4, eerste lid, onderdeel c, onder 2° en artikel 3.11, onderdeel c, alsmede de wijzigingen in bijlage 5, terug tot 1 januari 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-11-2018 | 12-11-2019 | artikel 1.1, 1.8, 1.9, 2.1, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.9, 2.13, 2.15, 3.4, 3.7, 3.8, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, bijlage 1, 2 | 16-10-2018 | K327 | |
10-02-2018 | 24-05-2016 | 03-11-2018 | artikel 1.2, bijlage 1, 2 | 30-01-2018 | K327 |
08-02-2018 | 10-02-2018 | artikel 1.1, 1.9, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 3.3, 3.4, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, bijlage 2, 3 | 30-05-2017 | K327 | |
07-04-2017 | 08-02-2018 | artikel 2.1 | 29-03-2017 | K2301 | |
01-06-2016 | 07-04-2017 | artikel 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 2.1, 2.4, 2.5, 2.6, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.13, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, bijlage 1, 4 | 24-05-2016 | 633620 | |
22-04-2016 | 01-06-2016 | art. 3.7, 3.8, 3.11, 3.15, 3.16 | 26-01-2016 Elektronisch Provincieblad, 21-04-2016 | Onbekend. | |
19-11-2015 | 22-04-2016 | art. 1.1, 1.5, 1.6, 1.8, 2.4, 2.5, 2.9, 2.12, 2.13, 2.14, 3.2, 3.5, 3.6, 3.7, 3.9, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, bijlage 3 | 22-09-2015 Elektronisch Provincieblad, 18-11-2015 | 594117 | |
22-05-2015 | 19-11-2015 | nieuwe regeling | 14-04-2015 Elektronisch Provincieblad, 21-05-2015 | 569103 |
Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 14 april 2015, nr. 569103, afd. LGW, tot bekendmaking van hun besluit van 14 april 2015, nr. A.19, tot vaststelling van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Provincie Groningen 2016.
Gedeputeerde Staten der provincie Groningen;
Overwegende dat de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PB EU 2014/C204/01) van toepassing zijn op (de uitvoering van) deze verordening.
maken bekend dat door Gedeputeerde Staten in hun vergadering van 14 april 2015, nr. A.19, is vastgesteld hetgeen volgt:
Gedeputeerde Staten der provincie Groningen;
Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998; Gelet op artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht;
Overwegende dat Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB EU L 347/487) van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;
Overwegende dat Verordening (EU) 1306/2013 en 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB EU L 347/549 van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;
Overwegende dat Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betaling aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB EU L 347/608) van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het vanwege het grote aantal noodzakelijke wijzigingen in het onderdeel agrarisch natuurbeheer van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer provincie Groningen wenselijk achten een geheel nieuwe subsidieregeling vast te stellen;
In deze regeling wordt verstaan onder:
Verordening (EU) nr. 640/2014: Gedelegeerde verordening van de Europese Commissie van tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden;
Verordening (EU) nr. 809/2014: Uitvoeringsverordening van de Europese Commissie tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden.
Artikel 1.4 Vereisten subsidieaanvraag
Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:
Artikel 1.6 Verplichtingen algemeen
De subsidieontvanger is verplicht de administratie en de daartoe behorende bescheiden die betrekking hebben op de verstrekte subsidie ten minste gedurende een periode van vijf jaar na vaststelling van de desbetreffende subsidie te bewaren.
Artikel 1.7a Nadere regels certificering
Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels vaststellen met betrekking tot het aanvragen van certificaten.
Subsidie wordt geweigerd voor zover voor het natuurterrein of het gedeelte van het leefgebied waarvoor subsidie is aangevraagd, voor dezelfde periode of een deel van die periode al op grond van deze of enige andere regeling een subsidie is verstrekt met betrekking tot agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer.
§ 2 Natuur- en landschapsbeheer
Onverminderd het eerste lid en in afwijking van artikel 2.3 kan subsidie worden aangevraagd door gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, voor zover deze voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie ontvangen op basis van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen, waarbij:
Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:
de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in het landbouwsteunkader, of jegens wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder d, dient bij de subsidieaanvraag afschriften in van de in dat artikel genoemde overeenkomst die hij heeft gesloten met de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoeren.
Indien een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c of d, niet beschikt over een groepscertificaat, gaat de aanvraag vergezeld van de individuele certificaten, of afschriften van de aanvragen daartoe, van de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoeren.
Artikel 2.5 Subsidiabele kosten
Bij een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c en d, die niet beschikt over een groepscertificaat, zijn de activiteiten van een natuurlijk persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoert niet subsidiabel indien deze niet langer over een individueel certificaat beschikt.
Indien een aangevraagd individueel certificaat als bedoeld in artikel 2.4, zesde of zevende lid, niet is afgegeven binnen negen maanden na het einde van de periode van openstelling als bedoeld artikel 1.2, tweede lid onder d, zijn de activiteiten die de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft verricht niet subsidiabel.
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.2, wordt bepaald door het aantal subsidiabele hectares van het desbetreffende natuurbeheertype, en het aantal subsidiabele hectares, meters of stuks van het desbetreffende landschapsbeheertype, te vermenigvuldigen met het tarief vermenigvuldigd met zes jaar.
Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie verlenen onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na de datum van bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tot stand komt.
Artikel 2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
§ 3 Agrarisch natuur- en landschapsbeheer
Subsidie kan worden aangevraagd door een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond.
Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor een project met beheeractiviteiten gericht op behoud en versterking van een leefgebied.
Na toepassing van het eerste lid maken Gedeputeerde Staten, indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de rangschikking van die aanvragen bepaald door de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, waarbij de aanvraag met de laagste gemiddelde kosten het hoogst wordt gerangschikt.
Artikel 3.9 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten kunnen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 voor advies over artikel 3.8 voorleggen aan een adviescommissie.
Artikel 3.10 Subsidieverlening
De subsidie, bedoeld in artikel 3.2, wordt verleend voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren, welke periode steeds begint op 1 januari.
Artikel 3.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, en wijzigingen als bedoeld in onderdeel e, worden door de subsidieontvanger uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan het ingaan van de wijziging gemeld aan Gedeputeerde Staten, door de wijziging op perceelsniveau door te voeren via het daartoe onder b bedoelde systeem. De wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, kunnen tot uiterlijk 30 september van het lopende beheerjaar worden doorgevoerd;
wijzigingen bestaande uit het toevoegen van percelen met de daarbij horende uit te voeren beheeractiviteit worden door de subsidieontvanger in het lopende beheerjaar doorgevoerd via het in onderdeel b bedoelde systeem. De subsidieontvanger voert deze wijzigingen uiterlijk door op de laatste dag waarop de Gecombineerde data inwinning kan worden ingediend;
de subsidieontvanger verleent medewerking aan een auditor van de Auditdienst Rijk van het ministerie van Financiën, voor zover dit nodig is ter uitvoering van de gegevensgerichte toetsing als bedoeld in artikel 7, derde lid van Verordening 908/2014, en verleent die auditor ongehinderd toegang tot percelen.
Artikel 3.12 Bevoorschotting en betaling
De hoogte van het voorschot wordt bepaald door per leefgebied het totaal aantal subsidiabele hectares waarvoor daadwerkelijk subsidiabele beheeractiviteiten zijn uitgevoerd, te vermenigvuldigen met de voor het betreffende leefgebied geldende gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, en de daaruit resulterende bedragen bij elkaar op te tellen.
Artikel 3.13 Wijziging subsidieverlening
De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de gemiddelde kosten per hectare leefgebied. De gemiddelde kosten per hectare leefgebied worden bepaald door per leefgebied de kosten voor het uitvoeren van het project in de resterende looptijd te delen door het aantal jaren waarvoor de subsidieverlening na de wijziging nog loopt. Dit bedrag wordt gedeeld door het maximum aantal hectares waarvoor de subsidieverlening na de wijziging geldt. Het aldus berekende bedrag geldt met ingang van het kalenderjaar waarin de wijziging van kracht wordt voor de resterende looptijd van de subsidie bedoeld in artikel 3.10.
Artikel 3.14 Subsidievaststelling
Gedeputeerde Staten stellen binnen dertien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie is verstrekt, de subsidie ambtshalve vast, waarbij tevens beslist wordt op het door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder h.
De hoogte van het restant bedrag wordt bepaald door het totaal aantal hectares opgegeven in het betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en waarvoor daadwerkelijk beheeractiviteiten zijn uitgevoerd, per leefgebied te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid.
Groningen, 14 april 2015.
Gedeputeerde Staten voornoemd:
M.J. van den Berg, voorzitter.
H.J. Bolding, secretaris.
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling Provincie Groningen
Per 1 januari 2016 gaat het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) 2016 in. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige SNL hebben betrekking op het agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
Het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer 2016 gaat uit van een collectieve aanpak en de inzet van agrarisch natuur- en landschapsbeheer op de meest kansrijke gebieden. Agrarische collectieven vragen de subsidie aan; boeren vragen dus niet meer individueel subsidie aan voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
Het rijk zet zich in voor versterking van de natuur en een effectieve invulling van de internationale natuurdoelen. Uitgangspunt daarbij is het instandhouden en bevorderen van plant- en diersoorten, van natuurlijke habitats met internationale betekenis, van ecologisch gezonde watersystemen en een schoon milieu.
Provinciaal beleid natuur en landschap
De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeleid. Zij treedt op als gebiedsregisseur in het landelijk gebied en brengt de partijen bij elkaar die zorgen voor de uitvoering van het natuur- en landschapsbeheer. De provincie bepaalt ook waar zij welke doelen wil realiseren en welke financiële middelen zij hiervoor inzet. Zij legt deze doelen en middelen onder andere vast in het provinciale Natuurbeheerplan. Hierin staat in welke gebieden natuur-, agromilieu- en klimaatdiensten ingezet kunnen worden.
De provincie houdt bij de uitvoering van het natuurbeleid rekening met beleidsdoelen van andere overheden en activiteiten in het landelijk gebied, zoals het waterbeleid, recreatiebeleid, economisch en milieubeleid, zodat synergie kan worden bereikt.
Via het SNL 2016 verleent de provincie subsidie voor het behoud en de ontwikkeling van (agrarische) natuurgebieden en landschappen. De natuurkwaliteit staat hierbij centraal.
In de Strategische Visie SNL die is vastgesteld tussen overheden en beheerders van gronden, zijn de volgende uitgangspunten bepaald:
• Uniformiteit in twaalf provincies (het is een landelijk stelsel met provinciale specificaties).
• De provincies stellen doelen en kaders en regisseren overleg (sturing op hoofdlijnen).
• Alle partijen die landschap en (agrarische) natuurgebieden beheren en kunnen bijdragen aan natuurkwaliteitsdoelstellingen stemmen met elkaar af en werken met elkaar samen.
• Uitgangspunt is een gebiedsgerichte benadering. Dat betekent dat rekening wordt gehouden met regionale verschillen in het landschap, wat leidt tot regionaal maatwerk.
• Er wordt afgestemd met waterschappen over de realisatie en financiering van kwalitatieve en kwantitatieve waterdoelen.
• De beheerders van gronden worden afgerekend op uitgevoerd beheer.
• Het stelsel is robuust: beleidswijzigingen zijn eenvoudig in te passen.
• Met het SNL krijgen beheerders van gronden meer verantwoordelijkheid voor en vertrouwen in de uitvoering.
• Het SNL past binnen de regels van staatssteun en POP.
Europa stelt regels voor staatssteun en controleert op de inzet van POP-gelden. In het SNL zijn de regels zoveel mogelijk beperkt tot het voldoen aan de Europese eisen.
Uitgangspunten van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SVNL) zijn:
• De juridische basis voor subsidieverlening is zo simpel mogelijk;
• Er zijn geen dubbelingen met de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
• Subsidie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (agrarische collectieven) en voor natuurbeheer (natuurbeheerders);
• Onderscheid tussen gecertificeerde en niet-gecertificeerde natuurbeheerders voor natuurbeheer;
• Uniformiteit in de twaalf provincies.
De Index Natuur en Landschap is een gemeenschappelijke, landelijk uniforme “natuurtaal” die de typen natuur, landschap en agrarische natuur in Nederland beschrijft. De Index Natuur en Landschap beschrijft welke typen natuur, agrarische natuur en landschap we kennen in Nederland en is de basis voor de natuurbeheerplannen van de provincies.
Catalogus Groenblauwe Diensten
De Catalogus Groenblauwe Diensten is een overzicht van de maximale vergoedingen die Nederlandse overheden mogen geven aan grondeigenaren of beheerders van gronden die een groenblauwe dienst ((agrarische) natuur en landschap, cultuurhistorie, recreatie of waterbeheer) leveren. In de Catalogus zijn alle beheeractiviteiten beschreven waarvoor provincies in het SNL subsidie verstrekken. Voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer zijn de beheeractiviteiten samengevat in een koppeltabel die aangeeft welke beheeractiviteiten binnen een leefgebied of onderdeel daarvan kunnen worden vergoed met medefinanciering vanuit Europa.
Het Natuurbeheerplan beschrijft de beleidsdoelen en subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuurgebieden, agrarische natuur en landschapselementen in de provincie. De provincie geeft subsidie voor een aanzienlijk deel van de kosten voor ontwikkeling en beheer van natuur en landschap. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor de aanvraag van deze subsidies; het geeft de kaders aan waaraan een aanvraag moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie.
Voor het agrarisch natuurbeheer zijn de beleidsdoelen biodiversiteit en water gekoppeld aan de agrarische leefgebieden. Begrenzing op de kaart in het Natuurbeheerplan gebeurt op basis van natuurtypen (=leefgebied) met daaronder een of meerdere beheertypen. In de tekst van het Natuurbeheerplan bepaalt de provincie welke doelsoorten waar beschermd moeten worden en welk beheer daarvoor ingezet kan worden. Ook kunnen er instapeisen worden geformuleerd per beheertype.
Beheertypenkaart en ambitiekaart kern van het Natuurbeheerplan
De beheertypenkaart geeft alle bestaande, beheerwaardige (agrarische) natuur en landschap weer. Deze kaart vormt ook de basis voor het verlenen van beheersubsidies. Voor een deel van de natuurgebieden en agrarische gebieden met specifieke natuurwaarden bestaat een ambitie om het huidige gebruik of het beheer te veranderen. Dit ligt vast op de ambitiekaart.
Openstellingsbesluit: subsidiemogelijkheden en –budget
De provincie geeft de subsidiemogelijkheden jaarlijks aan op de kaarten in het Natuurbeheerplan. In het provinciale openstellingsbesluit staat of de subsidie wordt opengesteld en hoeveel subsidie beschikbaar is (in subsidieplafonds per natuurtype, leefgebied of onderdeel daarvan, al dan niet onderverdeeld naar regio’s).
Natuurbeheerders en agrarische collectieven kunnen een verklaring van de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer krijgen waarmee wordt ingestemd met de manier waarop deze beheerders de kwaliteitseisen voor het uitvoeren van beheer, de organisatie en de administratie garanderen. Dit wordt een (natuur)certificaat genoemd. Vertrouwen in de beheerder staat hierbij centraal. Om voor een certificaat in aanmerking te komen, stelt de natuurbeheerder respectievelijk het agrarisch collectief een Kwaliteitshandboek op dat gebaseerd is op een Programma van Eisen. De Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer verstrekt, namens de provincies, de certificaten na beoordeling van het kwaliteitshandboek en voert audits uit bij de gecertificeerden om de kwaliteitsbewaking in de praktijk te toetsen.
Er wordt jaarlijks veel geïnvesteerd in (agrarisch) natuurbeheer. Om vast te stellen of de afgesproken doelen voor in stand houden van soorten worden gehaald of dat de uitvoering bijgesteld moeten worden, hebben Rijk, provincies en beheerders van gronden een uniforme werkwijze ontwikkeld, de Werkwijze Monitoring Beoordeling Natuurnetwerk – Natura 2000/PAS. Hiermee kan worden gestuurd op de ambities voor het Natuurnetwerk Nederland en een vitaal platteland, op beheerprestaties en op een effectieve inzet van middelen. Voor het agrarisch natuurbeheer is deze werkwijze nog in ontwikkeling.
Artikel 1.1 Definities, Onderdeel d
Binnen een beheerfunctie waren diverse beheeractiviteiten samengevoegd, waarna wordt gesproken van een cluster. Vanaf beheerjaar 2018 worden deze clusters binnen het ANLb niet meer toegepast. Deze clusters worden daarom niet meer genoemd in de SVNL
In de openstelling worden de subsidieplafonds vastgesteld en bekendgemaakt. Daarbij is het mogelijk om een deelplafond vast te stellen, specifiek voor bepaalde doelgroepen, onderdelen van het natuurbeheerplan of leefgebied.
Een eigenaar die de grond in erfpacht heeft gegeven, zal geen subsidie meer kunnen aanvragen omdat hij slechts het bloot eigendom heeft en geen zeggenschap meer heeft over het grondgebruik en het beheer. Wel kunnen de genoemde gerechtigden die hun grond in pacht uitgeven subsidie aanvragen en ontvangen zolang ze de pacht zo hebben vorm gegeven dat de zeggenschap over het beheer nog bij hen ligt. Pachters komen niet in aanmerking voor een subsidie natuurbeheer.
Artikel 2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Tweede lid, onderdeel a en c, Toegankelijkheid
Er wordt belang gehecht aan de recreatieve openstelling van natuurterreinen. Daarom bevat het tweede lid verplichtingen ten behoeve van landelijke wandelpaden, fietsroutes en knooppuntennetwerken. Van subsidieontvangers wordt niet alleen gevraagd om het natuurterrein open te stellen voor publiek, maar ook om desgevraagd medewerking te verlenen aan bewegwijzering van wandel- en fietsroutes.
Als een natuurterrein om de in het vierde lid genoemde redenen niet kan worden opengesteld, dan is dat gedeelte vrijgesteld van openstelling.
Een terrein is toegankelijk (oftewel begaanbaar) als er in het terrein gelopen, gefietst of gevaren kan worden zonder dat er gevaarlijke situaties (bijvoorbeeld bij moerassen en trilvenen) ontstaan.
Een terrein is bereikbaar als het te bereiken is vanaf de openbare weg, of via een aangrenzend opengesteld terrein.
Algemeen agrarisch natuur- en landschapsbeheer
De agrarische gebieden rondom de natuurgebieden vormen een belangrijke schakel in het realiseren van de natuurdoelen vanwege de bufferfunctie die zij vervullen. Daarnaast zijn er veel soorten die hun leefgebied in het agrarisch gebied hebben. Om dit beter op elkaar aan te sluiten, is een effectiever en efficiënter agrarisch natuur- en landschapsbeheer nodig.
Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer is gericht op het creëren van positieve omstandigheden voor biodiversiteit, waterkwaliteit en –kwantiteit. Bovendien heeft het beheer een duidelijke meerwaarde voor natuur, landschap, water en agrarisch ondernemerschap. Het nieuwe agrarisch natuurbeheer is het resultaat van een integrale toepassing in de streek.
Het maatschappelijk draagvlak en de beleefbaarheid en leefbaarheid van het platteland wordt vergroot, mede door aan te sluiten bij praktijk, omstandigheden en ervaring van ondernemers.
Vanaf 2016 vragen gecertificeerde agrarische collectieven subsidie aan voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, zij zijn de begunstigde van de subsidie. Een agrarisch collectief is een samenwerkingsverband in een bepaald gebied dat bestaat uit agrariërs en andere grondgebruikers in dat gebied die zich vrijwillig hebben verenigd voor het uitvoeren van agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
Voor deze subsidie komen alleen agrarische collectieven in aanmerking, die een SNL-certificaat bezitten.
Bepaald is dat enkel een vereniging subsidie kan aanvragen. Een coöperatie is op grond van het Burgerlijk Wetboek een bijzondere vorm van een vereniging en wordt op grond van de verordening derhalve ook als een vereniging aangemerkt.
De keuze voor een vereniging vloeit voort uit de Brusselse eis dat subsidie alleen mogelijk is aan landbouwers en groepen van landbouwers of andere grondgebruikers. Uit die eis volgt dat er een directe relatie moet zijn tussen de “groep” die aanvraagt en landbouwers of grondgebruikers daarachter. De vereniging is de enige rechtsvorm die deze relatie zichtbaar maakt. Vanuit controleerbaarheid is volledige rechtsbevoegdheid nodig.
Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten
Uitgangspunt van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb2016) is een leefgebiedenbenadering: het creëren en in stand houden van een leefgebied voor een soort of groep van soorten die vergelijkbare beheeractiviteiten vragen in een bepaald gebied.
Er zijn vier agrarische leefgebieden en één categorie voor water. De vier leefgebieden komen overeen met de agrarische natuurtypen van de Index Natuur en Landschap: open grasland, open akkerland, natte dooradering en droge dooradering.
Vanaf 2016 is bij het agrarisch natuur- en landschapsbeheer sprake van een projectsubsidie voor het beheer gedurende zes jaar. Een gebiedsaanvraag moet voldoen aan alle opgesomde vereisten. Een agrarisch collectief kan bijvoorbeeld een gebiedsaanvraag doen voor drie verschillende leefgebieden of drie onderdelen van een leefgebied. De gebiedsaanvraag wordt dan voor ieder van die drie leefgebieden apart getoetst aan de subsidievereisten. Daarmee kan het voorkomen, dat de gebiedsaanvraag enkel voor twee leefgebieden of onderdelen voldoet en voor een leefgebied of onderdeel niet. Het onderdeel van de gebiedsaanvraag dat dan op dat ene leefgebied ziet wordt afgewezen en het agrarisch collectief ontvangt enkel voor de twee leefgebieden die wel voldoen aan de vereisten een subsidie.
De zesjarige subsidie wordt in de aanvraagperiode voor het SNL aangevraagd via een gebiedsaanvraag. Deze aanvraag is gebaseerd op een samenhangend ecologisch effectief en efficiënt beheerplan. In aanloop naar het insturen van de gebiedsaanvraag bespreekt het agrarisch collectief de concept-gebiedsaanvraag met de provincie om eventuele knelpunten of provinciale afwegingen af te stemmen.
Eerste lid, onder c, eerste onderdeel, Minimum en maximum aantal hectares per leefgebied
Bij de gebiedsaanvraag is het noodzakelijk het minimum aantal hectares (bijv. per leefgebied) te benoemen, waaronder de uiteindelijke betaalaanvragen niet uit mogen komen. Het maximum aantal hectares mag 15% hoger zijn dan het minimum. De begroting van de subsidiabele kosten is voor het maximum aantal hectares, want bij de betaalaanvraag wordt getoetst hoeveel hectares daadwerkelijk zijn beheerd en of de vergoeding van het gevoerde beheer niet het maximum bedrag in de Catalogus Groenblauwe Diensten overschrijdt (staatssteuntoets).
Eerste lid, onder c, tweede onderdeel, Projectomschrijving
Tweede lid, uitzondering certificaatsvereiste
Artikel 3.5 Subsidiabele kosten
Onderdeel a en b zijn de kosten die rechtstreeks met het verrichten respectievelijk leveren van de dienst te maken hebben. Onderdeel c benoemt transactiekosten. Dit zijn kosten die niet direct met de uitvoering van de dienst te maken hebben, maar kosten verbonden aan het vervullen van de randvoorwaarden zodat de dienst daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Denk aan kosten voor administratie, ureninzet om de aanvraag te kunnen doen etc. Hierbij wordt uitgegaan van maximaal 20% transactiekosten en streefpercentage van 15%.
Artikel 3.6 Niet subsidiabele kosten
In dit derde lid wordt de ondergrens voor het te subsidiëren bedrag geregeld. Elke provincie kan hier een eigen ondergrens bepalen. SCAN adviseert daarvoor een minimaal bedrag van Є50.000.
In dit artikel is geregeld hoe het beschikbare geld verdeeld wordt over de ingekomen aanvragen die volledig zijn en aan de vereisten van artikel 1.4 en 3.4 voldoen.
Indien meerdere subsidieaanvragen voor dezelfde locatie zijn ingediend wordt een aanvraag geselecteerd door te bepalen welke aanvraag het meest ecologisch effectief wordt uitgevoerd.
In het tweede lid is beschreven hoe, na toepassing van het eerste lid, de aanvragen onderling worden gewogen. Alle aanvragen worden onderling gewogen op basis van de beoordelingscriteria en van punten voorzien. De aanvraag met de meeste punten gaat voor, totdat het geld verdeeld is.
Artikel 3.11 Subsidieverplichtingen
Onder d Wijziging van activiteiten op perceelsniveau Tijdens het beheerjaar kan blijken dat het beheerplan voor dat jaar niet helemaal uitvoerbaar blijkt of niet klopt. Bij het beheer dat gericht is op specifieke doelsoorten is het bijvoorbeeld van belang de beheeractiviteiten (zoals uitgesteld maaien) aan te passen aan de aanwezigheid van jonge dieren. Ook kunnen vogels op een ander perceel gaan zitten dan dat in het beheerplan is opgenomen, waardoor het beheer verlegd moet worden. Deze wijzigingen zijn toegestaan en moeten direct in het systeem vastgelegd worden. Tot het indienen van het jaarlijks betaalverzoek uiterlijk op 15 mei kan, als hiervoor een ecologische reden is, de locatie van het beheer verplaatst worden naar meer effectieve percelen. Nadat het betaalverzoek is ingediend, kunnen beheerlocaties niet meer wijzigen. Wel kan tot 30 september het beheer op een perceel wijzigen, bijvoorbeeld vanwege het uitvliegen van kuikens.
De subsidieontvanger vraagt in de zesjarige subsidieperiode jaarlijks tussen 1 april en 15 mei uitbetaling aan voor alle percelen waarop zij beheer uitvoert volgens de subsidiebeschikking. Hiermee wordt het maximaal te betalen subsidiebedrag vastgelegd (het aantal hectares uit de gebiedsaanvraag vermenigvuldigd met het gemiddelde bedrag per hectare). Voor beheerjaar 2016 doet de subsidieontvanger dus uiterlijk op 15 mei 2016 een betaalverzoek voor het beheer dat in 2016 plaatsvindt.
Uiterlijk 1 oktober dient de subsidieontvanger jaarlijks de verantwoording van het betaalverzoek in. In de verantwoording wordt op perceelsniveau vastgelegd welk beheer is uitgevoerd (de locatie en de beheeractiviteit per oppervlakte). Samen met de actuele veldgegevens wordt dit gebruikt als basis voor het jaarlijkse evaluatiegesprek met de provincie.
De verantwoording van het betaalverzoek is de basis voor de hoogte van de betaling die steeds na afloop van een beheerjaar wordt uitgekeerd. Bij het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer 2016 hoeft dus niet jaarlijks een kostenoverzicht te worden ingediend. Bepaald wordt of de beheeractiviteiten in het beheerplan volgens de Catalogus Groenblauwe Diensten, eventueel na correcties en sancties, gelijk of hoger zijn dan het maximaal uit te betalen bedrag. De subsidieontvanger krijgt het bedrag dat vermeld is in de betaalaanvraag uitbetaald als aan de subsidiebeschikking wordt voldaan en het maximumbedrag dat volgt uit de eerdergenoemde berekening niet wordt overschreden.
Artikel 3.13 Wijziging subsidieverlening vanwege vergroting areaal
Een uitbreidingsaanvraag is een verzoek tot uitbreiding van de zesjarige subsidiebeschikking. Als hiervoor budget wordt opengesteld, kan het agrarisch collectief jaarlijks een uitbreidingsaanvraag indienen voor de resterende looptijd van de oorspronkelijke zesjarige subsidiebeschikking. De uitbreidingsaanvraag moet de oorspronkelijke aanvraag versterken en passen binnen het natuurbeheerplan dat op het moment van het indienen van de uitbreidingsaanvraag geldt. De uitbreidingsaanvraag doorloopt dezelfde beoordelingsprocedure als nieuwe aanvragen.
Artikel 3.14 Subsidievaststelling Aan het einde van de zesjarige subsidieperiode wordt de afrondende subsidiebeschikking vastgesteld op basis van de jaarlijkse beschikkingen op het betaalverzoek, uitgebreid met de laatste beoordeling van het betaalverzoek. De vaststelling wordt getoetst aan de subsidiebeschikking.
Artikel 3.15 Sancties Artikel 35 van verordening (EU) nummer 640/14 bepaalt dat het bevoegd gezag een sanctiebeleid moet opstellen. Daarin wordt aangegeven hoe de provincie omgaat met de situatie dat de subsidieontvanger niet aan haar verplichtingen voldoet.
Gedeputeerde Staten voornoemd:
De koppeltabel zoals bedoeld in artikel 1.1, onderdeel f, is geplaatst op https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/subsidiestelsel-natuur-en-landschap.
Bijlage 4 Maximale vergoeding als bedoeld in artikel 3.12 lid 6 en 3.14 lid 5
Het overzicht met de maximale vergoedingen wordt geplaatst op https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/subsidiestelsel-natuur-en-landschap.
Bijlage 5 Meldingstermijnen als bedoeld in artikel 3.11, aanhef en onder d en n SVNL’16 en overzicht kortingen als bedoeld in artikel 2.14, derde en vierde lid Beleidsregels verlagen subsidie POP