Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels uitvoering individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Artikel 7 bevat een hardheidsclausule.
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-05-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 02-12-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 26-05-2015 | 2014-002268 |
Rechthebbenden vanaf 21 jaar tot pensioengerechtigde leeftijd, woonachtig in Deventer en met een inkomen van maximaal 100% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm en in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 Participatiewet.
Indien door het college is vastgesteld dat het recht op individuele inkomenstoeslag bestaat, wordt deze toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag heeft ingediend.
Artikel 5: Langdurig laag Inkomen
In artikel 36 lid 1 Participatiewet wordt gesproken over een langdurig laag inkomen.
Onder een langdurig laag inkomen wordt verstaan dat men gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden op een laag inkomen moet hebben gezeten.
Artikel 6: Geen uitzicht op inkomensverbetering
Om te bepalen of de belanghebbende geen uitzicht heeft op inkomensverbetering zal gekeken worden welke inspanning (krachten en bekwaamheden) de persoon gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden heeft verricht tot inkomensverbetering.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen van in deze beleidsregels indien toepassing naar hun oordeel leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Het college van burgemeester en wethouders,
Aldus vastgesteld op 2 december 2014 te Deventer.
De burgemeester, De gemeentesecretaris
ir. A.P. Heidema, drs. A.L.C.S. Lantain
Toelichting beleidsregels uitvoering individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer
De beleidsregels uitvoeringindividuele inkomenstoeslag zien toe op aanvragen voor de inkomenstoeslag die vanaf 2015 worden gedaan. De grondslag van de beleidsregels is te vinden in artikel 36 Participatiewet en de Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Deventer 2015.
De individuele inkomenstoeslag behoort tot de middelen waarover een gezin of alleenstaande redelijkerwijs kan beschikken. Als bijvoorbeeld bijzondere bijstand voor een koelkast wordt aangevraagd, terwijl er recent individuele inkomenstoeslag is toegekend, dan kan dit een reden zijn voor afwijzing van de aanvraag bijzondere bijstand vanwege tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
De grondslag van de beleidsregels uitvoering individuele inkomenstoeslag is ten eerste verankerd in de wet, namelijk in artikel 36 Participatiewet.
In artikel 2 worden de definities van begrippen weergegeven die voor de uitvoering van de individuele inkomenstoeslag van belang zijn. De individuele inkomenstoeslag wordt voortaan gezien als een vorm van bijzondere bijstand en op grond van artikel 46 lid 2 Participatiewet is de individuele inkomenstoeslag vrij van beslag. Er is onder meer een onderscheid gemaakt tussen een aanvrager van individuele inkomenstoeslag (recht op individuele inkomenstoeslag is nog niet vastgesteld) en een rechthebbende (recht op individuele inkomenstoeslag wel vastgesteld).
Een voorkomende gezinssituatie kan een samengesteld echtpaar zijn. Daarmee wordt bedoeld dat één van de partners ouder dan de pensioengerechtigde leeftijd is en de andere partner jonger is. Wanneer dit het geval is, dan dient de aanvraag individuele inkomenstoeslag afgewezen te worden vanwege het bereiken van de maximum leeftijd van één van de partners.
Uitgangspunt is dat de WAJONG-norm en de ANW-norm met de bijstandsnorm gelijkgesteld zijn. Een en ander is wel afhankelijk van de specifieke gezinssituatie.
De minimumleeftijd voor het recht op individuele inkomenstoeslag is op 21 jaar gesteld. Verder is bepalend de hoogte van het inkomen en niet zozeer de bron van dit inkomen. Dit betekent dat naast uitkeringsgerechtigden ook werkenden met een laag inkomen belanghebbende kunnen zijn. In Deventer wordt gekozen voor een inkomensgrens van 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, eventueel verminderd met een door het college vastgestelde verlaging.
Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.). Het gaat dan om afrondingsverschillen, waarbij een overschrijding van enkele euro’s mogelijk is. In Deventer kiezen we voor een overschrijding ten opzichte van de bijstandsnorm van max. € 10,- per maand of € 120,00 per jaar.
In dit artikel wordt uitgelegd dat de individuele inkomenstoeslag moet worden aangevraagd. De grondslag hiervoor is terug te vinden in artikel 36 Participatiewet. Zodra is vastgesteld dat de klant recht heeft op individuele inkomenstoeslag, wordt de individuele inkomenstoeslag toegekend vanaf de datum waarop dit recht is ontstaan. Dit is de datum waarop de aanvraag is ingediend. Hiervoor wordt aangesloten bij hetgeen is opgenomen in artikel 44 lid 1 Participatiewet.
In dit artikel is aangegeven dat er recht op een individuele inkomenstoeslag bestaat als er sprake is van een langdurig laag inkomen. Onder langdurig laag inkomen wordt verstaan dat men gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden op een laag inkomen moet hebben gezeten. Hiervoor is aangesloten bij het oude beleid omtrent de individuele inkomenstoeslag. Indien we zouden bepalen dat de referteperiode onderbroken mag zijn met bijv. 1 tot 6 maanden, dan zou dit een lastig te toetsen zaak zijn. Als bijvoorbeeld iemand voor langere tijd in het buitenland is verbleven, dan is niet (goed) toetsbaar óf er inkomsten zijn gegenereerd en zo ja wat het inkomen in deze periode is geweest.
Ten aanzien van de leeftijdsgrens van 21 jaar wordt het volgende opgemerkt: Als voor 21-jarigen en 22-jarigen de referteperiode van 60 maanden wordt gehanteerd, moet gekeken worden of deze personen in de afgelopen vijf jaar van een laag inkomen moesten rondkomen. Daarbij moet dus ook gekeken worden hoe dit inkomen was toen deze personen 16 of 17 jaar oud waren. Voor deze leeftijdsgroep moet forfaitair aangenomen worden dat zij op 16- en/of 17-jarige leeftijd een laag inkomen hadden, tenzij blijkt dat dit niet het geval was.
Bij de beoordeling of er sprake is van recht op een individuele inkomenstoeslag dient gekeken te worden welke inspanningen (krachten en bekwaamheden) de persoon heeft gedaan op inkomensverbetering.
Deze inspanningen zullen getoetst worden aan de hand of er gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden er geen verlaging op de bijstand heeft plaatsgevonden op grond van artikel 18 Participatiewet en artikel 7 en 8 van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Gemeente Deventer 2015.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
De beleidsregels treden – net als de Verordening Individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2015 – in werking met ingang van 1 januari 2015 en worden voor onbepaalde duur aangegaan.