Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Subsidieverordening besteding Grondwaterheffing Overijssel 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingSubsidieverordening besteding Grondwaterheffing Overijssel 2002
CiteertitelSubsidieverordening besteding Grondwaterheffing Overijssel 2002
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 19-12-2001

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad 2001, nummer 2001-56

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200201-10-2005nieuwe regeling

19-12-2001

Provinciaal Blad 2001, nummer 2001-56

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening besteding Grondwaterheffing Overijssel 2002

 

 

inhoud

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    ASV: Algemene Subsidieverordening Overijssel 1997;

  • c.

    waterhuishoudingsplan:  plan als bedoeld in artikel 7 Wet op de Waterhuishouding;

  • d.

    project: een antiverdrogingsproject of een waterbesparingsproject;

  • e.

    antiverdrogingsproject:  een geheel van waterhuishoudkundige maatregelen, gericht op het voorkomen of tegengaan van verdroging in de landbouw- en natuurgebieden zoals aangegeven op plankaart 2 behorende bij het waterhoudings-plan, met het oog op het voorkomen en tegengaan van de nadelige gevolgen van onttrekkingen en infiltraties als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel a, Grondwaterwet;

  • f.

    waterbesparingsproject: een geheel van waterhuishoudkundige maatregelen, gericht op het verminderen van het gebruik van grondwater met het oog op het voorkomen en tegengaan van de nadelige gevolgen van onttrekkingen en infiltraties als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel a, Grondwaterwet.

Artikel 2 - Criteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken aan:

    • a.

      een vergunninghouder in de zin van artikel 14 Grondwaterwet die een antiverdrogingsproject of een waterbesparingsproject uitvoert, of

    • b.

      een waterschap in de zin van artikel 1 Waterschapswet dat een antiverdrogingsproject uitvoert.

  • 2.

    De subsidie wordt geweigerd: 2

    • a.

      indien de aanvraag niet voldoet aan deze verordening en de daarop berustende bepalingen;

    • b.

      voorzover het een waterbesparingsproject betreft: indien niet aannemelijk is dat de genomen maatregelen leiden tot een vermindering, anders dan de normale zorgplicht, van het gebruik van grondwater van ten minste 15% ten opzichte van de bestaande situatie;

    • c.

      indien de maatregel op grond van voorschriften verbonden aan een vergunning op grond van artikel 14 Grondwaterwet verplicht is;

    • d.

      indien het project niet in overeenstemming is met het waterhuishoudingsplan;

    • e.

      voor projecten die ten tijde van het moment van subsidieverlening zijn uitgevoerd of in uitvoering zijn genomen;

    • f.

      indien de voorgestelde maatregelen nadelige gevolgen hebben die onvoldoende worden ondervangen;

    • g.

      indien niet voorzien is in een programma of methode om de effecten van de genomen maatregelen te kunnen bepalen;

    • h.

      indien niet is voorzien in het beheer na de uitvoering van het project;

    • i.

      voorzover het budget is uitgeput door eerdere subsidieverleningen.

Artikel 3 - Grondslag voor de subsidie

  • De subsidie bedraagt:

  • a.

    voor een antiverdrogingsproject: 30% van de projectkosten, tot een maximum van € 227.500,00;

  • b.

    voor een waterbesparingsproject waarbij ten opzichte van de bestaande situatie:

    • 1.

      het gebruik van grondwater met 15% tot 20% wordt verminderd: 20% van de projectkosten tot een maximum van € 10.000,00;

    • 2.

      het gebruik van grond water met 20% tot 30% wordt verminderd; 30% van de projectkosten tot een maximum van € 20.000,00;

    • 3.

      het gebruik van grondwater met 30% of meer wordt verminderd: 40% van de projectkosten tot een maximum van  € 30.000,00.

Artikel 4 - Projectkosten

  • 1.

    Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan het project toe te rekenen kosten, na de indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten:

    • a.

      kosten van uitvoering van het project in eigen beheer door de aanvrager, waarbij voor de loonkosten van het betrokken personeel wordt uitgegaan van een vast bedrag van € 50,00 per uur;

    • b.

      kosten van uitvoering van het project indien de uitvoering is uitbesteed;

    • c.

      kosten van de evaluatie van het project;

    • d.

      kosten van onderzoek ter voorbereiding van het project voorzover deze kosten zijn gemaakt door een derde en bij de aanvrager in rekening zijn gebracht.

  • 2.

    Tot projectkosten worden niet gerekend:

    • a.

      overige voorbereidingskosten niet zijnde de kosten bedoeld onder lid 1, onderdeel d;

    • b.

      beheers- en onderhoudskosten;

    • c.

      de schadevergoeding die vergunninghouder op grond van artikel 35 Grondwaterwet verschuldigd is;

    • d.

      kosten terzake van grondaankoop;

    • e.

      kosten die ook uit andere bijdrageregelingen of fondsen kunnen worden betaald, waarmee de gezamenlijke bijdragen boven de totale kosten zouden kunnen uitkomen;

    • f.

      door de aanvrager verrekenbare BTW.

Artikel 5 - Indieningstermijn

Een subsidieaanvraag kan gedurende het gehele kalenderjaar bij Gedeputeerde Staten worden ingediend.

Artikel 6 - Aanvullende stukken bij een aanvraag

  • In aanvulling op artikel 7 ASV geeft de aanvraag tevens inzicht in de volgende zaken:

  • a.

    andere betrokkenen bij het project en een indicatie van de gevolgen voor andere betrokkenen;

  • b.

    berekening van de effecten van de te treffen maatregelen;

  • c.

    fasering van het project;

  • d.

    wijze van uitvoering van het project;

  • e.

    wijze van evaluatie van het project na uitvoering.

Artikel 7 - Subsidieplafond

  • 1.

    Jaarlijks wordt in de provinciale begroting aangegeven, welk subsidieplafond voor dat jaar vastgesteld is voor de verlening van de subsidie op grond van deze verordening voor antiverdrogingsprojecten en voor waterbesparingsprojecten.

  • 2.

    Het subsidieplafond wordt door Gedeputeerde Staten in december van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor het subsidieplafond vastgesteld is, bekendgemaakt.

Artikel 8 - Besluitvormingstermijn

6

In afwijking van artikel 10, lid 2, ASV, kunnen Gedeputeerde Staten in bijzondere gevallen de beslissing tot subsidieverlening eenmaal met een termijn van 13 weken verlengen.

Artikel 9 - Subsidieverlening

7

Voorzover niet met toepassing van artikel 2, lid 2, afwijzend op een aanvraag wordt beslist verdelen Gedeputeerde Staten het beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de wet de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

Artikel 10 - Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig de aanvraag met bijbehorende gegevens waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voor het in de subsidieverlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming voor het wijzigen, vertragen of stopzetten van het project.

  • 2.

    De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen.

Artikel 11 - Het verstrekken van een voorschot

9

Bevoorschotting vindt plaats op verzoek van de subsidieontvanger op basis van de stand van de uitvoering van het project.

Artikel 12 - Subsidievaststelling

10

Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast op basis van de werkelijk gemaakte, betaalde en voor rekening van de aanvrager komende kosten van het project, met als maximum het bij de subsidieverlening bepaalde bedrag.

Artikel 13 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

Artikel 14 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Subsidieverordening Besteding Grondwaterheffing Overijssel 2002.


1

[Toelichting: De door Gedeputeerde Staten te verlenen subsidies zijn projectsubsidies in de zin van artikel 3, lid 1, sub a, ASV.

Uit de provinciale grondwaterheffing kunnen subsidies worden verstrekt voor antiverdrogingsprojecten en waterbesparingsprojecten met het oog op het duurzaam maken van de grondwateronttrekkingen alsmede direct verband houden met het voorkomen en/of tegengaan van nadelige gevolgen van onttrekkingen en infiltraties.

Bij antiverdrogingsprojecten kan onder andere worden gedacht aan:

- maatregelen in de waterhuishouding om de effecten van een winning te compenseren (bijvoorbeeld wateraanvoerplannen);

- maatregelen ter beperking van de waterbehoefte (bijvoorbeeld terugdringen beregening door herdimensionering van waterlopen);

- omschakeling naar een andere beplanting of gewaskeuze/landbewerking.

Bij waterbesparingsprojecten kan onder andere worden gedacht aan:

-  omschakeling op oppervlaktewater;

- beperking van het gebruik van grondwater in het productieproces (de hoeveelheid water bij gelijk- blijvende productie). ]

2

[Toelichting: In lid 2 van dit artikel zijn de afwijzingsgronden opgenomen. Van afwijzen van een aanvraag zal in de eerste plaats sprake zijn indien een aanvraag niet voldoet aan enige bepaling van de onderhavige verordening. De belangrijkste daarvan is artikel 2, lid 1. Artikel 2, lid 2, onderdeel e, stelt helder dat geen subsidie wordt verstrekt voor projecten die op het moment van subsidieverlening al feitelijk in uitvoering zijn of zelfs al gereed zijn. Het is niet de bedoeling subsidie te verlenen voor activiteiten, die conform de vergunningsvoorschriften al verplicht zijn. De onderdelen d en f van het tweede lid van artikel 2 benadrukken dat bij de maatregelen zeer nadrukkelijk aandacht is besteed aan alle relevante aspecten van integraal waterbeheer. Projecten die in zichzelf goed zijn, maar onvoldoende rekening houden met overige bij het grondwaterbeheer betrokken belangen, zullen niet voor subsidie in aanmerking komen als niet voldoende is voorzien in het ondervangen of compenseren van eventuele negatieve neveneffecten. De maatregelen zullen alleen bij goed beheer en onderhoud, ook op lange termijn effect sorteren. Bovendien zullen de effecten pas na kortere of langere tijd meetbaar of zichtbaar zijn. Een projectvoorstel dient dan ook uitdrukkelijk te voorzien in beheer en evaluatie. Het niet plegen van bedoelde nazorg kan leiden tot kapitaalvernietiging en het niet tijdig onderkennen van eventuele onbedoelde schadelijke neveneffecten.

Ook kan afwijzend worden beslist op grond van artikel 4:35 van de wet. Afwijzing op grond van dit artikel is mogelijk indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden, dat de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen of dat de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen, indien de aanvrager onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking, of indien de aanvrager failliet is verklaard of surséance van betaling aan hem is verleend danwel een verzoek daartoe is ingediend.]

3

[Toelichting: De subsidie wordt berekend als percentage van de projectkosten, maar bedraagt niet meer dan het genoemde maximum. Voor waterbesparingsprojecten is het subsidiepercentage afhankelijk gesteld van de mate van vermindering van het grondwatergebruik. Aangetoond moet kunnen worden dat de vermindering van het gebruik van grondwater het gevolg is van het waterbesparingsproject. Dit impliceert dat een vermindering van het gebruik van grondwater in verband met het in acht nemen van de normale zorgplicht niet meegenomen kan worden bij de bepaling van de mate van vermindering in verband met de hoogte van het subsidiepercentage. Onder de normale zorgplicht wordt in ieder geval verstaan een goed beheer en onderhoud, het voorkomen van lekkages, enz. Bij het bepalen van de vermindering van het grondwatergebruik wordt als uitgangspunt genomen, de hoeveelheid onttrokken grondwater in de oorspronkelijke situatie, dus voordat het waterbesparingsproject is uitgevoerd (zie in dit verband ook artikel 2, lid 2, onder b).]

4

[Toelichting: De kosten die in aanmerking worden genomen worden limitatief opgesomd. Deze omschrijving is ook van belang voor de toepassing van artikel 10.

Voor de berekening van de loonkosten van de subsidieontvanger wordt een forfaitair bedrag per uur gehanteerd.

Indien er andere bijdrageregelingen of fondsen (ook Europese) voorhanden zijn, waaruit een bijdrage kan worden verstrekt, dienen deze eerst aangesproken te worden voor een bijdrage. De mogelijkheid bestaat echter wel om aanvullend op andere bijdragen een subsidie te verlenen. Deze subsidie zal echter tezamen met de overige bijdragen niet meer bedragen dan de totale kosten van de activiteit. In sommige gevallen bevatten andere bijdrageregelingen ook nog anticumulatiebepalingen, die strakker zijn dan onderhavige verordening. In dat geval is de andere regeling in deze bepalend. ]

5

[Toelichting: Aangegeven is op welke zaken in de aanvraag om subsidie moet worden ingegaan. Gedeputeerde Staten hebben een aanvraagformulier vastgesteld. Volledige invulling van dit formulier geeft een garantie dat op alle vereiste zaken wordt ingegaan.]

6

[Toelichting: In principe beslissen Gedeputeerde Staten overeenkomstig de bepalingen van de algemene subsidieverordening op de aanvraag (die periode is in ASV vastgesteld op 13 weken).

Er kunnen zich echter bijzondere gevallen voordoen, die een langere voorbereidingstijd vergen. Het zal hier met name gaan om projecten, waarvan niet ondubbelzinnig bepaald kan worden of wordt voldaan aan de criteria. ]

7

[Toelichting: Dit artikel geeft een voorschrift over de wijze van verdeling van het subsidieplafond. Die komt neer op ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Dit betekent dat Gedeputeerde Staten, beginnend met de eerste aanvraag, subsidies verlenen tot het plafond is bereikt en dat zij aanvragen afwijzen voorzover het plafond door het totaal van de verleende subsidies zou worden overschreden. Daarbij is het moment van indiening van een aanvraag, die aan de wettelijke voorschriften voldoet, bepalend. Het betreft hier niet een regel over de volgorde van het nemen van besluiten. Het is zeer wel mogelijk om op een latere aanvraag eerder te beslissen dan op een eerdere, als toewijzing van de aanvraag maar niet tot gevolg heeft dat op de eerdere aanvraag afwijzend moet worden beschikt, omdat door subsidieverlening op latere aanvragen het plafond is bereikt. Dreigt dit te gebeuren, dan zal behandeling van de latere aanvraag worden opgeschort, totdat op de eerdere is beslist. Indien daardoor de beslistermijn van artikel 8 dreigt te worden overschreden, zal de aanvrager daarvan in kennis worden gesteld.]

8

[Toelichting: Dit artikel vormt, tezamen met artikel 2, de kern van de onderhavige verordening. De projecten moeten ook daadwerkelijk worden uitgevoerd, binnen de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde periode. Het is de bedoeling de beschikbare subsidiemiddelen te gebruiken voor die projecten, die binnen een redelijke periode bijdragen aan de doelstellingen van deze regeling. In gevallen waarin een aanvraag wordt ingediend om ontheffing voor het vertragen of stopzetten van het project zal deze doelstelling dan ook worden afgewogen tegen hetgeen verzoeker als zijn belangen naar voren brengt. Daarbij zal mede een rol spelen in hoeverre de feiten die de vertraging hebben veroorzaakt zijn ontstaan door toedoen van de betrokkene zelf.]

9

[Toelichting: Uitgangspunt is dat de bevoorschotting in het algemeen het te verwachten uitgavenpatroon van de subsidieontvanger volgt.De subsidieontvanger dient een gemotiveerd verzoek om een voorschot in te dienen bij Gedeputeerde Staten. De motivering zal gericht moeten zijn op de stand van de uitvoering van de activiteit. Er zal niet meer worden bevoorschot dan 90% (artikel 20 Algemene Subsidieverordening Overijssel 1997) van de verleende subsidie.]

10

[Toelichting: Voor de vaststelling van de subsidie gelden de bepalingen van de ASV en de bepalingen van de wet. Uitgangspunt bij subsidiëring is dat niet meer subsidie wordt verleend dan noodzakelijk is. Daarbij past dat wanneer subsidie ongebruikt blijft of voor andere activiteiten is gebruikt dan verleend, dit deel van de subsidie terugvloeit. Datzelfde geldt voor niet-begrote inkomsten van derden, die eveneens ertoe kunnen leiden dat per saldo minder subsidie nodig is dan vooraf verleend.

Dit artikel maakt het mogelijk daarmee rekening te houden bij vaststelling van de subsidie. ]