Organisatie | Neder-Betuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Wmo beleids– en uitvoeringsplan 2013 – 2016 |
Citeertitel | Wmo beleidskader 2013 – 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet maatschappelijke ondersteuning
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2015 | 01-05-2015 | intrekking | 16-04-2015 | RAAD/14/01820 | |
06-06-2013 | 01-05-2015 | nieuwe regeling | 25-04-2013 Rhenense Betuwse Courant, 29-05-2013 | RAAD/13/01427 |
De Wmo beleidsperiode 2008 – 2012 is ten einde. Er zijn 27 beleidsdoelen gerealiseerd. Een prachtige score. Conform de belofte aan de raad wordt nu een beleidsplan 2013 – 2016 gepresenteerd. Een periode met nieuwe uitdagingen. Er zijn diverse relevante ontwikkelingen die in verband staan met de koers van toekomstbestendig Wmo beleid. In de afgelopen beleidsperiode zijn ervaringen opgedaan met de bedrijfsvoering van het Wmo loket. Daarnaast zijn er vergevorderde plannen voor het ontwikkelen van het 1-loket voor wonen, welzijn, werk en wonen (1- Loket). Ook worden in de komende beleidsperiode naar verwachting de 3 transities overgeheveld (de Jeugdzorg, de AWBZ begeleiding en de Participatiewet). Flankerend beleid als de uitwerking van het accommodatiebeleid en de herijking van het subsidiebeleid hebben hun invloeden. Kortom, de ervaringen van het Wmo loket, aanpalend beleid en de rijksontwikkelingen geven aanleiding voor een koerswijziging van de dienstverlening en de te realiseren effecten.
De rode lijn in dit beleidsplan is het waarborgen van de financiële stabiliteit, het realiseren van structurele oplossingen voor structurele vraagstukken en tijdigheid om op de vraagstukken te reageren.
De grootste uitdaging zal liggen op het opvangen van de Rijksbezuinigingen op de Huishoudelijke Hulp, het budget Begeleiding/persoonlijke verzorging en de hulpmiddelen.
Het grootste gevolg heeft de bezuiniging op Huishoudelijke Hulp. Naar verwachting is per 1 januari 2016 de totale korting van 75 % structureel doorgevoerd. De bezuiniging wordt fasegewijs ingevoerd vanaf 2014. Voor onze gemeente bedraagt het budget in 2012 ruim € 1. 600.000. Verwacht wordt dat dit per 1 januari 2016 verminderd is naar ruim € 400.000, - . De gemeente kan dus niet langer het ingezette beleid voortzetten. Oplossingen kunnen mogelijk gezocht worden in het aanpassen van de dienstverlening, te snijden in de individuele voorzieningensfeer en goed te kijken naar samenwerking in de Regio Rivierenland. Dit laatste met het oog op het 1-loket. Het denken in voorzieningen zal losgelaten moeten worden en verplaatst moeten worden naar het faciliteren van de Eigen Kracht van mensen. Zonder nieuwe manieren van organiseren blijft het risico dat de rijkstaken gewone bezuinigingsmaatregelen blijven, en niet de kans om een sober en doelmatig dienstverlening te realiseren.
Neder-Betuwe wil de komende beleidsperiode inzetten op een verbeterde 1-loket met als kernwoorden proactief, ontkokering, zakelijk en een coachende rol van de samenwerkende partners. Neder-Betuwe wil dat mensen prettig samenleven in leefbare dorpen. De inzet van actieve bewoners is hierbij cruciaal. Dit betekent meer vrijwilligers en minder overbelaste mantelzorgers. Maar ook dat ouderen en mensen met een beperking kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Om de Eigen Verantwoordelijkheid van bewoners te benadrukken gaat de gemeente vooral investeren in het faciliteren van Preventie. Het investeren in een bedrijfsvoering die tegemoetkomt aan het principe van de Kanteling, in het versterken van het vrijwilligerswerk & mantelzorg, het verstevigen van de 0e lijn en het realiseren van ketenzorg in het kader van de 3 transities, zal op den duur moeten leiden tot het verstevigen van Preventie.
Monitoring van resultaten zal een vanzelfsprekende rol spelen.
De gemeente krijgt te maken met meer verantwoordelijkheden, meer verschillende doelgroepen en meer uitvoeringsorganisaties (oa zorgaanbieders). De rol van de gemeente als regievoerder op de Wmo wordt hierdoor complexer. De regierol richt zich ten aanzien van het Wmo beleid op:
Het streven is in deze beleidsperiode een sterke brede basis (preventie) te creëren door:
En pas daarna te kijken naar passende ondersteuning:
Het realiseren van de beoogde sterke brede basis is vertaald in de volgende drie hoofddoelen:
Neder-Betuwe wil een 1-loket met als kernwoorden proactief, ontkokering, zakelijk en een coachende rol van de samenwerkende partners. Doelen:
2. Het versterken van de zelfredzaamheid
Neder-Betuwe wil dat ouderen en mensen met een beperking kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven.
Hoofdstuk I. De negen Wmo prestatievelden
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verdeelt het beleid op het gebied van wonen, zorg en welzijn in negen prestatievelden. De gemeente ontwikkeld beleid op deze negen prestatievelden en beschrijft in het beleidsplan Wmo hoe zij in de komende vier jaar hiermee omgaat. De gemeente is autonoom in hoe en in welke vorm de negen prestatievelden uitgewerkt worden in lokaal beleid. Hieronder staan de 9 prestatievelden met voorbeelden hoe deze worden uitgevoerd in de gemeente.
1.Het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid
De gemeente moet zich actief inzetten voor de leefbaarheid in haar wijken om zo de sociale samenhang en leefbaarheid te vergroten. De gemeente doet dit bijvoorbeeld door haar faciliterende en voorwaardenscheppende rol ten aanzien van voorzieningen voor zorg, welzijn, sport en ontspanning. Of door initiatieven van bewoners en verenigingen te ondersteunen.
Voorbeelden hiervan zijn het concept Huis van de Buurt, het sociaal cultureel werk, de speelplaatsen voor kinderen, de dorpstafels en het wijkmanagement.
2.Preventieve voorzieningen voor problemen met opgroeien en problemen met opvoeden
Dit prestatieveld is gericht op het ondersteunen van jeugdigen met een verhoogde kans op schooluitval, crimineel gedrag en ontwikkelingsachterstanden om zo te voorkomen dat ze in de problemen raken. Het is dus vooral gericht op preventie van problematisch gedrag, en niet zozeer op de behandeling hiervan. Ook ouders die problemen hebben bij het opvoeden zijn een aandachtspunt. Voorbeelden zijn de alcohol en drugspreventie door Iriszorg, opvoedingsondersteuning door de GGD en dienstverlening door het CJG.
3.Het geven van informatie en advies
De gemeente moet inwoners informatie, advies en ondersteuning geven. Dit kan individueel gericht zijn of algemene voorlichting zijn, bijvoorbeeld in het plaatselijke huis-aan-huisblad.
Inwoners moeten voor alle informatie over zorg, (woon)voorzieningen en hulp bij één loket terecht kunnen. Het 1-Loket voor wonen, zorg, welzijn en werk is in oprichting.
4.Ondersteunen mantelzorgers en vrijwilligers
Vrijwilligers en mantelzorgers hebben een belangrijke rol bij de invulling van de negen prestatievelden. Daarom investeert de gemeente in de begeleiding en ontlasting van de mantelzorger, wordt vrijwilligerswerk gestimuleerd en worden vrijwilligers ondersteund.
De gemeente doet dit bijvoorbeeld door het Adviespunt te integreren in het 1 –loket en passende afspraken te maken met onder meer de Stichting Welzijn Ouderen Neder Betuwe en Mozaiek Welzijn.
5.Bevorderen deelname aan het maatschappelijk verkeer van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem.
Het gaat hier om algemene maatregelen om inwoners te stimuleren om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Aan deze maatregelen kan iedereen wat hebben, maar ze zijn vooral bedoeld om kwetsbare groepen in de gelegenheid te stellen actief mee te doen aan het sociale leven. Ook participatie en belangenbehartiging vallen onder dit prestatieveld.
Bijvoorbeeld de toegankelijkheid van openbare ruimten, algemene voorzieningen als rolstoelvervoer en sociale -recreatieve activiteiten voor specifieke doelgroepen.
6.Voorzieningen voor ouderen, gehandicapten, chronische psychiatrische patiënten en mensen met psychische of psychologische problemen.
Wie door een lichamelijke beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem niet zonder hulp kan functioneren, kan bij de gemeenten voorzieningen aanvragen waardoor zelfstandig functioneren wordt bevorderd. Voorbeelden zijn rolstoelen, gehandicaptenvervoer, woningaanpassingen en thuiszorg.
De betrokkenheid van de gemeente bij de prestatievelden 7, 8 en 9 richt zich voornamelijk op het realiseren van de door de Programmaraad van Regio Rivierenland, vastgestelde en regionaal op elkaar afgestemde doelen.
Maatschappelijke opvang betreft opvang van mensen die door uiteenlopende problemen dakloos of thuisloos zijn geworden. Bijvoorbeeld door relatieproblemen, (huiselijk) geweld, een psychiatrische aandoening of geldproblemen. Maatschappelijke opvang omvat niet alleen het (tijdelijk) verlenen van onderdak, maar ook het verstrekken van maaltijden en individuele begeleiding. Waar mogelijk wordt gestreefd naar rehabilitatie: terugkeer naar een zelfstandig en zelfredzaam leven.
Voorbeelden zijn Blijf van m'n lijfhuizen, sociale pensions, dag- en/of nachtopvang en opvanghuizen voor thuisloze jongeren. De gemeente Nijmegen is centrumgemeente.
8.Bieden openbare geestelijke gezondheidszorg.
De gemeente regelt activiteiten ter bevordering van de openbare geestelijke gezondheidszorg en zorgt voor afstemming tussen de verschillende activiteiten en instanties. Doel is om het bereiken en begeleiden van kwetsbare mensen maar ook om preventie. Het betreft uiteenlopende problematiek als psychische problemen, eenzaamheid, depressie, ADHD, pesten, dementie, autisme, geweld of rouw. Voorbeelden zijn slachtofferhulp, crisismeldpunten, Vangnet en Advies, lotgenotengroepen en telefonische hulpdiensten. De gemeente Nijmegen is centrumgemeente.
9.Bieden ambulante verslavingszorg.
Dit prestatieveld betreft de hulp aan verslaafden en het voorkomen dat mensen verslaafd raken. Het gaat niet alleen om drugsverslaving, maar ook om bijvoorbeeld alcoholverslaving en gokverslaving. De centrumgemeente Nijmegen zorgt dat dit beleid in goede samenhang en in samenwerking met de uitvoerende instanties wordt uitgevoerd.
In dit beleidsplan 2013 – 2016 lopen de prestatievelden dwars door de voorgestelde beleidsdoelen. Niet alle prestatievelden krijgen evenveel aandacht in de nieuwe beleidsperiode. Het beleidsplan focust op de prestatievelden 1, 3, 4, 5 en 6. De onderlinge samenhang wordt hierdoor versterkt. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid raakt immers sectoren als wonen, ruimtelijke ordening, veiligheid en economie. Een voorbeeld daarvan is het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Dus een goede toegankelijke - aanpasbare of aangepaste - woning, betaalbare en bereikbare haal- en brengdiensten en een veilige, toegankelijke openbare ruimte. Maar ook de beheersing van de uitgaven speelt een rol bij de keuze. De voorzieningen in deze keuze prestatievelden worden gekenmerkt door een open-einde financiering. Dit betekent een risico voor de gemeente en wordt versterkt door de komende bezuinigingen.
Het prestatieveld 2 (Preventieve voorzieningen voor problemen met opgroeien en opvoeden) wordt nader geconcretiseerd en geoperationaliseerd in nota’s jeugd, onderwijs. In dit beleidsplan is wel aandacht voor jeugd en jongeren door hun meerwaarde bij het versterken van de sociale kracht van het dorpsleven, onder meer via het Vrijwilligerswerk. Het beleid voor de prestatievelden 7,8 en 9 wordt voornamelijk uitgevoerd door centrumgemeente Nijmegen.
In de bijlage II is een overzicht opgenomen van huidige en toekomstige ontwikkelingen in de Wmo. Onder meer wordt een toelichting gegeven op de werkwijze van de Kanteling en de transities.
In de bijlage VI (uitvoeringsprogramma 2013 – 2016) is een overzicht opgenomen van geplande acties waarbij een verbinding wordt gelegd naar het desbetreffende prestatieveld.
Hoofdstuk II. Beleidskaders 2012 – 2016
De volgende kaders bepalen het beleid:
Mogelijkheden staan centraal, niet beperkingen
Het is traditie om te kijken vanuit problemen en beperkingen, en daar oplossingen voor te zoeken. Dit onder het motto “voor ieder probleem is een product voorhanden”. Het kan er toe leiden dat vaak mogelijkheden van mensen onvoldoende in beeld komen zolang de problemen niet zijn opgelost.
Individueel → sociaal→ professioneel
Als mensen vraagstukken hebben of beperkt zijn in hun functioneren, lossen ze dat in eerste instantie zelf op, in de directe omgeving of via algemene cq collectieve voorzieningen. Pas als dat niet lukt, is professionele hulp aan de orde. In de praktijk zijn we gewend geraakt aan professionele oplossingen voor (soms alledaagse) problemen.
Investeren in de zelfsturing van mensen
Hulp moet zich in eerste instantie richten op het zelf leren doen (vanuit de houding: ik help het je leren). Dat gaat een extra investering vragen in het begin. Zowel voor de bewoner met een hulpvraag, als voor de gemeente en professionals. Maar het is wel een investering in de toekomst, dat mensen in staat zijn hun eigen leven in te richten.
Ondersteuning is in principe tijdelijk, dichtbij en eenvoudig
Dit uitgangspunt houdt de volgorde in:
Hulp wordt zo laag mogelijk in de “hiërarchie” van specialisaties gelegd (ontzorgen); hulp zo dichtbij en zo eenvoudig mogelijk. Deze is gemakkelijker dicht bij huis te organiseren. De kosten worden hierdoor beperkt. Het is wel van belang dat ondersteuning beschikbaar is: de opvolgende lijn is beschikbaar voor hulp, advies of ondersteuning aan de voorgaande lijn. De 0e en 1e lijn omvatten lokaal ingekleurde activiteiten, terwijl vooral in de 2e lijn met de Regio Rivierenland wordt samengewerkt.
Iedereen heeft iets te geven. Elke bewoner met een hulpvraag wordt gevraagd zijn capaciteiten ook in te zetten ten behoeve van anderen. Het welzijnswerk speelt hierbij een rol. Erkend wordt dat sommige mensen nooit op de arbeidsmarkt zullen komen, maar wel zinnig maatschappelijk werk kunnen verrichten.
De raad heeft in 2011 de volgende visie vastgesteld: “Neder-Betuwe is een zelfstandige stabiele plattelandsgemeente waar mensen met verschillende identiteiten en achtergronden samen wonen, werken, met onderling respect en ruimte voor elkaar, met zorg voor de medemens en leefomgeving”. Vanuit deze visie zijn drie kernwaarden opgesteld:
Het doel op het gebied van lokaal sociaal beleid voor onze gemeente is tweeledig:
Terugdringen van de sociaal economische gezondheidsverschillen
In Neder-Betuwe (en Rivierenland) zijn mensen lager opgeleid en minder gezond dan in de rest van Nederland. Die relatieve lage opleiding en slechtere gezondheid heeft, zowel voor onze inwoners alsook voor de gemeente, grote gevolgen op allerlei gebieden: Veilig en gezond opvoeden en opgroeien, goed onderwijs op korte afstand, kans op werk en een goed inkomen, kosten voor gezondheidszorg en zelfstandig kunnen blijven functioneren en wonen.
Waar het eerste doel vooral een (middel)lange termijn doelstelling is, willen we ook bereiken dat voor de huidige inwoners, van jong tot oud, met of zonder beperkingen, het beleid zo ingericht wordt dat zij op korte termijn positieve effecten ervaren in hun dagelijks bestaan. Het kunnen meedoen en participeren in de lokale samenleving is waar we het voor doen.
De gemeente krijgt met meer verantwoordelijkheden, meer verschillende doelgroepen en meer uitvoeringsorganisaties (oa zorgaanbieders). De rol van de gemeente als regievoerder op het brede veld van de Wmo wordt hierdoor complexer. De gemeente houdt overzicht via bestuurlijke overlegverbanden, platformen en regiegroepen.
De regierol richt zich ten aanzien van het Wmo beleid op:
De Wmo kent mensen die in meer of mindere mate gebruik maken van meerdere voorzieningen, zoals de Jeugdzorg en de Participatiewet:
Mensen met een beperkte arbeidscapaciteit die ook begeleiding en/of zorg nodig hebben
Zo’n 60% van de mensen met een bijstandsuitkering op een of andere manier te maken met een beperking. Dit varieert van beperkte sociale vaardigheden, tot psychiatrische problematiek. Een deel van deze mensen doet een beroep op Wmo begeleiding of zorg via de AWBZ (bijvoorbeeld GGZ).
Kader: een voorbeeld hoe de dwarsverbanden binnen het Wmo beleid en de komende transities kunnen doorwerken in de praktijk.
Hoofdstuk III. Visie en Doelen
Neder-Betuwe wil haar inwoners zo veel mogelijk ruimte geven om actief te bouwen aan hun eigen samenleving en dorp. Bewoners weten zelf wat nodig is om hun dorp vitaal en levend te houden. Mensen zijn zelf eigenaar van hun problemen en hun oplossingen, om - al dan niet samen met hun eigen netwerken (familie, vrienden, buurt) - invulling te geven aan hun eigen leven. Als dat niet lukt, kunnen vrijwilligers, maatschappelijke organisaties, de kerken en gemeente helpen bij het realiseren van de oplossingen. Het is de omkering in denken en handelen, van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Hierbij past geen claimgerichte benadering van mensen met een ondersteuningsbehoefte, maar wel het kijken naar de vraag achter de vraag. Wat is het probleem en wat is de achterliggende oorzaak. Vraagstukken en oplossingen worden in samenhang bekeken. Deze principes van de “kanteling” kunnen ook toegepast worden op de nieuwe taken in het sociale domein. De gemeente is terughoudend ten aanzien van de inzet van professionals en gaat uit van de inzet van de dorpsgemeenschap. De 0- lijn (preventie – welzijn) speelt een prominente rol in deze visie. De opbouw van dorpsvoorzieningen zijn gebaseerd op bijdragen van bewoners (vrijwilligerswerk/mantelzorg) en algemene dorpsvoorzieningen. Zoals het 1-loket en het Huis van de Buurt.
Investeren in een bedrijfsvoering die tegemoetkomt aan het principe van de Kanteling, in het versterken van het vrijwilligerswerk & mantelzorg, in het verstevigen van de 0e lijn en het realiseren van ketenzorg in het kader van de 3 transities, zal op den duur moeten leiden tot een verminderd beroep op de Wmo-voorzieningen en ander hulp- en zorgaanbod. Of dit zo is zal via monitoring en evaluatie van de na te streven effecten moeten blijken.
Het streven is in deze beleidsperiode een sterke brede basis (preventie) te creëren door:
En pas daarna te kijken naar passende ondersteuning:
Het realiseren van de beoogde sterke brede basis is vertaald in de volgende drie hoofddoelen:
In Neder-Betuwe wordt een 1-loket voor wonen, welzijn, werk en wonen gerealiseerd. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de regioplannen voor de invoering van de transities. Voor de vorming van het 1-loket is een projectgroep aangesteld die dit proces begeleidt. In deze nota wordt alleen ingegaan op de doorontwikkeling van het Wmo deel.
De aanpak van de uitvoering Wmo begint met de vraag hoe de toegang tot de zorg en dienstverlening is georganiseerd. Geven de ervaringen en ontwikkelingen aanleiding om de toegang aan te passen? Zijn er efficiency maatregelen door te voeren? En wat is de aard en omvang van de vraag op de diverse voorzieningen.
De praktijk van alledag heeft een aantal verbeterpunten in de bedrijfsvoering aan het licht gebracht. Deze richten zich enerzijds op de uitvoering en anderzijds op efficiency voordelen in de structuur te behalen. De transities hebben invloed op de bedrijfsvoering door de komst van nieuwe doelgroepen (verbreding en verdieping) en de meekomende bezuinigingen.
De ervaring leert dat de Wmo doelgroepen 2 en 3 (complexe vragen) steeds beter de weg weten te vinden naar het Wmo loket. Ook komen cliënten via meerdere routes naar het Wmo loket zoals Zorgaanbieders, Netwerken/steunpunten en signalerende organisaties. De cliënten kenmerken zich door complexe problematiek (meervoudig en met schakels naar andere beleidsterreinen zoals schulden en werkloosheid). Complexe meervoudige vragen vergen een samengesteld aanbod. Zo is bijvoorbeeld wellicht een pakket nodig aan schuldsanering, kortdurende Huishoudelijke Hulp en hulp bij de financiële thuisadministratie. De organisatie van het 1 –Loket zal aandacht besteden aan deze multidisciplinaire benadering van vragen.
De Wmo vraagt van de gemeente, van professionals, vrijwilligers(organisaties) en bewoners een andere manier van kijken naar vraagstukken. Zo wordt van bewoners gevraagd om zelf eerst informatie & advies in te winnen over vraagstukken voordat het 1-loket in beeld komt. Wordt de hulp ingeschakeld van het 1-loket, wordt eerst gekeken of de aanvrager deze zelf kan oplossen, eventueel met behulp van mensen in de omgeving, zoals buren, familieleden of vrienden. Als dit nog niet tot een oplossing leidt, bieden gemeenschappelijke voorzieningen of zorg door vrijwilligers in de omgeving mogelijk uitkomst. Pas daarna wordt bekeken of een individuele voorziening een oplossing biedt. Zo kan een buurtmaaltijd bijvoorbeeld een veel effectievere oplossing zijn dan de individuele bezorging aan huis. Het werken volgens het principe van de Kanteling betekent het verder ontwikkelen van een vraaggestuurde werkwijze. De bedrijfsvoering vraagt om goed toegeruste medewerkers, samenwerking met andere organisaties en een planmatige aanpak.
De bewoners wijzen op de Eigen Verantwoordelijkheid voor hun eigen welzijn, betekent ook dat de gemeente deze verantwoordelijkheid kan faciliteren. Door bijvoorbeeld een adequate dienstverlening op het gebied van informatie & advies. Alle bewoners met vragen op het gebied van zorg, welzijn, werk en wonen zouden juist, volledig en snel geïnformeerd, geadviseerd en waar nodig doorverwezen moeten worden. De beschikbaarheid en kwaliteit van de digitale informatie zal in de komende beleidsperiode aandacht krijgen.
Maatregel 1. Per uiterlijk 1 januari 2015 zijn de voorgestelde verbeteringen in structuur, uitvoering en financiën structureel ingebed in de organisatie van het 1-loket.
In het 1e kwartaal van 2014 is een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van de structuur met de volgende acties:
In het 2e kwartaal van 2014 is een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van de uitvoering met de volgende acties:
In het 4e kwartaal van 2013 is een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van de financiële beheersbaarheid van de uitvoering met de volgende acties:
Vooruitlopend op de mogelijke uitkomsten van de samenwerking met Regio Rivierenland, wordt een voorstel gepresenteerd op welke wijze de Rijksbezuinigingen opgevangen kunnen worden. Mogelijke regionale voorstellen worden integraal meegenomen. Afstemming zal plaatsvinden met de projectleiding 1 –loket. De voorstellen worden voorzien van een passend informatie – en communicatieplan.
Maatregel 2. Uiterlijk in het 2e kwartaal 2014 is een plan van aanpak ontwikkeld ter verbetering van de beschikbaarheid en kwaliteit van de digitale informatie & adviesfunctie, als onderdeel van het webportaal 1-loket.
De gemeente levert maatwerk bij de intake en toeleiding naar voorzieningen. Informatie, advies en clientondersteuning gebeurt door bijvoorbeeld de inzet van de Loketmedewerkers, de ouderenadviseur van het Adviespunt en MEE consulenten. En ook via informatie op scholen of bij de jeugdsozen. Zo verzorgt Iriszorg gerichte informatie aan jeugd en jongeren bij de Meeting.
Uit tevredenheidonderzoeken blijkt dat de kwaliteit van informatie en advies in de afgelopen beleidsperiode behoorlijk is toegenomen. De dienstverlening wordt uitgevoerd door vakbekwame en servicegerichte medewerkers die geïnformeerd zijn op relevante terreinen, met kennis van de sociale kaart en aanvraagprocedures. Contacten worden onderhouden met aanbieders, cliëntorganisaties en andere relevante partijen en zijn gericht op afstemming van dienstverlening, het actueel houden van informatie en het oplossen van knelpunten.
Cliëntondersteuning richt zich op mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de client niet zelf of met behulp van zijn omgeving kan oplossen. Met de vorming van het 1 – loket wordt de toegang clientondersteuning gecompliceerd door de nauwe verwevenheid van de Wmo met de AWBZ zorg, de verbreding door de komst van nieuwe doelgroepen en verdieping door het vergaand samenwerken met instellingen op het gebied van werk & inkomen en jeugdzorg. Clientondersteuning is een onderdeel van de vorming van het 1-loket en wordt daarom in deze beleidsnota niet verder uitgewerkt.
Het streven is om bewoners te stimuleren eerst gebruik te maken van ter beschikking staande bronnen van advies& informatie voordat een beroep wordt gedaan op het 1-loket. Op dit moment verkent de projectgroep 1-loket de ontwikkeling van een webportaal. Een communicatieplan en het ontsluiten van de sociale kaart maakt hier onderdeel vanuit. Daarbij wordt gekoerst om de samenhang in het aanbod aan informatie & advies te vergroten en de overlap te verminderen. Tot slot; om te voorkomen dat het 1- loket overstelpt wordt met álle vragen waar mensen mee zitten, wordt de mogelijkheid verkend om informatiepunten in te richten in de dorphuizen cq het concept Huis van de Buurt.
Uiterlijk in het 2e kwartaal 2014 is een plan van aanpak ontwikkeld ter verbetering van de beschikbaarheid en kwaliteit van de digitale informatie & adviesfunctie, als onderdeel van het webportaal 1-loket.
De basis van het beleid is: wat kunnen mensen zelfstandig oppakken en wat kan de omgeving doen? Bij kwetsbare groepen is vaak sprake van een combinatie van informele en formele steun. De gemeente verstrekt de volgende voorzieningen: Hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, hulpmiddelen als scootmobiel en vervoersvoorzieningen, zoals de Regiotaxi en vervoersinitiatieven zoals Klaartje en Swobrik. Met deze voorzieningen worden kwetsbaren zodanig gecompenseerd dat zij in staat zijn hun huishouden te voeren, zich te verplaatsen en anderen te ontmoeten. De bijlage III geeft een overzicht van de vraag naar Wmo voorzieningen.
In de komende beleidsperiode worden maatregelen genomen waarbij kwetsbare bewoners zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Hierbij worden nadrukkelijk de voorstellen meegenomen als genoemd in de vastgestelde nota “Woonvisie Neder-Betuwe 2011 – 2016.
Neder-Betuwe wil dat ouderen en mensen met een beperking kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven.
Ad 1. Efficiency maatregelen doorvoeren op Hulp bij het Huishouden
Het regeerakkoord heeft grote gevolgen voor de voorzieningen. Vooral bij het Hulp bij het huishouden. Naar verwachting is per 1 januari 2016 de totale korting van 75 % structureel doorgevoerd. Voor onze gemeente bedraagt het budget in 2012 ruim € 1. 600.000. Verwacht wordt dat dit per 1 januari 2016 verminderd is naar € 400.000, - . Het aantal inwoners van Neder-Betuwe dat huishoudelijke hulp kan ontvangen, daalt dan evenredig van 425 in 2012 naar 107 in 2016. De gemeente kan dus niet langer het ingezette beleid voortzetten. Oplossingen zijn mogelijk (combinaties van):
Te zoeken naar andere vormen van hulp bij het huishouden om “een schoon en leefbaar”huis te realiseren. Maatwerk zou bijvoorbeeld ingezet kunnen worden door een combinatie van thuiszorg, schoonmaakbedrijven, alfahulpen en vrijwilligers. Het is dus dan niet meer vanzelfsprekend om de huidige aanbestedingsmethode voort te zetten.
Basisvragen zijn de aard en omvang van de vraag naar de vormen van dienstverlening, nu en in de toekomst. Welke vragen worden door wie gesteld, zijn het veelal enkelvoudige vragen of juist meervoudige vragen en is een trend zichtbaar. De beantwoording zal inzicht moeten verschaffen of de bezuinigingen en transities lokaal zijn op te vangen, of dat een regionale insteek onvermijdbaar is. De uitkomsten hiervan zijn cruciaal voor de vorming van het 1-loket. De beantwoording van deze basisvragen is een verantwoordelijkheid van de projectgroep 1-loket.
In het 4e kwartaal van 2013 worden maatregelen voorgesteld om de Rijksbezuinigingen en de overheveling van de transities op te vangen. Mogelijke regionale voorstellen worden integraal meegenomen. Afstemming zal plaatsvinden met de projectleiding 1 –loket. De voorstellen worden voorzien van een passend informatie – en communicatieplan.
Ad 2. Efficiency maatregelen doorvoeren op woonvoorzieningen
Praktijkervaring leert dat de volgende mogelijkheden er zijn om de uitgaven voor de woonvoorzieningen te beheersen:
Meer voorzieningen als algemeen gebruikelijk aanmerken
Door het bepalen dat een voorziening “algemeen gebruikelijk” is, komt deze niet langer voor vergoeding op grond van de Wmo in aanmerking. Nu worden nog voorzieningen verstrekt die als zodanig zouden kunnen worden aangemerkt bijvoorbeeld een beugel voor boven het bad of een tweede toilet op de bovenverdieping.
Bij gebruikelijke vervanging/modernisering geen voorziening verstrekken
Met enige regelmaat wordt een financiële vergoeding verstrekt voor het verwijderen van een bad en het maken van een douche in een badkamer die al langere tijd, bijvoorbeeld 15 jaar, niet is opgeknapt. Het kan hier gaan om gebruikelijke vervanging/modernisering waarvoor de Wmo niet bedoeld is.
Kleine woningaanpassingen laten uitvoeren door één contractpartner
De Wmo cliënten hebben nu de vrijheid om de woningaanpassing te laten uitvoeren door de (goedkoopste) aannemer van zijn keuze. Door voor de kleine woningaanpassingen (bijvoorbeeld plaatsen van toiletverhogers, douchezitjes, drempelhulpen, tweede trapleuning) met één bedrijf afspraken te maken, kan naar verwachting goedkoper worden gewerkt. Hierbij wordt ook nadrukkelijk gekeken naar de mogelijke rol van de sociale werkplaats. Tot slot wordt een standpunt ingenomen over de reikwijdte van de dienstverlening; is het van toepassing op huurwoningen of ook op koopwoningen.
Het initiëren van gemaksdiensten
In de praktijk valt het op dat cliënten wel lang zelfstandig willen blijven wonen, maar lichamelijk niet in staat zijn om dagelijkse werkzaamheden te verrichten. Ook is regelgeving soms complex en is ondersteuning nodig. In de regel kan met het inschakelen van gemaksdiensten veel leed bespaard blijven en kunnen kwetsbaren langer thuis blijven wonen.
Het doorvoeren van (een combinatie) van deze efficiencymaatregelen zullen kostenbesparend werken. Pas nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden over de keuze, kan een doorberekening plaatsvinden en verwerkt worden in de begroting. En vindt een eventuele wijziging plaats in het Verstrekkingenboek.
Ad 3 De voorwaarden creëren om bewoners zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen
Een van de uitgangspunten in de Wmo is dat mensen zo lang mogelijk zich zelfstandig kunnen verplaatsen in en om de woning. Door de ontwikkeling van woon-zorgcomplexen, subsidie aan organisaties en woonvoorzieningen, wordt een bijdrage geleverd aan een grotere zelfstandigheid van kwetsbare bewoners. Voorbeelden zijn telefooncirkels en welzijnsactiviteiten in de sfeer van dagbesteding en bewegen (sportbuurtcoach). Behalve een aangepaste woning, zijn ook factoren als de fysieke, sociale en financiële bereikbaarheid van voorzieningen en activiteiten van belang voor de zelfredzaamheid. Mensen in een rolstoel moeten bijvoorbeeld zich kunnen verplaatsen in de openbare ruimte waar geen obstakels bevinden zoals hoge stoepranden. In de vastgestelde nota “Woonvisie Neder-Betuwe 2011 – 2016 zijn hiervoor voorstellen gedaan.
1.Afspraken met de Stichting Woningbeheer Betuwe (SWB) over levensloopbestendige wonen.
Eigen verantwoordelijkheid betekent zo veel mogelijk voorkomen dat ondersteuning nodig is. Dit kan door tijdig te anticiperen op het ouder worden, bijvoorbeeld door informatie & advies en maatregelen te nemen in en om het huis. Met de SWB zijn afspraken gemaakt over het mogelijk maken voor kwetsbaren om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. Deze afspraken zijn geëvalueerd. Op basis daarvan worden nieuwe afspraken gemaakt. Gekoerst wordt om afspraken te maken over het tijdig, juist en volledig informeren en adviseren van toekomstige cliënten. De gemeente zal controle voeren op de naleving van de afspraken via de reguliere overlegrondes.
2.Fysiek, sociaal en financieel toegankelijke voorzieningen en activiteiten
Fysieke toegankelijkheid heeft betrekking op de inrichting van de openbare ruimte en accommodaties. Maar ook op de bereikbaarheid van voorzieningen.
Voor de fysieke toegankelijkheid wordt de weegfactor “toegankelijkheid” standaard meegenomen bij ruimtelijke planontwikkelingen zoals de ontwikkeling van dorpsvisies, de inrichting van de openbare ruimte en verkeersmaatregelen. In de praktijk worden de belangen van kwetsbare verkeersdeelnemers al meegewogen, alleen niet geformaliseerd.
Aanvullend op de behoefte aan fysieke en sociale toegankelijkheid is er ook behoefte aan financiële toegankelijkheid: de betaalbaarheid van voorzieningen en activiteiten. Er ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de gemeente en (maatschappelijke)organisaties en verenigingen om voorzieningen en activiteiten betaalbaar te maken en te houden. Dit aandachtspunt wordt meegenomen bij het herijken van het subsidiebeleid in het jaar 2013.
De behoefte naar passende vervoersmogelijkheden onder mensen met een beperking is groot. De regiotaxi geldt als een voorliggende voorziening. In deze beleidsperiode wordt in Regio Rivierenland verband verkend hoe de diverse vervoersvoorzieningen in samenhang (bijvoorbeeld Leerlingenvervoer) met elkaar sober en doelmatig versterkt kunnen worden.
C. Vergroten Maatschappelijke Participatie
Neder-Betuwe wil dat mensen prettig samenleven in leefbare dorpen. De inzet van actieve bewoners is daarbij cruciaal.
Er zijn al behoorlijk wat activiteiten en voorzieningen. De uitdaging is om samenhang te brengen hiertussen omdat zij hetzelfde doel hebben: ontmoeting, dagbesteding, incidentele hulp, service en informatie voor bewoners en organisaties. De gemeente kiest ervoor om bewoners, instellingen, verenigingen en vrijwilligers te ondersteunen in wat zij zelf organiseren om maatschappelijke effecten te realiseren. Een milde aanname is dat in Neder-Betuwe het meeste vrijwilligerswerk verricht op het terrein van de sportvereniging, het welzijnswerk en activiteiten vanuit de kerk. Bewoners geven daarmee niet alleen het eigen ‘meedoen’ vorm, maar het draagt ook bij aan het ‘meedoen’ van kwetsbare groepen en daarmee aan de kwaliteit van samenleven. De gemeente investeert in een algemeen preventief voorzieningenniveau, dat alle bewoners de mogelijkheden biedt voor sociale participatie, ontplooiing en zelfredzaamheid. Te denken valt aan voorzieningen en activiteiten op het gebied van onderwijs, (jeugd)gezondheidszorg, spelen, recreatie en ontmoeting, sport, cultuur, ouderenwerk, sociaal-cultureel werk en vrijwilligerswerk.
Het Adviespunt, Mozaiek Welzijn en de Stichting Welzijn Senioren zijn de voornaamste partners die voor ons het vrijwilligers- en mantelzorgbeleid uitvoeren. Het oplossen van welzijnsvraagstukken is echter geen exclusiviteit meer van gevestigde welzijnsorganisaties.
In de afgelopen beleidsperiode is een start gemaakt met het verkennen hoe de sociale infrastructuur, het concept Huis van de Buurt en het 1- Loket op elkaar afgestemd kunnen worden. Het wordt bekeken in samenhang met welzijn, zorg en begeleiding. Kortom er is voldoende reden om de huidige nota vrijwilligersbeleid en mantelzorg te actualiseren.
Bijzonder aandacht gaat in deze beleidsperiode uit naar de gemaakte keuzes in het re-integratiebeleid. Maatschappelijk participatie op andere wijze dan arbeid is daarbij het doel. Vanuit het re-integratiebeleid omvat deze ondersteuning vooral initiëren, voorwaarden scheppen en activering, stimulering, verwijzing en begeleiding. Het re-integratiebeleid sluit hier aan bij de Kantelinggedachte: inzet op algemene voorzieningen en pas bij echte noodzaak een individueel aanbod. De gemeente wil zijn re-integratie-inzet sturen vanuit en het resultaat afzetten tegen de Participatieladder. De beleidsdoelen zijn gericht op re-integratie naar de reguliere arbeidsmarkt (betaald werk). Van de categorie mensen die wel werk kunnen verrichten maar die geen betaald werk zullen kunnen vinden is het doel dat 50% van hen ultimo 2014 maatschappelijk actief is. Voor de realisatie van dit doel zijn additionele arbeidplekken bij het bedrijfsleven en vrijwilligersplekken elders nodig. Hiertoe wordt ook dus van andere beleidsdisciplines een bijdrage verlangd; (gezondheid-)zorg, welzijn, vrijwilligerswerk.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van mantelzorg en vrijwilligers heeft tijd nodig om zich te ontwikkelen. Er is een nadere verkenning nodig van de vraag of een meer sectorale of dorpsgerichte benadering van het vrijwilligerswerk meer (zorg)vrijwilligers kan opleveren. Verder zal worden uitgezocht hoe maatschappelijke ondersteuning in de dorpen meer gericht kan zijn op het beiden van hulp bij boodschappen en klussen.
In de komende beleidsperiode wordt ingezet op 2 maatregelen:
Maatregel 1. Versterken 0e lijn
Binnen de Wmo heeft het welzijnsbeleid een belangrijke rol, omdat de Wmo niet alleen zorgwet is, maar juist een participatie wet. De gemeente kijkt breder dan zorg en ondersteuning. En zorgt dat de omgeving toegankelijk is, dat er geschikte woningen zijn voor mensen met een beperking en dat mensen toegeleid worden naar onderwijs en arbeid. Maar ook de beschikbaarheid en kwaliteit van digitale informatievoorzieningen.
De gemeente kan niet meer de oplosser zijn van alle vraagstukken, maar gaat uit van de (organisatie)kracht van de samenleving, die in de dorpen afzonderlijk en de gemeente als geheel aanwezig is. Een leefbare en prettige buurt begint met bewoners die zich actief voor hun buurt en medebuurtbewoners willen inzetten. Dat kan via op manieren zoals vrijwilligerswerk, mantelzorg en burenhulp. En op diverse leefbaarheidgebieden.
Het leefbaarheidsaanbod in onze dorpen bestaat uit onderling met elkaar samenhangende voorzieningen:
De gemeente heeft ervaring met het stimuleren van samenwerkingsverbanden. Zo levert sport (sportbuurtcoaches) en cultuur, nu al een grote bijdrage aan de ondersteuning van kwetsbare groepen. Meerwaarde is te realiseren door het smeden van samenwerkingsverbanden tussen maatschappelijke partners in de 0e lijn - ondersteuning en zorg. Hieronder wordt verstaan: de dienstverlening van de dorpstafels, het wijkmanagement, het aanbod van dorpshuizen, het schoolmaatschappelijk werk, de wijkagent, de kerken, de wijkverpleegkundige, het aanbod aan sport en cultuur etc.
De 0e lijn kan een signalerende, ondersteunende en monitorende functie vervullen. En als zodanig informatie verstrekken voor beleidsvorming cq bijstelling van het 1- loket. Het lokale welzijnsbeleid krijgt zo meer de functie van preventie en eerste opvang; de versterking tussen publieke gezondheidszorg - eerstelijnszorg en meer samenwerking / samenhang tussen zorg- en hulp – en welzijnsvormen. Instrumenten om deze samenwerking te bevorderen is de vorming van het 1-loket, het subsidiebeleid en het accommodatiebeleid.
In het 4e kwartaal van 2013 wordt een plan van aanpak opgesteld over het versterken van de 0e lijn als instrument voor signalering, ondersteuning en monitoring. Dit in samenhang met het vrijwilligers- mantelzorgbeleid, het accommodatiebeleid, het subsidiebeleid en de vorming van het 1-loket.
Maatregel 2. Versterken lokaal vrijwilligerswerk en mantelzorg
Meer vrijwilligers en minder overbelaste mantelzorgers is het doel van dit themaveld. In het op te stellen beleidsplan krijgen de volgende doelen in ieder geval aandacht:
Uitvoering geven aan het Re-integratiebeleid
In het vastgestelde re-integratiebeleid is opgenomen dat het hebben van werk of dagactiviteiten is een belangrijke voorwaarde voor zelfstandigheid, het participeren in de samenleving én voor gezondheid. Structureel vrijwilligerswerk is een belangrijk (eind)resultaat. Naast informatie en verwijzing naar het Adviespunt, vindt ook zo nodig doorgeleiding naar de voorzieningen van de zorginstellingen en het welzijnswerk plaats.
De rol van het welzijnsbeleid in het 1-loket, in samenhang met zorg en begeleiding. Met aandacht voor de taak als signaleerder en adviseur. Prestatieafspraken worden gemaakt hoe kwetsbaren gefaciliteerd kunnen worden met diensten op zorg, welzijn en gemaksdiensten.
Bevorderen samenwerking organisaties
Vrijwilligersorganisaties, professionele organisaties en het bedrijfsleven kunnen elkaar waar nodig versterken door samen te werken op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Onder andere als het gaat om de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe (effectieve) manieren van werven, maar ook bij het waarderen van vrijwilligers, het trainen van vrijwilligers en bij het matchen van vrijwilligers en organisaties en/of mensen die hulp nodig hebben.
Het werven en behouden van jonge vrijwilligers
De aanwas van jonge vrijwilligers zal naar verwachting een terugslag kunnen krijgen vanwege het stopzetten van de verplichting Maatschappelijke Stages per schooljaar 2015 - 2016. Op deze mogelijke terugslag moet tijdig worden ingegrepen. De doelgroep vraagt om een specifieke aanpak. Schoolgaande jongeren zijn daarbij blijvend geënthousiasmeerd om vrijwilligerswerk te verrichten of worden betrokken bij het vrijwilligerswerk.
Een bron van zorg is de druk op het bestuurlijk kader. Ons bereiken berichten over de bedreiging van de continuïteit van instellingen die structureel met vrijwilligers werken. Niet alleen de complexiteit van bestuurstaken, maar ook de vergrijzing van het bestuur speelt hierbij vaak een rol. Verkend wordt in hoeverre een professionaliseringsslag gepleegd kan worden in het uitvoeren van bestuurstaken met als kernwoorden activerende ondersteuning, scholing en training van het bestuurlijk kader.
Bijzondere doelgroepen / thema’s
Bewoners die recentelijk zijn komen wonen in de gemeente of dat van plan zijn, zijn mogelijke vrijwilligers. Daarnaast krijgt het “lotgenotencontact” als laagdrempelige voorziening aandacht in de komende beleidsperiode.
In de komende beleidsperiode wordt aandacht besteed aan respijtzorg, inspraak en het bieden van informatie & advies.
Bijzonder aandacht verdient monitoring. Bij mantelzorg is het beleidsmatig interessant inzicht te krijgen welk percentage mensen hulp geeft aan zieke mensen of gehandicapten, mantelzorg geeft, zicht gesteund voelt, behoefte heeft na respijtzorg. Bij vrijwilligerswerk is inzicht nodig welk percentage inzet ten behoeve van een organisatie, buren en mantelzorg.
De Wmo kent als gevolg van de 9 prestatievelden een groot aantal taken voor de gemeente, bestaande én nieuwe taken. Voor de nieuwe taken die de gemeente als gevolg van de Wmo heeft gekregen, worden via een Integratie uitkering middelen ontvangen. Deze vormen het Wmo-budget. Voor de overige taken zijn de geldstromen zoals die bestonden vóór de invoering van de Wmo in stand gebleven. Deze middelen worden via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds ontvangen.
Uit het regeerakkoord blijkt dat een combinatie van bezuinigingen en efficiencymaatregelen de gemeente gaan treffen. Het grootste gevolg heeft de bezuiniging op de Huishoudelijke Hulp (in totaal 75 % efficiencykorting). Dit heeft direct consequenties op de overige dienstverlening. Daarnaast wordt de AWBZ begeleiding en Hulpmiddelen toegevoegd aan de Wmo taken, elk met een efficiencykorting van 25 %.
De Huishoudelijke Hulp wordt met ingang van 2014 inkomensafhankelijk gemaakt voor nieuwe clienten en vanaf 2015 ook voor bestaande clienten. De bezuiniging wordt fasegewijs ingevoerd vanaf 2014. Per 1 januari 2016 is de totale korting van 75 % structureel doorgevoerd.
In 2012 bedraagt het budget Hulp bij het Huishouden voor onze gemeente ruim € 1. 600.000. Als wordt uitgegaan van een daling van 75% betekent dit een korting van ruim € 1.200.000. Het gemeentelijke budget wordt dan per 1 januari 2016 ruim € 400.000, - . Onlosmakelijk verbonden hieraan zullen ook de inkomsten uit eigen bijdrage dalen. Het aantal inwoners van Neder-Betuwe dat huishoudelijke hulp kan ontvangen, daalt dan evenredig van 425 in 2012 naar 107 in 2016.
Op dit moment is niet aan te geven wat de concrete gevolgen hiervan zijn. Er is nog te weinig bekend over de definitieve invulling van de plannen. Het is dan ook lastig om doorberekeningen te maken. Bovendien ontvangt de gemeente geen geoormerkte middelen van het Rijk. De financiering betreft een open-einde regeling. Dit houdt in dat er geen bestedingsplafond is. Doordat er sprake is van een compensatieplicht, kan geen hulp aan bewoners geweigerd worden met alleen de motivering dat er geen middelen meer beschikbaar zijn. Dit is dus een risico voor de gemeente.
Begeleiding en Persoonlijke verzorging
Er zal niet alleen sprake zijn van een ingrijpende bezuiniging op de WMO, maar de begeleiding en de persoonlijke verzorging zullen vanuit de AWBZ naar de WMO worden gedecentraliseerd. Hierdoor krijgt de gemeente er een grote taak bij. Het kabinet is voornemens de dienstverlening te versoberen en meer te richten op waar ze het hardste nodig is. De overheveling gaat daarop gepaard met een bezuiniging van 25% voor begeleiding en persoonlijke verzorging.
Voor hulpmiddelen zoals een scootmobiel/ rolstoel geldt een verplichting tot hergebruik.
Onze gemeente speelt daarop in door in de nieuwe beleidsperiode in 2013 een pool op te zetten. Daarmee is al in deze aflopende beleidsperiode al mee geëxperimenteerd.
Overzicht geraamde Wmo uitgaven in 2013 t/m 2015.
Voor de uitvoering van de Wmo zijn financiële middelen nodig. In de gemeentelijke begroting worden daarvoor budgetten beschikbaar gesteld. De structuur van de begroting kent een andere ordening dan de prestatievelden in het Wmo-beleidsplan. Het is nagenoeg onmogelijk om in een begroting de uitgaven en inkomsten per prestatieveld weer te geven. ( bv. het totale budget voor prestatieveld 1. Leefbaarheid is niet te maken). De begrotingscijfers voor de uitvoering van de dienstverlening van het Wmo Loket, zijn wel inzichtelijk. Dit onder voorbehoud van de definitieve plannen van het kabinet per 1 januari 2015. Daarnaast is op basis van ervaringscijfers, trends weer te geven in de vraag naar voorzieningen.
Tabel: begroting dienstverlening Wmo Loket
Trends in uitgaven bedrijfsvoering en dienstverlening
De werkelijke uitgaven in de dienstverlening zullen, met 2012 als referentiejaar, geen grote verschillen laten zien tot het jaar 2015. Alleen de uitgaven in de voorziening woning/woningaanpassing verloopt grillig. De vraag naar woning/woningaanpassingen is moeilijk te prognosticeren en vormt dus een risico. Met de voorgenomen efficiencymaatregelen, waaronder het verkennen van de mogelijkheid tot het voeren van een vorm van inkomensbeleid, kunnen de uitgaven enigszins beheersbaar blijven. Fluctuaties in uitgaven binnen alle soorten dienstverlening, kunnen over het algemeen binnen de producten verrekend worden. De uitgaven blijven ongeveer op hetzelfde niveau zich voortbewegen tot het jaar 2015.
Voorstellen met financiële consequenties
In dit beleidsplan zijn voorstellen gedaan die financiële consequenties kunnen hebben:
De daadwerkelijke uitwerking kan voordelig of nadelig uitpakken voor het Wmo budget. De principes van budgettaire neutraliteit en structurele dekking voor structurele uitgaven zijn uitgangspunt. Alleen bij onvoorziene, onvermijdelijke en onuitstelbare structurele uitgaven, die niet binnen de begroting kunnen worden opgevangen, wordt de raad een nader voorstel gedaan.
De bezuinigingen impliceren dat het moeilijk is om op 1 januari 2015 ongewijzigd beleid voort te zetten. Hieruit is op te maken dat de bezuinigingen niet alleen te realiseren is met efficiency winst en gekanteld werken. Oplossingen kunnen mogelijk gezocht worden in combinaties van:
Te zoeken naar andere vormen van hulp bij het huishouden om “een schoon en leefbaar”huis te realiseren. Maatwerk zou bijvoorbeeld ingezet kunnen worden door een combinatie van thuiszorg, schoonmaakbedrijven, alfahulpen en vrijwilligers. Het is dus niet meer vanzelfsprekend om de huidige aanbestedingsmethode voort te zetten.
In het 1e kwartaal van 2014 is een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van de structuur van het 1-loket. Een voorstel voor een bij het 1- loket passende formatie en organisatie maakt hier onderdeel vanuit.
In het 4e kwartaal van 2013 wordt een plan van aanpak opgesteld voor het opvangen van de omvangrijke bezuinigingen op Huishoudelijke Hulp, Begeleiding en Hulpmiddelen. Mogelijke regionale voorstellen worden integraal meegenomen. De voorstellen worden voorzien van een passend informatie – en communicatieplan.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 april 2013
de griffier, de voorzitter
mr. J.C. Bouwman, ir. C.W. Verhoek
Bijlage I Gerealiseerd beleid 2008 – 2012
Evaluatie resultaten beleidsplan Wmo ‘Samen zorgen, wonen en leven 2008-2011’
Domein 1 Samen leven in buurt en wijk
Domein 2 Opgroeien en opvoeden
Domein 3 Mantelzorg en vrijwilligerswerk
Domein 4 Meedoen makkelijker maken
Domein 5 Preventie, zorg en opvang
Bijlage II. Wmo nu en in de toekomst
Waar staat de gemeente op dit moment?
Uit de evaluatie Wmo beleid 2008 – 2012, valt te concluderen dat er in de afgelopen jaren veel is gebeurd. Een groot aantal doelstellingen uit het beleidsplan is gerealiseerd en de meeste actiepunten zijn uitgewerkt of uitgevoerd. Er zijn 27 voorstellen gerealiseerd. Er zijn uiteenlopende samenwerkingsverbanden ontstaan met partners en vertegenwoordigers uit de Wmo -doelgroepen. Op het terrein van leefbaarheid, jeugd en (kwetsbare) ouderen zijn professionals aan de slag gegaan die gezamenlijk een stevige basis leggen onder ons sociaal beleid. Het begrip Wmo is bij veel inwoners in de gemeente Neder-Betuwe bekend. Uit het tevredenheidonderzoek blijkt dat cliënten van Wmo-voorzieningen tevreden zijn over de dienstverlening en de Wmo-voorzieningen die beschikbaar zijn gesteld. Ook de participatie van inwoners bij het opstellen en uitvoeren van beleid is gegroeid en beter geworden. De Wmoraad is in haar rol van gesprekspartner gegroeid. Tot slot is de dienstverlening vanuit het Wmo Loket verder ontwikkeld en meer klantgericht. Ook zijn de eerste stappen gezet voor de invoering van de Kanteling in het werkproces (zie hieronder).
In de Bijlage I is een overzicht van gerealiseerde voornemens in de beleidsperiode 2008 - 2012.
In de bijlage II is een overzicht opgenomen van vraag en verstrekte voorzieningen.
Gemeenten krijgen door de overheveling van jeugdzorg, decentralisatie van de AWBZ extramurale begeleiding naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Passend Onderwijs en Participatiewet veel nieuwe taken en bevoegdheden. De gemeente krijgt hiermee de mogelijkheid een samenhangend beleid te voeren, gericht op het vergroten van de participatie van mensen met een kwetsbare positie in de samenleving. Hoewel twee van de drie transities in de wacht zijn gezet, is de verwachting dat zij – in welke vorm dan ook – zullen doorgaan. In het Wmo beleidsplan wordt het verbinden van de samenhang het uitgangspunt.
De uitdaging is om participatie na te streven, de compensatieplicht uit te voeren, de Kanteling door te voeren en tegelijkertijd grip op de zaak te houden binnen de (financiële) kaders. De Wmo in samenhang met de transities en ander relevant beleid in het sociale domein kunnen de koerswijziging realiseren: goedkoper en beter.
De Wmo is een brede participatiewet met als uitgangspunt “iedereen moet kunnen meedoen”. Het is vooral bedoeld voor mensen die daar om welke reden dan ook belemmeringen in ervaren. Om “het meedoen” te realiseren is in de Wmo de compensatieplicht opgenomen.
Meer en meer gaat de nadruk liggen op de mogelijkheden van de vrager en de inzet van zijn sociale netwerk. Dit vraagt een omslag in het denken en doen van de gemeente, haar maatschappelijke partners en burgers; de Kanteling. Deze kantelinggedachte geldt voor alle onderdelen van de Wmo. De medewerkers van het Wmo-loket voeren deze kantelingsgedachte al uit in de dagelijkse praktijk, bij het eerste klantcontact. Het heeft geresulteerd in maatwerk bij vragen, het aanboren van het sociaal netwerk en doorverwijzingen naar algemene voorzieningen. Met als effect dat er minder een beroep wordt gedaan op individuele voorzieningen.
Zo wordt bij vraagstukken eerst gekeken of de aanvrager deze zelf kan oplossen, eventueel met behulp van mensen in de omgeving, zoals buren, familieleden of vrienden. Als dit nog niet tot een oplossing leidt, bieden gemeenschappelijke voorzieningen of zorg door vrijwilligers in de omgeving mogelijk uitkomst. Pas daarna wordt bekeken of een individuele voorziening een oplossing biedt. Zo kan een buurtmaaltijd bijvoorbeeld een veel effectievere oplossing zijn dan de individuele bezorging aan huis.
Onze gemeente voert de uitwerking van de transities uit in Regio Rivierenland verband. Dit betekent dat voortschrijdend inzicht kan leiden tot snelle aanpassingen op onderdelen van het voorgestane beleid.
Aan de transitieprocessen liggen dezelfde uitgangspunten ten grondslag:
Deze transitie houdt in de overheveling van de jeugdzorgtaken van provincie naar de gemeente op basis van een nieuwe wettelijk kader en één financieringssysteem. Het Centrum voor jeugd en gezin ( CJG) gaat als frontoffiche fungeren voor alle jeugdzorg binnen de gemeente. In Neder-Betuwe wordt het CJG loket en het 1 –loket voor wonen, werk, welzijn en zorg geïntegreerd.
Binnen het kader van ons re-integratiebeleid wordt ondersteuning geboden aan mensen zonder arbeidsmarktperspectief. Maatschappelijk participatie op andere wijze dan arbeid is daarbij het doel. Vanuit ons re-integratiebeleid omvat deze ondersteuning vooral initiëren, voorwaarden scheppen en activering, stimulering, verwijzing en begeleiding. Het re-integratiebeleid sluit hier aan bij de Kantelinggedachte: inzet op algemene voorzieningen en pas bij echte noodzaak een individueel aanbod. De gemeente wil zijn re-integratie-inzet sturen vanuit en het resultaat afzetten tegen de Participatieladder. De beleidsdoelen zijn gericht op re-integratie naar de reguliere arbeidsmarkt (betaald werk). Van de categorie mensen die wel werk kunnen verrichten maar die geen betaald werk zullen kunnen vinden is het doel dat 50% van hen ultimo 2014 maatschappelijk actief is. Voor de realisatie van dit doel zijn additionele arbeidplekken bij het bedrijfsleven en vrijwilligersplekken elders nodig. Hiertoe wordt ook dus van andere beleidsdisciplines een bijdrage verlangd; (gezondheid-)zorg, welzijn, vrijwilligerswerk.
De bedoeling is dat er voor elk kind een passende onderwijsplek is. Liefst op een gewone school, in de eigen leefomgeving waar het kind extra begeleiding kan krijgen. En als dat niet lukt een onderwijsplek binnen het speciaal onderwijs. In het nieuwe stelsel krijgen scholen de plicht een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Het onderwijsveld heeft hierin de regierol. In Neder-Betuwe wordt Passend Onderwijs in directe samenhang bekeken met het Leerlingenvervoer.
Het Reformatorisch onderwijs in Nederland heeft toestemming gekregen van het rijk, in afwijking van de rest van Nederland, om een eigen landelijk samenwerkingsverband op te richten. Dit verband is vervolgens onderverdeeld in regio's. Het Reformatorische samenwerkingsverband in onze regio moet een zorgplan opstellen en hierover overeenstemming gericht overleg voeren met de regiogemeenten. Vooruitlopend hierop en ter afstemming van het samenwerkingsverband in onze postcoderegio is een werkgroep actief om nadere afspraken te maken op het terrein van de Zorg. De gemeente brengt daarbij belangen in beeld ( thuis nabij onderwijs/ leerlingenvervoer/scholenbouw/ afstemming zorg) zodat er een zorgplan komt, waarin de gemeenten zich kunnen vinden.
Maatschappelijke ontwikkelingen op regionaal en lokaal niveau
De gemeente Neder-Betuwe krijgt evenals omliggende gemeenten te maken met een veranderende bevolkingssamenstelling. Er is geen of weinig sprake van krimp. Maar wel zal het aantal ouderen groeien. Aangezien met het stijgen van de leeftijd de kans op beperkingen toe neemt, zal ook het beroep op ondersteuning en zorg sterk toenemen. Te verwachten valt dat mensen steeds langer zelfstandig blijven wonen. De zorg komt dan steeds meer neer op de schouders van mantelzorgers, veelal partners en kinderen. In het Wmo beleidsplan wordt hierop voorgesorteerd in voorwaardelijke en faciliterende zin. Zo wordt al in een vroeg stadium jonge senioren tijdig geïnformeerd over het ouder worden.
Welzijn Nieuwe Stijl / subsidiebeleid
Het kantelen van het denken in termen van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid sluit aan bij de huidige ontwikkelingen in het welzijnswerk. Het stimuleren van de eigen kracht van bewoners staat centraal. Proactief naar de mensen toe gaan en vroegtijdig problemen signaleren en grip krijgen op de situatie. Maar ook het gezamenlijk met organisaties zoeken en ontwikkelen van oplossingen en vormen van hulp en ondersteuning. Deze manier van werken vraagt ook een duidelijke sturing vanuit de gemeente. Een instrument hiervoor is het subsidiebeleid. Het streven is om gesubsidieerde instellingen aan te geven welke maatschappelijke vraagstukken moeten worden aangepakt en wat er moet worden bereikt. Dit wordt vastgelegd in heldere prestatieafspraken en jaarlijks getoetst.
De Rijksbezuinigingen zullen ook voor onze gemeente gevolgen hebben. Binnen de Wmo is de opgave om bestaande middelen zo in te zetten dat de Wmo op langere termijn betaalbaar blijft en de gemeente haar compensatieplicht adequaat invulling geeft. Een lastige taak. Naar verwachting is per 1 januari 2016 de totale korting op de budgetten van Huishoudelijke Hulp, begeleiding en Hulpmiddelen structureel doorgevoerd. De grootste opgave betreft de Huishoudelijke Hulp met een korting van 75 % ten opzichte van het budget van 2013. Het open-einde karakter van de Wmo vraagt om een beheers- en verantwoordingsgedrag. Het ontbreken van voldoende financiële middelen is geen geldig juridisch criterium om hulp te weigeren. De gemeente zal kritischer dan voorheen kijken naar de bijdrage die gesubsidieerde instellingen en organisaties leveren aan de Wmo doelen. Met de herijking van het subsidiebeleid in het jaar 2013 wordt hier meer aandacht aan besteed.
Het toenemende gebruik van social media en de verdere digitalisering zijn belangrijke ontwikkelingen die bij de uitvoering van het Wmo-beleid een rol spelen. Onze informatievoorziening wordt daarop aangepast. In deze beleidsperiode wordt gekoerst op het realiseren van een webportaal 1 –loket, met ondersteuning van de mogelijkheden van het digitale tijdperk, zoals twitter, facebook, linkedin.
Verwacht wordt dat in deze beleidsperiode de samenwerking in het kader van de transities versterkt zal worden. Mede gelet op de mogelijke vorming van 100.000+ gemeenten.
In Regio Rivierenland verband wordt samengewerkt op een aantal Wmo gebieden zoals de aanbesteding Hulp bij het Huishouden en de Regiotaxi. De samenwerking zal voortgezet worden, waarbij een kritisch controlerende rol ingenomen zal worden.
Binnen het Programma Zelfredzaamheid bestaat de mogelijkheid om een financiële ondersteuning aan te vragen voor projecten, gericht op de aanpak van bovenlokale vraagstukken op het gebied van de Wmo en Wonen, zorg en welzijn. Voorbeelden van projecten zijn Betrokken Maatschappelijk Ondernemen, Verbinding professionele en vrijwillige inzet en Respijtzorg. In deze beleidsperiode wordt waar wenselijk aangesloten bij relevante projecten.
In de bijlage IV is een overzicht opgenomen van regionale samenwerkingsvormen.
Bijlage IV. Overzicht projecten Regio Rivierenland
Deze bijlage beschrijft per programma aan welke projecten in de Regio Rivierenland wij mee (willen) doen en wat de stand van zaken is. Het overzicht heeft alleen betrekking op Wmo gerelateerde projecten.
Het Algemeen Bestuur van Regio Rivierenland heeft het Regiocontract 2012-2015 vastgesteld. De beschikbare middelen die hier bij horen worden ingezet voor concrete projecten die een groot aantal regio breed geformuleerde doelstellingen en ambities realiseren. Aan een aantal projecten neemt Neder-Betuwe ook deel. Een aantal projecten heeft een relatie met het Wmo beleid. In het beleidsplan 2013 – 2016 wordt waar nodig en wenselijk de lokale keuzes in overeenstemming gebracht met de keuzes in de regio.
Bijlage V Uitvoeringsprogramma Wmo beleid 2013-2016