Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Neder-Betuwe

Wmo beleids– en uitvoeringsplan 2013 – 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Neder-Betuwe
Officiële naam regelingWmo beleids– en uitvoeringsplan 2013 – 2016
CiteertitelWmo beleidskader 2013 – 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-201301-05-2015nieuwe regeling

25-04-2013

Rhenense Betuwse Courant, 29-05-2013

RAAD/13/01427

Tekst van de regeling

Intitulé

Wmo beleidskader 2013 – 2016

De raad van de gemeente Neder-Betuwe;

gelezen  

gelet op het bepaalde in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning

B E S L U I T:

Het Wmo beleids– en uitvoeringsplan 2013 – 2016 vast te stellen.

Verder bouwen aan Samen en Sociaal

De kracht van Neder-Betuwe

Wmo beleidskader 2013 – 2016

Samenvatting Wmo beleid

De Wmo beleidsperiode 2008 – 2012 is ten einde. Er zijn 27 beleidsdoelen gerealiseerd. Een prachtige score. Conform de belofte aan de raad wordt nu een beleidsplan 2013 – 2016 gepresenteerd. Een periode met nieuwe uitdagingen. Er zijn diverse relevante ontwikkelingen die in verband staan met de koers van toekomstbestendig Wmo beleid. In de afgelopen beleidsperiode zijn ervaringen opgedaan met de bedrijfsvoering van het Wmo loket. Daarnaast zijn er vergevorderde plannen voor het ontwikkelen van het 1-loket voor wonen, welzijn, werk en wonen (1- Loket). Ook worden in de komende beleidsperiode naar verwachting de 3 transities overgeheveld (de Jeugdzorg, de AWBZ begeleiding en de Participatiewet). Flankerend beleid als de uitwerking van het accommodatiebeleid en de herijking van het subsidiebeleid hebben hun invloeden. Kortom, de ervaringen van het Wmo loket, aanpalend beleid en de rijksontwikkelingen geven aanleiding voor een koerswijziging van de dienstverlening en de te realiseren effecten.

De rode lijn in dit beleidsplan is het waarborgen van de financiële stabiliteit, het realiseren van structurele oplossingen voor structurele vraagstukken en tijdigheid om op de vraagstukken te reageren.

De grootste uitdaging zal liggen op het opvangen van de Rijksbezuinigingen op de Huishoudelijke Hulp, het budget Begeleiding/persoonlijke verzorging en de hulpmiddelen.

Het grootste gevolg heeft de bezuiniging op Huishoudelijke Hulp. Naar verwachting is per 1 januari 2016 de totale korting van 75 % structureel doorgevoerd. De bezuiniging wordt fasegewijs ingevoerd vanaf 2014. Voor onze gemeente bedraagt het budget in 2012 ruim € 1. 600.000. Verwacht wordt dat dit per 1 januari 2016 verminderd is naar ruim € 400.000, - . De gemeente kan dus niet langer het ingezette beleid voortzetten. Oplossingen kunnen mogelijk gezocht worden in het aanpassen van de dienstverlening, te snijden in de individuele voorzieningensfeer en goed te kijken naar samenwerking in de Regio Rivierenland. Dit laatste met het oog op het 1-loket. Het denken in voorzieningen zal losgelaten moeten worden en verplaatst moeten worden naar het faciliteren van de Eigen Kracht van mensen. Zonder nieuwe manieren van organiseren blijft het risico dat de rijkstaken gewone bezuinigingsmaatregelen blijven, en niet de kans om een sober en doelmatig dienstverlening te realiseren.

Neder-Betuwe wil de komende beleidsperiode inzetten op een verbeterde 1-loket met als kernwoorden proactief, ontkokering, zakelijk en een coachende rol van de samenwerkende partners. Neder-Betuwe wil dat mensen prettig samenleven in leefbare dorpen. De inzet van actieve bewoners is hierbij cruciaal. Dit betekent meer vrijwilligers en minder overbelaste mantelzorgers. Maar ook dat ouderen en mensen met een beperking kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Om de Eigen Verantwoordelijkheid van bewoners te benadrukken gaat de gemeente vooral investeren in het faciliteren van Preventie. Het investeren in een bedrijfsvoering die tegemoetkomt aan het principe van de Kanteling, in het versterken van het vrijwilligerswerk & mantelzorg, het verstevigen van de 0e lijn en het realiseren van ketenzorg in het kader van de 3 transities, zal op den duur moeten leiden tot het verstevigen van Preventie.

Monitoring van resultaten zal een vanzelfsprekende rol spelen.

De gemeente krijgt te maken met meer verantwoordelijkheden, meer verschillende doelgroepen en meer uitvoeringsorganisaties (oa zorgaanbieders). De rol van de gemeente als regievoerder op de Wmo wordt hierdoor complexer. De regierol richt zich ten aanzien van het Wmo beleid op:

  • Het realiseren van samenhang binnen het Wmo beleid en met aanpalende beleidsgebieden

  • Het realiseren van bewonersbetrokkenheid

  • Het optimaliseren van synergie tussen uitvoeringsorganisaties die in ketens samenwerken

Beleidsdoelen 2013 – 2016

Het streven is in deze beleidsperiode een sterke brede basis (preventie) te creëren door:

  • a.

    het versterken van de Eigen Kracht van de bewoners

  • b.

    de bewoner te faciliteren bij wat hij zelf kan en nodig heeft

  • c.

    het stimuleren van informele netwerken en ondersteuning door familie, vrienden, buurt, vrijwilligers en mantelzorgers

En pas daarna te kijken naar passende ondersteuning:

  • d.

    aanbod aan algemene en collectieve voorzieningen

  • e.

    kortdurende clientondersteuning

Het realiseren van de beoogde sterke brede basis is vertaald in de volgende drie hoofddoelen:

1. Bedrijfsvoering

Neder-Betuwe wil een 1-loket met als kernwoorden proactief, ontkokering, zakelijk en een coachende rol van de samenwerkende partners. Doelen:

  • a.

    Per uiterlijk 1 januari 2015 zijn de voorgestelde verbeteringen in structuur, uitvoering en financiën structureel ingebed in de organisatie van het 1-loket.

  • b.

    Het ontwikkelen van een plan van aanpak voor de beschikbaarheid en kwaliteit van de digitale informatie & adviesfunctie, als onderdeel van het webportaal 1-loket

Te realiseren effect:

  • Alle bewoners van Neder-Betuwe met vragen op het gebied van zorg, welzijn, werk en wonen zijn juist, volledig en snel geïnformeerd, geadviseerd en waar nodig doorverwezen.

  • Er is sprake van een makkelijk te vinden, duidelijke en begrijpelijke dienstverlening op het gebied van informatie & advies vooral via het webportaal 1 –loket.

2. Het versterken van de zelfredzaamheid

Neder-Betuwe wil dat ouderen en mensen met een beperking kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven.

Doelen:

  • a.

    Het realiseren van efficiency maatregelen op Hulp bij het Huishouden en woonvoorzieningen

  • b.

    Het creëren van voorwaarden om bewoners zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen

  • c.

    Het ontwikkelen van een monitor over de ervaren kwaliteit van de dienstverlening.

Te realiseren effecten:

  • De dienstverlening ten aanzien van Hulp bij het Huishouden en woonvoorzieningen is op basis van praktijkervaring en rijksontwikkelingen, efficiënt ingericht

  • Bewoners kunnen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen in een woonomgeving aangepast aan hun behoeften.

  • Een monitor met waardeoordeel over het thema zelfredzaamheid is ontwikkeld.

3. Het vergroten van de Maatschappelijke Participatie

Neder-Betuwe wil dat mensen prettig samenleven in leefbare dorpen. De inzet van actieve burgers is daarbij cruciaal. Doelen:

  • a.

    Het versterken van de 0e lijn als onderdeel van de sociale infrastructuur.

  • b.

    Het opstellen van een geactualiseerde beleidsnota “Versterken lokaal vrijwilligerswerk en mantelzorg”.

Te realiseren effecten:

  • Sturen op samenwerking tussen maatschappelijke partners die de 0e lijnszorg (preventie/ welzijnachtige voorzieningen) blijvend versterken.

  • Bewoners ervaren het als natuurlijk dat sprake is van een verdraagzame gemeenschap met respect en ruimte voor variatie in levens – en geloofsopvatting.

  • Een vrijwilligers –en mantelzorgbeleid waarbij met nadruk gekoerst wordt op de gemaakte beleidskeuzes in de nota re-integratie.

Hoofdstuk I. De negen Wmo prestatievelden

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verdeelt het beleid op het gebied van wonen, zorg en welzijn in negen prestatievelden. De gemeente ontwikkeld beleid op deze negen prestatievelden en beschrijft in het beleidsplan Wmo hoe zij in de komende vier jaar hiermee omgaat. De gemeente is autonoom in hoe en in welke vorm de negen prestatievelden uitgewerkt worden in lokaal beleid. Hieronder staan de 9 prestatievelden met voorbeelden hoe deze worden uitgevoerd in de gemeente.

1.Het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid

De gemeente moet zich actief inzetten voor de leefbaarheid in haar wijken om zo de sociale samenhang en leefbaarheid te vergroten. De gemeente doet dit bijvoorbeeld door haar faciliterende en voorwaardenscheppende rol ten aanzien van voorzieningen voor zorg, welzijn, sport en ontspanning. Of door initiatieven van bewoners en verenigingen te ondersteunen.

Voorbeelden hiervan zijn het concept Huis van de Buurt, het sociaal cultureel werk, de speelplaatsen voor kinderen, de dorpstafels en het wijkmanagement.

2.Preventieve voorzieningen voor problemen met opgroeien en problemen met opvoeden

Dit prestatieveld is gericht op het ondersteunen van jeugdigen met een verhoogde kans op schooluitval, crimineel gedrag en ontwikkelingsachterstanden om zo te voorkomen dat ze in de problemen raken. Het is dus vooral gericht op preventie van problematisch gedrag, en niet zozeer op de behandeling hiervan. Ook ouders die problemen hebben bij het opvoeden zijn een aandachtspunt. Voorbeelden zijn de alcohol en drugspreventie door Iriszorg, opvoedingsondersteuning door de GGD en dienstverlening door het CJG.

3.Het geven van informatie en advies

De gemeente moet inwoners informatie, advies en ondersteuning geven. Dit kan individueel gericht zijn of algemene voorlichting zijn, bijvoorbeeld in het plaatselijke huis-aan-huisblad.

Inwoners moeten voor alle informatie over zorg, (woon)voorzieningen en hulp bij één loket terecht kunnen. Het 1-Loket voor wonen, zorg, welzijn en werk is in oprichting.

4.Ondersteunen mantelzorgers en vrijwilligers

Vrijwilligers en mantelzorgers hebben een belangrijke rol bij de invulling van de negen prestatievelden. Daarom investeert de gemeente in de begeleiding en ontlasting van de mantelzorger, wordt vrijwilligerswerk gestimuleerd en worden vrijwilligers ondersteund.

De gemeente doet dit bijvoorbeeld door het Adviespunt te integreren in het 1 –loket en passende afspraken te maken met onder meer de Stichting Welzijn Ouderen Neder Betuwe en Mozaiek Welzijn.

5.Bevorderen deelname aan het maatschappelijk verkeer van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem.

Het gaat hier om algemene maatregelen om inwoners te stimuleren om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Aan deze maatregelen kan iedereen wat hebben, maar ze zijn vooral bedoeld om kwetsbare groepen in de gelegenheid te stellen actief mee te doen aan het sociale leven. Ook participatie en belangenbehartiging vallen onder dit prestatieveld.

Bijvoorbeeld de toegankelijkheid van openbare ruimten, algemene voorzieningen als rolstoelvervoer en sociale -recreatieve activiteiten voor specifieke doelgroepen.

6.Voorzieningen voor ouderen, gehandicapten, chronische psychiatrische patiënten en mensen met psychische of psychologische problemen.

Wie door een lichamelijke beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem niet zonder hulp kan functioneren, kan bij de gemeenten voorzieningen aanvragen waardoor zelfstandig functioneren wordt bevorderd. Voorbeelden zijn rolstoelen, gehandicaptenvervoer, woningaanpassingen en thuiszorg.

De betrokkenheid van de gemeente bij de prestatievelden 7, 8 en 9 richt zich voornamelijk op het realiseren van de door de Programmaraad van Regio Rivierenland, vastgestelde en regionaal op elkaar afgestemde doelen.

7.Maatschappelijke opvang

Maatschappelijke opvang betreft opvang van mensen die door uiteenlopende problemen dakloos of thuisloos zijn geworden. Bijvoorbeeld door relatieproblemen, (huiselijk) geweld, een psychiatrische aandoening of geldproblemen. Maatschappelijke opvang omvat niet alleen het (tijdelijk) verlenen van onderdak, maar ook het verstrekken van maaltijden en individuele begeleiding. Waar mogelijk wordt gestreefd naar rehabilitatie: terugkeer naar een zelfstandig en zelfredzaam leven.

Voorbeelden zijn Blijf van m'n lijfhuizen, sociale pensions, dag- en/of nachtopvang en opvanghuizen voor thuisloze jongeren. De gemeente Nijmegen is centrumgemeente.

8.Bieden openbare geestelijke gezondheidszorg.

De gemeente regelt activiteiten ter bevordering van de openbare geestelijke gezondheidszorg en zorgt voor afstemming tussen de verschillende activiteiten en instanties. Doel is om het bereiken en begeleiden van kwetsbare mensen maar ook om preventie. Het betreft uiteenlopende problematiek als psychische problemen, eenzaamheid, depressie, ADHD, pesten, dementie, autisme, geweld of rouw. Voorbeelden zijn slachtofferhulp, crisismeldpunten, Vangnet en Advies, lotgenotengroepen en telefonische hulpdiensten. De gemeente Nijmegen is centrumgemeente.

9.Bieden ambulante verslavingszorg.

Dit prestatieveld betreft de hulp aan verslaafden en het voorkomen dat mensen verslaafd raken. Het gaat niet alleen om drugsverslaving, maar ook om bijvoorbeeld alcoholverslaving en gokverslaving. De centrumgemeente Nijmegen zorgt dat dit beleid in goede samenhang en in samenwerking met de uitvoerende instanties wordt uitgevoerd.

Keuzes in prestatievelden

In dit beleidsplan 2013 – 2016 lopen de prestatievelden dwars door de voorgestelde beleidsdoelen. Niet alle prestatievelden krijgen evenveel aandacht in de nieuwe beleidsperiode. Het beleidsplan focust op de prestatievelden 1, 3, 4, 5 en 6. De onderlinge samenhang wordt hierdoor versterkt. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid raakt immers sectoren als wonen, ruimtelijke ordening, veiligheid en economie. Een voorbeeld daarvan is het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Dus een goede toegankelijke - aanpasbare of aangepaste - woning, betaalbare en bereikbare haal- en brengdiensten en een veilige, toegankelijke openbare ruimte. Maar ook de beheersing van de uitgaven speelt een rol bij de keuze. De voorzieningen in deze keuze prestatievelden worden gekenmerkt door een open-einde financiering. Dit betekent een risico voor de gemeente en wordt versterkt door de komende bezuinigingen.

Het prestatieveld 2 (Preventieve voorzieningen voor problemen met opgroeien en opvoeden) wordt nader geconcretiseerd en geoperationaliseerd in nota’s jeugd, onderwijs. In dit beleidsplan is wel aandacht voor jeugd en jongeren door hun meerwaarde bij het versterken van de sociale kracht van het dorpsleven, onder meer via het Vrijwilligerswerk. Het beleid voor de prestatievelden 7,8 en 9 wordt voornamelijk uitgevoerd door centrumgemeente Nijmegen.

In de bijlage II is een overzicht opgenomen van huidige en toekomstige ontwikkelingen in de Wmo. Onder meer wordt een toelichting gegeven op de werkwijze van de Kanteling en de transities.

In de bijlage VI (uitvoeringsprogramma 2013 – 2016) is een overzicht opgenomen van geplande acties waarbij een verbinding wordt gelegd naar het desbetreffende prestatieveld.

Hoofdstuk II. Beleidskaders 2012 – 2016

De volgende kaders bepalen het beleid:

  • 1.

    Mogelijkheden staan centraal, niet beperkingen

    Het is traditie om te kijken vanuit problemen en beperkingen, en daar oplossingen voor te zoeken. Dit onder het motto “voor ieder probleem is een product voorhanden”. Het kan er toe leiden dat vaak mogelijkheden van mensen onvoldoende in beeld komen zolang de problemen niet zijn opgelost.

  • 2.

    Individueel → sociaal→ professioneel

    Als mensen vraagstukken hebben of beperkt zijn in hun functioneren, lossen ze dat in eerste instantie zelf op, in de directe omgeving of via algemene cq collectieve voorzieningen. Pas als dat niet lukt, is professionele hulp aan de orde. In de praktijk zijn we gewend geraakt aan professionele oplossingen voor (soms alledaagse) problemen.

  • 3.

    Investeren in de zelfsturing van mensen

    Hulp moet zich in eerste instantie richten op het zelf leren doen (vanuit de houding: ik help het je leren). Dat gaat een extra investering vragen in het begin. Zowel voor de bewoner met een hulpvraag, als voor de gemeente en professionals. Maar het is wel een investering in de toekomst, dat mensen in staat zijn hun eigen leven in te richten.

  • 4.

    Ondersteuning is in principe tijdelijk, dichtbij en eenvoudig

    Dit uitgangspunt houdt de volgorde in:

    • a.

      0de lijn (welzijnsvoorzieningen, vrijwilligers, familie, de kerk, vrienden, sociale verbanden (de buurt, het werk, de geloofsgemeenschap) en organisaties (verenigingen, scholen).

    • b.

      1e lijn (huisarts, wijkverpleging, het maatschappelijk werk)

    • c.

      2de lijn ( professionals via verwijzing)

    Hulp wordt zo laag mogelijk in de “hiërarchie” van specialisaties gelegd (ontzorgen); hulp zo dichtbij en zo eenvoudig mogelijk. Deze is gemakkelijker dicht bij huis te organiseren. De kosten worden hierdoor beperkt. Het is wel van belang dat ondersteuning beschikbaar is: de opvolgende lijn is beschikbaar voor hulp, advies of ondersteuning aan de voorgaande lijn. De 0e en 1e lijn omvatten lokaal ingekleurde activiteiten, terwijl vooral in de 2e lijn met de Regio Rivierenland wordt samengewerkt.

  • 5.

    Algemeen → collectief → individueel

    • a.

      In eerste instantie wordt een oplossing gezocht binnen voorzieningen die voor iedereen toegankelijk en beschikbaar zijn (school, maatschappelijk werk, welzijnsactiviteiten). Belangrijk is wel dat specialistisch advies en ondersteuning beschikbaar is.

    • b.

      Als specifieke ondersteuning nodig is, wordt dat bij voorkeur georganiseerd via collectieve voorzieningen. Zeker bij ondersteuningsvragen die vaker voorkomen, is het efficiënter en goedkoper om deze te organiseren in collectieve voorzieningen waar mensen een beroep op kunnen doen.

    • c.

      Pas als dit onvoldoende soelaas biedt, worden individuele voorzieningen aangeboden.

    Het doel van de inzet op algemene voorzieningen is afname van het beroep op de duurdere, individuele voorzieningen. Hiermee is de verwachting ook voor de toekomst Wmo individuele voorzieningen financieel beheersbaar te kunnen houden.

  • 6.

    Wederkerigheid

    Iedereen heeft iets te geven. Elke bewoner met een hulpvraag wordt gevraagd zijn capaciteiten ook in te zetten ten behoeve van anderen. Het welzijnswerk speelt hierbij een rol. Erkend wordt dat sommige mensen nooit op de arbeidsmarkt zullen komen, maar wel zinnig maatschappelijk werk kunnen verrichten.

Visie Lokaal Sociaal Beleid

De raad heeft in 2011 de volgende visie vastgesteld: “Neder-Betuwe is een zelfstandige stabiele plattelandsgemeente waar mensen met verschillende identiteiten en achtergronden samen wonen, werken, met onderling respect en ruimte voor elkaar, met zorg voor de medemens en leefomgeving”. Vanuit deze visie zijn drie kernwaarden opgesteld:

  • 1.

    Leefbaarheid in een sterke gemeente;

  • 2.

    Verbetering van de volksgezondheid;

  • 3.

    Stimuleren van goed en voldoende opleidingsniveau.

Het doel op het gebied van lokaal sociaal beleid voor onze gemeente is tweeledig:

  • a.

    Terugdringen van de sociaal economische gezondheidsverschillen

    In Neder-Betuwe (en Rivierenland) zijn mensen lager opgeleid en minder gezond dan in de rest van Nederland. Die relatieve lage opleiding en slechtere gezondheid heeft, zowel voor onze inwoners alsook voor de gemeente, grote gevolgen op allerlei gebieden: Veilig en gezond opvoeden en opgroeien, goed onderwijs op korte afstand, kans op werk en een goed inkomen, kosten voor gezondheidszorg en zelfstandig kunnen blijven functioneren en wonen.

  • b.

    Meedoen in de samenleving

    Waar het eerste doel vooral een (middel)lange termijn doelstelling is, willen we ook bereiken dat voor de huidige inwoners, van jong tot oud, met of zonder beperkingen, het beleid zo ingericht wordt dat zij op korte termijn positieve effecten ervaren in hun dagelijks bestaan. Het kunnen meedoen en participeren in de lokale samenleving is waar we het voor doen.

Doelgroepen Wmo

  • 1.

    zelfredzame bewoners (80%); zij hebben de controle over hun eigen leven, beschikken over een netwerk en kunnen daar eventueel terecht voor hulp. Als dat nodig is weten zij de weg te vinden naar professionele hulpverlening.

  • 2.

    bewoners met tijdelijk, beperkt regieverlies (15 %); zij hebben problemen en een zetje nodig om die problemen zelf op te lossen. Er spelen meerdere problemen (werkeloosheid, huiselijk geweld, drank, drugs).

  • 3.

    bewoners met een langdurig of permanent regieverlies (5%). Dit zijn kwetsbare burgers, die er op eigen kracht en met het eigen netwerk niet uitkomen. Zij maken gebruik van intensieve zorg of zijn juist zorgmijdend.

Rol en verantwoordelijkheid

De gemeente krijgt met meer verantwoordelijkheden, meer verschillende doelgroepen en meer uitvoeringsorganisaties (oa zorgaanbieders). De rol van de gemeente als regievoerder op het brede veld van de Wmo wordt hierdoor complexer. De gemeente houdt overzicht via bestuurlijke overlegverbanden, platformen en regiegroepen.

De regierol richt zich ten aanzien van het Wmo beleid op:

  • Het realiseren van samenhang binnen het Wmo beleid en met aanpalende beleidsgebieden

  • Het realiseren van bewonersbetrokkenheid

  • Het optimaliseren van synergie tussen uitvoeringsorganisaties die in ketens samenwerken

Raakvlakken in doelgroepen

De Wmo kent mensen die in meer of mindere mate gebruik maken van meerdere voorzieningen, zoals de Jeugdzorg en de Participatiewet:

  • Multiprobleemgezinnen

    In gezinnen waar problemen zich opstapelen, komen meerdere sporen bijeen: jeugdzorg voor (één van) de kinderen, Participatiewet voor één of beide ouders en wellicht ook begeleiding vanuit de (huidige) AWBZ.

  • Mensen met een beperkte arbeidscapaciteit die ook begeleiding en/of zorg nodig hebben

    Zo’n 60% van de mensen met een bijstandsuitkering op een of andere manier te maken met een beperking. Dit varieert van beperkte sociale vaardigheden, tot psychiatrische problematiek. Een deel van deze mensen doet een beroep op Wmo begeleiding of zorg via de AWBZ (bijvoorbeeld GGZ).

  • Mensen die ook met loondispensatie en begeleiding niet in het vrije bedrijf terecht kunnen.

    Zij zijn aangewezen op beschut werk. Hier is een overlap, vooral voor mensen met een arbeidscapaciteit die erg laag ligt, tussen Participatiewet (uitkering) en Wmo (oplossing in de vorm van dagopvang).

Kader: een voorbeeld hoe de dwarsverbanden binnen het Wmo beleid en de komende transities kunnen doorwerken in de praktijk.

Mensen ontmoeten

 

Mevrouw Timmermans heeft lang bij een bank gewerkt, maar is daar door een opeenstapeling van privéproblemen ontslagen. Er volgde een neerwaartse spiraal waarbij ook een aantal psychische problemen zich opstapelden. Na een moeilijke periode waarin ook haar sociale netwerk steeds kleiner is geworden, zit ze nu in een re-integratietraject in het kader van de Wwb. Haar psychische problemen zijn goed onder controle, maar mevrouw is nog erg onzeker over zichzelf en haar sociale vaardigheden. Ze is nog niet toe aan een stap naar betaalde arbeid. Ze wil ook graag haar sociale leven een impuls geven, maar weet niet goed waar ze moet beginnen. Haar Wwb-consulent brengt haar binnen bij het Wmo-loket.

 

In gesprek met de Wmo consulent worden verschillende mogelijkheden besproken.

Met haar kennis en vaardigheden op het gebied van financiën blijkt het nog wel goed te zitten. In samenspraak met de lokale vrijwilligersvacaturebank en de Wwbconsulent gaat ze aan de slag als ondersteuner van mensen die moeite hebben hun administratie op orde te krijgen of hun belastingaangifte in te vullen. Mevrouw Timmermans kan op deze manier anderen helpen, en ontmoet tegelijkertijd veel nieuwe mensen. Haar onzekerheid op het sociale vlak is ze hiermee langzaam aan het overwinnen.

 

Het was ook een prima oplossing geweest als mevrouw naar een laagdrempelige activiteit van de welzijnsstichting was toegeleid door de consulent (sporten, schilderen of een taalcursus). Dat zou echter voorbijgegaan zijn aan de kansrijke verbindingen die in dit geval gelegd zijn. Door mevrouw juist dit vrijwilligerswerk te laten doen, wat enigszins in de lijn van haar arbeidsverleden ligt, is ze niet alleen aan de slag met de

‘sociale contacten’, maar ook met haar weg terug richting reguliere arbeid.

 

Bron: Het arrangement in de Wmo, maatwerk voor de burger met een beperking, VNG in het kader van het project de Kanteling.

Hoofdstuk III. Visie en Doelen

Visie Wmo

Neder-Betuwe wil haar inwoners zo veel mogelijk ruimte geven om actief te bouwen aan hun eigen samenleving en dorp. Bewoners weten zelf wat nodig is om hun dorp vitaal en levend te houden. Mensen zijn zelf eigenaar van hun problemen en hun oplossingen, om - al dan niet samen met hun eigen netwerken (familie, vrienden, buurt) - invulling te geven aan hun eigen leven. Als dat niet lukt, kunnen vrijwilligers, maatschappelijke organisaties, de kerken en gemeente helpen bij het realiseren van de oplossingen. Het is de omkering in denken en handelen, van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Hierbij past geen claimgerichte benadering van mensen met een ondersteuningsbehoefte, maar wel het kijken naar de vraag achter de vraag. Wat is het probleem en wat is de achterliggende oorzaak. Vraagstukken en oplossingen worden in samenhang bekeken. Deze principes van de “kanteling” kunnen ook toegepast worden op de nieuwe taken in het sociale domein. De gemeente is terughoudend ten aanzien van de inzet van professionals en gaat uit van de inzet van de dorpsgemeenschap. De 0- lijn (preventie – welzijn) speelt een prominente rol in deze visie. De opbouw van dorpsvoorzieningen zijn gebaseerd op bijdragen van bewoners (vrijwilligerswerk/mantelzorg) en algemene dorpsvoorzieningen. Zoals het 1-loket en het Huis van de Buurt.

Investeren in een bedrijfsvoering die tegemoetkomt aan het principe van de Kanteling, in het versterken van het vrijwilligerswerk & mantelzorg, in het verstevigen van de 0e lijn en het realiseren van ketenzorg in het kader van de 3 transities, zal op den duur moeten leiden tot een verminderd beroep op de Wmo-voorzieningen en ander hulp- en zorgaanbod. Of dit zo is zal via monitoring en evaluatie van de na te streven effecten moeten blijken.

Preventie

Het streven is in deze beleidsperiode een sterke brede basis (preventie) te creëren door:

  • a.

    het versterken van de Eigen Kracht van de bewoners

  • b.

    de bewoner te faciliteren bij wat hij zelf kan en nodig heeft

  • c.

    stimuleren van informele netwerken en ondersteuning door familie, vrienden, de kerk, de buurt, vrijwilligers en mantelzorgers.

En pas daarna te kijken naar passende ondersteuning:

  • d.

    aanbod aan algemene en collectieve voorzieningen

  • e.

    kortdurende clientondersteuning

Het realiseren van de beoogde sterke brede basis is vertaald in de volgende drie hoofddoelen:

Hoofddoelen Wmo beleid

  • A.

    Een effectieve bedrijfsvoering Wmo en zorg.

    Neder-Betuwe wil een 1-loket met als kernwoorden proactief, ontkokering, zakelijk en een coachende rol van de samenwerkende partners.

  • B.

    Het bevorderen van de Zelfredzaamheid

    Neder-Betuwe wil dat ouderen en mensen met een beperking kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven.

  • C.

    Het bevorderen van Maatschappelijke participatie

    Neder-Betuwe wil dat mensen prettig samenleven in leefbare dorpen. De inzet van actieve burgers is daarbij cruciaal.

Hoofdstuk IV.

A. Verbeteren Bedrijfsvoering

In Neder-Betuwe wordt een 1-loket voor wonen, welzijn, werk en wonen gerealiseerd. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de regioplannen voor de invoering van de transities. Voor de vorming van het 1-loket is een projectgroep aangesteld die dit proces begeleidt. In deze nota wordt alleen ingegaan op de doorontwikkeling van het Wmo deel.

Hoe is het NU?

De aanpak van de uitvoering Wmo begint met de vraag hoe de toegang tot de zorg en dienstverlening is georganiseerd. Geven de ervaringen en ontwikkelingen aanleiding om de toegang aan te passen? Zijn er efficiency maatregelen door te voeren? En wat is de aard en omvang van de vraag op de diverse voorzieningen.

De praktijk van alledag heeft een aantal verbeterpunten in de bedrijfsvoering aan het licht gebracht. Deze richten zich enerzijds op de uitvoering en anderzijds op efficiency voordelen in de structuur te behalen. De transities hebben invloed op de bedrijfsvoering door de komst van nieuwe doelgroepen (verbreding en verdieping) en de meekomende bezuinigingen.

De ervaring leert dat de Wmo doelgroepen 2 en 3 (complexe vragen) steeds beter de weg weten te vinden naar het Wmo loket. Ook komen cliënten via meerdere routes naar het Wmo loket zoals Zorgaanbieders, Netwerken/steunpunten en signalerende organisaties. De cliënten kenmerken zich door complexe problematiek (meervoudig en met schakels naar andere beleidsterreinen zoals schulden en werkloosheid). Complexe meervoudige vragen vergen een samengesteld aanbod. Zo is bijvoorbeeld wellicht een pakket nodig aan schuldsanering, kortdurende Huishoudelijke Hulp en hulp bij de financiële thuisadministratie. De organisatie van het 1 –Loket zal aandacht besteden aan deze multidisciplinaire benadering van vragen.

Wat gaat Neder-Betuwe doen?

De Wmo vraagt van de gemeente, van professionals, vrijwilligers(organisaties) en bewoners een andere manier van kijken naar vraagstukken. Zo wordt van bewoners gevraagd om zelf eerst informatie & advies in te winnen over vraagstukken voordat het 1-loket in beeld komt. Wordt de hulp ingeschakeld van het 1-loket, wordt eerst gekeken of de aanvrager deze zelf kan oplossen, eventueel met behulp van mensen in de omgeving, zoals buren, familieleden of vrienden. Als dit nog niet tot een oplossing leidt, bieden gemeenschappelijke voorzieningen of zorg door vrijwilligers in de omgeving mogelijk uitkomst. Pas daarna wordt bekeken of een individuele voorziening een oplossing biedt. Zo kan een buurtmaaltijd bijvoorbeeld een veel effectievere oplossing zijn dan de individuele bezorging aan huis. Het werken volgens het principe van de Kanteling betekent het verder ontwikkelen van een vraaggestuurde werkwijze. De bedrijfsvoering vraagt om goed toegeruste medewerkers, samenwerking met andere organisaties en een planmatige aanpak.

De bewoners wijzen op de Eigen Verantwoordelijkheid voor hun eigen welzijn, betekent ook dat de gemeente deze verantwoordelijkheid kan faciliteren. Door bijvoorbeeld een adequate dienstverlening op het gebied van informatie & advies. Alle bewoners met vragen op het gebied van zorg, welzijn, werk en wonen zouden juist, volledig en snel geïnformeerd, geadviseerd en waar nodig doorverwezen moeten worden. De beschikbaarheid en kwaliteit van de digitale informatie zal in de komende beleidsperiode aandacht krijgen.

Maatregelen:
  • 1.

    Per uiterlijk 1 januari 2015 zijn de voorgestelde verbeteringen in structuur, uitvoering en financiën structureel ingebed in de organisatie van het 1-loket.

  • 2.

    Uiterlijk in het 1e kwartaal 2014 is een plan van aanpak ontwikkeld ter verbetering van de beschikbaarheid en kwaliteit van de digitale informatie & adviesfunctie, als onderdeel van het webportaal 1-loket

Maatregel 1. Per uiterlijk 1 januari 2015 zijn de voorgestelde verbeteringen in structuur, uitvoering en financiën structureel ingebed in de organisatie van het 1-loket.

Structuur

In het 1e kwartaal van 2014 is een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van de structuur met de volgende acties:

  • Een voorstel voor een bij het 1- loket passende formatie en organisatie.

  • Een scholing – en opleidingsplan.

  • Een voorstel om onderdelen van de dienstverlening extern uit te voeren, omdat het veel administratieve uren vergt en als zodanig een druk legt op de formatie:

    • a.

      De uitbesteding van de uitvoering van kleine woningaanpassingen, aan bijvoorbeeld een Klussendienst of sociale werkplaats.

    • b.

      Het initiëren van gemaksdiensten zoals een Formulierenbrigade over de schuldhulpverlening, thuisbegeleiding en thuisadministratie, een was- en strijkservice.

    • c.

      Het uitwerken van het al gestarte project “hulpmiddelenpool”, als een voorliggende voorziening waar een inkomensafhankelijke bijdrage van toepassing kan zijn.

Uitvoering

In het 2e kwartaal van 2014 is een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van de uitvoering met de volgende acties:

  • Het formuleren van een protocol om de principes van de Kanteling toe te passen bij de dienstverlening. Het protocol kent onder meer de volgende uitgangspunten:

    • Een coachende rol van samenwerkende partners naar bewoners met een hulp of zorgvraag;

    • lokaal en individueel maatwerk;

    • samen zoeken naar oplossingen;

    • gebruik van algemeen toegankelijke voorzieningen;

    • kijken naar wat iemand (en het netwerk) wel kan;

    • de zorginzet beter laten meebewegen met de zorgbehoefte.

  • Een voorstel om gebruiksvoorzieningen over te hevelen naar “algemeen gebruik”. Dat wil zeggen; geen vergoeding meer vanuit de gemeente, maar overlaten aan de markt. (douchestoelen, verhoogde toiletten, beugels ed). Bijzondere aandacht is daarbij voor de kwetsbare inkomensgroep.

  • Een voorstel hoe de accentverlegging naar algemene en collectieve voorzieningen in het aanbod door zorg- en welzijnsinstellingen gestalte kan krijgen.

Financiën

In het 4e kwartaal van 2013 is een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van de financiële beheersbaarheid van de uitvoering met de volgende acties:

  • a.

    Een voorstel hoe de Budgetten Wmo, Participatiewet en CJG waar nodig en mogelijk te combineren is.

  • b.

    Een voorstel over resultaatfinanciering, waarbij een prikkel aanwezig is het zelf oplossend vermogen maximaal in te zetten.

  • c.

    Een voorstel om binnen de mogelijkheden van regionale afspraken, een differentiatie aan te brengen in het uurtarief Huishoudelijke Hulp 2 waarbij onderscheid wordt gemaakt naar zorg geleverd door een professionele aanbieder en door een particulier.

  • d.

    Een voorstel over de mogelijkheden van het voortzetten van PGB en anderzijds een cliëntvolgend financiering.

  • e.

    Vooruitlopend op de mogelijke uitkomsten van de samenwerking met Regio Rivierenland, wordt een voorstel gepresenteerd op welke wijze de Rijksbezuinigingen opgevangen kunnen worden. Mogelijke regionale voorstellen worden integraal meegenomen. Afstemming zal plaatsvinden met de projectleiding 1 –loket. De voorstellen worden voorzien van een passend informatie – en communicatieplan.

Maatregel 2. Uiterlijk in het 2e kwartaal 2014 is een plan van aanpak ontwikkeld ter verbetering van de beschikbaarheid en kwaliteit van de digitale informatie & adviesfunctie, als onderdeel van het webportaal 1-loket.

Hoe is het nu?

De gemeente levert maatwerk bij de intake en toeleiding naar voorzieningen. Informatie, advies en clientondersteuning gebeurt door bijvoorbeeld de inzet van de Loketmedewerkers, de ouderenadviseur van het Adviespunt en MEE consulenten. En ook via informatie op scholen of bij de jeugdsozen. Zo verzorgt Iriszorg gerichte informatie aan jeugd en jongeren bij de Meeting.

Uit tevredenheidonderzoeken blijkt dat de kwaliteit van informatie en advies in de afgelopen beleidsperiode behoorlijk is toegenomen. De dienstverlening wordt uitgevoerd door vakbekwame en servicegerichte medewerkers die geïnformeerd zijn op relevante terreinen, met kennis van de sociale kaart en aanvraagprocedures. Contacten worden onderhouden met aanbieders, cliëntorganisaties en andere relevante partijen en zijn gericht op afstemming van dienstverlening, het actueel houden van informatie en het oplossen van knelpunten.

Clientondersteuning

Cliëntondersteuning richt zich op mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de client niet zelf of met behulp van zijn omgeving kan oplossen. Met de vorming van het 1 – loket wordt de toegang clientondersteuning gecompliceerd door de nauwe verwevenheid van de Wmo met de AWBZ zorg, de verbreding door de komst van nieuwe doelgroepen en verdieping door het vergaand samenwerken met instellingen op het gebied van werk & inkomen en jeugdzorg. Clientondersteuning is een onderdeel van de vorming van het 1-loket en wordt daarom in deze beleidsnota niet verder uitgewerkt.

Wat gaan we doen?

Het streven is om bewoners te stimuleren eerst gebruik te maken van ter beschikking staande bronnen van advies& informatie voordat een beroep wordt gedaan op het 1-loket. Op dit moment verkent de projectgroep 1-loket de ontwikkeling van een webportaal. Een communicatieplan en het ontsluiten van de sociale kaart maakt hier onderdeel vanuit. Daarbij wordt gekoerst om de samenhang in het aanbod aan informatie & advies te vergroten en de overlap te verminderen. Tot slot; om te voorkomen dat het 1- loket overstelpt wordt met álle vragen waar mensen mee zitten, wordt de mogelijkheid verkend om informatiepunten in te richten in de dorphuizen cq het concept Huis van de Buurt.

Uiterlijk in het 2e kwartaal 2014 is een plan van aanpak ontwikkeld ter verbetering van de beschikbaarheid en kwaliteit van de digitale informatie & adviesfunctie, als onderdeel van het webportaal 1-loket.

Plan van aanpak

In het plan van aanpak worden in elk geval de volgende onderdelen uitgewerkt:

  • 1.

    Een groslijst met informatie- en adviestaken.

  • 2.

    Kwaliteitseisen, zoals bereikbaarheid (fysiek, digitaal, telefonisch), een up-to-date sociale kaart en kwaliteit van het advies.

  • 3.

    Uitgangspunten, waaronder dat de functies niet doelgroepgebonden en op alle leefgebieden georganiseerd worden. Dit stelt eisen aan competenties van de medewerkers.

  • 4.

    Het uitgangspunt dat zoveel mogelijk gewerkt wordt met mensen in een leerwerktraject en vrijwilligers.

  • 5.

    Goede aansluiting tussen de Informatiepunten in de dorpshuizen en het 1-loket

  • 6.

    Eisen ten aanzien van samenwerking tussen de huidige aanbieders van informatie & advies en vrijwilligersorganisaties.

  • 7.

    Invulling van de signaleringsrol, het signaleren van trends en knelpunten.

  • 8.

    Een groslijst van monitoringgegevens.

  • 9.

    Financieel kader waarbinnen de informatiepunten moeten worden ingericht

  • 10.

    Een groslijst van dienstverlening die mogelijk gedigitaliseerd kunnen worden, bijvoorbeeld het doen van aanvragen.

Hoofdstuk IV.

B. Versterken Zelfredzaamheid

Wat doen we NU?

De basis van het beleid is: wat kunnen mensen zelfstandig oppakken en wat kan de omgeving doen? Bij kwetsbare groepen is vaak sprake van een combinatie van informele en formele steun. De gemeente verstrekt de volgende voorzieningen: Hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, hulpmiddelen als scootmobiel en vervoersvoorzieningen, zoals de Regiotaxi en vervoersinitiatieven zoals Klaartje en Swobrik. Met deze voorzieningen worden kwetsbaren zodanig gecompenseerd dat zij in staat zijn hun huishouden te voeren, zich te verplaatsen en anderen te ontmoeten. De bijlage III geeft een overzicht van de vraag naar Wmo voorzieningen.

Wat gaan we doen?

In de komende beleidsperiode worden maatregelen genomen waarbij kwetsbare bewoners zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Hierbij worden nadrukkelijk de voorstellen meegenomen als genoemd in de vastgestelde nota “Woonvisie Neder-Betuwe 2011 – 2016.

Doelen

Neder-Betuwe wil dat ouderen en mensen met een beperking kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven.

  • 1.

    Efficiency maatregelen doorvoeren op Hulp bij het Huishouden

  • 2.

    Efficiency maatregelen doorvoeren op woonvoorzieningen

  • 3.

    De voorwaarden creëren om bewoners zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen

Te realiseren effecten
  • De dienstverlening ten aanzien van Hulp bij het Huishouden en woonvoorzieningen is op basis van praktijkervaring en rijksontwikkelingen, efficiënt ingericht

  • Bewoners kunnen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen in een woonomgeving aangepast aan hun behoeften.

Ad 1. Efficiency maatregelen doorvoeren op Hulp bij het Huishouden

Het regeerakkoord heeft grote gevolgen voor de voorzieningen. Vooral bij het Hulp bij het huishouden. Naar verwachting is per 1 januari 2016 de totale korting van 75 % structureel doorgevoerd. Voor onze gemeente bedraagt het budget in 2012 ruim € 1. 600.000. Verwacht wordt dat dit per 1 januari 2016 verminderd is naar € 400.000, - . Het aantal inwoners van Neder-Betuwe dat huishoudelijke hulp kan ontvangen, daalt dan evenredig van 425 in 2012 naar 107 in 2016. De gemeente kan dus niet langer het ingezette beleid voortzetten. Oplossingen zijn mogelijk (combinaties van):

  • Een passende samenwerking in de Regio Rivierenland. Mogelijke scenario’s daarbij zijn een lokale 1 –loket met een regionaal backoffice of een regionaal opererende front- en backoffice met lokale “dependances”.

  • Het loslaten te denken in voorzieningen en dit te verplaatsen naar het faciliteren van de Eigen Kracht van mensen. Dit betekent huishoudelijke hulp te bekijken in samenhang met welzijn, zorg en begeleiding.

  • Te zoeken naar andere vormen van hulp bij het huishouden om “een schoon en leefbaar”huis te realiseren. Maatwerk zou bijvoorbeeld ingezet kunnen worden door een combinatie van thuiszorg, schoonmaakbedrijven, alfahulpen en vrijwilligers. Het is dus dan niet meer vanzelfsprekend om de huidige aanbestedingsmethode voort te zetten.

  • Het voeren van inkomenspolitiek. Bijvoorbeeld door een bovenwaartse bijstelling van de Eigen Bijdrage Hulp in het Huishouden, het invoeren van een eigen investering bij woonvoorzieningen en de dienstverlening alleen in te richten voor de laagste inkomensgroepen.

Basisvragen zijn de aard en omvang van de vraag naar de vormen van dienstverlening, nu en in de toekomst. Welke vragen worden door wie gesteld, zijn het veelal enkelvoudige vragen of juist meervoudige vragen en is een trend zichtbaar. De beantwoording zal inzicht moeten verschaffen of de bezuinigingen en transities lokaal zijn op te vangen, of dat een regionale insteek onvermijdbaar is. De uitkomsten hiervan zijn cruciaal voor de vorming van het 1-loket. De beantwoording van deze basisvragen is een verantwoordelijkheid van de projectgroep 1-loket.

Maatregel:

In het 4e kwartaal van 2013 worden maatregelen voorgesteld om de Rijksbezuinigingen en de overheveling van de transities op te vangen. Mogelijke regionale voorstellen worden integraal meegenomen. Afstemming zal plaatsvinden met de projectleiding 1 –loket. De voorstellen worden voorzien van een passend informatie – en communicatieplan.

Ad 2. Efficiency maatregelen doorvoeren op woonvoorzieningen

Praktijkervaring leert dat de volgende mogelijkheden er zijn om de uitgaven voor de woonvoorzieningen te beheersen:

  • 1.

    Meer voorzieningen als algemeen gebruikelijk aanmerken

    Door het bepalen dat een voorziening “algemeen gebruikelijk” is, komt deze niet langer voor vergoeding op grond van de Wmo in aanmerking. Nu worden nog voorzieningen verstrekt die als zodanig zouden kunnen worden aangemerkt bijvoorbeeld een beugel voor boven het bad of een tweede toilet op de bovenverdieping.

  • 2.

    Bij gebruikelijke vervanging/modernisering geen voorziening verstrekken

    Met enige regelmaat wordt een financiële vergoeding verstrekt voor het verwijderen van een bad en het maken van een douche in een badkamer die al langere tijd, bijvoorbeeld 15 jaar, niet is opgeknapt. Het kan hier gaan om gebruikelijke vervanging/modernisering waarvoor de Wmo niet bedoeld is.

  • 3.

    Kleine woningaanpassingen laten uitvoeren door één contractpartner

    De Wmo cliënten hebben nu de vrijheid om de woningaanpassing te laten uitvoeren door de (goedkoopste) aannemer van zijn keuze. Door voor de kleine woningaanpassingen (bijvoorbeeld plaatsen van toiletverhogers, douchezitjes, drempelhulpen, tweede trapleuning) met één bedrijf afspraken te maken, kan naar verwachting goedkoper worden gewerkt. Hierbij wordt ook nadrukkelijk gekeken naar de mogelijke rol van de sociale werkplaats. Tot slot wordt een standpunt ingenomen over de reikwijdte van de dienstverlening; is het van toepassing op huurwoningen of ook op koopwoningen.

  • 4.

    Het initiëren van gemaksdiensten

    In de praktijk valt het op dat cliënten wel lang zelfstandig willen blijven wonen, maar lichamelijk niet in staat zijn om dagelijkse werkzaamheden te verrichten. Ook is regelgeving soms complex en is ondersteuning nodig. In de regel kan met het inschakelen van gemaksdiensten veel leed bespaard blijven en kunnen kwetsbaren langer thuis blijven wonen.

Het doorvoeren van (een combinatie) van deze efficiencymaatregelen zullen kostenbesparend werken. Pas nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden over de keuze, kan een doorberekening plaatsvinden en verwerkt worden in de begroting. En vindt een eventuele wijziging plaats in het Verstrekkingenboek.

Maatregel

In het 2e kwartaal van 2013 wordt een plan van aanpak gepresenteerd om:

  • 1.

    Het beleid aan te scherpen ten aanzien van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangewezen.

  • 2.

    De gebruikelijke vervanging/modernisering niet meer langer als voorziening te verstrekken.

  • 3.

    De aanbesteding van de uitvoering van kleine woningaanpassingen.

  • 4.

    Gemaksdiensten te initiëren zoals een Formulierenbrigade voor de schuldhulpverlening en thuisbegeleiding, een was- en strijkservice en projecten voor thuisadministratie.

Ad 3 De voorwaarden creëren om bewoners zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen

Een van de uitgangspunten in de Wmo is dat mensen zo lang mogelijk zich zelfstandig kunnen verplaatsen in en om de woning. Door de ontwikkeling van woon-zorgcomplexen, subsidie aan organisaties en woonvoorzieningen, wordt een bijdrage geleverd aan een grotere zelfstandigheid van kwetsbare bewoners. Voorbeelden zijn telefooncirkels en welzijnsactiviteiten in de sfeer van dagbesteding en bewegen (sportbuurtcoach). Behalve een aangepaste woning, zijn ook factoren als de fysieke, sociale en financiële bereikbaarheid van voorzieningen en activiteiten van belang voor de zelfredzaamheid. Mensen in een rolstoel moeten bijvoorbeeld zich kunnen verplaatsen in de openbare ruimte waar geen obstakels bevinden zoals hoge stoepranden. In de vastgestelde nota “Woonvisie Neder-Betuwe 2011 – 2016 zijn hiervoor voorstellen gedaan.

1.Afspraken met de Stichting Woningbeheer Betuwe (SWB) over levensloopbestendige wonen.

Eigen verantwoordelijkheid betekent zo veel mogelijk voorkomen dat ondersteuning nodig is. Dit kan door tijdig te anticiperen op het ouder worden, bijvoorbeeld door informatie & advies en maatregelen te nemen in en om het huis. Met de SWB zijn afspraken gemaakt over het mogelijk maken voor kwetsbaren om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. Deze afspraken zijn geëvalueerd. Op basis daarvan worden nieuwe afspraken gemaakt. Gekoerst wordt om afspraken te maken over het tijdig, juist en volledig informeren en adviseren van toekomstige cliënten. De gemeente zal controle voeren op de naleving van de afspraken via de reguliere overlegrondes.

2.Fysiek, sociaal en financieel toegankelijke voorzieningen en activiteiten

Fysieke toegankelijkheid heeft betrekking op de inrichting van de openbare ruimte en accommodaties. Maar ook op de bereikbaarheid van voorzieningen.

  • Voor de fysieke toegankelijkheid wordt de weegfactor “toegankelijkheid” standaard meegenomen bij ruimtelijke planontwikkelingen zoals de ontwikkeling van dorpsvisies, de inrichting van de openbare ruimte en verkeersmaatregelen. In de praktijk worden de belangen van kwetsbare verkeersdeelnemers al meegewogen, alleen niet geformaliseerd.

  • Sociale toegankelijkheid heeft in belangrijke mate te maken met het ‘welkom’ voelen. En met het vermogen van verenigingen en maatschappelijke organisaties om te kunnen gaan met kwetsbare doelgroepen. Dit aandachtpunt wordt meegenomen bij het uitwerken van het concept “Huis van de Buurt”.

  • Aanvullend op de behoefte aan fysieke en sociale toegankelijkheid is er ook behoefte aan financiële toegankelijkheid: de betaalbaarheid van voorzieningen en activiteiten. Er ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de gemeente en (maatschappelijke)organisaties en verenigingen om voorzieningen en activiteiten betaalbaar te maken en te houden. Dit aandachtspunt wordt meegenomen bij het herijken van het subsidiebeleid in het jaar 2013.

3. Veel vraag naar vervoer

De behoefte naar passende vervoersmogelijkheden onder mensen met een beperking is groot. De regiotaxi geldt als een voorliggende voorziening. In deze beleidsperiode wordt in Regio Rivierenland verband verkend hoe de diverse vervoersvoorzieningen in samenhang (bijvoorbeeld Leerlingenvervoer) met elkaar sober en doelmatig versterkt kunnen worden.

Maatregelen:
  • 1. Bij het opstellen van een nieuwe overeenkomst met de SWB worden afspraken gemaakt over het tijdig, juist en volledig informeren en adviseren van vooral toekomstige cliënten. De gemeente zal controle voeren op de naleving van de afspraken.

  • 2. Bij ruimtelijke planontwikkelingen zoals de ontwikkeling van dorpsvisies, de inrichting van de openbare ruimte en verkeersmaatregelen, wordt de “fysieke toegankelijkheid van voorzieningen” standaard meegenomen als weegfactor.

  • 3. De sociale en financiële toegankelijkheid wordt in het concept “Huis van de Buurt” respectievelijk het subsidiebeleid uitgewerkt.

  • 4. De aard en strekking van de vervoersvoorzieningen wordt kritisch getoetst op het principe van sober en doelmatig.

Hoofdstuk IV.

C. Vergroten Maatschappelijke Participatie

Neder-Betuwe wil dat mensen prettig samenleven in leefbare dorpen. De inzet van actieve bewoners is daarbij cruciaal.

Hoe is het NU?

Er zijn al behoorlijk wat activiteiten en voorzieningen. De uitdaging is om samenhang te brengen hiertussen omdat zij hetzelfde doel hebben: ontmoeting, dagbesteding, incidentele hulp, service en informatie voor bewoners en organisaties. De gemeente kiest ervoor om bewoners, instellingen, verenigingen en vrijwilligers te ondersteunen in wat zij zelf organiseren om maatschappelijke effecten te realiseren. Een milde aanname is dat in Neder-Betuwe het meeste vrijwilligerswerk verricht op het terrein van de sportvereniging, het welzijnswerk en activiteiten vanuit de kerk. Bewoners geven daarmee niet alleen het eigen ‘meedoen’ vorm, maar het draagt ook bij aan het ‘meedoen’ van kwetsbare groepen en daarmee aan de kwaliteit van samenleven. De gemeente investeert in een algemeen preventief voorzieningenniveau, dat alle bewoners de mogelijkheden biedt voor sociale participatie, ontplooiing en zelfredzaamheid. Te denken valt aan voorzieningen en activiteiten op het gebied van onderwijs, (jeugd)gezondheidszorg, spelen, recreatie en ontmoeting, sport, cultuur, ouderenwerk, sociaal-cultureel werk en vrijwilligerswerk.

Het Adviespunt, Mozaiek Welzijn en de Stichting Welzijn Senioren zijn de voornaamste partners die voor ons het vrijwilligers- en mantelzorgbeleid uitvoeren. Het oplossen van welzijnsvraagstukken is echter geen exclusiviteit meer van gevestigde welzijnsorganisaties.

In de afgelopen beleidsperiode is een start gemaakt met het verkennen hoe de sociale infrastructuur, het concept Huis van de Buurt en het 1- Loket op elkaar afgestemd kunnen worden. Het wordt bekeken in samenhang met welzijn, zorg en begeleiding. Kortom er is voldoende reden om de huidige nota vrijwilligersbeleid en mantelzorg te actualiseren.

Bijzonder aandacht gaat in deze beleidsperiode uit naar de gemaakte keuzes in het re-integratiebeleid. Maatschappelijk participatie op andere wijze dan arbeid is daarbij het doel. Vanuit het re-integratiebeleid omvat deze ondersteuning vooral initiëren, voorwaarden scheppen en activering, stimulering, verwijzing en begeleiding. Het re-integratiebeleid sluit hier aan bij de Kantelinggedachte: inzet op algemene voorzieningen en pas bij echte noodzaak een individueel aanbod. De gemeente wil zijn re-integratie-inzet sturen vanuit en het resultaat afzetten tegen de Participatieladder. De beleidsdoelen zijn gericht op re-integratie naar de reguliere arbeidsmarkt (betaald werk). Van de categorie mensen die wel werk kunnen verrichten maar die geen betaald werk zullen kunnen vinden is het doel dat 50% van hen ultimo 2014 maatschappelijk actief is. Voor de realisatie van dit doel zijn additionele arbeidplekken bij het bedrijfsleven en vrijwilligersplekken elders nodig. Hiertoe wordt ook dus van andere beleidsdisciplines een bijdrage verlangd; (gezondheid-)zorg, welzijn, vrijwilligerswerk.

Wat gaat Neder-Betuwe doen?

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van mantelzorg en vrijwilligers heeft tijd nodig om zich te ontwikkelen. Er is een nadere verkenning nodig van de vraag of een meer sectorale of dorpsgerichte benadering van het vrijwilligerswerk meer (zorg)vrijwilligers kan opleveren. Verder zal worden uitgezocht hoe maatschappelijke ondersteuning in de dorpen meer gericht kan zijn op het beiden van hulp bij boodschappen en klussen.

In de komende beleidsperiode wordt ingezet op 2 maatregelen:

  • 1.

    Het opstellen van een beleidsnotitie over het versterken van de 0e lijn.

  • 2.

    Het opstellen van een geactualiseerde beleidsnota “Versterken lokaal vrijwilligerswerk en mantelzorg”.

Maatregel 1. Versterken 0e lijn

Binnen de Wmo heeft het welzijnsbeleid een belangrijke rol, omdat de Wmo niet alleen zorgwet is, maar juist een participatie wet. De gemeente kijkt breder dan zorg en ondersteuning. En zorgt dat de omgeving toegankelijk is, dat er geschikte woningen zijn voor mensen met een beperking en dat mensen toegeleid worden naar onderwijs en arbeid. Maar ook de beschikbaarheid en kwaliteit van digitale informatievoorzieningen.

De gemeente kan niet meer de oplosser zijn van alle vraagstukken, maar gaat uit van de (organisatie)kracht van de samenleving, die in de dorpen afzonderlijk en de gemeente als geheel aanwezig is. Een leefbare en prettige buurt begint met bewoners die zich actief voor hun buurt en medebuurtbewoners willen inzetten. Dat kan via op manieren zoals vrijwilligerswerk, mantelzorg en burenhulp. En op diverse leefbaarheidgebieden.

Hoe is het NU?

Het leefbaarheidsaanbod in onze dorpen bestaat uit onderling met elkaar samenhangende voorzieningen:

  • Publieke ruimte (ontmoeting: dorpshuis);

  • Woningen (sociale huisvesting, ouderenwoningen, verhouding huur/koopwoningen);

  • Aanwezigheid, kwaliteit en nabijheid van voorzieningen (sportvoorzieningen, winkels, scholen, medische voorzieningen, kinderopvang, horeca, bibliotheek etc.);

  • Bereikbaarheid (OV‐haltes, mobiliteit van inwoners);

  • Veiligheid (criminaliteit, vandalisme, sociale veiligheid, verkeersveiligheid);

  • Dorpscultuur in ruimtelijke en sociale zin (levendigheid, aantrekkelijkheid, groen woningdichtheid en bevolkingsdichtheid, bevolkingssamenstelling (privacy, burenhinder);

  • Sociale contacten;

  • Persoonlijk welzijn (vuil op straat, verkeerslawaai, levensloopbestendige woningen)

  • Grip op ontwikkelingen (in persoonlijke zin en in de buurt).

Wat gaan we doen?

De gemeente heeft ervaring met het stimuleren van samenwerkingsverbanden. Zo levert sport (sportbuurtcoaches) en cultuur, nu al een grote bijdrage aan de ondersteuning van kwetsbare groepen. Meerwaarde is te realiseren door het smeden van samenwerkingsverbanden tussen maatschappelijke partners in de 0e lijn - ondersteuning en zorg. Hieronder wordt verstaan: de dienstverlening van de dorpstafels, het wijkmanagement, het aanbod van dorpshuizen, het schoolmaatschappelijk werk, de wijkagent, de kerken, de wijkverpleegkundige, het aanbod aan sport en cultuur etc.

De 0e lijn kan een signalerende, ondersteunende en monitorende functie vervullen. En als zodanig informatie verstrekken voor beleidsvorming cq bijstelling van het 1- loket. Het lokale welzijnsbeleid krijgt zo meer de functie van preventie en eerste opvang; de versterking tussen publieke gezondheidszorg - eerstelijnszorg en meer samenwerking / samenhang tussen zorg- en hulp – en welzijnsvormen. Instrumenten om deze samenwerking te bevorderen is de vorming van het 1-loket, het subsidiebeleid en het accommodatiebeleid.

Voorstel:

In het 4e kwartaal van 2013 wordt een plan van aanpak opgesteld over het versterken van de 0e lijn als instrument voor signalering, ondersteuning en monitoring. Dit in samenhang met het vrijwilligers- mantelzorgbeleid, het accommodatiebeleid, het subsidiebeleid en de vorming van het 1-loket.

Te realiseren effecten:

  • Sturen op samenwerkingsverbanden van maatschappelijke partners die de 0e lijnszorg (preventie/ welzijnachtige voorzieningen) blijvend versterken.

  • Bewoners ervaren het als natuurlijk dat sprake is van een verdraagzame gemeenschap met respect en ruimte voor variatie in levens – en geloofsopvatting.

Maatregel 2. Versterken lokaal vrijwilligerswerk en mantelzorg

Meer vrijwilligers en minder overbelaste mantelzorgers is het doel van dit themaveld. In het op te stellen beleidsplan krijgen de volgende doelen in ieder geval aandacht:

Uitvoering geven aan het Re-integratiebeleid

In het vastgestelde re-integratiebeleid is opgenomen dat het hebben van werk of dagactiviteiten is een belangrijke voorwaarde voor zelfstandigheid, het participeren in de samenleving én voor gezondheid. Structureel vrijwilligerswerk is een belangrijk (eind)resultaat. Naast informatie en verwijzing naar het Adviespunt, vindt ook zo nodig doorgeleiding naar de voorzieningen van de zorginstellingen en het welzijnswerk plaats.

1-loket

De rol van het welzijnsbeleid in het 1-loket, in samenhang met zorg en begeleiding. Met aandacht voor de taak als signaleerder en adviseur. Prestatieafspraken worden gemaakt hoe kwetsbaren gefaciliteerd kunnen worden met diensten op zorg, welzijn en gemaksdiensten.

Bevorderen samenwerking organisaties

Vrijwilligersorganisaties, professionele organisaties en het bedrijfsleven kunnen elkaar waar nodig versterken door samen te werken op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Onder andere als het gaat om de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe (effectieve) manieren van werven, maar ook bij het waarderen van vrijwilligers, het trainen van vrijwilligers en bij het matchen van vrijwilligers en organisaties en/of mensen die hulp nodig hebben.

Het werven en behouden van jonge vrijwilligers

De aanwas van jonge vrijwilligers zal naar verwachting een terugslag kunnen krijgen vanwege het stopzetten van de verplichting Maatschappelijke Stages per schooljaar 2015 - 2016. Op deze mogelijke terugslag moet tijdig worden ingegrepen. De doelgroep vraagt om een specifieke aanpak. Schoolgaande jongeren zijn daarbij blijvend geënthousiasmeerd om vrijwilligerswerk te verrichten of worden betrokken bij het vrijwilligerswerk.

Versterken bestuurlijk kader

Een bron van zorg is de druk op het bestuurlijk kader. Ons bereiken berichten over de bedreiging van de continuïteit van instellingen die structureel met vrijwilligers werken. Niet alleen de complexiteit van bestuurstaken, maar ook de vergrijzing van het bestuur speelt hierbij vaak een rol. Verkend wordt in hoeverre een professionaliseringsslag gepleegd kan worden in het uitvoeren van bestuurstaken met als kernwoorden activerende ondersteuning, scholing en training van het bestuurlijk kader.

Bijzondere doelgroepen / thema’s

Bewoners die recentelijk zijn komen wonen in de gemeente of dat van plan zijn, zijn mogelijke vrijwilligers. Daarnaast krijgt het “lotgenotencontact” als laagdrempelige voorziening aandacht in de komende beleidsperiode.

Mantelzorg

In de komende beleidsperiode wordt aandacht besteed aan respijtzorg, inspraak en het bieden van informatie & advies.

Monitoring

Bijzonder aandacht verdient monitoring. Bij mantelzorg is het beleidsmatig interessant inzicht te krijgen welk percentage mensen hulp geeft aan zieke mensen of gehandicapten, mantelzorg geeft, zicht gesteund voelt, behoefte heeft na respijtzorg. Bij vrijwilligerswerk is inzicht nodig welk percentage inzet ten behoeve van een organisatie, buren en mantelzorg.

Voorstel:

In het 4e kwartaal van 2013 is een beleidsplan Vrijwilligersbeleid en Mantelzorg opgesteld. Waar met nadruk gekoerst wordt op de gemaakte beleidskeuzes in de nota re-integratie.

Hoofdstuk V. FINANCIËN

Algemeen

De Wmo kent als gevolg van de 9 prestatievelden een groot aantal taken voor de gemeente, bestaande én nieuwe taken. Voor de nieuwe taken die de gemeente als gevolg van de Wmo heeft gekregen, worden via een Integratie uitkering middelen ontvangen. Deze vormen het Wmo-budget. Voor de overige taken zijn de geldstromen zoals die bestonden vóór de invoering van de Wmo in stand gebleven. Deze middelen worden via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds ontvangen.

Bezuinigingen

Uit het regeerakkoord blijkt dat een combinatie van bezuinigingen en efficiencymaatregelen de gemeente gaan treffen. Het grootste gevolg heeft de bezuiniging op de Huishoudelijke Hulp (in totaal 75 % efficiencykorting). Dit heeft direct consequenties op de overige dienstverlening. Daarnaast wordt de AWBZ begeleiding en Hulpmiddelen toegevoegd aan de Wmo taken, elk met een efficiencykorting van 25 %.

Huishoudelijke Hulp

De Huishoudelijke Hulp wordt met ingang van 2014 inkomensafhankelijk gemaakt voor nieuwe clienten en vanaf 2015 ook voor bestaande clienten. De bezuiniging wordt fasegewijs ingevoerd vanaf 2014. Per 1 januari 2016 is de totale korting van 75 % structureel doorgevoerd.

In 2012 bedraagt het budget Hulp bij het Huishouden voor onze gemeente ruim € 1. 600.000. Als wordt uitgegaan van een daling van 75% betekent dit een korting van ruim € 1.200.000. Het gemeentelijke budget wordt dan per 1 januari 2016 ruim € 400.000, - . Onlosmakelijk verbonden hieraan zullen ook de inkomsten uit eigen bijdrage dalen. Het aantal inwoners van Neder-Betuwe dat huishoudelijke hulp kan ontvangen, daalt dan evenredig van 425 in 2012 naar 107 in 2016.

Op dit moment is niet aan te geven wat de concrete gevolgen hiervan zijn. Er is nog te weinig bekend over de definitieve invulling van de plannen. Het is dan ook lastig om doorberekeningen te maken. Bovendien ontvangt de gemeente geen geoormerkte middelen van het Rijk. De financiering betreft een open-einde regeling. Dit houdt in dat er geen bestedingsplafond is. Doordat er sprake is van een compensatieplicht, kan geen hulp aan bewoners geweigerd worden met alleen de motivering dat er geen middelen meer beschikbaar zijn. Dit is dus een risico voor de gemeente.

Begeleiding en Persoonlijke verzorging

Er zal niet alleen sprake zijn van een ingrijpende bezuiniging op de WMO, maar de begeleiding en de persoonlijke verzorging zullen vanuit de AWBZ naar de WMO worden gedecentraliseerd. Hierdoor krijgt de gemeente er een grote taak bij. Het kabinet is voornemens de dienstverlening te versoberen en meer te richten op waar ze het hardste nodig is. De overheveling gaat daarop gepaard met een bezuiniging van 25% voor begeleiding en persoonlijke verzorging.

Hulpmiddelen

Voor hulpmiddelen zoals een scootmobiel/ rolstoel geldt een verplichting tot hergebruik.

Onze gemeente speelt daarop in door in de nieuwe beleidsperiode in 2013 een pool op te zetten. Daarmee is al in deze aflopende beleidsperiode al mee geëxperimenteerd.

Overzicht geraamde Wmo uitgaven in 2013 t/m 2015.

Voor de uitvoering van de Wmo zijn financiële middelen nodig. In de gemeentelijke begroting worden daarvoor budgetten beschikbaar gesteld. De structuur van de begroting kent een andere ordening dan de prestatievelden in het Wmo-beleidsplan. Het is nagenoeg onmogelijk om in een begroting de uitgaven en inkomsten per prestatieveld weer te geven. ( bv. het totale budget voor prestatieveld 1. Leefbaarheid is niet te maken). De begrotingscijfers voor de uitvoering van de dienstverlening van het Wmo Loket, zijn wel inzichtelijk. Dit onder voorbehoud van de definitieve plannen van het kabinet per 1 januari 2015. Daarnaast is op basis van ervaringscijfers, trends weer te geven in de vraag naar voorzieningen.

Tabel: begroting dienstverlening Wmo Loket

Kostenplaats/kostensoortBGR 2013MJB 2014MJB 2015
WMO vergoeding Hulp bij Huishouding1.619.543 1.619.543 1.619.543
WMO vergoeding Persoonsgebonden budget137.156 137.156 137.156
WMO Begeleiding psychosociaal20.657 20.657 20.657
Wet Maatschappelijke Onderst.1.604.402 1.604.402 1.604.402
WMO AWBZ pakketmaatregel142.251 89.734 89.734
WMO AWBZ Pakketmaatregelen142.251 89.734 89.734
Vergoeding krachtens de WVG290.737 290.737 290.737
Bijdrage overige gemeenschappelijke regelingen159.572 159.572 159.572
Vervoersvoorzieningen450.309 450.309 450.309
Vergoeding krachtens de WVG187.575 187.575 187.575
Woningaanpassingen187.575 187.575 187.575
Vergoeding krachtens de WVG111.168 111.168 111.168
Rolstoelen en rolstoelvoorzieningen111.168 111.168 111.168
Totaal2.308.130 2.255.613 2.255.613
    
KP Samenleving565.751 562.321 562.241
KP Gemeentewinkel115.922 118.813 118.476
Uren prognose 681.673 681.134 680.717
Totaal 2.989.803 2.936.747 2.936.330

Tabel: Trends in uitgaven

Voorziening  Trend in uitgaven, referentiejaar 2012
Vervoer Gelijkblijvend
Rolstoelen Gelijkblijvend
Huishoudelijke Hulp Gelijkblijvend tot het jaar 2015
PGBGelijkblijvend tot het jaar 2015
Woning/ WoningaanpassingFluctuerend
Inkomsten (eigen bijdrage) Stijgend ivm toepassing inkomensafhankelijke toetsing

Tabel: Huidige samenstelling Wmo loket

Functie Uren per week Fte
Senior coördinator Loket36 1
Loket medewerkers 1474,08
Coördinator afd Samenleving361
 2196, 08

Conclusies

Trends in uitgaven bedrijfsvoering en dienstverlening

De werkelijke uitgaven in de dienstverlening zullen, met 2012 als referentiejaar, geen grote verschillen laten zien tot het jaar 2015. Alleen de uitgaven in de voorziening woning/woningaanpassing verloopt grillig. De vraag naar woning/woningaanpassingen is moeilijk te prognosticeren en vormt dus een risico. Met de voorgenomen efficiencymaatregelen, waaronder het verkennen van de mogelijkheid tot het voeren van een vorm van inkomensbeleid, kunnen de uitgaven enigszins beheersbaar blijven. Fluctuaties in uitgaven binnen alle soorten dienstverlening, kunnen over het algemeen binnen de producten verrekend worden. De uitgaven blijven ongeveer op hetzelfde niveau zich voortbewegen tot het jaar 2015.

Voorstellen met financiële consequenties

In dit beleidsplan zijn voorstellen gedaan die financiële consequenties kunnen hebben:

  • Een plan van aanpak ter verbetering van de structuur van de bedrijfsvoering, uitvoering en de financiële beheersbaarheid van de uitvoering van het 1-loket.

  • Een plan van aanpak voor de structurele versterking van de dienstverlening op informatie&advies en clientondersteuning.

  • Een voorstel om de rijksbezuinigingen passend op te vangen.

  • Een plan van aanpak om bewoners langer zelfstandig te kunnen laten wonen.

  • Een beleidsnota vrijwilligersbeleid en mantelzorg.

De daadwerkelijke uitwerking kan voordelig of nadelig uitpakken voor het Wmo budget. De principes van budgettaire neutraliteit en structurele dekking voor structurele uitgaven zijn uitgangspunt. Alleen bij onvoorziene, onvermijdelijke en onuitstelbare structurele uitgaven, die niet binnen de begroting kunnen worden opgevangen, wordt de raad een nader voorstel gedaan.

Bezuinigingen

De bezuinigingen impliceren dat het moeilijk is om op 1 januari 2015 ongewijzigd beleid voort te zetten. Hieruit is op te maken dat de bezuinigingen niet alleen te realiseren is met efficiency winst en gekanteld werken. Oplossingen kunnen mogelijk gezocht worden in combinaties van:

  • Te zoeken naar passende samenwerking in de Regio Rivierenland. Mogelijke scenario’s daarbij zijn een sterke lokale 1 –loket met een regionale backoffice of de vorming van een regionaal opererende frontoffice en backoffice met lokale “dependances”.

  • Het loslaten te denken in voorzieningen en dit te verplaatsen naar het faciliteren van de Eigen Kracht van mensen. Dit betekent huishoudelijke hulp te bekijken in samenhang met welzijn, zorg en begeleiding.

  • Te zoeken naar andere vormen van hulp bij het huishouden om “een schoon en leefbaar”huis te realiseren. Maatwerk zou bijvoorbeeld ingezet kunnen worden door een combinatie van thuiszorg, schoonmaakbedrijven, alfahulpen en vrijwilligers. Het is dus niet meer vanzelfsprekend om de huidige aanbestedingsmethode voort te zetten.

In het 1e kwartaal van 2014 is een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van de structuur van het 1-loket. Een voorstel voor een bij het 1- loket passende formatie en organisatie maakt hier onderdeel vanuit.

Maatregelen/ voorstellen:

  • 1. Fluctuaties in uitgaven binnen alle soorten dienstverlening, worden binnen de producten verrekend.

  • 2. De voorstellen in dit beleidsplan worden uitgewerkt volgens het principe van budgettaire neutraliteit. Alleen bij onvoorziene, onvermijdelijke en onuitstelbare uitgaven, wordt de raad een nader voorstel gedaan.

  • 3. In het 4e kwartaal van 2013 wordt een plan van aanpak opgesteld voor het opvangen van de omvangrijke bezuinigingen op Huishoudelijke Hulp, Begeleiding en Hulpmiddelen. Mogelijke regionale voorstellen worden integraal meegenomen. De voorstellen worden voorzien van een passend informatie – en communicatieplan.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 april 2013

de griffier, de voorzitter

mr. J.C. Bouwman, ir. C.W. Verhoek

Bijlage I Gerealiseerd beleid 2008 – 2012

Evaluatie resultaten beleidsplan Wmo ‘Samen zorgen, wonen en leven 2008-2011’

Domein 1 Samen leven in buurt en wijk

Waar gingen we voor?Wat hebben we bereikt?
Samen met inwoners hebben we een leefbaarheidstoets ontwikkeld, die voorziet in hanteerbare aandachtspunten, bijvoorbeeld inzake speelgelegenheden, openbaar groen, en openbare ruimte die de leefbaarheid van de buurt vergroten.Een aparte leefbaarheidstoets is niet gerealiseerd. Wel is er met de oprichting en realisatie van dorpstafels in al onze kernen invulling gegeven aan het principe dat inwoners zelf goed weten wat er nodig is op het gebied van leefbaarheid in hun eigen dorp. Hiermee geven we nog meer dan met een standaard leefbaarheidstoets ruimte aan inwoners om ideeën te realiseren.
In de vier grote kernen staat een woonvoorziening of wordt deze gerealiseerd, die qua woon- en zorgstructuur vergelijkbaar is met de voorziening in Dodewaard (Steegakker).Behalve de Steegakker in Dodewaard, is in Ochten een woonservicezone met zorgcentrum Elim als centraal punt. In Opheusden wordt de laatste hand gelegd aan woonzorgcomplex ‘de Reigerhof’. In Kesteren zijn de plannen van ’t Anker om een woonzorgcomplex op het voormalige veilingterrein te realiseren in de laatste fase.
Samen met de bewoners, belangenverenigingen en maatschappelijke instanties wordt gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.Op verschillende manieren is hier invulling aan gegeven: wijkschouw dorpstafels samenwerking met SWB
Mensen in dorpen en buurtschappen zijn actief betrokken op elkaarDit is één van de doelstellingen van het wijkmanagement. Met de oprichting van de dorpstafels is invulling gegeven aan dit streven.
De kwaliteitsbeleving door inwoners van de dorpen en buurtschappen geven minimaal een score van 7,5 te zien.We doen al langere tijd niet meer mee aan de ‘staat van de gemeente’. Ook op een andere wijze hebben we de kwaliteitsbeleving niet gemeten.
Algemene voorzieningen zijn voor zo veel mogelijk mensen bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar.Toegankelijkheid van voorzieningen is een breed en uitgebreid begrip. We werken continue aan toegankelijkheid. In het nieuwe Wmo beleidsplan komt dit terug.
Instellingen en bewoners weten elkaar te vinden.We hebben hier niet zo’n goed beeld van. Wel is het zo dat continuïteit van dienstverlening en bekendheid van organisaties bijdraagt aan ‘elkaar weten te vinden’. We faciliteren en stimuleren organisaties en instellingen met onze digitale sociale kaart.
75% van nieuwe woningen die worden gebouwd is levensloopbestendig.We hebben met de SWB prestatieafspraken over dit onderwerp gemaakt. Hierin komt dit percentage terug. Door de economische crisis hebben veel bouwplannen vertraging opgelopen, waardoor nieuwbouwplannen vertraging hebben opgelopen.

Domein 2 Opgroeien en opvoeden

Waar gingen we voor?Wat hebben we bereikt?
Er is een gezamenlijke, sluitende aanpak van overheden en instellingen op het gebied van integraal jeugd- en jongerenbeleid 0-23 jaar ontwikkeld.We hebben dit beschreven in en gerealiseerd met onze nota jeugd- en jongerenbeleid 2009 en ontwikkeling CJG.
Ouders en gezinnen die dit nodig hebben kunnen ondersteuning krijgen bij hun opvoedingstaak.Met de ontwikkeling van het CJG hebben we dit gerealiseerd.
Er is een sluitend netwerk van hulpverleningsinstellingen tot stand gekomen, ter bevordering van een goede en gezonde ontwikkeling van kinderen.We werken met veel instanties op het geebied van jeugd samen in het Jeugdpreventienetwerk (JPN). Het JPN is een doorontwikkeling van de Zorgadviesteams (ZAT).
Scholen worden begeleid bij opvoedkundige en vormende taken.We hebben vanuit het CJG een belangrijke lijn richting scholen gelegd. Onder andere door het Schoolmaatschappelijk werk worden scholen begeleid. Daarnaast hebben we het LEA opgericht (Lokaal Educatie Agenda). Dit overleg heeft samenwerkingsbevorderend gewerkt tussen de verschillende scholen.
Er wordt vroegtijdig gesignaleerd wanneer kinderen een risico lopen in hun ontwikkelingMet de invoering van voor en vroegschoolse educatie (VVE) en de ontwikkeling van het CJG hebben we dit gerealiseerd.
Er wordt een pro-actief beleid ontwikkeld en gevoerd om alcohol- en drugsproblematiek te voorkomen en tegen te gaan.Er draaien verschillende landelijk- regionale en lokale programma’s op deze thema’s. Regionaal is hier beleid op ontwikkeld en lokaal hebben we hier invulling aan gegeven.

Domein 3 Mantelzorg en vrijwilligerswerk

Waar gingen we voor?Wat hebben we bereikt?
Mantelzorgers en vrijwilligers voelen zich gewaardeerd.Op verschillende manieren proberen we als gemeente onze mantelzorgers en vrijwilligers te waarderen: bloemetje van de maand; vrijwilliger van de maand; jaarlijkse vrijwilligersprijs; Daarnaast hebben we voor alle vrijwilligers een vrijwilligersverzekering afgesloten.
Er is voldoende en passende ondersteuning voor mantelzorgers, inclusief respijtzorg.We hebben het Adviespunt Neder-Betuwe opgericht. Hier combineren we informatie, advies, communicatie, ondersteuning en vraag en aanbod voor mantelzorgers, vrijwilligers en maatschappelijke stages. Het Adviespunt is relatief nieuw en wordt steeds bekender. Steeds meer mensen weten het te vinden. De medewerkers van het adviespunt hebben een pro-actieve houding en zoeken steeds vaker de mantelzorgers en vrijwilligers op.
Mantelzorgers weten deze ondersteuning ook te vinden.Zie vorige punt
We hebben als gemeente een pro-actieve houding ten opzichte van vrijwilligerswerk.We hebben onze vrijwilligers steeds meer opgezocht en actief bevraagd op ondersteuningbehoeften, problemen die zij ervaren of gewoon een stukje waardering gegeven. Een van de belangrijkste acties is geweest het terughalen van een steunpunt vanuit Tiel naar Neder-Betuwe.
Regelgeving waar vrijwilligers tegen aan lopen is vereenvoudigd en transparant.Met de vrijwilligersverzekering hebben we hier een slag in gemaakt. Ook zijn we ons steeds bewust van het zo eenvoudig mogelijk houden van vergunningen en subsidies waar het gaat om vrijwilligersactiviteiten.
Inwoners, en in het bijzonder jeugd, wordt gestimuleerd vrijwilligerswerk te doen.De komst van de maatschappelijke stage heeft en zal hier een belangrijke stimulans aan geven. Uiteraard hopen we met het waarderen van vrijwilligers en vereenvoudiging van regels vrijwilligerswerk aantrekkelijk te houden.

Domein 4 Meedoen makkelijker maken

Waar gingen we voor?Wat hebben we bereikt?
Burgers kunnen voor diverse hulpvragen terecht in een brede en hoogwaardige gemeentewinkel, waarbinnen met de op de deelterreinen werkzame instellingen efficiënt wordt samengewerkt.In ons Zorgloket is vanaf het begin gestart met samenwerking met de cliëntadviseur en met MEE. De samenwerking met de cliëntadviseur ging erg goed. De samenwerking met MEE is niet succesvol gebleken. Dit had meer een persoonlijke achtergrond dan een functionele. De cliëntadviseur is inmiddels ‘ondergebracht’ bij het adviespunt Neder-Betuwe. Met MEE zijn andere samenwerkingsafspraken gemaakt.
De naam en de functie van het Wmo loket is bij 75% van onze inwoners bekend.We doen al langere tijd niet meer mee aan de ‘staat van de gemeente’. Ook op een andere wijze hebben we dit niet gemeten.
De medewerkers van het gemeenteloket werken vanuit de geest van de WmoOnze Wmo collega’s hebben ieder voor zich en gezamenlijk de afgelopen jaren de slag gemaakt van verstrekkers van individuele voorzieningen naar gesprekspartner om ervaren beperkingen zelf en met hulp te compenseren.
Voorzieningen voor burgers die er recht op hebben, worden eenvoudig en snel verstrekt.We hebben, waar nodig, gedereguleerd en als mensen een voorziening toegewezen kregen deze zo snel mogelijk verstrekt.
Er zijn algemene voorzieningen ontstaan, die meedoen bevorderen, waardoor het gebruik op individuele voorzieningen beheersbaar blijft.Hier is nog een belangrijke slag te maken. Het creëren van algemene voorzieningen is niet zo eenvoudig als het soms lijkt. In de komende beleidsperiode zullen we hier veel in investeren.
Er is sprake van een gedifferentieerd (vraaggericht) en betaalbaar aanbod van voorzieningen.Dit hebben we, binnen de wettelijke kaders, zo veel mogelijk gerealiseerd. Waar maatwerk mogelijk is, passen we dit principe toe. Daarnaast is er de mogelijkheid van PGB, waarmee een cliënt zelf maatwerk kan realiseren.
Mensen kunnen ‘gewoon’ blijven wonen in hun wijk, ook als er ondersteuning of zorg nodig is.Door oog te hebben voor de openbare ruimte en voorzieningen in de dorpen zoveel mogelijk in stand te houden, dragen we bij aan blijven wonen in je eigen dorp.

Domein 5 Preventie, zorg en opvang

Waar gingen we voor?Wat hebben we bereikt?
Regionaal zijn er afspraken gemaakt tussen betrokken ketenpartners.De gemeente Nijmegen is voor ons de centrumgemeente voor deze prestatievelden. Zij maakt afspraken met de ketenpartners. We hebben hier niet zo veel invloed op.
Preventie voert de boventoon in het beleid.We hebben onvoldoende zicht of dit ook daadwerkelijk gerealiseerd is.
Waar nodig is goede opvang geregeld.Behalve in Nijmegen is er een opvanglocatie in Tiel gerealiseerd.
Sociaal-economische gezondheidverschillen in de regio Rivierenland zijn teruggedrongen.We hebben hier geen harde cijfers voor. Dit zal een belangrijke uitdaging worden voor de komende beleidsperiode.

 

Domein 6 Anders te werk

Waar gingen we voor?Wat hebben we bereikt?
De boodschap van eigen kracht en medeverantwoordelijkheid komt helder over en leidt tot ander gedrag.Dit is en blijft een boodschap met een ‘lange adem’. Pas de laatste jaren is hier echt aandacht voor. De komende beleidsperiode zullen we deze boodschap met nog meer energie dan voorheen uitdragen en er naar handelen.
Samenwerking tussen instellingen waar dat in het licht van de Wmo nodig is, is goed van de grond gekomen.Samenwerking tussen instellingen is voor instelling ‘eng’. Echte samenwerking betekent namelijk ook ‘in de keuken laten kijken’ van je organisatie: als je commerciële belangen hebt wordt dat lastig. De komende beleidsperiode zullen we meer echte samenwerking zien, enerzijds omdat we dat als gemeente willen en anderzijds omdat de markt transparanter aan het worden is.
Partijen in het veld spreken van een heldere regie in projecten waar samenwerking essentieel is; gedeelde belangen zijn meer regel dan uitzondering, waardoor samenwerking alleen maar winnaars kent.Regie op projecten vraagt ook regelmatig om regionale samenwerking en regie. Dat lukt de ene keer beter dan de andere keer. We leren echter snel en zien dat ‘de neuzen steeds meer dezelfde kant opstaan’.
Er zijn nieuwe creatieve vormen van samenwerking ontstaan, waar burgers profijt van hebben.We werken lokaal steeds slimmer samen met zorg en welzijnsinstellingen. Dat doen we door eenvoudige, laagdrempelige contracten te sluiten, waardoor maatwerk voor burgers snel en efficiënt gedaan kan worden. Daarnaast zoeken we steeds naar mogelijkheden om binnen wet- en regelgeving, samenwerking te realiseren.
De betrokkenheid bij de ontwikkeling van het Wmo beleid is bij alle meedenkers groot gebleven.De Wmo is als een parapluwet voor veel beleidsterreinen. Door goede samenwerking op de afdeling is de betrokkenheid groot.
De gemeente werkt vraaggericht en de burger staat daadwerkelijk centraal.Deze slag maken we meer en meer. Ook voor de volgende beleidsperiode is dit een van de hoofddoelen. Belangrijk daarbij is dat wet- en regelgeving en contracten maatwerk en vraaggericht werken ook daadwerkelijk mogelijk maakt.

 

Bijlage II. Wmo nu en in de toekomst

Waar staat de gemeente op dit moment?

Uit de evaluatie Wmo beleid 2008 – 2012, valt te concluderen dat er in de afgelopen jaren veel is gebeurd. Een groot aantal doelstellingen uit het beleidsplan is gerealiseerd en de meeste actiepunten zijn uitgewerkt of uitgevoerd. Er zijn 27 voorstellen gerealiseerd. Er zijn uiteenlopende samenwerkingsverbanden ontstaan met partners en vertegenwoordigers uit de Wmo -doelgroepen. Op het terrein van leefbaarheid, jeugd en (kwetsbare) ouderen zijn professionals aan de slag gegaan die gezamenlijk een stevige basis leggen onder ons sociaal beleid. Het begrip Wmo is bij veel inwoners in de gemeente Neder-Betuwe bekend. Uit het tevredenheidonderzoek blijkt dat cliënten van Wmo-voorzieningen tevreden zijn over de dienstverlening en de Wmo-voorzieningen die beschikbaar zijn gesteld. Ook de participatie van inwoners bij het opstellen en uitvoeren van beleid is gegroeid en beter geworden. De Wmoraad is in haar rol van gesprekspartner gegroeid. Tot slot is de dienstverlening vanuit het Wmo Loket verder ontwikkeld en meer klantgericht. Ook zijn de eerste stappen gezet voor de invoering van de Kanteling in het werkproces (zie hieronder).

In de Bijlage I is een overzicht van gerealiseerde voornemens in de beleidsperiode 2008 - 2012.

In de bijlage II is een overzicht opgenomen van vraag en verstrekte voorzieningen.

Toekomstige ontwikkelingen.

Gemeenten krijgen door de overheveling van jeugdzorg, decentralisatie van de AWBZ extramurale begeleiding naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Passend Onderwijs en Participatiewet veel nieuwe taken en bevoegdheden. De gemeente krijgt hiermee de mogelijkheid een samenhangend beleid te voeren, gericht op het vergroten van de participatie van mensen met een kwetsbare positie in de samenleving. Hoewel twee van de drie transities in de wacht zijn gezet, is de verwachting dat zij – in welke vorm dan ook – zullen doorgaan. In het Wmo beleidsplan wordt het verbinden van de samenhang het uitgangspunt.

De uitdaging is om participatie na te streven, de compensatieplicht uit te voeren, de Kanteling door te voeren en tegelijkertijd grip op de zaak te houden binnen de (financiële) kaders. De Wmo in samenhang met de transities en ander relevant beleid in het sociale domein kunnen de koerswijziging realiseren: goedkoper en beter.

Wijzigingen

a. De Kanteling.

De Wmo is een brede participatiewet met als uitgangspunt “iedereen moet kunnen meedoen”. Het is vooral bedoeld voor mensen die daar om welke reden dan ook belemmeringen in ervaren. Om “het meedoen” te realiseren is in de Wmo de compensatieplicht opgenomen.

Meer en meer gaat de nadruk liggen op de mogelijkheden van de vrager en de inzet van zijn sociale netwerk. Dit vraagt een omslag in het denken en doen van de gemeente, haar maatschappelijke partners en burgers; de Kanteling. Deze kantelinggedachte geldt voor alle onderdelen van de Wmo. De medewerkers van het Wmo-loket voeren deze kantelingsgedachte al uit in de dagelijkse praktijk, bij het eerste klantcontact. Het heeft geresulteerd in maatwerk bij vragen, het aanboren van het sociaal netwerk en doorverwijzingen naar algemene voorzieningen. Met als effect dat er minder een beroep wordt gedaan op individuele voorzieningen.

Zo wordt bij vraagstukken eerst gekeken of de aanvrager deze zelf kan oplossen, eventueel met behulp van mensen in de omgeving, zoals buren, familieleden of vrienden. Als dit nog niet tot een oplossing leidt, bieden gemeenschappelijke voorzieningen of zorg door vrijwilligers in de omgeving mogelijk uitkomst. Pas daarna wordt bekeken of een individuele voorziening een oplossing biedt. Zo kan een buurtmaaltijd bijvoorbeeld een veel effectievere oplossing zijn dan de individuele bezorging aan huis.

b. Transities

Onze gemeente voert de uitwerking van de transities uit in Regio Rivierenland verband. Dit betekent dat voortschrijdend inzicht kan leiden tot snelle aanpassingen op onderdelen van het voorgestane beleid.

Aan de transitieprocessen liggen dezelfde uitgangspunten ten grondslag:

  • Van vangnet naar springplank: nadruk op eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers. Focus op participeren in de samenleving en gebruikmaken van sociale netwerken.

  • Dicht bij huis: ondersteuning en participatie dichter bij de burger. Organisatie vindt zo veel mogelijk op lokaal niveau plaats.

  • Voorkomen in plaats van genezen: investeren in preventie wordt lonend door het in één hand leggen van de regie en financiering.

 

Jeugdzorg

Deze transitie houdt in de overheveling van de jeugdzorgtaken van provincie naar de gemeente op basis van een nieuwe wettelijk kader en één financieringssysteem. Het Centrum voor jeugd en gezin ( CJG) gaat als frontoffiche fungeren voor alle jeugdzorg binnen de gemeente. In Neder-Betuwe wordt het CJG loket en het 1 –loket voor wonen, werk, welzijn en zorg geïntegreerd.

 

Participatiewet

Binnen het kader van ons re-integratiebeleid wordt ondersteuning geboden aan mensen zonder arbeidsmarktperspectief. Maatschappelijk participatie op andere wijze dan arbeid is daarbij het doel. Vanuit ons re-integratiebeleid omvat deze ondersteuning vooral initiëren, voorwaarden scheppen en activering, stimulering, verwijzing en begeleiding. Het re-integratiebeleid sluit hier aan bij de Kantelinggedachte: inzet op algemene voorzieningen en pas bij echte noodzaak een individueel aanbod. De gemeente wil zijn re-integratie-inzet sturen vanuit en het resultaat afzetten tegen de Participatieladder. De beleidsdoelen zijn gericht op re-integratie naar de reguliere arbeidsmarkt (betaald werk). Van de categorie mensen die wel werk kunnen verrichten maar die geen betaald werk zullen kunnen vinden is het doel dat 50% van hen ultimo 2014 maatschappelijk actief is. Voor de realisatie van dit doel zijn additionele arbeidplekken bij het bedrijfsleven en vrijwilligersplekken elders nodig. Hiertoe wordt ook dus van andere beleidsdisciplines een bijdrage verlangd; (gezondheid-)zorg, welzijn, vrijwilligerswerk.

 

Passend Onderwijs

De bedoeling is dat er voor elk kind een passende onderwijsplek is. Liefst op een gewone school, in de eigen leefomgeving waar het kind extra begeleiding kan krijgen. En als dat niet lukt een onderwijsplek binnen het speciaal onderwijs. In het nieuwe stelsel krijgen scholen de plicht een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Het onderwijsveld heeft hierin de regierol. In Neder-Betuwe wordt Passend Onderwijs in directe samenhang bekeken met het Leerlingenvervoer.

 

Het Reformatorisch onderwijs in Nederland heeft toestemming gekregen van het rijk, in afwijking van de rest van Nederland, om een eigen landelijk samenwerkingsverband op te richten. Dit verband is vervolgens onderverdeeld in regio's. Het Reformatorische samenwerkingsverband in onze regio moet een zorgplan opstellen en hierover overeenstemming gericht overleg voeren met de regiogemeenten. Vooruitlopend hierop en ter afstemming van het samenwerkingsverband in onze postcoderegio is een werkgroep actief om nadere afspraken te maken op het terrein van de Zorg. De gemeente brengt daarbij belangen in beeld ( thuis nabij onderwijs/ leerlingenvervoer/scholenbouw/ afstemming zorg) zodat er een zorgplan komt, waarin de gemeenten zich kunnen vinden.

Maatschappelijke ontwikkelingen op regionaal en lokaal niveau

Bevolkingssamenstelling

De gemeente Neder-Betuwe krijgt evenals omliggende gemeenten te maken met een veranderende bevolkingssamenstelling. Er is geen of weinig sprake van krimp. Maar wel zal het aantal ouderen groeien. Aangezien met het stijgen van de leeftijd de kans op beperkingen toe neemt, zal ook het beroep op ondersteuning en zorg sterk toenemen. Te verwachten valt dat mensen steeds langer zelfstandig blijven wonen. De zorg komt dan steeds meer neer op de schouders van mantelzorgers, veelal partners en kinderen. In het Wmo beleidsplan wordt hierop voorgesorteerd in voorwaardelijke en faciliterende zin. Zo wordt al in een vroeg stadium jonge senioren tijdig geïnformeerd over het ouder worden.

Welzijn Nieuwe Stijl / subsidiebeleid

Het kantelen van het denken in termen van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid sluit aan bij de huidige ontwikkelingen in het welzijnswerk. Het stimuleren van de eigen kracht van bewoners staat centraal. Proactief naar de mensen toe gaan en vroegtijdig problemen signaleren en grip krijgen op de situatie. Maar ook het gezamenlijk met organisaties zoeken en ontwikkelen van oplossingen en vormen van hulp en ondersteuning. Deze manier van werken vraagt ook een duidelijke sturing vanuit de gemeente. Een instrument hiervoor is het subsidiebeleid. Het streven is om gesubsidieerde instellingen aan te geven welke maatschappelijke vraagstukken moeten worden aangepakt en wat er moet worden bereikt. Dit wordt vastgelegd in heldere prestatieafspraken en jaarlijks getoetst.

Bezuinigingen /ombuigingen

De Rijksbezuinigingen zullen ook voor onze gemeente gevolgen hebben. Binnen de Wmo is de opgave om bestaande middelen zo in te zetten dat de Wmo op langere termijn betaalbaar blijft en de gemeente haar compensatieplicht adequaat invulling geeft. Een lastige taak. Naar verwachting is per 1 januari 2016 de totale korting op de budgetten van Huishoudelijke Hulp, begeleiding en Hulpmiddelen structureel doorgevoerd. De grootste opgave betreft de Huishoudelijke Hulp met een korting van 75 % ten opzichte van het budget van 2013. Het open-einde karakter van de Wmo vraagt om een beheers- en verantwoordingsgedrag. Het ontbreken van voldoende financiële middelen is geen geldig juridisch criterium om hulp te weigeren. De gemeente zal kritischer dan voorheen kijken naar de bijdrage die gesubsidieerde instellingen en organisaties leveren aan de Wmo doelen. Met de herijking van het subsidiebeleid in het jaar 2013 wordt hier meer aandacht aan besteed.

Digitaal tijdperk

Het toenemende gebruik van social media en de verdere digitalisering zijn belangrijke ontwikkelingen die bij de uitvoering van het Wmo-beleid een rol spelen. Onze informatievoorziening wordt daarop aangepast. In deze beleidsperiode wordt gekoerst op het realiseren van een webportaal 1 –loket, met ondersteuning van de mogelijkheden van het digitale tijdperk, zoals twitter, facebook, linkedin.

Regionale Samenwerking

Verwacht wordt dat in deze beleidsperiode de samenwerking in het kader van de transities versterkt zal worden. Mede gelet op de mogelijke vorming van 100.000+ gemeenten.

 

In Regio Rivierenland verband wordt samengewerkt op een aantal Wmo gebieden zoals de aanbesteding Hulp bij het Huishouden en de Regiotaxi. De samenwerking zal voortgezet worden, waarbij een kritisch controlerende rol ingenomen zal worden.

Binnen het Programma Zelfredzaamheid bestaat de mogelijkheid om een financiële ondersteuning aan te vragen voor projecten, gericht op de aanpak van bovenlokale vraagstukken op het gebied van de Wmo en Wonen, zorg en welzijn. Voorbeelden van projecten zijn Betrokken Maatschappelijk Ondernemen, Verbinding professionele en vrijwillige inzet en Respijtzorg. In deze beleidsperiode wordt waar wenselijk aangesloten bij relevante projecten.

 

In de bijlage IV is een overzicht opgenomen van regionale samenwerkingsvormen.

Bijlage III. Overzicht genomen besluiten in 2012

 ToekenningAfwijzingNog in behandeling
Beëindiging voorziening003
Collectieve vervoersvoorziening5467
Gehandicaptenparkeerkaart5102
Hulp bij het huishouden17378
Individuele vervoerskostenvergoeding500
Mutatie Hulp bij het huishouden3922
Mutatie Voorzieningen4054
Rolstoel32410
Verhuiskostenvergoeding100
Vervoersvoorziening2523
Woningaanpassing3044
Woonvoorziening3825
Totaal4883248

 Gemiddelde doorlooptijd
Beëindiging voorziening15
Collectieve vervoersvoorziening32
Gehandicaptenparkeerkaart20
Hulp bij het huishouden29
Individuele vervoerskostenvergoeding31
Mutatie Hulp bij het huishouden22
Mutatie Voorzieningen42
Rolstoel54
Verhuiskostenvergoeding4
Vervoersvoorziening71
Woningaanpassing59
Woonvoorziening39
Gemiddeld aantal dagen over alle aanvragen32

Bijlage IV. Overzicht projecten Regio Rivierenland

Deze bijlage beschrijft per programma aan welke projecten in de Regio Rivierenland wij mee (willen) doen en wat de stand van zaken is. Het overzicht heeft alleen betrekking op Wmo gerelateerde projecten.

Het Algemeen Bestuur van Regio Rivierenland heeft het Regiocontract 2012-2015 vastgesteld. De beschikbare middelen die hier bij horen worden ingezet voor concrete projecten die een groot aantal regio breed geformuleerde doelstellingen en ambities realiseren. Aan een aantal projecten neemt Neder-Betuwe ook deel. Een aantal projecten heeft een relatie met het Wmo beleid. In het beleidsplan 2013 – 2016 wordt waar nodig en wenselijk de lokale keuzes in overeenstemming gebracht met de keuzes in de regio.

ZelfredzaamTransformatie jeugdzorg  Dit project betreft een gezamenlijk plan van aanpak van tien gemeenten. Resultaat van het plan van aanpak is een vraaggestuurde, efficiënt en effectief werkende jeugdzorg in Rivierenland, waarbij gebruikt gemaakt wordt van de al aanwezige kracht van de gemeente(n).  
ZelfredzaamOmslag van aanbod- naar vraaggericht werken  Dit project is in voorbereiding. Het is vooralsnog onderdeel van het plan van aanpak transitie jeugdzorg.  
ZelfredzaamKastje noch muur  In ‘Kastje noch muur’ staat de vraag centraal: hoe zorgen we ervoor dat een inwoner niet van het kastje naar de muur gestuurd wordt? Dit kunnen we verwezenlijken door bijvoorbeeld één breed loket in plaats van verschillende loketten voor de Wmo, werk en inkomen, welzijn, wonen, zorg, en hieraan gekoppeld door beleid en dienstverlening voor werk, inkomen en zorg op elkaar af te stemmen en door een eenduidige brede uniforme vraagverheldering voor Wmo en werk en inkomen. Dit project vraagt extra aandacht; een stroomlijning met het RIW-proces is van belang.
ZelfredzaamSamenwerking wonen, welzijn en zorg  Wij doen mee aan het platform Zelfredzaam i.o. en de daarbij behorende inrichting van (een) ambtelijke werkgroep(en). In het platform zal worden samengewerkt tussen gemeenten en maatschappelijke organisaties.  
ZelfredzaamAanpak criminele en overlastgevende jeugdgroepen  Dit project is bedoeld om criminele jeugdgroepen in Rivierenland aan te pakken. Wanneer de capaciteit het toelaat worden ook overlastgevende jeugdgroepen aangepakt. Cofinanciering loopt via budget Veiligheids-huis en kost de gemeente geen extra geld.  
ZelfredzaamKennis voor vernieuwing  De gemeente is voornemens mee te doen aan de quick scan leefbaarheid kleine kernen.
ZelfredzaamIntegrale aanpak gezondheidsrisico’s  Het project ‘Rivierenland gezond’ beoogt een aantal resultaten op het gebied van gezondheid, sport en bewegen te combineren en te realiseren.  
ZelfredzaamBurger aan zet  Op dit moment is/zijn hier nog geen concrete project(en) uit voortgekomen. We hebben (nog) geen bijdrage geleverd aan de totstandkoming. We zullen begin 2013 nog een afweging maken of we deelnemen aan projecten op dit thema.  
ZelfredzaamMaatschappelijk betrokken ondernemen  In het kader van maatschappelijk betrokken ondernemen doen we mee met de ondersteuning van mantelzorgers door de ontwikkeling van het ondersteuningsaanbod voor werkende mantelzorgers en vitale ouderen.   Daarnaast zijn we deelnemer aan het project ‘Businessplan Maatschappelijk betrokken ondernemen’. Dit project is in de programmaraadvergadering van 8 november 2012 geaccordeerd, Het project heeft tot doel het bedrijfsleven meer te verbinden met de samenleving door een netwerk van ondernemers te vormen.  

 

Bijlage V Uitvoeringsprogramma Wmo beleid 2013-2016

Acties en voorstellen Bedrijfsvoering  20132014 2015 2016
Plan van aanpak: Verbetering structuur bedrijfsvoering 1-loket 1e kwartaal   
Plan van aanpak: Verbetering uitvoering bedrijfsvoering 1-loket. 2e kwartaal   
Plan van aanpak: Verbetering beschikbaarheid en kwaliteit, digitale informatie & adviesfunctie, als onderdeel van het webportaal 1-loket   1e kwartaal   
Acties en voorstellen Versterken zelfredzaamheid  2013 20142015 2016
Uitwerken voorstel: aanscherpen beleid voorzieningen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangewezen.2e kwartaal van 2013    
Uitwerken voorstel: gebruikelijke vervanging/modernisering niet meer als voorziening te verstrekken.2e kwartaal van 2013   
Uitwerken Voorstel: om de uitvoering van kleine woningaanpassingen aan te besteden. 2e kwartaal van 2013   
Uitwerken Voorstel: om gemaksdiensten te initiëren zoals een Formulierenbrigade voor de schuldhulpverlening en thuisbegeleiding, een was- en strijkservice en projecten voor thuisadministratie.2e kwartaal van 2013   
Bij het opstellen van een nieuwe overeenkomst met de SWB worden afspraken gemaakt over het tijdig, juist en volledig informeren en adviseren van vooral toekomstige cliënten. De gemeente zal controle voeren op de naleving van de afspraken.xxxx
Bij ruimtelijke planontwikkelingen zoals de ontwikkeling van dorpsvisies, de inrichting van de openbare ruimte en verkeersmaatregelen, wordt de “fysieke toegankelijkheid van voorzieningen” standaard meegenomen als weegfactor.xxxx
De sociale en financiële toegankelijkheid wordt in het concept “Huis van de Buurt” respectievelijk het subsidiebeleid uitgewerkt.xxxx
De aard en strekking van de vervoersvoorzieningen wordt kritisch getoetst op het principe van sober en doelmatig.  xxxx
Acties en voorstellen Verhogen maatschappelijke participatie  2013201420152016
Opstellen plan van aanpak: versterken van de 0e lijn als instrument voor signalering, ondersteuning en monitoring.4e kwartaal    
Opstellen beleidsplan Vrijwilligersbeleid en Mantelzorg opgesteld, met prestatie-indicatoren4e kwartaal    
Acties en voorstellen Financiën  2013201420152016
Fluctuaties in uitgaven binnen alle soorten dienstverlening, worden binnen de producten verrekend. xxxX
De voorstellen in dit beleidsplan worden uitgewerkt volgens het principe van budgettaire neutraliteit. Alleen bij onvoorziene, onvermijdelijke en onuitstelbare uitgaven, wordt de raad een nader voorstel gedaan.xxxx
Opstellen plan van aanpak opvangen bezuinigingen op Huishoudelijke Hulp, Begeleiding en Hulpmiddelen. Mogelijke regionale voorstellen worden integraal meegenomen. De voorstellen worden voorzien van een passend informatie – en communicatieplan.  4e kwartaal    
Acties en voorstellen Evaluatie  2013201420152016
Opstellen evaluatienotitie opgesteld om de beleidsdoelen te toetsen op de realisering van doelen en effecten en op de actualiteit. 2e kwartaal 4e kwartaal  

X = continu proces