Organisatie | Maassluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2015 |
Citeertitel | Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Gemeenteblad 2015-17 |
Externe bijlage | Gemeenteblad 2015-17 |
Deze regeling is vervangen door de Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2016.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2015 | 01-09-2016 | Onbekend | 21-04-2015 www.maassluis.nl en www.overheid.nl | ADV-15-03110 |
Verordening Maatschappelijke Participatie KinderenMVS 2015
De gemeenteraden van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam, ieder voor zover het zijn eigen bevoegdheid betreft;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 april 2015;
overwegende dat het gewenst is om een tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke, sociale, sportieve en culturele activiteiten van kinderen van ouders met een laag inkomen bij verordening te regelen; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluiten vast te stellen de volgende:
Deze verordening heeft ten doel het bevorderen van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen.
In aanvulling op het eerste lid verstrekt het college van de gemeente Vlaardingen de tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie ook aan ouders die deelnemen aan een minnelijke schuldregeling of WSNP-traject en die daardoor een feitelijk beschikbaar inkomen hebben dat niet hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm.
Het college kan ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, voor zover de toepassing hiervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Toelichting bij de Verordening Maatschappelijke Participatie Kinderen MVS 2015
Op 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden. Hiermee is de mogelijkheid tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van kinderen tot 18 jaar komen te vervallen. De colleges van burgemeester en wethouders van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam vinden maatschappelijke deelname van kinderen essentieel om armoede in gezinnen tegen te gaan. Zij moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Kinderen stimuleren actief te worden en te blijven en zich sociaal te blijven ontwikkelen, helpt hen deel te nemen aan de maatschappij en vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn om later een betaalde baan te vinden. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst.
De Tweede Kamer biedt met het afschaffen van de categoriale bijzondere bijstand voor kosten in verband met maatschappelijke participatie voor kinderen gemeenten de mogelijkheid om alleen daadwerkelijk gemaakte kosten te vergoeden. Hoewel de gemeente Vlaardingen dit de afgelopen jaren al deed via het Sociaal Cultureel Fonds, maakt de wetswijziging het noodzakelijk om de grondslag van de Verordening van het Sociaal Cultureel Fonds Vlaardingen 2012 aan te passen. Deze is niet meer gebaseerd op de Participatiewet, maar op de Gemeentewet. Op deze wijze kan de hoogte van de vergoeding voor maatschappelijke participatie worden bepaald.
Het budget voor de maatschappelijke participatie van kinderen wordt jaarlijks vastgesteld en opgenomen in de programmabegroting onder het programma Werk en Inkomen.
In verband met de vorming van de Regionale Sociale Dienst stellen de gemeenteraden van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam dezelfde verordening vast. De invulling van de maatschappelijke participatie voor kinderen gebeurt binnen de minimaregelingen binnen Maassluis, Vlaardingen en Schiedam, die onderdeel zijn van de ‘couleur locale’.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Begrippen die niet reeds in de Participatiewet of Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn gedefinieerd zijn hier omschreven.
In dit artikel is de doelomschrijving vastgelegd. De gemeenteraad geeft in de verordening invulling aan het begrip maatschappelijke participatie.
Het college heeft de bevoegdheid om in nadere regels te bepalen voor welke activiteiten een tegemoetkoming wordt verstrekt.
In dit artikel zijn de voorwaarden vastgelegd waaraan de aanvrager moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming in de kosten van de activiteiten die in de nadere regels worden vastgesteld.
Het tweede lid geeft aan dat het college geen tegemoetkoming verstrekt als de aanvrager al via een andere regeling of voorziening een tegemoetkoming ontvangen heeft voor dezelfde activiteiten.
In het derde lid worden tweeweigeringsgronden genoemd, die te maken hebben met het feit dat deze verordening een vangnetkarakter heeft. Als er al een andere voorziening is of al een draagkrachtmeting plaatsgevonden heeft, dan is er in beginsel geen plaats voor verstrekking van een tegemoetkoming (uitgezonderd de ouderbijdrage voor peuterspeelzalen).
Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de Rotterdampas. Daarmee kan tegen gereduceerd tarief worden deelgenomen aan diverse sociaal-culturele activiteiten e.d. Voor de aanschaf van de pas betaalt men een bedrag dat afhankelijk is van het inkomen. De aanschaf van de pas wordt niet vergoed via het de regeling maatschappelijke participatie kinderen MVS. Worden de activiteiten wel vergoed maar niet volledig, dan is er een aanvullende vergoeding uit het regeling maatschappelijke participatie kinderen MVS mogelijk, uiteraard voor zover het betreft activiteiten, die zijn opgenomen in artikel 2 van de nadere regels.
Naast voorzieningen als de Rotterdampas, is het ook denkbaar dat particuliere voorzieningen beschikbaar zijn, zoals fondsen van charitatieve instellingen e.d. Als reeds een vergoeding wordt verkregen op grond van een particulier fonds, dan wordt geen tegemoetkoming verstrekt, tenzij die voorliggende voorziening niet alle kosten vergoedt. In dat geval kan aanvullende ondersteuning aan de orde zijn.
Artikel 5. Hoogte van de bijstand
Het is mogelijk om voor meerdere activiteiten een tegemoetkoming te ontvangen. Daarbij gelden de maximumbedragen die in de nadere regels worden vastgesteld. De ondersteuning heeft het karakter van een persoonsgebonden participatiebudget. Zolang de kosten maar gemaakt worden voor de in de nadere regels genoemde activiteiten, kan een tegemoetkoming verleend worden, tot het gestelde maximum.
Van de activiteiten en het gestelde maximum bedrag is uitgezonderd de peuterspeelzaal. Voor deze activiteit wordt separaat een tegemoetkoming verstrekt en deze onttrekt zich dus aan het in de nadere regels gestelde maximumbedrag.
Het college is bevoegd de maximumbedragen jaarlijks aan te passen, rekening houdend met de budgettaire mogelijkheden.
Voor het indienen van een aanvraag is een aanvraagformulier ontwikkeld. In dat formulier worden de relevante gegevens gevraagd, waarbij uitgangspunt is dat reeds bij het college bekende gegevens niet nogmaals gevraagd worden. Het college bepaalt waar de aanvraag kan worden ingediend. Uit hoofde van een ruimhartig minimabeleid is bepaald dat aanvragen, conform de oude regeling, kunnen worden ingediend tot 1 maart van het volgende kalenderjaar.
Voorwaarde is dat de kosten ook feitelijk zijn gemaakt. Om dat te kunnen vaststellen dient de aanvrager de noodzakelijke bewijsstukken aan te leveren.
In het tweede lid is vastgelegd dat als de kosten van de activiteiten minder bedragen dan het gestelde maximum bedrag, de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om aan te tonen dat hij extra kosten heeft gemaakt voor kleding of materialen ten behoeve van de betreffende activiteiten. In dat geval wordt een tegemoetkoming verstrekt tot maximaal de vastgestelde bedragen.
Omdat het denkbaar is dat in individuele gevallen de toepassing van deze verordening, vanuit het perspectief van het doel ervan, leidt tot een onredelijke uitkomst, is een hardheidsclausule opgenomen, die de afwijkingsmogelijkheid beperkt tot ‘een onbillijkheid van overwegende aard’. Daarvan is bij uitzondering sprake. De aanvrager die op deze afwijkingsmogelijkheid beroep doet, dient feiten en omstandigheden aan te dragen, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van een dergelijke hardheid. De bewijsplicht rust op de aanvrager.
Artikel 9. Intrekken nieuwe verordening en oude verordening
De oude verordeningen vervallen van rechtswege, maar voor de duidelijkheid zijn ze in de intrekking opgenomen.