Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Roosendaal

Verordening inburgering

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRoosendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inburgering
CiteertitelVerordening inburgering
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de verordening Wet inburgering gemeente Roosendaal 2007

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering, artt. 8, 19 lid 5, 23 lid 3, 24a lid 5, 24f en 35
  2. Besluit inburgering, artikel 4.27 lid 3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels inburgering

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-10-201029-04-2013nieuwe regeling

07-10-2010

Gemeenteblad 2010/48, Roosendaalse Bode 10 oktober 2010

AO/2010-54

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inburgering

De raad van de gemeente Roosendaal;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 augustus 2010;

 

Gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de Verordening inburgering

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Doelgroepen en voorrangsregels

  • 1.

    Het college biedt een voorziening aan ten behoeve van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid, kan het college in bijzondere gevallen besluiten geen aanbod te doen aan de inburgeringsplichtige, niet zijnde de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet.

  • 3.

    Het college verleent bij het aanbieden van een voorziening voorrang aan de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Een taalkennisvoorziening kan worden aangeboden indien de inburgeringsplichtige gelijktijdig met de taalkennisvoorziening een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen zes weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen acht weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Het college beoordeelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende aspecten:

    • a.

      de motivatie van de inburgeringsplichtige om geen gebruik te maken van het aanbod van de gemeente;

    • b.

      de noodzakelijkheid om een persoonlijk inburgeringsbudget toe te kennen;

    • c.

      de kosten van het aangevraagde persoonlijk inburgeringsbudget in relatie tot het maximaal te vergoeden bedrag;

    • d.

      de periode waarbinnen het aangevraagde traject zal worden afgerond in relatie tot de looptijd van vergelijkbare ingekochte trajecten;

    • e.

      de mate waarin de inburgeringsvoorziening passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II danwel de mate waarin de taalkennisvoorziening passend is om de inburgeringsplichtige de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding;

    • f.

      het betreffende inburgeringsbedrijf dat de voorziening aanbiedt.

  • 2.

    Het inburgeringsbedrijf dient onder meer:

    • a.

      ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      bij voorkeur te beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

    • c.

      te beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

  • 3.

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 7 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • d.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking onder meer een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • e.

    het deelnemen aan het onderzoek als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

Artikel 9 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste zes termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Hoofdstuk 3 De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 250 euro indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 500 euro indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 500 euro indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoeld termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt ten hoogste 250 euro indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste 500 euro indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 1000 euro indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 1000 euro indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33, tweede lid, van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4 Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college kan een voorziening aanbieden ten behoeve van de vrijwillige inburgeraar.

Artikel 13 De samenstelling van de voorziening

Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Het college beoordeelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende aspecten:

    • a.

      de motivatie van de vrijwillige inburgeraar om geen gebruik te maken van het aanbod van de gemeente;

    • b.

      de noodzakelijkheid om een persoonlijk inburgeringsbudget toe te kennen;

    • c.

      de kosten van het aangevraagde persoonlijk inburgeringsbudget in relatie tot het maximaal te vergoeden bedrag;

    • d.

      de periode waarbinnen het aangevraagde traject zal worden afgerond in relatie tot de looptijd van vergelijkbare ingekochte trajecten;

    • e.

      de mate waarin de inburgeringsvoorziening passend is om de vrijwillige inburgeraar voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II danwel de mate waarin de taalkennisvoorziening passend is om de vrijwillige inburgeraar de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding;

    • f.

      het betreffende inburgeringsbedrijf dat de voorziening aanbiedt.

  • 2.

    Het inburgeringsbedrijf dient onder meer:

    • a.

      ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      bij voorkeur te beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

    • c.

      te beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

  • 3.

    Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluit de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 15 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet onder meer een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het op uitnodiging afleggen van een onderzoek bestaande uit:

  • I.

    een gemeentelijke intake en/of;

  • II.

    een toets om de reeds aanwezige taalvaardigheid vast te stellen en/of;

  • III.

    een toets om de reeds aanwezige kennis van de Nederlandse samenleving vast te stellen en/of;

  • IV.

    een toets om de leerbaarheid vast te stellen.

  • b.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • c.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • d.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • e.

    het afronden van de mbo-opleiding binnen de termijn die in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • f.

    het voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • g.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan.

Artikel 17 De inning van de eigen bijdrage

De vrijwillige inburgeraar wordt met toepassing van artikel 24e, tweede lid, van de wet geen eigen bijdrage opgelegd.

Artikel 18 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, kan het college:

  • a.

    hem uitsluiten van de voorziening;

  • b.

    hem de overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen;

  • c.

    de door de gemeente gemaakte kosten verbonden aan het inburgeringstraject terugvorderen.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5 Inwerkingtreding

Artikel 20 Overgangsrecht

  • 1.

    Inburgeringstrajecten die zijn aangevangen onder de werking van de verordening bedoeld in artikel 21, tweede lid, worden aangemerkt als inburgeringstrajecten krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 21, tweede lid, is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking ten aanzien van een inburgeringstraject krachtens de verordening bedoeld in artikel 21, tweede lid, wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 21 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De Verordening Wet inburgering gemeente Roosendaal 2007 vastgesteld op 29 maart 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 oktober 2010,

de griffier, de voorzitter,