Organisatie | Ferm Werk |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2015 GR Ferm Werk |
Citeertitel | Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2015 GR Ferm Werk |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Declaratieregeling |
Geen
beleidsregels Declaratieregeling
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-08-2017 | 01-01-2017 | opsomming artikel 6 hersteld | 22-12-2016 | Wijziging verordening Declaratieregeling | |
04-01-2017 | 01-01-2017 | 01-01-2017 | Afschaffen inkomensstaffel en differentiatie vergoeding ouderbijdragen | 22-12-2016 | Wijziging verordening Declaratieregeling |
03-03-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2017 | uitsluiting declaratie kosten van actieve kunstbeoefening van kinderen in gemeente Montfoort | 18-02-2016 | besluit algemeen bestuur |
01-01-2015 | 01-01-2016 | Onbekend | 18-12-2014 | besluit algemeen bestuur |
Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2015 GR Ferm Werk
Artikel 11. Afwijkend gemeentelijk beleid
Voor inwoners van de gemeente Montfoort worden onder welzijnsactiviteiten als bedoeld in artikel 1, lid 4 van de verordening niet verstaan: sportactiviteiten en actieve kunstbeoefening van kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar.
Op grond van artikel 5 lid 2 van de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Ferm Werk hebben de raden en de colleges van burgemeester en wethouders hun bevoegdheden, overgedragen aan de betreffende bestuursorganen van de GR Ferm Werk. Voordat de GR Ferm Werk gebruik zal maken van de verordende bevoegdheden, zal zij om de zienswijzen van de deelnemers vragen.
Om die reden wordt in deze verordening gesproken over Het algemeen bestuur, daar waar het gaat om een bevoegdheid van de raad en over het dagelijks bestuur, daar waar het gaat om een bevoegdheid van het college.
De Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima bestaat sinds 2008. De tot dan bestaande minimaregelingen van de gemeenten Woerden, Montfoort, Oudewater, Breukelen en Loenen zijn toen in deze regeling geharmoniseerd.
Bedoeling van deze regeling was en is om de participatie van mensen met een smalle beurs te bevorderen door hiervoor een financiële bijdrage te verstrekken. In de regeling worden verschillende kostensoorten genoemd waarvoor een bijdrage kan worden verstrekt. Dit betreft in de eerste plaats een scala van activiteiten in de sfeer van sport, cultuur en educatie, maar ook de kosten van informatievoorziening zoals een abonnement op een krant of internet. Vanwege het belang dat kinderen in minimagezinnen gewoon mee kunnen doen op school met alle activiteiten is een aparte bijdrage benoemd voor schoolbijdragen.
Met invoering van de Participatiewet is het beleid ten aanzien van categoriale regelingen verscherpt. Dit is uitsluitend nog mogelijk in de vorm van een collectieve zorgverzekering. De Declaratieregeling geldt niet als een categoriale regeling omdat er wordt uitgekeerd voor specifiek benoemde en aantoonbare kosten.
Omdat een (tot en met 2014 verplichte) categoriale regeling voor maatschappelijke participatie van kinderen vanaf 1 januari 2015 niet meer is toegestaan, zijn in deze verordening alle verwijzingen naar de Participatiewet (voorheen de WWB) geschrapt. De regeling is alleen nog gebaseerd op de gemeentewet. Een dergelijk regeling kan worden vastgesteld voor zover deze tot doel heeft participatie te bevorderen. Dat is daarom in de huidige tekst van de verordening nog sterker benadrukt.
Inhoudelijk is de regeling grotendeels gelijk aan die van 2008. Een wijziging die is doorgevoerd betreft het buiten toepassing laten van de kostendelersnorm die met ingang van 1 januari 2015 in de Participatiewet is ingevoerd. Verder is er ruimte gecreëerd voor afwijkend beleid in een bepaalde deelnemende gemeente om te kunnen aansluiten bij daar bestaand ander beleid.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
De begripsomschrijvingen hebben betrekking op de activiteiten waarvoor een vergoeding kan worden verstrekt en de doelgroep die daarvoor in aanmerking komt. Voor een nadere omschrijving van de activiteiten wordt door het dagelijks bestuur een beleidsregel vastgesteld. Het begrip “minima” is afgeleid van de bijstandsnorm die voor een aanvrager van toepassing is of zou zijn als ware hij bijstandsgerechtigd. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm (artikel 22a Participatiewet).
Artikel 2. Doel van de regeling
De regeling beoogt een breed scala aan welzijnsactiviteiten toegankelijk te houden / te maken voor de inwoners die beschikken over een laag inkomen en daardoor eerder het risico lopen in een maatschappelijk isolement te geraken.
De doelgroep voor de regeling is gerelateerd aan de toepasselijke bijstandsnormen en de vermogensgrenzen genoemd in de Participatiewet. De groep studenten met een uitkering in het kader van de WSF wordt specifiek van de regeling uitgesloten. Deze personen hebben voldoende mogelijkheden om tegen gereduceerde prijzen deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten. Dit staat echter niet in de weg aan deelname aan de regeling door hun ten laste komende kinderen. Met andere woorden: aan studenten met studiefinanciering die voldoen aan de criteria met betrekking tot inkomen en vermogen kan het recht worden toegekend om kosten te declareren voor hun ten laste komende kinderen.
Artikel 4 en 5. Bijdragen voor welzijnsactiviteiten en informatievoorziening
In deze artikelen worden de aard van de vergoedbare kosten en de hoogte van een toe te kennen bijdrage vermeld. De kosten waarvoor een vergoeding kan worden verstrekt, zijn in de verordening globaal omschreven. Deze kunnen nader worden gespecificeerd in beleidsregels. Om financiële belemmering voor deelname aan activiteiten zoveel mogelijk weg te nemen, komen ook indirecte kosten zoals reiskosten en sportuitrusting voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 6. Bijdrage voor ouderbijdragen voor schoolgaande kinderen
Vanwege het bijzondere belang dat kinderen niet de dupe mogen worden van financiële beperkingen van hun ouders maar ook op school gewoon mee moeten kunnen doen, is in de Declaratieregeling een vergoeding opgenomen voor de vrijwillige schoolbijdragen die aan ouders wordt gevraagd. Dit betreft kinderen in zowel het basisonderwijs, als het voortgezet onderwijs. Voor ouderbijdragen in het voortgezet onderwijs geldt een hogere vergoeding als voor die in het basisonderwijs. Reden hiervoor is dat de ouderbijdragen in het voortgezet onderwijs hoger zijn en omdat uit onderzoeken van het Nibud is gebleken dat minimagezinnen met kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar het meest tekort komen.
Om de bedragen mee te laten stijgen met het prijspeil worden jaarlijks de bedragen verhoogd met het ‘consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens’ van het voorafgaande jaar. Het bedoelde percentage is vermeld in het handboek Grip op WWB van KluwerSchulinck dat algemeen geldt als richtlijn voor de uitvoering voor de afdeling participatie en Inkomen van Ferm Werk.
Om te voorkomen dat er gewerkt moet worden met onafgeronde bedragen, wordt de verhoging vastgesteld, zodra een veelvoud van € 5,00 is overstegen.
De maximale vergoeding voor welzijnsactiviteiten was in 2008 € 175,00. Verhoging 2009 2,5%: het bedrag werd € 179,38 maar oversteeg niet het veelvoud van € 5,00 en bleef in 2009 dus vastgesteld op € 175,00. In 2010 werd gerekend vanaf een bedrag van € 179,38.In 2010 was het ‘consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens’ over 2009 1,3%: het bedrag werd € 181,71. Toegepast werd een bedrag van€ 180,00. In 2011 werd gerekend vanaf een bedrag van € 181,71.
Er worden regels gesteld met betrekking tot de manier waarop wordt gecontroleerd of de uitgaven daadwerkelijk zijn gemaakt. Op deze wijze is het mogelijk om af te zien van de verplichting om van alle gedeclareerde kosten bewijsstukken in te nemen en dit steekproefsgewijs te controleren. Hiervoor is gekozen omwille van klantvriendelijkheid en vereenvoudiging van de uitvoering.
Als ten behoeve van een aanvraag op grond van deze verordening onjuiste gegevens over inkomen en/of vermogen zijn verstrekt, dan kan de bijdrage worden teruggevorderd.
Artikel 11. Afwijkend gemeentelijk beleid
In verband met overig gemeentelijk beleid kan voor een gemeente specifiek beleid worden geformuleerd. Zo’n uitzondering geldt voor de gemeente Montfoort waar sportactiviteiten en actieve kunstbeoefening van kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar zijn uitgezonderd omdat hiervoor respectievelijk het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds als voorziening zijn aangewezen. Sportcontributies en kosten van muziek-, dans- en tekenles worden dus niet vergoed.