Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Moerdijk

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Moerdijk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMoerdijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Moerdijk
CiteertitelVerordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Moerdijk
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikelen 44, 95 tot en met 99 en 147 en 149 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-05-201501-01-201501-01-2017Onbekend

23-04-2015

Moerdijkse Bode week 20, 2015

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Moerdijk

De raad van de gemeente Moerdijk;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 maart 2015;

gelet op de artikelen 44, 95 tot en met 99 en 147 en 149 van de Gemeentewet;

gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

 

 

BESLUIT

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN GEMEENTE

MOERDIJK 2015

 

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Commissie: een commissie als bedoeld in artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • c.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • d.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • e.

    Reisregeling Binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt.56.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Onkostenvergoeding raadslid

Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding toegekend conform artikel 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 Reis- en verblijfskosten

  • 1.

    Aan het raadslid wordt de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2.

    De vergoeding als bedoeld in het eerste lid betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 3.

    De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, tot ten hoogste de bedragen genoemd in artikel 5 van de Reisregeling Binnenland.

Artikel 4 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    Raadsleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13 eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde melding in bij het presidium. De melding gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 5 Computer, tablet en internetverbinding

  • 1.

    Een raadslid ontvangt op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voor:

    • a.

      aanschaf van een computer of tablet, bijbehorende apparatuur en software, of

    • b.

      gebruik van een eigen computer of tablet, bijbehorende apparatuur en software.

  • 2.

    Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van een door het presidium vastgestelde normbedragen voor de aanschaf van de computer of tablet, bijbehorende apparatuur en software welke noodzakelijk is voor de uitoefening van het raadslidmaatschap.

  • 3.

    De computer, tablet, bijbehorende apparatuur en moet voldoen aan de vereisten welke het presidium heeft bepaald.

  • 4.

    Op aanvraag vergoedt het college het raadslid de abonnementskosten voor de internetverbinding tot een door het presidium vastgesteld bedrag ten behoeve van de in lid 1 bedoelde apparatuur.

Artikel 6 Werkkostenregeling

Als eindheffingbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

  • a.

    de onkostenvergoeding voor het raadslid als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;

  • b.

    de vergoedingen op grond van artikel 3 tot en met 5 van deze verordening;

  • c.

    de tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 7 Onkostenvergoeding

Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten conform artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 8 Reiskosten woon-werkverkeer

  • 1.

    De wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2.

    Op aanvraag kan de wethouder deelnemen aan de uitruiloptie reiskosten woon-werkverkeer zoals deze voor het gemeentepersoneel in het Cafetariamodel is opgenomen.

Artikel 9 Zakelijke reis- en verblijfskosten

  • 1.

    Aan de wethouder wordt een vergoeding verleend voor reis- en verblijfskosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;

    • c.

      een vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten tot ten hoogste de bedragen genoemd in artikel 5 van de Reisregeling Binnenland.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente vergoed tot ten hoogste de bedrage genoemd in artikel 5 van de Reisregeling Binnenland.

Artikel 10 Buitenlandse dienstreis

  • 1.

    Als de wethouders in het gemeentelijke belang een reis buiten Nederland maken worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2.

    Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 11 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij het college van Burgemeester en Wethouders. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

Artikel 12 Computer en tablet

  • 1.

    Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van het wethouderschap een computer of tablet, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld voor zakelijk gebruik.

  • 2.

    De computer, tablet, bijbehorende apparatuur en software is noodzakelijk voor de uitoefening van het wethouderschap.

  • 3.

    De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 4.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 13 Mobiele telefoon voor zakelijk gebruik

  • 1.

    Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld die uitsluitend is bestemd voor zakelijk gebruik.

  • 2.

    De mobiele telefoon is noodzakelijk voor de uitoefening van het wethouderschap.

  • 3.

    De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 4.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 14 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders, en

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 15 Werkkostenregeling

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

  • a.

    de onkostenvergoeding voor de wethouder als bedoeld in artikel 7 van deze verordening;

  • b.

    de vergoedingen op grond van artikel 8 tot en met 14 van deze verordening;

  • c.

    de vergoeding als bedoeld in artikel 28b, lid 1 en 2 van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 16 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1.

    Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergadering van een commissie een vergoeding die gelijk is aan het bedrag vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3.

    Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4.

    De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van:

  • a.

    een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en;

  • b.

    een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 17 Computer, tablet en internetverbinding

  • 1.

    Een lid van de commissie, niet zijnde tevens raadslid, ontvangt op aanvraag voor de uitoefening van het commissielidmaatschap voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voor:

    • a.

      aanschaf van een computer of tablet, bijbehorende apparatuur en software, of

    • b.

      gebruik van een eigen computer of tablet, bijbehorende apparatuur en software.

  • 2.

    Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van een door het presidium vastgestelde normbedragen voor de aanschaf van de computer of tablet, bijbehorende apparatuur en software welke noodzakelijk is voor de werkzaamheden als commissielid.

  • 3.

    De computer, tablet, bijbehorende apparatuur en software moet voldoen aan de vereisten welke het presidium heeft bepaald.

  • 4.

    Op aanvraag vergoedt het college het lid van de commissie, niet zijnde tevens raadslid, de abonnementskosten voor de internetverbinding tot een door het presidium vastgesteld bedrag ten behoeve van de in lid 1 bedoelde apparatuur.

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

Artikel 18 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis. Het voorgaande geldt tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 19 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

  • a.

    betaling uit eigen middelen, op declaratiebasis; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 20 Declaratie van vooruit betaalde kosten

Vergoeding van vooruit betaalde kosten vindt plaats op declaratiebasis. Dit geldt voor alle genoemde voorzieningen met uitzondering van de kosten op grond van artikel 4 lid 1 en artikel 11 lid 1.

Artikel 21 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

De vergoeding van kosten, bedoeld in artikel 4 lid 1 en artikel 11 lid 1 vindt plaats door rechtstreekse facturering aan de gemeente.

Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 22 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 2.

    De verordening wordt met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet bekendgemaakt.

  • 3.

    De ‘Verordening voorziening wethouders, raads- en commissieleden gemeente Moerdijk 2010’ wordt ingetrokken.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Moerdijk.

Vastgesteld in de vergadering van de raad 23 april 2015

de griffier, de voorzitter,

H.D. Tiekstra J.P.M. Klijs

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders en raads- en commissieleden vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het ‘Rechtspositiebesluit wethouders’ en het ‘Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden’. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.

Met uitzondering van de onkostenvergoeding aan raadsleden, commissieleden en wethouders zijn de vergoedingen en regelingen voor raadsleden, commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet dwingendrechtelijk geregeld zijn, niet opgenomen in deze verordening. Het betreft de volgende vergoedingen:

  • 1.

    de toelage voor fractievoorzitters en leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81a Gemeentewet

  • 2.

    de compensatiemaatregelen voor raadsleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 3.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 4.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 5.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 6.

    de tegemoetkoming in de ziektekostenverzekering voor raadsleden

  • 7.

    voorzieningen voor raadsleden en wethouders met een fysieke beperking

  • 8.

    de bezoldiging van de wethouders

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders en raadsleden voor zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raadsleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet.

Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raadsleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raadsleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het ‘Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden’ en de ‘plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden.

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet.

Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, WIA en Werkloosheidswet.

De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandepensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

DE LOON- EN INKOMSTENBELASTING

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast zijn in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatie-apparatuur en zijn de vereisten en maximale vergoedingen door het presidium vastgesteld.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 en 7 Onkostenvergoeding

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in het Rechtspositiebesluit wethouders is dwingendrechtelijk het recht op en de hoogte van de onkostenvergoeding opgenomen. In verband met de verplichte aanwijzing van deze vergoeding als zijnde eindheffingsbestanddeel binnen de WKR-systematiek is de onkostenvergoeding wel opgenomen in de verordening. In de verordening is vervolgens bij artikel 6 en artikel 15 de aanwijzing van de onkostenvergoeding als eindheffingsbestanddeel opgenomen. Dit betreft uitvoering van fiscale wetgeving.

Artikel 3 Reis- en verblijfkosten

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raadsleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid.

Omdat in het ‘Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden’ verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen onder voorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 4 en 11 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het ‘Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden’ komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raadslidmaatschap ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt.

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raadsleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 5, 12 en 17 Computer, tablet en internetverbinding en artikel 13 Mobiele telefoon

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raadslid en commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer dan wel een computer in bruikleen krijgt. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

De computer, tablet, bijbehorende apparatuur, internetverbinding en mobiele telefoon zijn noodzakelijk voor de uitoefening van de werkzaamheden als raadslid, commissielid en wethouder.

Artikelen 6 en 15 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Het betreft uitvoering van fiscale wetgeving.

Artikel 8 en 9 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 8 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Op grond van artikel 9 worden zakelijke reis- en verblijfkosten, vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Bij gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer.

Artikel 10 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. Hiervoor is wel expliciet toestemming nodig van het college. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn richtsnoer voor wat betreft vergoeding van de kosten.

Artikel 14 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. Geregeld is dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie Wethouders.

Artikelen 16 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In artikel 16 is de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen voor commissieleden opgenomen en welke uitzonderingsgronden er gelden.

Artikelen 18 t/m 21 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de drie manieren van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden. Voor scholing georganiseerd door de gemeente geldt rechtstreekse facturering bij de gemeente. Voor de overige voorzieningen geldt dat deze kosten op declaratiebasis worden vergoed.

Artikel 22 Inwerkingtreding

De ingangsdatum hoeft niet verder terug te gaan dan tot 1 januari 2015, aangezien de rechtspositionele wijzigingen welke per 1 juli 2014 gelden zijn opgenomen in de rechtspositiebesluiten en rechtspositieregeling en dit hogere regelgeving betreft waaraan conform uitvoering moet worden gegeven en is gegeven.