Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels leerlingenvervoer 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels leerlingenvervoer Veenendaal 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | Onderwijs |
Geen.
Verordening Leerlingenvervoer 2014
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2015 | nieuwe regeling | 28-04-2015 GVOP | Onbekend. |
Artikel 2 Dichtstbijzijnde toegankelijke school (artikel 1 sub o en artikel 3)
Een vergoeding leerlingenvervoer wordt gebaseerd op de vervoerskosten naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de soort die de leerling nodig heeft en van de gewenste richting. Leidend hierbij is de school waarop de leerling is ingeschreven. Met andere woorden: als de leerling niet op de dichtstbijzijnde toegankelijke school is ingeschreven, wordt geen vergoeding verstrekt. Ook niet ter overbrugging van (een deel van) de vervoerskosten naar de verder weg gelegen school.
In andere voorkomende situaties wordt als volgt gehandeld:
ISK (Internationale Schakel Klas) is een vorm van regulier basisonderwijs of voortgezet onderwijs. De afstand van woning naar ISK moet meer dan zes kilometer bedragen. Dit is alleen voor leerlingen die op het primair onderwijs zitten. Leerlingen voortgezet onderwijs ISK, komen niet in aanmerking voor een bekostiging van het leerlingenvervoer.
De gemeente Veenendaal ziet het onderwijs voor hoogbegaafden als regulier basisonderwijs. Bekostiging van leerlingenvervoer voor een hoogbegaafde leerling kan alleen plaatsvinden bij een cumulatie van problemen. Het is dan aan de ouders om te onderbouwen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en zij daarom aanspraak op een vergoeding doen op grond van de hardheidsclausule.
c.Doorverwijzing van leerlingen
Sinds 1 januari 2015 komen er voor het leerlingenvervoer veel aanvragen binnen voor leerlingen die, ten behoeve van de beste combinatie van onderwijs en zorg (lees ook: behandeling), verwezen worden naar een verder weg gelegen school, altijd buiten Veenendaal. Voor 1 januari werden de vervoerskosten voor die behandelingen vergoed vanuit de AWBZ. Sinds 1 januari 2015 is dit budget in Veenendaal overgeheveld naar CJG.
Vanuit het leerlingenvervoer is slechts een vergoeding mogelijk t.b.v. de dichtstbijzijnde toegankelijke school. De Verordening Leerlingenvervoer richt zich daarbij uitdrukkelijk op het onderwijs. Het vervoer naar een verder weggelegen school t.b.v. de beste combinatie onderwijs – zorg valt buiten de werking van de verordening. Wanneer de dichterbij gelegen school of scholen het verzoek tot inschrijving bij de school zou afwijzen, dan is die niet toegankelijk en komt een verder weg gelegen school voor een vergoeding in aanmerking. Sinds de komst van de Wet Passend Onderwijs wijzen scholen een verzoek tot inschrijving echter vrijwel niet meer af. Wel geven ze dan een doorverwijzing naar de school waar onderwijs en zorg wordt geboden (een verder weg gelegen school).
Ten behoeve van een aanvraag vergoeding leerlingenvervoer wordt een doorverwijzing niet gelijk gesteld aan een afwijzing en wordt de dichterbij gelegen school niet minder toegankelijk. In voorkomende situaties moeten aanvragen ten behoeve van een vervoerskostenvergoeding worden gedaan bij het CJG. Deze beoordeelt de aanvraag naar hun eigen criteria.
De WEC geeft scholen de mogelijkheid om een leerling voor minimaal 3 uur per week onderwijs te laten volgen op een reguliere basisschool (BO) of school voor voortgezet onderwijs (VO) of een school voor speciaal basisonderwijs (sbo). Er is dan sprake van symbiose. Ten behoeve hiervan sluiten de 2 scholen een overeenkomst en volgt de leerling onderwijs op 2 verschillende scholen, terwijl hij ingeschreven blijft op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
Een leerling die reeds in aanmerking komt voor een vergoeding leerlingenvervoer naar (voortgezet) speciaal onderwijs (v)so komt ook in aanmerking voor een vervoerskostenvergoeding naar de BO, VO of sbo school, waarmee de (v)so een symbiose-overeenkomst heeft. Naast de aanwezigheid van een dergelijke overeenkomst moet de BO, VO of sbo buiten de afstandsgrens staan, die voor de (v)so school van toepassing is. Verder wordt opnieuw beoordeelt wat passend vervoer is naar deze 2e school en vindt het eventuele aangepast vervoer alleen plaats in overeenstemming met de schooltijden zoals die in het schoolgids staan.
Het streven van de (v)so-school waar de leerling ingeschreven is en blijft, moet een BO, VO of sbo zo dicht mogelijk bij de woning van de leerling (thuis nabij onderwijs) zijn. Dit past bij het uitgangspunt van de gemeente Veenendaal om leerlingen dichtbij huis naar school te laten gaan.
Artikel 3 Halte openbaar vervoer ontbreekt (artikel 12 lid 1b, 18 lid 1b, 26 lid 1b
Indien ouders van een leerling in aanmerking komen voor een vergoeding voor het reizen per openbaar vervoer en de halte ontbreekt dan kunnen zij in individuele gevallen in aanmerking voor aangepast leerlingenvervoer komen.
Artikel 5 Medisch onderzoek (artikel 5 lid 3)
Indien dit voor de beoordeling van een aanvraag wenselijk is, kunnen de vervoersmogelijkheden van de leerling op initiatief van de gemeente Veenendaal medisch onderzocht worden door een onafhankelijke externe deskundige of kan er met toestemming van de aanvrager(s) gebruik worden gemaakt van bestaande informatie over de leerling binnen één van de afdelingen van de gemeente.
Artikel 6 Vervoer buiten reguliere schooltijden (artikel 1 sub m)
Indien een leerling eerder opgehaald of gebracht moet worden vanwege een toetsweek, lesuren die uitvallen, schoolreisjes of ziekte wordt geen vergoeding toegekend. Ouders zijn verantwoordelijk voor het halen en brengen van de woning naar school buiten de reguliere schooltijden, tenzij er door de leerplichtambtenaar vrijstelling is verleend, omdat de lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap van de leerling het niet toelaat het volledig onderwijsprogramma, zoals in de schoolgids is vermeld, te volgen.
Tijdens het examenjaar kan het voorkomen dat de lestijden afwijken. De reguliere schooltijden volgens het schoolplan worden aangehouden. Indien het examen na 10:00 uur plaatsvindt, kan er ’s morgens, op aanvraag en in overleg, afgeweken worden van de reguliere schooltijden. Indien het examen voor 10:00 uur plaatsvindt wordt de reguliere schooltijd aangehouden, tenzij de vervoerder aangeeft dat er aan de betreffende rit geen meerkosten verbonden zijn. Voor uitvaluren worden geen extra ritten ingezet. Van de leerling wordt verwacht dat hij/zij op school wacht tot het einde van de reguliere schooltijd.
Artikel 8 Berekening vergoedingen (artikel 1 sub r)
De vergoeding wordt altijd afgestemd op het aantal kilometers dat de leerling reist, de zogenaamde ‘beladen kilometers’.
Artikel 8.1 fietsvergoeding (artikel 10, 11, 13, 16, 17, 19, 25, 26 en 27)
Indien een leerling en evt. diens begeleider in aanmerking komt voor een fietsvergoeding, dan wordt de fietsvergoeding als volgt berekend (één maal per dag heen en terug van school):
Deze vergoeding wordt zowel verstrekt aan de leerling als ook aan de begeleider.
Artikel 8.2 Vergoeding eigen vervoer per auto (artikel 13, 19 en 27)
Voor de afstand van huis naar school gaat het college uit van de afstand zoals deze is bepaald in onderdeel 3 van de beleidsregels. De hoogte van de km vergoeding wordt afgeleid van de ANWB routeplanner via de kortste route berekend. De vergoeding wordt altijd afgestemd op het aantal kilometers dat de leerling reist, de zogenaamde ‘beladen kilometers’.
Artikel 8.3 Vergoeding openbaar vervoer (artikel 10, 11, 16, 17 en 25)
De vergoeding openbaar vervoer heeft voor een schooljaar betrekking op een periode van tien maanden en wordt uitbetaald in twee termijnen (begin schooljaar en begin januari).
Artikel 8.4 Aangepast vervoer (artikel 12, 18 en 26)
De Verordening Leerlingenvervoer geeft criteria om voor een vergoeding van het aangepast vervoer in aanmerking te komen. Eén van de criteria is, dat een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt verstrekt, indien door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. Onder ernstige benadeling van het gezin verstaan wij een situatie, waarbij:
het een éénoudergezin betreft waarin nog een kind jonger dan 9 jaar is, dat nog niet zelfstandig naar school kan gaan, waarbij de ouder werkt of een opleiding volgt, die moet leiden tot het vinden van werk en aanpassing van de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. Dit moet aangetoond worden (door middel van een verklaring) net als het feit dat anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn.
In een éénoudergezin een kind aanwezig is, die door een medische aandoening extra zorg van de ouder(s) nodig heeft en anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn. Dit dient door een medische deskundige te worden vastgesteld. De ouder(s) dienen hiervoor een medische verklaring te overleggen, waar de medische aandoening en de extra zorg die dit vraagt van de ouders uit blijkt en indien nodig kan de gemeente een onafhankelijk medisch advies opvragen;
Naast de criteria, die hierboven vermeld staan om in aanmerking te kunnen komen voor een vergoeding van het aangepaste vervoer, kan per situatie bekeken worden, wat in redelijkheid van de ouder(s) kan worden verwacht.
Artikel 9 Handicap (artikel 17, 18, 25 en 26)
In artikel 20 en 25 bepaalt de mate van de handicap en de aanwezige reisbeperkingen of er recht bestaat op een vervoersvoorziening leerlingenvervoer. Op andere plaatsen in de verordening (artikel 17, 18 en 26) bepaalt de mate van de handicap en de aanwezige reisbeperkingen de vorm van de vergoeding.
Wanneer er in de verordening gesproken wordt over een handicap, wordt daarmee altijd een structurele handicap bedoeld. Wanneer een leerling vanwege herstel of revalidatie langer dan 3 maanden afhankelijk is van rolstoel en/of krukken, kan er een beroep worden gedaan op het leerlingenvervoer. De gemeente kan een vervoersvoorziening geven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie.
Artikel 10 Ongewenst gedrag (artikel 6)
Leerlingen die met aangepast vervoer naar school gaan, kunnen gedrag vertonen wat onacceptabel is, omdat het daarmee een gevaar voor zichzelf en/of anderen veroorzaakt, bedreigend of onhygiënisch is. Wanneer zo’n situatie zich voordoet kan onderzocht worden of hier een medische oorzaak aan ten grondslag ligt. Afhankelijk van het medische advies kan de verstrekte vergoeding zo nodig worden aangepast.
Wanneer blijkt dat een leerling niet zelfstandig met het aangepaste vervoer kan reizen, is in beginsel de ouder verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding voor de leerling. Hiertoe kan de gemeente de ouders zitruimte in het voertuig aanbieden. Voor de dossiervorming is het belangrijk, dat dit ouders schriftelijk wordt meegedeeld. Wanneer de begeleiding niet geleverd wordt en/of het gedrag van de leerling niet ten positieve keert, kan de gemeente besluiten het aangepaste vervoer te beëindigen. Ook wanneer er een medische oorzaak is aan te wijzen voor de misdragingen en die misdragingen kunnen met het bieden van begeleiding onder controle gehouden worden, zijn het de ouders die de begeleiding dienen te organiseren.
De gemeente Veenendaal wil de verantwoordelijkheid voor het vervoer van leerlingen bij de ouders laten. In situaties, waarbij een leerling ontoelaatbaar gedrag vertoond in het aangepaste vervoer, worden ouders schriftelijk op de hoogte gebracht en kan hen de gelegenheid geboden worden hun kind te (laten) begeleiden. Wanneer het gedrag niet verbetert, kan de gemeente besluiten het aangepaste vervoer voor deze leerling te beëindigen, op te schorten of in te trekken. Over de noodzaak van begeleiding of de inzet van individueel vervoer voor de leerling kan de gemeente zich laten adviseren door een externe deskundige.
Ook wanneer de leerling op een andere manier reist, dan met het aangepast vervoer, kan de vervoersvoorziening worden beëindigd, worden opgeschort of ingetrokken indien er sprake is van ernstig wangedrag. Ook in deze situaties kan de gemeente besluiten, zonodig na inwinning van advies (extern of bij een afdeling van de gemeente), de vervoerskosten van een begeleider te bekostigen. Ouders zijn in dat geval verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding.
Artikel 11 Crisisplaatsing (artikel 1 sub s en 2)
Het komt voor dat kinderen om verschillende redenen uit huis geplaatst worden. De gemeente Veenendaal acht het noodzakelijk om hier beleidsregels voor op te stellen. Onder crisisplaatsing verstaan we een plotselinge uithuisplaatsing van een kind in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis. Deze plaatsing is van tijdelijke aard en heeft tot doel om de leerling zo snel mogelijk (bij voorkeur binnen 6 weken) terug te plaatsen in het ouderlijk huis dan wel in een andere definitieve huisvesting onder te brengen.
Leerlingen die vanwege een crisissituatie in het ouderlijk huis, tijdelijk in de gemeente Veenendaal wonen, kunnen rekenen op tijdelijke steun van de gemeente. In de regio is afgesproken, dat omwille van de rust voor de leerling de oude gemeente een vergoeding zal verstrekken naar de oorspronkelijke school voor de duur van maximaal 6 weken, indien de uithuisplaatsing onverwacht van de één op andere dag geschiedt. Gedurende deze periode wordt veelal duidelijk waar de leerling definitief gaat wonen. De gemeente zal in deze periode onderzoeken of de oude gemeente bereid is een financiële bijdrage te leveren voor het vervoer van “hun” leerling.
De verzorgers van de leerling dienen de periode van 6 weken te benutten, om bij een langduriger verblijf in de gemeente Veenendaal een andere school te zoeken. Als de leerling na het verstrijken van deze termijn in de gemeente Veenendaal blijft wonen, moet er een nieuwe aanvraag worden ingediend. Deze aanvraag wordt dan op dezelfde wijze beoordeeld, als de aanvragen van andere leerlingen uit de gemeente. De eventuele vergoeding zal gebaseerd worden op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.
Indien een leerling uit de gemeente Veenendaal de ouderlijke woning tijdelijk verlaat in verband met een crisissituatie zal de gemeente, voor zover de leerling reeds bekend is het leerlingenvervoer, op verzoek van de nieuwe tijdelijke gemeente het vervoer van deze leerling voor de periode van maximaal 6 weken blijven vergoeden naar de oorspronkelijke school.
Artikel 12 Drempelbedrag (artikel 23)
Het drempelbedrag is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer over de afstandsgrens. In het verleden werd dit gerelateerd aan de kosten van een zône-indeling. In 2014 is de zône-indeling in het openbaar vervoer verdwenen in de regio Veenendaal, is het niet meer mogelijk om uit te gaan van de kosten van de zône-indeling. Een alternatief is om uit te gaan van de OV-kilometervergoeding, maar dan valt het te betalen drempelbedrag hoger uit voor de ouders. Om die reden wordt gewerkt met een jaarlijkse indexatie van 4 % bovenop het bedrag van vorig jaar.