Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Brede Raad Rotterdam |
Citeertitel | Verordening Brede Raad Rotterdam |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Gemeenteblad 2015-66 |
Geen
artikel 84 van de Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2015 | 01-08-2017 | Onbekend | 28-04-2015 Gemeenteblad 2015-66 | gelezen het voorstel van de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 20 april 2015, nummer 15MO05461 | |
01-07-2015 | 01-07-2015 | Onbekend | 28-04-2015 Gemeenteblad 2015-66 | gelezen het voorstel van de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 20 april 2015, nummer 15MO05461 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 20 april 2015, nummer 15MO05461;
overwegende, dat er ten behoeve van het sociale domein behoefte is aan een Brede Raad Rotterdam, die het college gevraagd en ongevraagd van advies kan dienen over de beleidsontwikkeling en uitvoering van wetgeving in het sociale domein;
gelet op artikel 84 van de Gemeentewet;
Verordening Brede Raad Rotterdam
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
cliënt: persoon die van het college ondersteuning ontvangt door middel van: 1o een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; of 2o een voorziening op grond van de Jeugdwet; of 3o een uitkering of traject in het kader van de Participatiewet omdat hij een arbeidsbeperking heeft;
De werkgroepen, bedoeld in het vorige lid, hebben een voorbereidende, begeleidende of uitvoerende taak ten behoeve van de raad, danwel een functie bij de meningspeiling over onderwerpen waarover de raad moet beslissen of advies uitbrengen. Werkgroepen mogen geen adviezen namens of in de plaats van de raad uitbrengen aan college of directeur.
Het college en de directeur dragen er zorg voor dat de raad vroegtijdig wordt betrokken bij de voorbereiding van beleid en regelgeving door: a. de raad te informeren over onderwerpen waarop wijziging van beleid of regelgeving verwacht wordt; b. waar mogelijk in gezamenlijkheid te komen tot voorstellen voor beleid en regelgeving.
Het college of de directeur kan besluiten dat de betrokkenheid van de raad niet noodzakelijk of gewenst is: a. ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen; b. als inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten; c. als sprake is van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft; d. als invoering of wijziging van beleid of regelgeving het gevolg is van een rechterlijke uitspraak, contractuele of andere schriftelijke afspraken; e. als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht; f. ten aanzien van de uitvoering en beleidsvoorbereiding van wetgeving waarvoor een eigen cliëntenraad of adviesraad bestaat.
Artikel 3 Samenstelling en benoeming
Als lid kan worden benoemd: a. een cliënt; b. een persoon die een cliënt vanuit een niet-beroepsmatige relatie vertegenwoordigt; of c. een ingezetene van Rotterdam die beschikt over adequate kennis van of ervaring met de doelgroepen van ten minste één van de wetten, genoemd in artikel 1, onderdeel a.
Het lidmaatschap van de raad is niet verenigbaar met: a. een functie, bestuurlijk of in dienstverband, bij een instelling die in het kader van de uitvoering van één van de in artikel 1, onderdeel a, genoemde wetten een jaarlijkse subsidie ontvangt van het college of is gecontracteerd; b. een bestuurlijke of ambtelijke functie binnen de gemeente Rotterdam.
Artikel 4 Ambtelijk en bestuurlijk overleg
De raad stelt een reglement van orde op, waarin ten minste wordt geregeld: a. de uitwerking van de benoeming en schorsing van de leden en de beëindiging van het lidmaatschap; b. de vergaderfrequentie; c. de verplichtingen van de leden; d. de vertegenwoordiging; e. de uitwerking van de afspraken tussen de stichting en de raad over het beschikbaar stellen van de capaciteit van het bureau, bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor inhoudelijke en praktische ondersteuning van de (leden van) de raad.
In gevallen waarin deze verordening of het reglement van orde niet voorzien, beslist het college, de raad en het bestuur van de stichting gehoord hebbende.
In afwijking van artikel 3, zevende lid, worden de leden van de raad voor de eerste maal benoemd door het college, op voordracht van een door het college samengestelde commissie, waarin in ieder geval zitting hebben: a. de beoogd voorzitter van de stichting; b. een vertegenwoordiger namens het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling; c. de kwartiermaker die belast is met de oprichting van de raad.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 april 2015.
De secretaris, De burgemeester,
Ph. F. M. Raets B.J. Eerdmans, l.b.
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 1 mei 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Op grond van artikel 2.1.3, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) moeten burgers betrokken worden bij de uitvoering en beleidsvoorbereiding van de wet. De raad heeft het college opgedragen hiervoor een brede raad in te stellen. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 is de Brede Raad Rotterdam formeel benoemd om invulling te geven aan deze verplichting ex artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015.
De taken van de Brede Raad Rotterdam zijn breder dan alleen ten aanzien van de Wmo 2015, en hebben betrekking op de beleidsvoorbereiding en advisering ten aanzien van wetgeving binnen het sociale domein, zoals de Jeugdwet. Hierdoor krijgt de Brede Raad een belangrijke functie bij de advisering binnen het sociale domein.
De Brede Raad Rotterdam is een commissie in de zin van artikel 84 van de Gemeentewet.
cliënt: Door de formulering van de definitie van cliënt, wordt duidelijk gemaakt dat het gaat om mensen met een beperking, psychisch of psychosociaal probleem die hierdoor een beroep doen op ondersteuning. Deze ondersteuning kan gebaseerd zijn op de Wmo 2015, de Jeugdwet of de Participatiewet.
Leidend is, dat de ondersteuning door het college van Rotterdam wordt verstrekt.
stichting: De Brede Raad wordt ondersteund door medewerkers die werkzaam zijn bij de stichting Brede Raad Rotterdam.
In het eerste lid is beschreven dat de raad zowel betrokken wordt bij de beleidsvoorbereiding als advies kan geven over de wijze waarop binnen de gemeente Rotterdam uitvoering wordt gegeven aan de wetten binnen het sociale domein.
De raad heeft uitdrukkelijk geen taak bij individuele behandeling van klachten en bezwaarschriften. Hiervoor zijn de klachtenprocedure en bezwaar en beroep de aangewezen weg.
De raad is een door het college ingestelde commissie. Dat betekent dat de raad advies uitbrengt aan het college en niet aan de gemeenteraad.
Dat neemt niet weg dat in stukken die het college voor besluitvorming aan de raad aanbiedt, wel het advies van de Brede Raad Rotterdam wordt opgenomen.
De raad kan werkgroepen instellen en opheffen. Een dergelijke werkgroep kan specifieke taken krijgen, bijvoorbeeld rond een bepaald thema, of om voorbereidend werk te doen. De werkgroep brengt niet zelfstandig adviezen uit aan college of directeur. Dat gebeurt alleen door de raad zelf.
De raad moet in staat zijn zijn werk naar behoren te vervullen. Dat betekent enerzijds dat de raad tijdig wordt geïnformeerd over zaken die spelen. Anderzijds moet de raad ook in een stadium worden betrokken dat er nog invloed mogelijk is. Nieuw beleid zal in die zin zoveel mogelijk in co-creatie moeten plaatsvinden.
In het negende lid is een aantal situaties genoemd waarbij geen advies aan de raad wordt gevraagd. Advisering is in deze situaties òf niet nodig/mogelijk, òf zou de besluitvorming over spoedeisende zaken onnodig vertragen.
Daarnaast is in onderdeel f bepaald dat het college kan bepalen dat ten aanzien van wetgeving waarvoor al een eigen cliëntenraad of adviesraad bestaat, betrokkenheid van de Brede Raad niet noodzakelijk is. Hierbij wordt met name gedacht aan de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening. In het kader van deze wetten heeft de gemeenteraad bij verordening een eigen cliëntenraad ingesteld.
Dat neemt niet weg dat het college ook de Brede Raad kan betrekken bij de beleidsvoorbereiding en advisering van deze wetten.
Het college of de directeur kunnen besluiten dat ten aanzien van een beleidsvoornemen een aanvullende advies- of inspraakprocedure wordt gevolgd. Hierbij kan gedacht worden aan advies van de gebiedscommissies ten aanzien van onderwerpen waarvoor zij een taak hebben. Of advisering door betrokken instellingen.
Artikel 3 Samenstelling en benoeming
Als lid kan allereerst een cliënt worden benoemd. Wat onder cliënt wordt verstaan is beschreven in artikel 1, onder a. Daarnaast kan ook een niet-professionele vertegenwoordiger worden benoemd in de raad. Te denken valt aan een ouder, partner of mantelzorger.
Ook andere ingezetenen van Rotterdam kunnen zitting hebben in de raad, vanuit hun expertise met één of meerdere doelgroepen van de drie wetten.
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat een lid wordt benoemd als vertegenwoordiger van een door de gemeente gesubsidieerde of gecontracteerde instelling voor taken binnen het sociale domein.
Uitgangspunt is, dat een lid wordt benoemd voor drie jaar, maar dit kan ook een kortere periode zijn. Bijvoorbeeld als iemand wordt benoemd ter vervanging van een tussentijds teruggetreden lid. Er kan twee keer een herbenoeming plaatsvinden met weer maximaal drie jaar.
Personen die werkzaam zijn bij een instelling die door de gemeente wordt gesubsidieerd of gecontracteerd, kunnen geen zitting nemen in de raad. Ook personen die ambtelijk of bestuurlijk een band hebben met de gemeente zijn uitgesloten.
De leden worden benoemd door het college, op voordracht van de benoemingsadviescommissie.
Artikel 4 Ambtelijk en bestuurlijk overleg
De raad of een afvaardiging daarvan heeft ten minste éénmaal per jaar overleg met de verantwoordelijk wethouder.
Daarnaast is er op ambtelijk niveau overleg met de raad of een afvaardiging daarvan.
In het reglement van orde werkt de raad meer in detail de wijze uit waarop deze wil functioneren. Een aantal, in het eerste lid genoemde onderwerpen, moeten daarin in ieder geval worden uitgewerkt.
Ook kunnen in het reglement van orde zaken worden uitgewerkt rond de door de raad ingestelde werkgroepen.
Het uitgangspunt is, dat de adviezen van de raad openbaar zijn.
In het tweede lid is opgenomen dat bij zwaarwegende belangen verzocht kan worden om een vertrouwelijk advies uit te brengen.
De vergaderingen van de Brede Raad Rotterdam zijn niet openbaar, tenzij de voorzitter of een meerderheid van het aantal leden tijdens de vergadering anders beslist.
De raad wordt bij de uitvoering van haar taken ondersteund door een ondersteunend bureau. De medewerkers van het bureau zijn in dienst van de Stichting Brede Raad Rotterdam.
In afwijking van de Algemene vergoedingsverordening ontvangen de leden van de raad een onkostenvergoeding als vrijwilliger.
De voorzitter van de raad ontvangt een hoger bedrag in de vorm van een vaste vergoeding per maand, die op basis van de gemeentelijke regelgeving wordt vastgesteld.
Jaarlijks worden de werkzaamheden van de raad geëvalueerd.
Dat gebeurt voor het eerst in het eerste kwartaal van 2016.
Voor de benoeming van de eerste leden van de raad wordt een commissie samengesteld, die adviseert aan het college. Hierin zitten in ieder geval personen die betrokken zijn bij de oprichting van de raad en de stichting.
De leden worden voor twee of drie jaar benoemd, om te voorkomen dat alle leden op eenzelfde tijdstip moeten aftreden.