Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kerkrade

Beleidsregel individuele bijzondere bijstand Kerkrade 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKerkrade
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel individuele bijzondere bijstand Kerkrade 2015
CiteertitelBeleidsregels individuele bijzondere bijstand Kerkrade 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de beleidsregels bijzondere bijstand 2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet, artikel 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-08-2016Nieuwe regeling

22-12-2014

Elektronisch gemeenteblad 31-12-2014

14n00797

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel individuele bijzondere bijstand Kerkrade 2015

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN

Artikel 1 begripsbepalingen

  • 1.

    Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW),de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004);

    • b.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade;

    • c.

      Adequate voorziening: de meest goedkope passende voorziening;

    • d.

      Draagkracht: het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen;

    • e.

      Bijstandsnorm: zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet.

  • 2.

    Begrippen die in deze beleidsregel gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 moment van aanvraag

  • 1.

    Aanvragen kunnen tot 1 september na het kalenderjaar waarin de kosten gemaakt zijn, worden ingediend.

  • 2.

    Voor de kostensoorten genoemd in hoofdstuk 5 is lid 1 niet van toepassing.

Artikel 3 Draagkracht

  • 1.

    De draagkrachtperiode is gelijk aan het kalenderjaar waarin de kosten zich voordoen.

  • 2.

    De draagkracht voor de individuele bijzondere bijstand wordt uitgedrukt in een percentage van 10 procent boven de norm zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet namelijk:

    • a.

      80% voor een alleenstaande

    • b.

      100% voor een alleenstaande ouder

    • c.

      110% voor een gezin

  • 3.

    Alle in lid 1 genoemde percentages zijn inclusief vakantietoeslag.

  • 4.

    Voor aanvragen van burgers waarvan de vakantietoeslag niet bekend is, wordt een vast percentage vakantietoeslag aangehouden, namelijk:

* voor klanten met inkomsten uit arbeid: 8%

* voor overige klanten (andere uitkeringen): 5%.

  • 4.

    Alle inkomen boven de in lid 1 genoemde percentages, wordt volledig meegerekend als draagkracht (100% draagkracht).

  • 5.

    Het vermogen boven de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt gezien als draagkracht.

  • 6.

    Het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen wordt bepaald volgens de regels van de Participatiewet.

  • 7.

    Indien een aanvrager toegelaten is tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of als een minnelijk schuldhulptraject loopt wordt de aanvrager niet geacht over draagkracht te beschikken.

  • 8.

    Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht van de gehele periode in één keer verrekend met het uit te behalen bedrag.

  • 9.

    Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht evenredig verrekend over de uit te betalen bijstand.

Artikel 4 drempelbedrag

  • 1.

    Het drempelbedrag bedraagt € 50 per kalenderjaar.

  • 2.

    Als in een draagkrachtjaar de drempel reeds door een andere gemeente in mindering is gebracht wordt geen drempel meer toegepast.

  • 3.

    De drempel geldt niet voor:

    • a.

      Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren beneden de leeftijd van 21 jaar;

    • b.

      Suppletie op een lening;

    • c.

      Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening;

    • d.

      Bijzondere bijstand die wegens het geheel of gedeeltelijk ontbreken van de afloscapaciteit "om niet" wordt verstrekt.

    • e.

      Woonkostentoeslag;

    • f.

      Eigen bijdrage CAK;

    • g.

      Toeslag overgangsrecht alleenstaande ouders met fiscaal partner.

HOOFDSTUK 2 MEDISCHE KOSTEN

Artikel 5 collectieve ziektekostenverzekering

  • 1.

    Aan de collectieve ziektekostenverzekering kan deelnemen de burger van Kerkrade die:

    • a.

      18 jaar of ouder is (personen jonger dan 18 jaar zijn meeverzekerd bij de ouders);

    • b.

      een inkomen heeft dat niet hoger is dan 130% van het wettelijk minimumloon;

    • c.

      Burgers die op 1 januari van een jaar deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering en die een inkomen hebben van maximaal 110% van de bijstandsnorm, komen in de maand april van ieder jaar in aanmerking voor een gemeentelijke bijdrage van € 120,- per premiebetalende volwassene, mits er geen premieachterstand is en/of zij niet meewerken aan het oplossen van een ontstane premieachterstand.

  • 2.

    De collectieve ziektekostenverzekering Zuid Limburg van IZA Cura en VGZ geldt als een voorliggende voorziening op de medisch kosten bijzondere bijstand.

Artikel 6 eigen risico

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor verplicht of vrijwillig eigen risico van de ziektekostenverzekering.

Artikel 7 alarmering

  • 1.

    De noodzaak wordt vastgesteld door de ziektekostenverzekering of Meander.

  • 2.

    Vergoed wordt:

    • a.

      De eigen bijdrage en de kosten van het abonnement op de alarmeringsdienst, of

    • b.

      De aanschaf van een apparaat in eigendom.

Artikel 8 maaltijdvoorziening

  • 1.

    De noodzaak dient te worden vastgesteld door een erkende instelling. Het college doet geen eigen onderzoek;

  • 2.

    De keuze van een verantwoorde aanbieder van een gezonde maaltijd is aan belanghebbende;

  • 3.

    Bijzondere bijstand wordt verleend voor de meerkosten van de maaltijden, uitgaande van de bedragen die Nibud noemt voor voeding.

Artikel 9 additionele bewassingskosten en kledingslijtage

  • 1.

    Om de medische noodzaak vast te stellen wordt een keuring aangevraagd bij de GGD.

  • 2.

    De GGD geeft een schatting van de meerkosten.

Artikel 10 additionele stookkosten

  • 1.

    Ouderen, zieken of gehandicapten kunnen hogere stookkosten hebben dan ‘gewone’ belanghebbenden;

  • 2.

    Voor de bepaling van de hoogte van de extra stookkosten, wordt gekeken naar het gemiddelde gebruik van de aanvrager in voorgaande jaren;

  • 3.

    Een onderzoek naar het gemiddelde gebruik van vergelijkbare gezins- en woonsituatie kan medebepalend zijn voor het vaststellen van de extra stookkosten.

Artikel 11 eigen bijdrage Wmo

  • 1.

    Mogelijke vergoedingen in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) worden als voorliggende voorziening beschouwd.

  • 2.

    De eigen bijdrage van de Wmo wordt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan aangemerkt.

  • 3.

    De eigen bijdrage WMO wordt op declaratiebasis verstrekt.

Artikel 12 vorm van de bijstand

  • 1.

    De bijzondere bijstand opgenomen in dit hoofdstuk van deze beleidsregel wordt om niet verstrekt.

  • 2.

    Indexering van de bedragen van de artikelen 7 tot en met 11 geschiedt conform de alimentatie-index.

  • 3.

    De in dit hoofdstuk beschreven kostensoorten worden steeds voor de duur van één kalenderjaar toegekend, waarna de noodzaak opnieuw dient te worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 3 MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN

Paragraaf 1 Reiskosten

Artikel 13 reiskosten bezoek ziek familielid

  • 1.

    De aanvrager komt voor een vergoeding in aanmerking wanneer:

    • a.

      Het zieke familielid tot het gezin van de bezoeker behoort of een familielid in de eerste graad is en;

    • b.

      Het zieke familielid langer dan een week in een inrichting in de zin van artikel 1 sub f Participatiewet verblijft en;

    • c.

      De reisafstand langer is dan 2 zones openbaar vervoer.

  • 2.

    De vergoeding bedraagt maximaal € 250 per jaar per persoon.

  • 3.

    De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste vervoersmogelijkheid.

Artikel 14 reiskosten voor in een instelling verblijvend kind

  • 1.

    De reisafstand is langer dan 2 zones openbaar vervoer.

  • 2.

    De vergoeding bedraagt maximaal € 250,- per jaar per persoon.

  • 2.

    De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste vervoersmogelijkheid.

Paragraaf 2 Woonkosten

Artikel 15 Vorm bijzondere bijstand

  • 1.

    De hierna beschreven kostensoorten kunnen worden verleend:

    • a.

      Als borgstelling voor een lening bij Kredietbank Limburg of;

    • b.

      Als een geldlening bij gemeente Kerkrade of;

    • c.

      Om niet.

  • 2.

    Het bescheiden vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt voor de kosten in deze paragraaf niet vrij gelaten.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid wordt voor de kostensoorten genoemd in de artikelen 16,17,18 bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening indien belanghebbende niet of over een gedeeltelijke afloscapaciteit beschikt.

  • 4.

    Een lening van de Kredietbank wordt als een voorliggende voorziening beschouwd.

Artikel 16 eerste maand huur en waarborgsom

  • 1.

    Onder eerste maand huur en waarborgsom wordt verstaan de kosten die betaald moeten worden bij ondertekening van een nieuw huurcontract.

  • 2.

    De bijstand wordt uitbetaald na overlegging van het huurcontract en geheel uitbetaald aan de verhuurder.

Artikel 17 duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Als de aanvraag betrekking heeft op meubels wordt alleen de aanschaf van 2e hands meubels vergoed.

  • 2.

    Witgoed wordt door de gemeente aangeboden/geleverd.

  • 3.

    De bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de offertes en, indien mogelijk, geheel aan de leverancier betaald.

Artikel 18 stoffering

  • 1.

    De hoogte van de bijstand voor stoffering wordt bepaald aan de hand van de NIBUD prijzengids tot een maximum bedrag van de NIBUD prijzen per huishoudtype dat het NIBUD aangeeft.

  • 2.

    De bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de offertes en indien mogelijk, geheel aan de leverancier betaald.

  • 3.

    De kosten voor behang en verf worden om niet verstrekt.

Artikel 19 suppletie

  • 1.

    Een suppletie op de aflossingsverplichtingen van een lening bij de Kredietbank kan worden toegekend als:

    • a.

      de kosten waarvoor de lening wordt afgesloten noodzakelijk worden geacht;

    • b.

      een borgstelling is afgegeven voor de lening en;

    • c.

      de totale aflossingsduur niet langer is dan 36 maanden, behoudens voor voormalig asielzoekers, dan 60 maanden

  • 2.

    De hoogte van de suppletie is de wettelijk verplichte rente. Deze wordt toegekend als leenbijstand aan de cliënt en door de gemeente betaald aan de KBL. Wanneer de cliënt volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, zet de gemeente de leenbijstand om in bijstand om niet.

  • 3.

    Aan de bijstand wordt de verplichting verbonden om de totale maandelijkse aflossingsverplichting op de uitkering te laten inhouden.

Artikel 20 doorbetaling vaste lasten bij verblijf in een inrichting

  • 1.

    Bij opname in een inrichting kan bijstandsverlening voor het doorbetalen van de vaste lasten noodzakelijk zijn voor een:

    • a.

      Belanghebbende van 21 jaar of ouder zonder partner waar de noodzaak tot verblijf in een inrichting is vastgesteld en wel vanaf de derde volle maand na opname.

    • b.

      Belanghebbende jonger dan 21 jaar zonder partner waar de noodzaak tot verblijf in een inrichting is vastgesteld en wel vanaf einddatum van de algemene bijstand.

  • 2.

    Als een partner jonger dan 21 jaar achterblijft en de noodzaak tot verblijf in een inrichting is vastgesteld wordt het inkomen van deze partner met bijzondere bijstand levensonderhoud aangevuld tot de toepasselijke bijstandsnorm en dienen de doorlopende vaste lasten te worden voldaan uit diens inkomen.

  • 3.

    Als vooraf duidelijk is dat de opname 1 jaar of langer gaat duren en belanghebbende tussentijds niet naar huis mag, is bijzondere bijstand niet mogelijk.

  • 4.

    Bijzondere bijstand is voor de volgende vaste lasten mogelijk:

    • a.

      Huur of hypotheek;

    • b.

      Vastrecht van energiekosten;

    • c.

      Vastrecht van water;

    • d.

      Woning gerelateerde verzekeringen.

HOOFDSTUK 4 RECHTSBIJSTAND EN FINANCIËLE ZAKEN

Artikel 21 eigen bijdrage rechtsbijstand

Voor vergoeding komen enkel in aanmerking de kosten op grond van artikel 4 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand, met dien verstande dat het drempelbedrag op de eigen bijdrage als via het Juridisch Loket naar een advocaat wordt verwezen op de bijstand in mindering wordt gebracht.

Artikel 22 budgetbeheer

Het college beschouwt in het geval van budgetbeheer de dienstverlening die geboden wordt door Kredietbank Limburg (KBL) als een voorliggende voorziening.

Artikel 23 bewindvoerderskosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt indien de rechter heeft vastgesteld dat bewindvoering noodzakelijk is.

  • 2.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand wanneer de salariskosten van een WSNP bewindvoerder betaald kunnen worden uit de boedel.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van

    • a.

      de beschikking van de rechtbank waarin de onderbewindstelling vastgelegd is.

    • b.

      een deugdelijk factuur.

  • 4.

    De hoogte van de vergoeding wordt afgestemd op de Ministeriële regeling omtrent de aanspraak van de bewindvoerder op een beloning, met dien verstande dat zo lang de ministeriele regeling niet is ingegaan de hoogte van de vergoeding wordt afgestemd op de 'Aanbevelingen Meerderjarigenbewind' van het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK).

Artikel 24 curatele

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt wanneer de rechter heeft vastgesteld dat curatele noodzakelijk is.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de beschikking van de rechtbank waarin de curatele en de vaststelling van de hoogte van de vergoe¬ding vastgelegd is.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter in zijn vonnis vastgelegde vergoeding voor de curator.

HOOFDSTUK 5 LEVENSONDERHOUD & WOONKOSTENTOESLAG

Artikel 25 jongerentoeslag

De hoogte van de bijzondere bijstand ex artikel 12 Participatiewet is maximaal het verschil tussen de van toepassing zijnde jongerennormen ex artikel 20 Participatiewet en 50% van de norm als bedoeld in artikel 21 onder b Participatiewet.

Artikel 26 Bijzondere bijstand woonkostentoeslag huurwoning

  • 1.

    De Wet op de huurtoeslag (WHT) wordt aangemerkt als voorliggende voorziening.

  • 2.

    De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de maximale duur van een jaar met daaraan gekoppeld de verplichting tot het zoeken naar goedkopere huisvesting.

  • 3.

    Er wordt geen woonkostentoeslag verstrekt, als deze minder bedraagt dan € 24,-per jaar / € 2,- per maand.

  • 4.

    De woonkostentoeslag wordt berekend conform de WHT-systematiek.

  • 5.

    Het bescheiden vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt voor de kosten in deze paragraaf niet vrij gelaten.

Artikel 27 bijzondere bijstand woonkostentoeslag eigendomswoning

  • 1.

    De voorlopige teruggave hypotheekrente wordt als een voorliggende voorziening beschouwd

  • 2.

    Er wordt geen woonkostentoeslag verstrekt, als deze minder bedraagt dan € 24,- per jaar / € 2,- per maand.

  • 3.

    De woonkostentoeslag wordt berekend conform de WHT-systematiek

  • 4.

    Bij het bepalen van de woonkosten wordt rekening gehouden met vaste bedragen voor onderhoudskosten, en , indien van toepassing, de cv-installatie, de lift en de kosten van algemeen beheer en administratie bij (bij flats en appartementen)

  • 5.

    Het bescheiden vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt voor de kosten in deze paragraaf niet vrij gelaten.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE KOSTENSOORTEN

Artikel 28 begrafeniskosten

  • 1.

    Bijstand kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden, de erfgenaam of bloed-/aanverwante niet over voldoende middelen beschikt om (zijn aandeel) in de kosten te voldoen en de begrafenis in Nederland plaatsvindt.

  • 2.

    De volgende kosten kunnen als noodzakelijk aangemerkt worden:

    • a.

      delven van een graf;

    • b.

      grafrechten (minimale termijn);

    • c.

      kist, hoes en verzorging overledene;

    • d.

      kerkelijke uitvaartdienst (indien geen gezinsbijdrage is betaald);

    • e.

      rouwwagen;

    • f.

      dragers, vervoerskosten dragers;

    • g.

      opbaren in rouwkamer;

    • h.

      vervoer overledene;

    • i.

      ondernemersloon;

    • j.

      50 rouwbrieven inclusief porto;

    • k.

      bidprentjes;

    • I.

      uittreksel overlijdensregister;

    • m.

      kosten van cremeren inclusief bijzetting van as in een algemene ruimte.

  • 3.

    Als niet noodzakelijke kosten kunnen worden beschouwd:

    • a.

      rouwadvertentie;

    • b.

      meerkosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond;

    • c.

      koffietafel, bloemen, grafsteen, volgauto's etc.

  • 4.

    De in aanmerking komende kosten worden vergoed tot maximaal € 3260,77 (index 01-01-2012, per 01012015 nieuw bedrag)

Artikel 29 inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als "beleidsregel bijzondere bijstand" en treedt in werking op 1 januari 2015.

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Kerkrade van 22 december 2014.

Het college, De secretaris,

J.J.M. Som. H.J.M. Coumans MPM.