HOOFDSTUK 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN
Artikel 1 begripsbepalingen
- 1.
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
De wet: Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW),de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004);
- b.
Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade;
- c.
Adequate voorziening: de meest goedkope passende voorziening;
- d.
Draagkracht: het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen;
- e.
Bijstandsnorm: zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet.
- 2.
Begrippen die in deze beleidsregel gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 2 moment van aanvraag
- 1.
Aanvragen kunnen tot 1 september na het kalenderjaar waarin de kosten gemaakt zijn, worden ingediend.
- 2.
Voor de kostensoorten genoemd in hoofdstuk 5 is lid 1 niet van toepassing.
Artikel 3 Draagkracht
- 1.
De draagkrachtperiode is gelijk aan het kalenderjaar waarin de kosten zich voordoen.
- 2.
De draagkracht voor de individuele bijzondere bijstand wordt uitgedrukt in een percentage van 10 procent boven de norm zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet namelijk:
- a.
80% voor een alleenstaande
- b.
100% voor een alleenstaande ouder
- c.
- 3.
Alle in lid 1 genoemde percentages zijn inclusief vakantietoeslag.
- 4.
Voor aanvragen van burgers waarvan de vakantietoeslag niet bekend is, wordt een vast percentage vakantietoeslag aangehouden, namelijk:
* voor klanten met inkomsten uit arbeid: 8%
* voor overige klanten (andere uitkeringen): 5%.
- 4.
Alle inkomen boven de in lid 1 genoemde percentages, wordt volledig meegerekend als draagkracht (100% draagkracht).
- 5.
Het vermogen boven de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt gezien als draagkracht.
- 6.
Het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen wordt bepaald volgens de regels van de Participatiewet.
- 7.
Indien een aanvrager toegelaten is tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of als een minnelijk schuldhulptraject loopt wordt de aanvrager niet geacht over draagkracht te beschikken.
- 8.
Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht van de gehele periode in één keer verrekend met het uit te behalen bedrag.
- 9.
Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht evenredig verrekend over de uit te betalen bijstand.
Artikel 4 drempelbedrag
- 1.
Het drempelbedrag bedraagt € 50 per kalenderjaar.
- 2.
Als in een draagkrachtjaar de drempel reeds door een andere gemeente in mindering is gebracht wordt geen drempel meer toegepast.
- 3.
De drempel geldt niet voor:
- a.
Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren beneden de leeftijd van 21 jaar;
- b.
- c.
Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening;
- d.
Bijzondere bijstand die wegens het geheel of gedeeltelijk ontbreken van de afloscapaciteit "om niet" wordt verstrekt.
- e.
- f.
- g.
Toeslag overgangsrecht alleenstaande ouders met fiscaal partner.
HOOFDSTUK 2 MEDISCHE KOSTEN
Artikel 5 collectieve ziektekostenverzekering
- 1.
Aan de collectieve ziektekostenverzekering kan deelnemen de burger van Kerkrade die:
- a.
18 jaar of ouder is (personen jonger dan 18 jaar zijn meeverzekerd bij de ouders);
- b.
een inkomen heeft dat niet hoger is dan 130% van het wettelijk minimumloon;
- c.
Burgers die op 1 januari van een jaar deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering en die een inkomen hebben van maximaal 110% van de bijstandsnorm, komen in de maand april van ieder jaar in aanmerking voor een gemeentelijke bijdrage van € 120,- per premiebetalende volwassene, mits er geen premieachterstand is en/of zij niet meewerken aan het oplossen van een ontstane premieachterstand.
- 2.
De collectieve ziektekostenverzekering Zuid Limburg van IZA Cura en VGZ geldt als een voorliggende voorziening op de medisch kosten bijzondere bijstand.
Artikel 6 eigen risico
Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor verplicht of vrijwillig eigen risico van de ziektekostenverzekering.
Artikel 7 alarmering
- 1.
De noodzaak wordt vastgesteld door de ziektekostenverzekering of Meander.
- 2.
Vergoed wordt:
- a.
De eigen bijdrage en de kosten van het abonnement op de alarmeringsdienst, of
- b.
De aanschaf van een apparaat in eigendom.
Artikel 8 maaltijdvoorziening
- 1.
De noodzaak dient te worden vastgesteld door een erkende instelling. Het college doet geen eigen onderzoek;
- 2.
De keuze van een verantwoorde aanbieder van een gezonde maaltijd is aan belanghebbende;
- 3.
Bijzondere bijstand wordt verleend voor de meerkosten van de maaltijden, uitgaande van de bedragen die Nibud noemt voor voeding.
Artikel 9 additionele bewassingskosten en kledingslijtage
- 1.
Om de medische noodzaak vast te stellen wordt een keuring aangevraagd bij de GGD.
- 2.
De GGD geeft een schatting van de meerkosten.
Artikel 10 additionele stookkosten
- 1.
Ouderen, zieken of gehandicapten kunnen hogere stookkosten hebben dan ‘gewone’ belanghebbenden;
- 2.
Voor de bepaling van de hoogte van de extra stookkosten, wordt gekeken naar het gemiddelde gebruik van de aanvrager in voorgaande jaren;
- 3.
Een onderzoek naar het gemiddelde gebruik van vergelijkbare gezins- en woonsituatie kan medebepalend zijn voor het vaststellen van de extra stookkosten.
Artikel 11 eigen bijdrage Wmo
- 1.
Mogelijke vergoedingen in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) worden als voorliggende voorziening beschouwd.
- 2.
De eigen bijdrage van de Wmo wordt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan aangemerkt.
- 3.
De eigen bijdrage WMO wordt op declaratiebasis verstrekt.
Artikel 12 vorm van de bijstand
- 1.
De bijzondere bijstand opgenomen in dit hoofdstuk van deze beleidsregel wordt om niet verstrekt.
- 2.
Indexering van de bedragen van de artikelen 7 tot en met 11 geschiedt conform de alimentatie-index.
- 3.
De in dit hoofdstuk beschreven kostensoorten worden steeds voor de duur van één kalenderjaar toegekend, waarna de noodzaak opnieuw dient te worden vastgesteld.
HOOFDSTUK 4 RECHTSBIJSTAND EN FINANCIËLE ZAKEN
Artikel 21 eigen bijdrage rechtsbijstand
Voor vergoeding komen enkel in aanmerking de kosten op grond van artikel 4 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand, met dien verstande dat het drempelbedrag op de eigen bijdrage als via het Juridisch Loket naar een advocaat wordt verwezen op de bijstand in mindering wordt gebracht.
Artikel 22 budgetbeheer
Het college beschouwt in het geval van budgetbeheer de dienstverlening die geboden wordt door Kredietbank Limburg (KBL) als een voorliggende voorziening.
Artikel 23 bewindvoerderskosten
- 1.
Bijzondere bijstand wordt verstrekt indien de rechter heeft vastgesteld dat bewindvoering noodzakelijk is.
- 2.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand wanneer de salariskosten van een WSNP bewindvoerder betaald kunnen worden uit de boedel.
- 3.
De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van
- a.
de beschikking van de rechtbank waarin de onderbewindstelling vastgelegd is.
- b.
- 4.
De hoogte van de vergoeding wordt afgestemd op de Ministeriële regeling omtrent de aanspraak van de bewindvoerder op een beloning, met dien verstande dat zo lang de ministeriele regeling niet is ingegaan de hoogte van de vergoeding wordt afgestemd op de 'Aanbevelingen Meerderjarigenbewind' van het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK).
Artikel 24 curatele
- 1.
Bijzondere bijstand wordt verstrekt wanneer de rechter heeft vastgesteld dat curatele noodzakelijk is.
- 2.
De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de beschikking van de rechtbank waarin de curatele en de vaststelling van de hoogte van de vergoe¬ding vastgelegd is.
- 3.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter in zijn vonnis vastgelegde vergoeding voor de curator.
HOOFDSTUK 5 LEVENSONDERHOUD & WOONKOSTENTOESLAG
Artikel 25 jongerentoeslag
De hoogte van de bijzondere bijstand ex artikel 12 Participatiewet is maximaal het verschil tussen de van toepassing zijnde jongerennormen ex artikel 20 Participatiewet en 50% van de norm als bedoeld in artikel 21 onder b Participatiewet.
Artikel 26 Bijzondere bijstand woonkostentoeslag huurwoning
- 1.
De Wet op de huurtoeslag (WHT) wordt aangemerkt als voorliggende voorziening.
- 2.
De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de maximale duur van een jaar met daaraan gekoppeld de verplichting tot het zoeken naar goedkopere huisvesting.
- 3.
Er wordt geen woonkostentoeslag verstrekt, als deze minder bedraagt dan € 24,-per jaar / € 2,- per maand.
- 4.
De woonkostentoeslag wordt berekend conform de WHT-systematiek.
- 5.
Het bescheiden vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt voor de kosten in deze paragraaf niet vrij gelaten.
Artikel 27 bijzondere bijstand woonkostentoeslag eigendomswoning
- 1.
De voorlopige teruggave hypotheekrente wordt als een voorliggende voorziening beschouwd
- 2.
Er wordt geen woonkostentoeslag verstrekt, als deze minder bedraagt dan € 24,- per jaar / € 2,- per maand.
- 3.
De woonkostentoeslag wordt berekend conform de WHT-systematiek
- 4.
Bij het bepalen van de woonkosten wordt rekening gehouden met vaste bedragen voor onderhoudskosten, en , indien van toepassing, de cv-installatie, de lift en de kosten van algemeen beheer en administratie bij (bij flats en appartementen)
- 5.
Het bescheiden vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt voor de kosten in deze paragraaf niet vrij gelaten.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE KOSTENSOORTEN
Artikel 28 begrafeniskosten
- 1.
Bijstand kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden, de erfgenaam of bloed-/aanverwante niet over voldoende middelen beschikt om (zijn aandeel) in de kosten te voldoen en de begrafenis in Nederland plaatsvindt.
- 2.
De volgende kosten kunnen als noodzakelijk aangemerkt worden:
- a.
- b.
grafrechten (minimale termijn);
- c.
kist, hoes en verzorging overledene;
- d.
kerkelijke uitvaartdienst (indien geen gezinsbijdrage is betaald);
- e.
- f.
dragers, vervoerskosten dragers;
- g.
- h.
- i.
- j.
50 rouwbrieven inclusief porto;
- k.
- I.
uittreksel overlijdensregister;
- m.
kosten van cremeren inclusief bijzetting van as in een algemene ruimte.
- 3.
Als niet noodzakelijke kosten kunnen worden beschouwd:
- a.
- b.
meerkosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond;
- c.
koffietafel, bloemen, grafsteen, volgauto's etc.
- 4.
De in aanmerking komende kosten worden vergoed tot maximaal € 3260,77 (index 01-01-2012, per 01012015 nieuw bedrag)
Artikel 29 inwerkingtreding en citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als "beleidsregel bijzondere bijstand" en treedt in werking op 1 januari 2015.