Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Kaderverordening in actie voor werk Overijssel 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingKaderverordening in actie voor werk Overijssel 2004
CiteertitelKaderverordening in actie voor werk Overijssel 2004
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, hoofdstuk 4

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Uitvoeringsbesluit bij de Kaderverordening 'In actie voor werk Overijssel 2004'

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200501-11-2005nieuwe regeling

Provinciaal Blad 2004-131

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Kaderverordening in actie voor werk Overijssel 2004

 

 

Inhoud

Artikel 1. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidies verstrekken voor activiteiten die passen binnen de volgende thema’s:

  • 1.

    Ruimte voor ondernemen:

    • a.

      activiteiten die bijdragen aan voldoende marktgerichte locaties van voldoende kwaliteit;

    • b.

      activiteiten gericht op het wegnemen van belemmeringen voor bedrijven om te ondernemen;

    • c.

      activiteiten die zijn gericht op het promoten en versterken van het Overijssels ondernemingsklimaat en het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid;

    • d.

      activiteiten betreffende de uitvoering van herstructurering van bestaande bedrijventerreinen;

  • 2.

    Innovatie is broodnodig:

    • a.

      activiteiten die beogen het innovatievermogen van potentieel stuwende ondernemingen te vergroten;

    • b.

      activiteiten die beogen clusters en netwerken te professionaliseren;

    • c.

      activiteiten die zijn omschreven in het programmaplan Kennispark Twente;

    • d.

      activiteiten in het kader van het actieprogramma Breedband Overijssel 2005-2007;

  • 3.

    Arbeidsmarkt en onderwijs:

    • a.

      activiteiten die de samenwerking tussen arbeidsmarktpartijen bevorderen en transparantie van de arbeidsmarkt vergroten;

    • b.

      activiteiten die de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs verbeteren;

  • 4.

    Kwaliteitsimpuls Toerisme:

    • a.

      activiteiten ter promotie en marketing van recreatief en toeristisch Overijssel;

    • b.

      activiteiten die het innovatief vermogen van ondernemers stimuleren;

    • c.

      activiteiten om de openbare toeristisch-recreatieve infrastructuur te verbeteren en in stand te houden;

  • 5.

    Bereikbaarheid:

    • a.

      activiteiten die de multimodale ontsluiting van bedrijventerreinen bevorderen.

Artikel 2

2

Gedeputeerde Staten kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepalen alsmede de criteria voor die verstrekking vaststellen.

Artikel 3

  • Gedeputeerde Staten kunnen regels geven met betrekking tot:

  • a.

    de aanvraag van de subsidie en de besluitvorming daarover;

  • b.

    in welke volgorde de aanvragen worden behandeld;

  • c.

    hoe de verdeling van het beschikbare bedrag over de aanvragen plaatsvindt;

  • d.

    de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

  • e.

    de verplichtingen van de subsidieontvanger;

  • f.

    welke grondslagen worden gehanteerd voor de berekening van de subsidie;

  • g.

    de vaststelling van de subsidie;

  • h.

    het bedrag van de subsidie danwel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

  • i.

    de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

  • j.

    de vergoeding die verschuldigd is bij vermogensvorming, bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • k.

    de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling;

  • l.

    de openbaarmaking van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten;

  • m.

    het geven van informatie aan derden over de gesubsidieerde activiteiten door de subsidieontvanger.

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

  • 2.

    Het subsidieplafond als bedoeld in lid 1 wordt onderverdeeld in deelplafonds die worden vastgesteld per beleidsthema als bedoeld in artikel 1, of onderdeel daarvan.

  • 3.

    Aanvragen die moeten worden geweigerd op grond van het bereiken van enig deelplafond, worden aangehouden tot 15 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 4.

    Na 15 oktober van elk jaar vervallen de deelplafonds en worden de overgebleven middelen samengevoegd, met uitzondering van:

    • a.

      de deelplafonds waarvoor dit door Gedeputeerde Staten bij de bekendmaking is aangegeven;

    • b.

      de subsidies waarvoor de aanvraag tot verlening nog in behandeling is.

  • 5.

    Indien het vervallen van deelplafonds zoals aangegeven in lid 4 leidt tot verschuivingen tussen begrotingsproducten, dient dit per begrotingswijziging door Provinciale Staten te worden vastgesteld.

  • 6.

    De, op grond van lid 4 samengevoegde, middelen worden op volgorde van binnenkomst verdeeld over de aanvragen die zijn aangehouden op grond van lid 3.

Artikel 5. Europese regelgeving

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het bepaalde bij of krachtens deze verordening indien de te verstrekken subsidie betrekking heeft op activiteiten die mede worden gefinancierd uit Europees fondsen, uitsluitend voorzover afwijking noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van middelen uit die fondsen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen eveneens afwijken van het bepaalde bij of krachtens deze verordening indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87, lid 1 van het EG-verdrag en voor het verlenen van subsidie goedkeuring is vereist van de Europese Commissie, uitsluitend voorzover afwijking noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van goedkeuring van de Europese Commissie.

  • 3.

    De aanvrager maakt melding van subsidies of andere vormen van staatssteun die de subsidieontvanger, alsmede het eventuele moederconcern en/of dochters van de onderneming of het eventuele moederconcern hebben ontvangen in de drie jaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag. Tevens wordt melding gemaakt van eventuele andere aanvragen die in behandeling zijn op het moment van de aanvraag voor subsidie op grond van deze verordening.

Artikel 6. Inwerkingtreding

6

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Artikel 7. Overgangsrecht

  • 1.

    Alle aanvragen die voor inwerkingtreding van deze verordening worden ontvangen en betrekking hebben op het jaar 2005 worden geacht te zijn ingediend op grond van deze verordening.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen, in verband met het eerste lid, de subsidieaanvrager verzoeken binnen vier weken de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens.

  • 3.

    Subsidies, die op basis van de in artikel 8 genoemde subsidieverordeningen zijn verleend worden nog op basis van deze zelfde verordeningen vastgesteld.

Artikel 8. Intrekking

  • De volgende subsidieverordeningen worden ingetrokken:

  • • Subsidieverordening Economische structuurversterking, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 18 oktober 2000, nr. 34-I;

  • • Subsidieverordening Recreatie en Toerisme Overijssel 2000, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 28 juni 2000, nr. 21-I;

  • • Subsidieverordening Uitvoering Arbeidsmarktbeleid Overijssel 2000, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 14 december 2000, nr. 51-I.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Kaderverordening ‘In actie voor werk Overijssel 2004’. 


1

[Toelichting: Op grond van artikel 4:23 mag in beginsel alleen subsidie worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie mag worden verstrekt. Daaraan wordt in dit artikel 1 invulling gegeven. Dit artikel specificeert de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, gegroepeerd naar de thema’s uit de nota ‘In actie voor werkgelegenheid’, Meerjarig Economisch Uitvoeringsperspectief provincie Overijssel (MEUP). In de nota ‘In actie voor werkgelegenheid’ is bij elk thema de verbinding gelegd met andere beleidsvelden, bijvoorbeeld cultuur, zorg, wonen, platteland, enz. die kunnen bijdragen aan het thema. Deze integraliteit willen we bij de uitvoering ook vasthouden. Toetsingskader voor subsidieaanvragen zijn de doelstellingen zoals verwoord in de nota ‘In actie voor werkgelegenheid’. Bij openbare infrastructuur gaat het bijvoorbeeld niet alleen om routegebonden infrastructuur maar ook om voorzieningen voor bijvoorbeeld het stimuleren van plattelandstoerisme en cultuurtoerisme.]

2

[Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen binnen de grenzen van artikel 1 en het MEUP nader bepalen welke activiteiten wel en welke niet voor subsidie in aanmerking komen, alsmede de criteria voor subsidiëring. Hiermee maken Provinciale Staten gebruik van artikel 152 Provinciewet, dat het mogelijk maakt bevoegdheden te delegeren aan Gedeputeerde Staten. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van uitvoeringsregels of actieprogramma’s. Gedeputeerde Staten zijn verantwoording schuldig aan Provinciale Staten over de wijze waarop het college omgaat met de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels. Hierdoor (samen met artikel 3) is een sterke scheiding mogelijk tussen kaderstelling, uitvoering en controle, die gewenst is uit oogpunt van dualisering. ]

3

[Toelichting: Provinciale Staten dragen ook de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels voor de aanvragen, de beoordeling daarvan, bevoorschotting, de vaststelling en een aantal andere uitvoeringskwesties. Dit in aanvulling op de Algemene Subsidieverordening Overijssel (ASV), waarin ten aanzien van deze onderwerpen allerlei basisregels zijn gegeven. Het is de bedoeling dat de ASV in het voorjaar van 2005 zal worden aangepast en dat in 2006 de gewijzigde ASV in werking treedt. Deze bepaling zal dan verdwijnen en opgaan in de ASV.]

4

[Toelichting: De Algemene wet bestuursrecht bepaalt in artikel 4:25 dat alleen bij of krachtens wettelijk voorschrift een subsidieplafond kan worden vastgesteld. Daarin voorziet artikel 4 van de verordening. Bijzonder aan de bepaling is dat die erin voorziet dat eventueel niet besteedde middelen die bestemd waren voor een van de thema’s of een onderdeel daarvan, niet direct terugvloeien naar de Algemene middelen maar dat eerst kan worden bezien of die middelen kunnen worden ingezet binnen de andere thema’s in het MEUP. Dat geldt evenwel niet voor alle middelen. Bijvoorbeeld voor Kennispark Twente geldt dat Provinciale Staten hebben uitgesproken dat de gereserveerde middelen alleen daarvoor kunnen worden ingezet. Gedeputeerde Staten zal dat bij de bekendmaking van de subsidieplafonds moeten aangeven.]

5

[Toelichting: Europese structuurfondsen

De Europese gemeenschap financiert uit de zogenaamde structuurfondsen projecten die de economieën van haar lidstaten moeten versterken. Voor de provincie Overijssel zijn vooral EFRO (regionale ontwikkeling), ESF (sociaal fonds) en het EOGFL (landbouw) van belang. Een uitgangspunt voor vrijwel alle bijdragen uit structuurfondsen is dat de lidstaat en/of regionale overheden de Europese bijdrage ‘verdubbelen’ (cofinanciering). Subsidies op grond van deze verordening kúnnen daarvoor worden ingezet. De regelingen en programma’s met betrekking tot bijdragen uit de Europese fondsen kennen hun eigen criteria en procedure regels, die soms strijdig zijn met provinciale regels.

Deze bepaling moet voorkomen dat een situatie ontstaat waarin cofinanciering uit deze verordening niet mogelijk is omdat onze provinciale regeling strijdig is met Europese regels.

Staatssteun

Veel subsidies op grond van deze verordening hebben gevolgen voor de concurrentiepositie van ondernemingen en zijn (dus) staatssteun in de zin van het EG-verdrag. Kort gezegd bepaalt het verdrag dat steunmaatregelen zonder goedkeuring van de Commissie niet mogen worden uitgevoerd. De Commissie beoordeelt of de maatregel een effect heeft op de tussenstatelijke handel. Zo ja, dan is de maatregel in beginsel verboden.

Niet alle steunmaatregelen hoeven vooraf in Brussel te worden gemeld. Een belangrijke uitzondering is de zogenaamde ‘de minimis’-steun: steun aan een onderneming  die een waarde van € 100.000,-- in drie jaar niet overstijgt hoeft niet te worden gemeld bij de Europese Commissie. De Commissie neemt dan op voorhand aan dat er geen effect is op de tussenstatelijke handel. Subsidieverleningen op grond van deze verordening vallen vrijwel altijd onder die drempel. De verordening is (zal) daarom niet ter goedkeuring (worden) voorgelegd in Brussel.

Indien de vrijstelling voor ‘de minimis’-steun (of een andere vrijstellingsmogelijkheid op grond van een EG-verordening) echter niet van toepassing is, zal het concrete subsidiebesluit aan de Commissie moeten worden voorgelegd. Hoe de Commissie een concrete steunmaatregel beoordeelt – wanneer is de subsidie wel toegestaan en wanneer niet – is door de Commissie aangegeven in tal van kaderregelingen en richtsnoeren. De belangrijkste zijn de communautaire kaderregelingen inzake staatssteun ten behoeve van het milieu, voor onderzoek en ontwikkeling, voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden en de richtsnoeren voor landbouw en regionale steun in gebieden met een economische achterstand. Om subsidieverlening mogelijk te maken kan het nodig zijn dat de subsidieverlening wordt aangepast aan de inhoud van de kaderregelingen of richtsnoeren van de Commissie. Artikel 5 bepaalt dat onze provinciale regels daarvoor wijken. Deze ‘hardheidsclausule’ moet voorkomen dat een situatie ontstaat waarin de samenloop van EG-regels en onze eigen verordening ertoe leidt dat helemaal geen subsidie kan worden verleend. Dat kan betekenen dat onze regels ruimer worden uitgelegd ten gunste van de aanvrager, maar ook dat bijvoorbeeld minder subsidie wordt verleend of zwaardere rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Aangezien het ‘de minimis’-bedrag per onderneming geldt, en niet per verstrekte subsidie, kan zonder medewerking van de aanvrager niet worden vastgesteld of sprake is van ‘de minimis’-steun. In lid 3 is daarom bepaald dat op de aanvrager de verplichting rust melding te maken van eerdere subsidies of andere steunmaatregelen.

Gedeputeerde Staten zal de aanvragers hierbij hulp bieden in de vorm van een modelverklaring bij het aanvraagformulier.

Met deze verklaring wordt ook zeker gesteld dat de subsidie achteraf kan worden gewijzigd indien na de subsidieverlening blijkt dat de vrijstelling voor ‘de minimis’-steun (toch) niet van toepassing was. Zie de Awb-artikelen 4:48, lid 1, onder c en 4:49, lid 1, onder b.]

6

[Toelichting: De Tijdelijke referendumwet bepaalt als hoofdregel dat een besluit pas in werking kan treden zes weken na bekendmaking. In die zes weken kan dan (eventueel) een zgn. inleidend verzoek worden gedaan. In dit geval dient de verordening al per 1 januari 2005 in werking te treden. De Tijdelijke referendumwet maakt dit mogelijk in artikel 25.]