Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Helmond

ENQUETEVERORDENING GEMEENTE HELMOND 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHelmond
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingENQUETEVERORDENING GEMEENTE HELMOND 2008
CiteertitelENQUETEVERORDENING GEMEENTE HELMOND 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-2008nieuwe regeling

04-03-2008

Gemeenteblad, 2008, 10

Raadsbesluit, 2008, 0756501

Tekst van de regeling

Intitulé

ENQUETEVERORDENING GEMEENTE HELMOND 2008

De raad van de gemeente Helmond;

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;

 

besluit:

  • 1.

    De enquêteverordening gemeente Helmond 2008 vast te stellen.

  • 2.

    Een bedrag beschikbaar te stellen van € 50.000,-- en ten laste te brengen van de postincidenteel onvoorzien.

  • 3.

    Begrotingswijziging 14 – 2008 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • b.

    Onderzoekscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid van de Gemeentewet.

  • c.

    Getuigen en deskundigen: personen genoemd in artikel 155b, eerste lid van de Gemeentewet, die de onderzoekscommissie wil horen;

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    Reglement van Orde: het Reglement van Orde van de raad als vastgesteld in de raadsvergadering van 5 februari 2002 (RV 45).

Artikel 2 Instellen van een onderzoek

  • 1.

    Een onderzoek kan betrekking hebben op (aspecten van) het bestuur van het college of burgemeester dan wel op bijzondere gebeurtenissen

  • 2.

    Op voorstel van een of meer van zijn leden kan de raad in meerderheid besluiten een onderzoek in te stellen.

  • 3.

    Het voorstel tot uitvoeren van een onderzoek bevat tenminste een nauwkeurige omschrijving van het onderwerp van het onderzoek met een toelichting daarop.

Artikel 3 Instellen van de onderzoekscommissie

  • 1.

    Uiterlijk in de raadsvergadering volgend op de vergadering waarin het besluit tot het instellen van een onderzoek is genomen stelt de raad een onderzoekscommissie in bestaande uit vijf leden.

  • 2.

    De zittingsduur van de leden van de onderzoekscommissie is gelijk aan de duur van het onderzoek.

  • 3.

    De raad benoemt één van de leden van de onderzoekscommissie als voorzitter van de commissie en één als plaatsvervangend voorzitter.

  • 4.

    Bij de instelling van de onderzoekscommissie stelt de raad tevens het budget vast dat de onderzoekscommissie voor het onderzoek ter beschikking heeft. Gedurende het onderzoek kan de raad het budget aanpassen.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor het verwerken van het in het vierde lid genoemde besluit in de begroting.

  • 6.

    Bij de instelling van de onderzoekscommissie kan de raad nadere regels vaststellen over de rapportage van de onderzoekscommissie aan de raad.

Artikel 3a Instellen voorbereidingscommissie

  • 1.

    In afwijking van het gestelde in de artikelen 2 en 3 kan de raad besluiten tot het instellen van voorbereidingscommissie.

  • 2.

    Deze voorbereidingscommissie wordt door de raad benoemd en telt vijf leden.

  • 3.

    De raad benoemt één van de leden van de voorbereidingscommissie als voorzitter van de commissie en één als plaatsvervangend voorzitter.

  • 4.

    De voorbereidingscommissie heeft tot taak vooronderzoek te doen naar de mogelijkheden om het gevraagde onderzoek uit te voeren en de daarbij te bezigen methodieken op basis waarvan de raad kan besluiten tot het houden van een onderzoek.

    De voorbereidingscommissie is bevoegd deskundigen te raadplegen en gesprekken te voeren met bij het onderzoek betrokken personen.

  • 5.

    De voorbereidingscommissie vergadert achter gesloten deuren.

  • 6.

    De voorbereidingscommissie rapporteert haar bevindingen aan de gemeenteraad. Als geconcludeerd wordt dat het mogelijk is om een onderzoek in te stellen bevat de rapportage in elk geval een plan van aanpak waarin in ieder geval aandacht wordt besteed aan:

    • -

      de formulering van de onderzoeksopdracht;

    • -

      de eerste planning van de uit te voeren taken;

    • -

      de taakverdeling;

    • -

      de plaats en de omvang van de werkruimten.

  • 7.

    Op grond van artikel 25 tweede lid Gemeentewet kan de voorbereidingscommissie geheimhouding opleggen ten aanzien van een of meer documenten die zij aan de gemeenteraad overlegt.

  • 8.

    Uiterlijk in de raadsvergadering die volgt dertig dagen na toezending van de bevindingen van de voorbereidingscommissie, neemt de gemeenteraad een beslissing om al dan niet een onderzoek te starten. Als beslist wordt een onderzoek te starten is het gestelde in artikel 3 van toepassing.

  • 9.

    Artikel 3 zesde lid, 4 eerste lid, 5, 7, 12 en 13 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Taak voorzitter/plaatsvervangend voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de beraadslagingen en zittingen;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het bewaken van het door de raad voor het onderzoek vastgestelde budget;

    • d.

      de communicatie over het werk van de onderzoekscommissie;

    • e.

      het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

    • f.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

  • 2.

    De voorzitter legt zo spoedig mogelijk na instelling van de onderzoekscommissie een

    concept plan van aanpak aan de onderzoekscommissie voor waarin in ieder geval

    aandacht wordt besteed aan:

    • -

      de formulering van de onderzoeksopdracht;

    • -

      de eerste planning van de uit te voeren taken;

    • -

      de taakverdeling;

    • -

      de plaats en de omvang van de werkruimten.

Artikel 5 Beëindiging van het lidmaatschap

  • 1.

    Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

    • a.

      een lid ophoudt lid te zijn van de raad;

    • b.

      de onderzoekscommissie besluit een lid van zijn commissie in het onderzoek te betrekken door hem te horen;

    • c.

      de gemeenteraad de benoeming tot lid van de commissie intrekt;

    • d.

      een lid ontslag neemt;

  • 2.

    Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

  • 3.

    In openstaande vacatures wordt voorzien in de eerste raadsvergadering na het ontstaan van de vacature.

Artikel 6 Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

  • 1.

    De onderzoekscommissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor heeftplaatsgevonden of getuigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van een eed of belofte.

  • 2.

    De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

  • 3.

    De onderzoekscommissie kan derden opdrachten laten uitvoeren die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht, mits dit binnen het door de raad vastgestelde onderzoeksbudget blijft.

  • 4.

    De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met betrokkenen informatieve gesprekken voeren. Betrokkenen zijn niet gehouden hieraan deel te nemen.

  • 5.

    De onderzoekscommissie kan de bovengenoemde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

  • 6.

    De onderzoekscommissie besluit bij meerderheid van stemmen. In geval de stemmen staken is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 7.

    De Verordening Raadscommissies 2004 is op de onderzoekscommissie niet van toepassing.

Artikel 7 Ambtelijke bijstand / informatie-inwinning

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de onderzoekscommissie.

    Hij wijst in ieder geval een medewerker van de griffie aan of een persoon die minimaal gedurende de duur van het onderzoek bij de griffie wordt gedetacheerd, als commissiegriffier. De commissiegriffier kan zich laten ondersteunen door andere medewerkers.

  • 2.

    De commissiegriffier is bij iedere zitting aanwezig.

  • 3.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een door de griffier aan te wijzen persoon.

  • 4.

    De onderzoekscommissie kan via de commissiegriffier het gemeentebestuur en de ambtelijk organisatie verzoeken om informatie beschikbaar te stellen die zij nodig acht voor het uitvoeren van het onderzoek.

    De commissiegriffier stelt de gemeentesecretaris op de hoogte van het verzoek van de onderzoekscommissie. De ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de onderzoekscommissie gestelde termijn te verstrekken.

Artikel 8 Zittingen

  • 1.

    De voorzitter van de onderzoekscommissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter openbare kennis.

  • 2.

    De voorzitter roept de getuigen en deskundigen ten minste twee weken voor de zitting op.

  • 3.

    Binnen drie dagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 4.

    De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

  • 5.

    De voorzitter kan de in het tweede lid genoemde termijn in spoedeisende gevallen bekorten tot 3 dagen.

  • 6.

    De vergaderingen van de onderzoekscommissie worden in het openbaar gehouden.

  • 7.

    De deuren worden gesloten indien de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van de onderzoekscommissie dit verzoeken. De onderzoekscommissie beslist vervolgens of de zitting met gesloten deuren wordt gehouden.

  • 8.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de commissie anders beslist.

  • 9.

    De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de commissie gehouden op de plaats die zij het meest wenselijk oordeelt.

  • 10.

    Getuigen ontvangen een onkostenvergoeding die gelijk is aan de vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen.

Artikel 9 Onwillige getuigen en deskundigen

  • 1.

    Indien een opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan door de commissiegriffier een proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal staan in ieder geval een nauwkeurige omschrijving van de wijze van oproeping en van de reden waarom naar de mening van de onderzoekscommissie de getuige of deskundige verplicht

    is om aan de oproep van de onderzoekscommissie te voldoen.

  • 2.

    De onderzoekscommissie besluit indien een situatie als genoemd in het eerste lid zich voordoet of een niet verschenen getuige of deskundige met gebruikmaking van artikel 155d, tweede lid van de gemeentewet alsnog voor de commissie zal worden gebracht.

  • 3.

    Indien een getuige of deskundige weigert de eed af te leggen of weigert te antwoorden op vragen van de onderzoekscommissie wordt hiervan door de commissiegriffier een proces-verbaal opgemaakt.

  • 4.

    Indien de onderzoekscommissie het sterke vermoeden heeft dat door een getuige of deskundige meineed wordt gepleegd, doet de voorzitter hiervan aangifte bij het openbaar ministerie.

  • 5.

    Opgestelde processen-verbaal worden door de aanwezige leden van de

    onderzoekscommissie en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 10 Toehoorders en de pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken.

Artikel 11 Geluid- en beeldregistraties

  • 1.

    De commissiegriffier draag zorg voor het maken van geluidsopnames van de verhoren, tenzij de onderzoekscommissie oordeelt dat dit niet noodzakelijk is.

  • 2.

    Anderen die tijdens de zitting geluids- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 12 Verslaglegging zitting

  • 1.

    De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging.

  • 2.

    Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 3.

    Het verslag houdt een vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door alle leden van de onderzoekscommissie, alsmede de commissiegriffier. Van minderheidsstandpunten wordt in het verslag melding gemaakt.

Artikel 13 Beraadslagingen

  • 1.

    De onderzoekscommissie beraadslaagt indien de voorzitter het nodig oordeelt, dan wel indien een meerderheid van de leden hiertoe een gemotiveerd verzoek aan de voorzitter richt.

  • 2.

    De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.

Artikel 14 Afronding onderzoek

  • 1.

    De commissie legt haar bevindingen neer in een rapport, waarin zij tevens conclusies en aanbevelingen opneemt.

  • 2.

    De commissie legt dit rapport voor aan de raad en voegt daarbij een conceptbesluit aan toe.

  • 3.

    De commissie zendt een afschrift van het rapport en het conceptbesluit als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan het college of de burgemeester, afhankelijk van op wiens gevoerde bestuur het onderzoek zich heeft gericht.

  • 4.

    Het college of de burgemeester, wordt in de gelegenheid gesteld om te reageren op het rapport van de commissie en zijn standpunten toe te voegen aan de bevindingen en voorstellen van de commissie.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 4 maart 2008.

De raad voornoemd,

De voorzitter,

drs. A.A.M. Jacobs

De griffier,

mr. J.P.T.M. Jaspers

Bekend gemaakt op:

07 maart 2008

De gemeentesecretaris,

mr. A.C.J.M. de Kroon

Bijlage bij Enquêteverordening gemeente Helmond

Relevante artikelen uit de Gemeentewet

Artikel 155a

  • 1.

    De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.

  • 2.

    Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek

    door de raad worden gewijzigd.

  • 3.

    Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de raad in te stellen onderzoekscommissie.

    De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad.

  • 4.

    De artikelen 22, 82, derde lid, en 86, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de onderzoekscommissie.

  • 5.

    De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

  • 6.

    De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad.

  • 7.

    Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van overeenkomstige toepassing.

  • 8.

    Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.

Artikel 155b

  • 1.

    Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de deelraad, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden

    van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155a nodig is.

  • 2.

    Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat

    kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.

  • 3.

    Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel 155a alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.

Artikel 155c

  • 1.

    Personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

  • 2.

    Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.

  • 3.

    De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

  • 4.

    De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.

  • 5.

    De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.

  • 6.

    De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

  • 7.

    De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 8.

    Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

  • 9.

    Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen, behalve in het gevalvan artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 155d

  • 1.

    Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2.

    De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

  • 3.

    Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 155e

  • 1.

    Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest.

  • 2.

    Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

  • 3.

    De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 155b, eerste en derde lid, en artikel 155c, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het derde lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

Artikel 155f

Het college neemt de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerpbegroting.