Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Coevorden

Algemene subsidieverordening gemeente Coevorden 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCoevorden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Coevorden 2006
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Coevorden 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpwelzijn, onderwijs en cultuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Overgangsbepaling artikel 15

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Algemene wet bestuursrecht, Titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Verzameluitvoeringsbesluit algemene subsidieverordening Coevorden 2006,bekendgemaakt 22-02-2007

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-02-200701-01-200601-01-2012nieuwe regeling

13-02-2007

Coevorden HuisAanhuis, 21-02-2007

01-02-2007/395

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Coevorden 2006

 

De raad van de gemeente Coevorden;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 februari 2007, nr. 395;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit :

vast te stellen de volgende verordening:

 

algemene subsidieverordening gemeente coevorden 2006

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    subsidieontvanger:een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een groep die zich de behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt, waaraan het college subsidie heeft verleend;

  • d.

    subsidiejaar: het kalenderjaar.

 

Artikel 2 Bevoegdheden Het college is bevoegd tot het beslissen op aanvragen om subsidie.

 

Artikel 3 Reikwijdte

  • 1.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, is deze verordening van toepassing op alle bij het college aangevraagde en door het college verleende subsidies.

  • 2.

    Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen:

    a. maatschappelijke zorg en dienstverlening en volksgezondheid;

    b. ouderen, gehandicapten;

    c. accommodatiebeleid sport- en welzijnsvoorzieningen;

    d. emancipatiebeleid;

    e. minderhedenbeleid;

    f. kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

    g. jeugd- en jongerenwerk;

    h. speellocatie- en speelruimtebeleid;

    i. kunst, cultuur en cultuurhistorie;

    j. sport;

    k. recreatie en toerisme;

    l. onderwijs en educatie;

    m. evenementen, volksfeesten en herdenkingen;

    n. internationale samenwerking en ontwikkelingshulp;

    o. duurzaam bouwen;

    p. locale omroep.

 

Artikel 4 Verslag

Artikel 4:24 van de Wet is niet van toepassing.

 

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college kan jaarlijks het subsidieplafond vaststellen voor de artikel 3 lid 2 genoemde categorieën.

  • 2.

    Het subsidieplafond geldt voor het betreffende subsidiejaar.

  • 3.

    Bij vaststelling van het subsidieplafond als bedoeld in lid 1 bepaalt het college hoe het beschikbaar gestelde bedrag wordt verdeeld.

 

Artikel 6 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie wordt of uiterlijk 1 april van het subsidiejaar of ten minste acht weken voor de aanvang van de desbetreffende activiteit schriftelijk ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie waarop Afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing is wordt uiterlijk 1 mei voorafgaand aan het subsidiejaar schriftelijk ingediend.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde aanvraag gaat vergezeld van een begroting van de kosten en een beschrijving van de geplande activiteit.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 en 2.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden subsidie

De subsidieverlening kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie wordt verleend;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • f.

    de aanvrager geen rechtspersoonlijkheid heeft;

  • g.

    in die activiteiten op een naar haar oordeel toereikende wijze anders wordt voorzien.

 

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger andere doelgerichte verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de wet opleggen.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger naast de in lid 1 bedoelde verplichtingen ook niet- doelgerichte verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:39 van de wet.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht tijdig opgave te doen aan het college van een wezenlijke wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.

  • 4.

    De subsidieontvanger is aan het college in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 lid 2, een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 5.

    De wijze waarop de hoogte van de in lid 4 bedoelde vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, subsidievaststelling of subsidiebeëindiging.

  • 6.

    Bij de bepaling van de hoogte van de in lid 4 bedoelde vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 7.

    Indien het de waarde van onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling als bedoeld in lid 6 door een onafhankelijke deskundige.

 

Artikel 9 Aanvraag subsidievaststelling

De subsidieontvanger dient binnen 13 weken na afloop van de activiteiten, of na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag om vaststelling als bedoeld in artikel 4:44 van de wet in, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

 

Artikel 10 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

  • 1.

    Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op door het college per boekjaar verleende subsidies aan rechtspersonen.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger een reserve vormt.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger zijn inkomen in overwegende mate ontleend aan de subsidie is artikel 4:76 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De verplichtingen als bedoeld in artikel 4:78 1e tot en met 4e lid, van de wet gelden niet voor subsidies lager dan € 25000.

 

Artikel 11 Voorschotten

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2.

    De beschikking tot voorschotverlening geschiedt gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening en vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 3.

    Het voorschot wordt binnen 6 weken na de voorschotverlening betaald.

 

Artikel 12 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen voor:

a. de procedure tot indienen van subsidieaanvragen;

b. de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 3 lid 2;

c. de verdeling van de beschikbare gelden over de in artikel 3 lid 2 genoemde activiteiten;

d. de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 7.

 

Artikel 13 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen, en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.

 

Artikel 14 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

 

Artikel 15 Overgangsbepaling

  • 1.

    Op een aanvraag die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

  • 2.

    Meerjarenafspraken die zijn gemaakt voor de inwerkingtreding van deze verordening behouden de overeengekomen looptijd, mits deze niet langer is dan 31 december 2009.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na afkondiging en werkt terug tot

    januari 2006.

  • 2.

    De volgende verordeningen vervallen op het in lid 1 genoemde tijdstip:

    • a.

      de algemene subsidieverordening Coevorden, vastgesteld bij raadsbesluit van

      14 december 1999;

    • b.

      de subsidieverordening monumentale houtopstanden, vastgesteld bij raadsbesluit

      van 13 april 1999;

    • c.

      de subsidieverordening amateurkunst gemeente Coevorden 2000, vastgesteld bij

      raadsbesluit van 11 juli 2000;

    • d.

      de deelsubsidieverordening peuterspeelzalen, vastgesteld bij raadsbesluit van 13

      juni 2000;

    • e.

      de deelsubsidieverordening specifieke doelgroepen welzijn, vastgesteld bij

      raadsbesluit van 13 mei 2003;

    • f.

      de subsidieverordening speellocaties gemeente Coevorden 2004, vastgesteld bij

      raadsbesluit van 13 mei 2003;

    • g.

      artikel 3 van de Verordening delegatiebesluit 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van

      11 juli 2006.

 

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Coevorden 2006”.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 februari 2007.

, voorzitter

 

, griffier

 

 

 

Toelichting

Algemeen

Wij hebben geconstateerd dat de huidige subsidieregelingen deels ontoereikend zijn. Een nadere (de)regulering van de subsidiestromen (organisatiebreed) is noodzakelijk. Op grond van artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt. Er is een wettelijke grondslag in een subsidieverordening vereist, tenzij:

  • 1.

    opname in door de raad vastgestelde begroting (vermelding subsidiebedrag en ontvanger);

  • 2.

    incidentele gevallen (ten hoogste voor 4 jaar, geen beleid);

  • 3.

    vooruitlopend op nieuw vast te stellen subsidieverordening (max. 1 jaar).

Een subsidieverordening dient minimaal de volgende elementen te regelen:

  • 1.

    regels met betrekking tot de bevoegdheid (4:23 Awb);

  • 2.

    beschrijving van activiteiten/doelgroep (4:23 Awb);

  • 3.

    subsidieplafond (4:25 ev Awb);

  • 4.

    verplichtingen (4:38 lid 2; 4:39 Awb);

  • 5.

    vermogensvoordeel (4:41 Awb).

In de Algemene wet bestuursrecht (in het vervolg: wet) is voor een aantal onderdelen van het subsidieproces de keuzemogelijkheid opgenomen om een nadere regeling te treffen bij subsidieverlening of bij/krachtens wettelijk voorschrift i.c. de subsidieverordening.

Hoofdstructuur Bij voorliggende herziening van het subsidiestelsel is de volgende hoofdstructuur gehanteerd:

  • ·

    Één algemene subsidieverordening waarin de wettelijke grondslag voor subsidiering van activiteiten staat vermeld. De subsidieabele activiteiten worden op een vrij hoog abstractieniveau in de verordening opgenomen.

  • ·

    Nadere regeling van de subsidiering via beleidsregels dan wel nadere regels door het college.

  • ·

    In uitzonderingsgevallen een nadere regeling via een aparte subsidieverordening, indien de aard/inhoud van de regeling zulks rechtvaardigt.

  • ·

    Uitvoering door het college als bevoegd orgaan tot subsidiering.

  • ·

    Regulering van alle “buitenwettelijk subsidies”. Tot nu toe werden op een aantal beleidsvelden subsidies verstrekt zonder deugdelijke wettelijk grondslag.

  • ·

    Geen gebruik van het instrument dat in de raadsbegroting naam en bedrag van de gesubsidieerde instelling wordt vermeld. Een belangrijke reden is dat de vermelding van de subsidieontvanger en het bedrag in de gemeentebegroting niet past in het dualistisch stelsel waarbij de raad het begrotingskader (programma’s) vaststelt en het college belast is met de uitvoering daarvan.

Wij hebben uit oogpunt van deregulering gestreefd naar een zo kort en bondig mogelijke verordening, aanvullend aan de hoofdstuk 4 van de algemene wet bestuursrecht. De tekst van Titel 4.2 van de wet (Subsidies) is als bijlage bijgevoegd.

In de wet zijn geen hoge eisen opgenomen aan wettelijke subsidieregelingen. Kernelement: in een regeling moet een omschrijving van gesubsidieerde activiteiten worden opgenomen. Veel subsidieregelingen bevatten weinig bepalingen op grond waarvan het subsidiebeleid genormeerd wordt. In kaderregelingen wordt globaal omschreven welke activiteiten subsidiabel zijn. Vervolgens vindt uitwerking daarvan plaats via nadere regels en/of beleidsregels. De subsidieverordening moet het stellen van nadere regels door het college wel expliciet mogelijk maken (delegatie wetgevende bevoegdheid ex. artikel 156 lid 3 Gemeentewet).

 

Bij het opstellen van een subsidieverordening kan worden gekozen voor specifieke subsidieverordeningen voor ieder beleidsveld of een algemene subsidieverordening met daaronder deelverordeningen, nader regels of beleidsregels.

Hierbij wordt het onderscheid tussen beleidsregel en algemeen verbindend voorschrift (subsidieverordening of op basis daarvan gestelde nadere regels) benadrukt.

Beleidsregel: voor het bestuursorgaan (intern werkend), regelt de wijze waarop een bestuursorgaan omgaat met zijn bevoegdheden, bindt de burger niet. In de wet zijn daarover regels opgenomen vgl. art 1:3 lid 4/Titel 4.3 (artikel 4:81 en volgende). Een beleidsregel kan geen algemeen verbindend voorschrift zijn en kan geen zelfstandige bevoegdheden in het leven roepen. Een beleidsregel is ondergeschikt aan een algemeen verbindend voorschrift. Voorts kent een beleidsregel een inherente afwijkingsbevoegdheid.

In voorliggende algemene subsidieverordening zijn algemene bepalingen omtrent subsidiering opgenomen. Voor een nadere invulling van hetgeen onder subsidieabele activiteiten wordt vertaan zijn beleidsregels en nadere regels opgesteld. In bijzondere situaties kan een specifieke deelverordening worden vastgesteld. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Coevorden 2004. Die verordening blijft van kracht naast de algemene subsidieverordening.

 

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Ten aanzien van het begrip subsidie wordt aangesloten bij hetgeen daarover in de wet is bepaald.De definitie van het begrip subsidie (artikel 4:21 van de wet) omvat 4 kernelementen:

  • 1.

    aanspraak op financiële middelen;

  • 2.

    verstrekt door bestuursorgaan;

  • 3.

    met het oog op bepaalde activiteiten van aanvrager;

  • 4.

    niet zijnde een betaling voor geleverde goederen of diensten.

 

 

Art. 4.21 van de wet kent een materieel subsidiebegrip.

Alles wat onder de definitie valt is subsidie.

Voorbeelden:

  • a.

    bijdrage;

  • b.

    verstrekking;

  • c.

    tegemoetkoming;

  • d.

    uitkering;

  • e.

    garantie;

  • f.

    symbolisch huurbedrag;

  • g.

    verkoop beneden kostprijs (overdracht voor symbolisch bedrag €1,-).

 

In de verordening is geen nadere definiering van het begrip subsidie opgenomen. Daar waar nodig is/wordt een nadere categorisering van subsidies uitgewerkt in (deel)beleidsnota’s. Het gaat daarbij om het onderscheid tussen bijvoorbeeld waarderingssubsidies, stimuleringssubsidies, exploitatie- of budgetsubsidies.

 

Artikel 2 bevoegdheden

Uitgangspunt van de verordening vormt dat het college bevoegd is te beslissen op aanvragen om subsidies (autonome bestuursbevoegdheid). De kaderstellende rol van de raad komt met name tot uiting in het budgetrecht en het vaststellen van de subsidieverordening. Het feit dat de raad via de begroting (kaderstelling/budgetrecht) middelen beschikbaar moet stellen is primair van belang voor de verhouding raad - college. Niet voor de verhouding college – subsidieaanvrager en de daarbij van belang zijnde bevoegdheidsvraag. Eventueel kan het college in voorkomende gevallen een beroep doen op artikel 4: 34 (begrotingsvoorbehoud) of in het kader van de subsidieprocedure richting aanvragers aangeven dat de raad een krediet beschikbaar dient te stellen. Indien het college een subsidietoezegging/-verlening doet waarbij (nog) geen of ontoereikende middelen beschikbaar zijn, is het aan het college om separaat (via separaat voorstel, bestuursrapportage of begroting) bij de gemeenteraad daarvoor middelen te verkrijgen.

Artikel 3 reikwijdte

In deze verordening worden de subsidieabele activiteiten op een vrij hoog abstractieniveau omschreven. De onderdelen zijn ontleend aan de tot nu toe beschreven beleidskaders en subsidieverordeningen.

Het gaat onder meer om de navolgende documenten:

Beleidsnotities:

  • 1.

    Beleidsnota “cultuur ‘…meer dan de som der delen”;

  • 2.

    Beleidsnotitie jeugd en zorg;

  • 3.

    Beleidsnotitie jeugdgezondheidszorg;

  • 4.

    Notitie Speelruimtebeleid;

  • 5.

    Herijking sportbeleid 2004;

  • 6.

    Kadernotitie sportbeleid 1999;

  • 7.

    Toeristisch recreatief beleidsplan;

  • 8.

    Beleidsnota lokaal Volksgezondheidsbeleid;

  • 9.

    Beleidsnota vrijwilligerswerk;

  • 10.

    Notitie Volwasseneneducatie;

  • 11.

    Notitie welzijnssubsidiering.

Binnen de kaders van de wet kan dit evenwel niet aangemerkt worden als een deugdelijke grondslag voor het verstrekken van subsidies. Deze beleidsnotities vallen onder het bereik van de nieuwe verordening.

Verordeningen:

  • 1.

    Subsidieverordening amateurkunst Coevorden 2000;

  • 2.

    Deelsubsidieverordening peuterspeelzalen;

  • 3.

    Deelsubsidieverordening specifieke doelgroepen welzijn;

  • 4.

    Subsidieverordening speellocaties Coevorden 2004;

  • 5.

    Subsidieverordening monumentale houtopstanden gemeente Coevorden 1999;

  • 6.

    Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Coevorden 2004.

 

Ook subsidies welke op basis van zogenaamd “bestendig beleid” werden verstrekt waren niet voorzien van een wettelijke grondslag in een verordening. Het gaat hierbij om subsidies op de volgende terreinen: maatschappelijke werk, welzijn, onderwijs en educatie (incl. humanistische vorming en godsdienstonderwijs), verkeerseducatie, natuur en milieueducatie, vluchtelingenwerk, het “durffonds”voor startende recreatieondernemers, plattelandsontwikkeling, jeugdbrandweer. Ook deze subsidiestromen vallen binnen het bereik van de in de nieuwe verordening opgenomen algemene omschrijving.

 

Artikel 4 verslag

De wet geeft in artikel 4:24 aan dat tenminste éénmaal per 5 jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk wordt gepubliceerd. Uit oogpunt van deregulering en bezien in samenhang met de inmiddels in werking getreden bepalingen van de Gemeentewet over onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid wordt geen verslag op basis van de wet voorgeschreven.

In voorkomende gevallen kan aansluiting worden gezocht bij de verordening ex artikel 213a Gemeentewet en het programma onderzoek doelmatigheid/rechtmatigheid van het college. Ook onderzoek door de rekenkamercommissie vormt een optie.

 

Artikel 5 subsidieplafond

Het subsidieplafond is een bruikbaar instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. De wet geeft aan dat de subsidieverordening daarvoor regels moet bevatten. Overschrijding van het subsidieplafond vormt een weigeringsgrond voor de beslissing op een aanvraag om subsidie.

 

Artikel 6 aanvraag subsidieverlening

In de verordening worden algemene termijnen gesteld voor het indienen van subsidieaanvragen. In de bestendige uitvoeringspraktijk kunnen aanvragen (per boekjaar verstrekte subsidies uitgezonderd) worden ingediend voor 1 april van het subsidiejaar. Dit levert in de praktijk geen problemen op. Op grond van artikel 12 kunnen overigens nadere regels worden gesteld. Dat zal op basis van de bestendige praktijk het geval zijn bij een grote categorie subsidies van relatief beperkte omvang welke jaarlijks terugkomt, maar waarvoor op voorhand geen noodzaak bestaat om voorafgaand een aanvraag tot subsidieverlening in te dienen. De artikelen 4:42 en 4:43 van de wet bieden daartoe de mogelijkheid. Het gaat daarbij onder meer om aanvragen voor muziek- zang- en toneelverenigingen, cultuurhistorische verenigingen, sportverenigingen, en specifieke doelgroepen die in aanmerking kunnen komen voor een subsidie van relatief beperkte omvang, bijvoorbeeld een waarderingsbijdrage.

 

In de verordening zijn geen beslistermijnen opgenomen voor de subsidieverleningsbeschikking. Dat brengt met zich mee dat de termijnen zoals genoemd in de wet van toepassing zijn.

Op grond van afdeling 4.1.3. van de wet moet een beschikking worden gegeven binnen een redelijke termijn. De maximale termijn bedraagt 8 weken tenzij in de verordening een andere termijn is genoemd. In het algemeen is deze termijn van maximaal 8 weken toereikend om een beslissing op aanvraag te nemen. Indien daartoe aanleiding bestaat (afhankelijk van de aard en complexiteit van de aanvraag) kan een nieuwe redelijke termijn worden gesteld. Uitgangspunt is dat daarover tijdig wordt gecommuniceerd met aanvrager.

 

Artikel 7 weigeringsgronden

In dit artikel zijn weigeringsgronden opgenomen die gelden voor alle subsidiesoorten.

Deze weigeringsgronden zijn een aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 4:35 van de wet. Artikel 4:35 stelt dat de subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvraag niet zal voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Indien een aanvraag wordt ingediend buiten de daarvoor gestelde termijn kan uit toepassing van artikel 4:5 van de wet volgen dat deze buiten behandeling wordt gelaten.

 

Artikel 8 verplichtingen

Volgens de wet moet in een verordening de basis gelegd worden voor het in voorkomende gevallen kunnen opleggen van bijzondere verplichtingen aan de ontvangen van een subsidie.

 

Artikel 9 aanvraag subsidievaststelling

Het subsidietraject bestaat normaal gesproken uit drie fases: 1. subsidieverlening (afdeling 4.2.3.van de wet); 2. subsidievaststelling (afdeling 4.2.5 van de wet); 3. uitbetaling.

Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de afgelegde verantwoording waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

Op basis van artikel 4.45 van de wet legt de aanvrager rekening en verantwoording af over hetgeen met de subsidie is gerealiseerd.

In bepaalde gevallen bijvoorbeeld het verlenen van een waarderingssubsidie kan er sprake zijn van directe subsidievaststelling. Dan gaat er geen verleningsbeschikking aan vooraf.

Het gaat immers om de "waardering" van bepaalde activiteiten van de aanvrager in het algemeen waarbij er geen afspraken worden gemaakt omtrent de uitvoering ervan. De aanvrager hoeft zich dus achteraf niet te verantwoorden over wat hij met de subsidie concreet heeft gedaan.

Ook bij structurele subsidies van geringe omvang wordt uit praktische overwegingen direct met toepassing van artikel 4:43 van de wet de subsidie vastgesteld. Bij de beoordeling van de aanvraag voor het daarop volgend jaar wordt aan de hand van de ingediende rekening getoetst of er aanleiding is de subsidierelatie te wijzigen.

Ten aanzien van de in acht te nemen beslistermijnen wordt verwezen naar de toelichting op artikel 8. In de verordening zijn geen van de wet afwijkende beslistermijnen opgenomen.

 

Artikel 10 per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

Afdeling 4.2.8. van de wet is van toepassing op de per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Hieronder worden met name begrepen de subsidierelaties met de grote instellingen zoals de Stichting Welzijn 2000; de stichting Algemeen maatschappelijk werk; de Stichting CQ en de provinciale bibliotheekcentrale. Het gaat hierbij met name om exploitatie- en budgetsubsidies. Het streven van de gemeente is om de komende jaren voor een aantal grotere instellingen over te gaan van exploitatie naar budgetsubsidiëring. Wij streven er naar te komen tot beleidsgestuurde contractfinanciering waarbij naast de subsidiebeschikking de subsidieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de wet een belangrijk onderdeel zal uitmaken van de nieuwe subsidierelatie. Er zal zich een overgangssituatie voordoen waarbij er bijvoorbeeld geëxperimenteerd wordt met het maken van

outputafspraken op basis van een productenbegroting, waarbij de subsidie nog wel van jaar tot jaar wordt verleend.

Ingeval er sprake is van een lagere bijdrage dan € 25000 wordt geen accountantsverklaring verlangd.

 

Artikel 11 voorschotten

Artikel 4:54 van de wet bepaalt dat alleen voorschotten mogelijk zijn indien zulks in de wet (verordening) of bij subsidieverlening is bepaald.

Dit artikel behoeft verder geen toelichting.

 

Artikel 12 nadere regels

Binnen de systematiek van voorliggende verordening kan het college nadere regels stellen voor de procedure voor het indienen van een aanvraag op grond van deze verordening, de subsidiabele activiteiten en de verdeling van de beschikbare gelden.

Nadere voorschriften worden vastgesteld voor de onderdelen waarvoor in de oude systematiek deelverordeningen waren vastgesteld. Het gaat daarbij met name om de volgende regelingen:

  • ·

    Subsidieverordening amateurkunst;

  • ·

    Deelsubsidieverordening peuterspeelzalen;

  • ·

    Deelsubsidieverordening specifieke doelgroepen welzijn;

  • ·

    Subsidieverordening speellocaties;

  • ·

    Subsidieverordening monumentale houtopstanden gemeente Coevorden 1999".

Uitzondering hierop vormt de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Coevorden 2004, met een subsidieregeling voor bedrijven die reïntegrerende medewerkers plaatsen, is zodanig specifiek dat een regeling in een aparte verordening gerechtvaardigd is.

 

Artikel 14 toezichthouders De subsidieregeling voor monumentale houtopstanden kende een bepaling waarin het college de mogelijkheid had personen aan te wijzen, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in die verordening. Het is gewenst deze bepaling in de Asv over het aanwijzen van toezichthouders op te nemen. Personen die daartoe zijn aangewezen kunnen met de daarbij behorende bevoegdheden zoals genoemd in afdeling 5.2. van de wet in voorkomende gevallen onderzoek doen naar de juiste uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Het college heeft de bevoegdheid toezichthouders te benoemen. Alsdan kunnen toezichthouders gebruik maken van de in afdeling 5 van de wet genoemde bevoegdheden (betreden plaatsen, vorderen inlichtingen en gegevens, onderzoek van zaken, verplichting tot verlenen medewerking).

 

Algemene wet bestuursrecht Titel 4.2 Subsidies

tekstversie 01-03-200

 

Titel 4.2 Subsidies Afdeling 4.2.1. Inleidende bepalingen

Artikel 4:21 Definitie

  • 1.

    Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 2.

    Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen.

  • 3.

    Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

  • 4.

    Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22 Subsidieplafond

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23 Wettelijke grondslag

  • 1.

    Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

    • b.

      indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

    • c.

      indien de begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

    • d.

      in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

  • 4.

    Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 4:24 Verslag

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Afdeling 4.2.2 Het subsidieplafond

Artikel 4:25 Subsidieplafond, weigering subsidie

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het eerste lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26 Verdeling subsidiepot

  • 1.

    Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27 Bekendmaking subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28 Latere bekendmaking zonder gevolgen, indien

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

 

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

  • c.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Afdeling 4.2.3 De subsidieverlening

Artikel 4:29 Verleningsbeschikking

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 4:30 Gesubsidieerde activiteiten

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31 Subsidiebedrag

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 2.

    Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 4:32 Periodieke subsidie, dan bepaald tijdvak

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 4:33 Toegelaten voorwaarden

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidie-ontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

  • a.

    de subsidie-ontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

  • b.

    de subsidie-ontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidie-ontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4:34 Begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

  • 3.

    De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 4.

    Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

  • 5.

    In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:36 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Afdeling 4.2.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4:37 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico's;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • h.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 2.

    Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:38 Andere doelgerichte verplichtingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 4:39 Niet doelgerichte verplichtingen, wettelijke grondslag vereist

  • 1.

    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 2.

    Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40 Latere uitwerking

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:41 Vermogensvorming

 

  • 1.

    In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

    • a.

      dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

    • b.

      daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2.

    De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

    • a.

      de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • e.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3.

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Afdeling 4.2.5 De subsidievaststelling

Artikel 4:42 Vaststellingsbeschikking

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel 4:43 Gesubsidieerde activiteiten

  • 1.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4.38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:44 Aanvraag tot vaststelling

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidie-ontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

    • a.

      de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld;

    • b.

      bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

    • c.

      de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

  • 2.

    Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

  • 3.

    Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidie-ontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 4.

    Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 4:45 Rekening en verantwoording

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:46 Subsidiebedrag

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 4:47 Ambtshalve vaststelling

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging

Artikel 4:48 Intrekking en wijziging nog niet vastgestelde subsidie

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • e.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 4:49 Intrekking en wijziging vastgestelde subsidie

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50 Intrekken en wijziging nog niet vastgestelde subsidie

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

    • c.

      in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51 Weigering voortzetting subsidie

  • 1.

    Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2.

    Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, eerste lid.

Afdeling 4.2.7 Betaling en terugvordering

Artikel 4:52 Betaling

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Artikel 4:53 Betaling in termijnen mogelijk

  • 1.

    Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

  • 2.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

     

Artikel 4:54 Voorschotten

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.

  • 2.

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 4:55 Betaling voorschotten

  • 1.

    Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 2.

    De voorschotten wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.

Artikel 4:56 Opschorten betaling

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 4:57 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

 

Afdeling 4.2.8 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

 

4.2.8.1 Inleidende bepalingen

Artikel 4:58 Wanneer toe te passen

  • 1.

    Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

  • 2.

    Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op daarbij aangewezen subsidies.

Artikel 4:59 Toezichthouders

  • 1.

    Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.

  • 2.

    De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19.

4.2.8.2 De aanvraag

Artikel 4.60 indienen aanvraag

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

Artikel 4:61 Inhoud aanvraag: activiteitenplan, begroting

  • 1.

    De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

    • b.

      een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

  • 2.

    Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

Artikel 4:62 Activiteitenplan

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiele middelen.

Artikel 4:63 Begroting

  • 1.

    De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 2.

    De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

  • 3.

    Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 4:64 Statuten en jaarrekening

  • 1.

    Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

    • b.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

  • 2.

    De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

  • 3.

    Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4:65 Andere subsidieaanvragen vermelden

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

 

 

4.2.8.3 De subsidieverlening

Artikel 4:66 Alleen aan volledig bevoegde rechtspersoon

De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4:67 Voor één of meer boekjaren

  • 1.

    De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

  • 2.

    Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidie-ontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

4.2.8.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4:68 Boekjaar = kalenderjaar, tenzij

Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4:69 Administratie, bewaartermijn

  • 1.

    De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 4:70 Aanmerkelijke afwijkingen begroting vermelden

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 4:71 Toestemming vereist voor ….

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie-ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • i.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4.

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 4:72 Egalisatiereserve

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

  • 2.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3.

    De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

  • 4.

    De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 5.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidie-ontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

 

4.2.8.5 De subsidievaststelling

Artikel 4:73 Vaststelling per boekjaar

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

Artikel 4:74 Binnen 6 maanden aanvragen, tenzij

De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

Artikel 4:75 Verslagverplichtingen

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

  • 2.

    Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

Artikel 4:76 Financieel verslag

  • 1.

    Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.

  • 2.

    Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

    • a.

      het vermogen en het exploitatiesaldo, en

    • B.

      voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidie-ontvanger.

  • 3.

    De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

  • 4.

    De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

  • 5.

    Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 4:77 Financieel verslag

Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4:78 Accountantscontrole

  • 1.

    De subsidie-ontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • 3.

    De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

  • 4.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

  • 5.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 4:79 Omvang accountantscontrole

  • 1.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

  • 3.

    Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidie-ontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 4:80 Activiteitenverslag

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.