Organisatie | Cuijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening participatieraad welzijnsbeleid gemeente Cuijk 2015a |
Citeertitel | Verordening participatieraad welzijnsbeleid |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | geen |
geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-04-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 16-03-2015 | Onbekend |
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 januari 2015.
gezien het advies van de Participatieraad Welzijnsbeleid gemeente Cuijk d.d. 5 januari 2015
gezien het advies van de raadscommissie 3 maart 2015
gelet op artikel 47 van de Participatiewet en artikel 84 en 150 Gemeentewet alsmede de Wet maatschappelijke ondersteuning; Wet inburgering, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzalen; en de Wet Jeugdzorg
In aanmerking nemende dat emancipatie en maatschappelijke participatie in de genoemde wet- en regelgeving en in het welzijnsbeleid als geheel in gewicht en belang toenemen;
Overwegende dat het derhalve van belang is om klanten, burgers en maatschappelijke organisaties, vanuit een onafhankelijke positie door middel van advisering aan het college van Burgemeester en wethouders en de gemeenteraad,
integraal en vroegtijdig te betrekken bij het gemeentelijke welzijnsbeleid;
VERORDENING PARTICIPATIERAAD WELZIJNSBELEID GEMEENTE CUIJK 2015a
HOOFDSTUK 2. De Participatieraad Welzijnsbeleid
Artikel 3 Samenstelling en omvang
Uitgesloten van deelname als lid van de participatieraad zijn: leden van het college of personen onder gezag van het college werkzaam, leden van de gemeenteraad of een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, religieuze ambtsdragers en professionele opdrachtnemers van de gemeente binnen het genoemde welzijnsbeleid evenals professionele organisaties die in overwegende mate worden gesubsidieerd door de gemeente Cuijk.
HOOFDSTUK 3. Taken en rechten van de Participatieraad
Artikel 8 Taak Participatieraad
Indien het college of de gemeenteraad het advies van de Participatieraad niet of niet geheel overneemt, stelt het de Participatieraad van zijn motieven om van het advies af te wijken in kennis. Betreft het advies een voorstel aan de gemeenteraad dan wordt de motivering bovendien in het raadsvoorstel opgenomen.
HOOFDSTUK 4. Vergaderingen, vergaderorde en beslissingen
Artikel 14 Schriftelijke oproeping
De voorzitter van de Participatieraad roept de leden en eventuele genodigden, tot de vergadering op. De oproeping geschiedt door middel van een tijdige, schriftelijke uitnodiging waarin de datum, het tijdstip van aanvang, de plaats van de vergadering en de agenda zijn vermeld. Eventuele bijlagen worden bij de agenda gevoegd.
HOOFDSTUK 5. Faciliteiten en vergoedingen
Voor de werkzaamheden van de Participatieraad stelt het college die faciliteiten om niet beschikbaar die voor een goede taakvervulling noodzakelijk zijn.
Deze verordening is vastgesteld als zijnde een vervanging van de Verordening Participatieraad Welzijnsbeleid 2005 als gevolg van de inwerkingtreding van de Participatiewet. Door deze inwerkingtreding is de juridische grondslag van de cliëntenparticipatie voor wat betreft onder andere de volgende wetgeving gewijzigd:
Dit maakt dat deze verordening gebaseerd is op de Verordening Participatieraad Welzijnsbeleid uit 2005 en dat deze inhoudelijk louter juridisch is gewijzigd. De juridische wijzigingen zitten in de grondslagen waarop cliëntenparticipatie voor de doelgroepen die te maken hebben met de Participatiewet gestoeld is.
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
Participatie en emancipatie krijgen meer gewicht. Duidelijk komt dit tot uitdrukking in de Wet maatschappelijke ondersteuning Deze vraagt van de (gemeentelijke) overheid niet zozeer om zaken te “regelen”, als wel een initiërende, begeleidende en stimulerende rol te spelen bij de ontplooiing van eigen en maatschappelijk initiatief van burgers. Deze – en vergelijkbare kaders – verlangen van de gemeenten een herbezinning op participatie. Initiatieven uit de maatschappij moeten adequaat en snel kunnen worden opgepakt; Een tweerichtingsverkeer is nadrukkelijk nodig. Een steviger geoutilleerd participatieplatform is daarvoor bij uitstek geschikt.
Beoogd wordt een brede en integrale participatieraad met een eigen Cuijkse ambitie. Dit wordt uitgedrukt in de considerans in de aanhef van de verordening. Het gaat om het welzijnsbeleid in brede zin. Allerlei wettelijke kaders zijn daarop van toepassing. Deze zijn zoveel mogelijk expliciet benoemd. Ook direct aansluitende aandachtsvelden en eventueel nieuw opkomende wetgeving mag de Participatieraad overigens tot zijn werkterrein rekenen. In die zin is niet beoogd om een volstrekt limitatieve opsomming te geven, maar eerder om een helder zicht te geven op de breedte van het terrein zoals dat zich nu aan gemeenten presenteert.
Binnen enkele wettelijke kaders geldt een specifieke verplichting om participatie te regelen. Dit is bijvoorbeeld het geval in de regels over bijstandsverlening. Door deze, weliswaar bredere, verordening, heeft de gemeente Cuijk in de toekomst tevens voldaan aan bedoelde specifieke wettelijke verplichtingen.
De Participatieraad stelt zich zowel aan de Raad als aan het College ten dienste. Dit vindt in deze verordening vooral uitdrukking in de benoemingswijze van voorzitter en leden. Raad en College benoemen gezamenlijk. Om de slagvaardigheid te waarborgen, is daarbij gekozen voor een benoeming door het College en bekrachtiging daarvan door de Raad. Hiermee is geen hiërarchische structuur beoogd maar praktische invulling gegeven aan de nevengeschiktheid van de bevoegdheden.
Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de relevante wetgevingen. Alleen die begrippen zijn gedefinieerd die niet voorkomen in of afwijken van deze wet. Gestreefd is naar een enigszins abstracte formulering, die daardoor breed toepasbaar zal zijn en minder onderhevig zal zijn aan veroudering door wijzigingen in achterliggende wetgeving.
Tot het ontvangen van “een voorziening” kunnen daarom bijvoorbeeld worden gerekend, een (al dan niet vrijwillig aangegaan) inburgeringstraject, een reïntegratietraject naar werk, hulpverlening door thuiszorg of maatschappelijk werk, een rolstoel in natura, een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang etc…De “doelgroep” is dus principieel “breed” te noemen.
Enige afgrenzing van de “doelgroep” is overigens wel aan de orde. Duidelijk moet zijn, dat de verordening zich met name richt tot personen die (bijvoorbeeld als klant, gewezen klant, vermoedelijk toekomstige klant, familielid van een klant, specifieke belangenbehartiger) kunnen beargumenteren een bijzondere betrokkenheid te hebben bij (delen van) het welzijnsbeleid.
Participatie kent velerlei verschijningsvormen. In deze verordening is voor realisatie van participatie het middel van advisering gekozen. Door middel van het advies van burgers, klanten en maatschappelijke organisaties wordt invloed uitgeoefend op welzijnsbeleid van de gemeente, alsook op de daarop gerichte dienstverlening en communicatie. De ervaringsdeskundigheid van de leden van de Participatieraad is een belangrijke basis voor dit advies.
De verordening is dus niet van toepassing op andere vormen van belangenbehartiging van klanten. Met name de individuele belangenbehartiging is uitgezonderd.
HOOFDSTUK 2. De Participatieraad Welzijnsbeleid
Artikel 3 Samenstelling en omvang
Omdat het gaat om participatie ligt het in de rede dat de Participatieraad voor een deel bestaat uit leden van de doelgroep zelf. Daarbij moet door alle betrokkenen worden gestreefd naar een representatieve afspiegeling van de doelgroep.
Het andere deel van de Participatieraad bestaat uit vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Van burgers mag verwacht en gevraagd worden dat zij deelnemen in verbanden die vorm en inhoud gegeven aan hun maatschappelijke participatie en/of dat zij dergelijke verbanden vormen. De participatie is immers geen vorm van het nastreven van individuele belangen. Hiervoor is bovendien gekozen, omdat maatschappelijke organisaties vanuit hun professionaliteit een waardevolle inbreng kunnen leveren en mede de continuïteit van de Participatieraad kunnen waarborgen.
Als de Participatieraad te klein wordt, kan het uitbrengen van een voldragen advies in gevaar komen. Op burgemeester en wethouders rust een inspanningsverplichting om deelnemers te werven, als het minimumaantal van negen leden niet vervuld is. De Participatieraad blijft evenwel ook in die situatie fungeren, om continuïteit van werkzaamheden te garanderen.
Een evenwichtige verdeling van het aantal leden over diverse delen van de doelgroep is nodig. Dit is een aandachtspunt bij elke individuele benoeming en in laatste instantie een verantwoordelijkheid van college en raad op het moment van benoeming. Uiteraard dient de Participatieraad bij de voordracht van nieuwe leden rekening te houden met dit voorschrift.
De onverenigbaarheden zijn benoemd. De onafhankelijke positie van een participatieraad, brengt met zich mee dat de leden niet deel uitmaken van het gemeentebestuur (college, raad, reguliere raadscommissies) of onder gezag daarvan werkzaam zijn. Dit geldt evenzeer voor werknemers en/of bestuurders van organisaties die zich als, opdrachtnemer of subsidieontvanger, in belangrijke mate moeten richten naar aanwijzingen van het gemeentebestuur en daarom niet onverkort als “onafhankelijk” kunnen gelden.
Daarnaast zijn religieuze ambtsdragers uitgesloten, aangezien de participatieraad een – zij het wat zijdelingse – rol vervult in het openbaar bestuur.
De verantwoordelijkheid van het college voor de instandhouding van een goed functionerende participatie in de gemeente brengt met zich mee dat het gehouden is tijdig zorg te dragen voor een nieuwe aanwas van leden van de Participatieraad. Het college kan deze taak door een ander laten vervullen. Het kan bijvoorbeeld ook de Participatieraad uitnodigen om kandidaten voor te dragen.
Artikel 4 Voordracht en benoeming van de leden van de Participatieraad
De leden van de Participatieraad worden door het college benoemd en wordt aan de gemeenteraad om bekrachtiging gevraagd in de eerstvolgende raadsvergadering. Beoogd is een nevenschikking van bevoegdheden / zeggenschap tussen college en raad. De Participatieraad adviseert gelijkelijk aan raad en college.
Omdat de voorzitter op grond van artikel 5 een onafhankelijke positie in de Participatieraad inneemt, is diens voordracht apart geregeld.
In dit lid is een aantal incompatibiliteiten vermeld. De onverenigbaarheid van functies dient vooral om ongewenste functievermenging tegen te gaan, waardoor de onafhankelijkheid van de voorzitter onder druk zou kunnen komen te staan. De incompatibiliteiten die gelden voor leden, gelden ook voor de voorzitter. Voor de voorzitter gelden daarnaast voorwaarden die ertoe strekken te waarborgen dat hij niet zelf direct of indirect belanghebbende is.
De secretaris van de Participatieraad wordt door de Participatieraad zelf aangewezen. Zijn functie bestaat uit de ondersteuning van de Participatieraad, maar bestaat niet in hoofdzaak uit uitvoerende werkzaamheden. Welke taken hij daadwerkelijk gaat uitvoeren is in hoge mate afhankelijk van eigen keuzes van de Participatieraad. De taakinhoud van de secretaris en die van de ambtelijke ondersteuning van artikel 10 vormen in wezen communicerende vaten: kan de secretaris een noodzakelijke activiteit niet vervullen, dan springt in principe de ambtelijke ondersteuning in.
Artikel 7 Zittingsduur en beëindiging lidmaatschap
De Participatieraad wordt benoemd nadat er een nieuwe Raad is aangetreden (en een nieuw college is gevormd dat het vertrouwen heeft van die Raad). Vanaf het moment van de aanvang van de nieuwe raadsperiode tot het moment van benoeming van de nieuwe Participatieraad, kan de oud Participatieraad blijven functioneren, om de continuïteit van de advisering te waarborgen.
In onderdeel e wordt de mogelijkheid geschapen het lidmaatschap van een lid dat door zijn gedrag het functioneren van de Participatieraad ernstig en langdurig schaadt, te beëindigen. Omdat dit niet te lichtvaardig en niet te gemakkelijk mag geschieden, is door de keuze van alle overige zitting hebbende leden, die genoemd lidmaatschap zouden willen beëindigen, een hoge drempel aangebracht.
In onderdeel f wordt het college en de raad de mogelijkheid geboden het lidmaatschap te beëindigen, als een lid van de Participatieraad door zijn handelen te kennen heeft gegeven zijn lidmaatschap niet waardig te zijn. Hierbij moet gedacht worden aan handelingen die de Participatieraad in diskrediet brengen, waartoe in ieder geval het plegen van misdrijven moet worden gerekend.
Slechts in de situatie dat de zittingsduur van een lid is verstreken, kan onmiddellijke herbenoeming door het college en de raad plaatsvinden. Het derde lid slaat dus enkel op beëindiging van het lidmaatschap als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
HOOFDSTUK 3. Taken en rechten van de Participatieraad
Hoofdstuk 3 regelt behalve de taakstelling van de Participatieraad tevens het adviesrecht, het recht op informatie en het recht op ambtelijke en secretariële ondersteuning. De toekenning van deze rechten beoogt de participatie te versterken. De mate van facilitering door de gemeente bepaalt immers in niet onbelangrijke mate het succes van participatie. Bij de facilitering gaat het vooral om ondersteuning op inhoudelijke en op organisatorische aspecten. Behalve in dit hoofdstuk hebben zij ook een plaats gekregen in hoofdstuk 5.
Artikel 8 Taak Participatieraad
De Participatieraad is een adviesorgaan voor het college en de gemeenteraad. In het eerste lid van dit artikel wordt zijn taak afgebakend tot de onder a, b en c genoemde onderdelen. Opgemerkt moet daarbij worden dat met “de klant” waarvan in onderdeel b en c sprake is, bedoeld is de klant omschreven in artikel 1 onder b van de verordening. De behandeling van klachten, bezwaren en andere aangelegenheden die de individuele klant of de individuele medewerker betreffen, behoort daarom niet tot het werkterrein van de Participatieraad.
In de in artikel 8 geformuleerde taakstelling van de Participatieraad ligt het adviesrecht van de Participatieraad besloten. Dit recht op advies wordt in het tweede lid verder uitgewerkt. Wanneer het college en/of gemeenteraad advies vraagt, moet dit advies van invloed kunnen zijn op de besluitvorming. Hiermede wordt het belang, dat de gemeente aan participatie hecht, onderstreept.
Dit geldt eveneens voor het derde lid, waarin nogmaals tot uitdrukking komt dat het advies van de Participatieraad niet vrijblijvend is. Het college en/of gemeenteraad zal te allen tijde aan de Participatieraad moeten berichten waarom het een bepaald advies niet of niet geheel overneemt. Dit kan schriftelijk, of mondeling ter vergadering, waarna de motivering zal blijken uit de vastlegging daarvan in de notulen. Betreft het advies een voorstel aan de gemeenteraad dan wordt bovendien de motivering van het college in het raadsvoorstel opgenomen. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt dat de gemeenteraad, zowel het advies van de Participatieraad als de motivering van het college in onderlinge samenhang kan bezien en daaraan de waarde kan toekennen die hij nodig oordeelt.
Van belang is dat de Participatieraad niet in een isolement opereert. Een belangrijke taak van de Participatieraad zal zijn om maatschappelijke wensen en ontwikkelingen te signaleren en op een gestructureerde manier in verband te brengen met het bestaande en het te ontwikkelen welzijnsbeleid. Uitwisseling van gedachten en standpunten met maatschappelijke organisaties is daarvoor van wezenlijk belang.
Deze bepaling regelt het passieve informatierecht van de Participatieraad. Het is vorm gegeven in een actieve informatieplicht van het college en van de raad. Het zwaartepunt daarvan zal liggen bij de taak van het college. In een duale verantwoordelijkheidsverdeling tussen raad en college is het echter denkbaar dat er situaties zijn waarin de raad zelf een informerende rol op zich zal willen / kunnen nemen. Het college dient uit eigen beweging te zorgen dat de Participatieraad tijdig de nodige informatie ontvangt die voor zijn functioneren noodzakelijk of dienstbaar is. Naast dit passieve informatierecht bezit de Participatieraad ook een actief informatierecht: Hij kan zelf om bepaalde inlichtingen en/of gegevens vragen.
Artikel 10 Recht op ambtelijke ondersteuning
De Participatieraad heeft recht op ambtelijke ondersteuning van de afdeling Welzijn.
De inhoud van en de mate waarin deze ambtelijke ondersteuning wordt gegeven, wordt bewust niet nader in de verordening omschreven. Tot de ondersteuning behoort bijvoorbeeld uitvoering van feitelijke secretariële werkzaamheden, maar daartoe kan ook inhoudelijke kennisondersteuning (uitzoekwerk) behoren. Deze moet worden afgestemd op de mate van deskundigheid en zelfstandigheid van de Participatieraad.
Het verrichten van facilitaire diensten als het (mede) verzorgen van de vergaderstukken, de zorg voor de openbare aankondigingen van de vergaderingen, de zorg voor de oproepingen voor de vergadering van de leden, de zorg voor adequate vergaderruimte, de zorg voor de algemene correspondentie en administratie van de participatieraad, het organiseren en werven van klanten voor participatieactiviteiten, het (mede)organiseren van participatieactiviteiten, het verzorgen van communicatieactiviteiten omvat het recht op secretariële ondersteuning tevens de ondersteuning genoemd in de toelichting op het vorige artikel.
Artikel 11 Geheimhoudingsplicht
Artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht luidt:
Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet al uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.
Omdat de mogelijkheid bestaat dat de Participatieraad kennis neemt van vertrouwelijke informatie is het goed zich ervan rekenschap te geven dat hierop de geheimhoudingplicht van artikel 2: 5 van de Algemene wet bestuursrecht rust. Na vooraf verkregen schriftelijke toestemming van het college mag de Participatieraad genoemde informatie aan derden verstrekken of publiek maken. Deze geheimhoudingsplicht geldt uiteraard ook de individuele leden, de secretaris en de voorzitter.
HOOFDSTUK 4. Vergaderingen, vergaderorde en beslissingen
Er is een minimaal aantal vergaderingen. Daarnaast kunnen leden verzoeken om vergaderingen. Uiteraard kunnen ook college en raad verzoeken om vergaderingen, met name wanneer zij het inwinnen van een advies over een concreet onderwerp bepaaldelijk aangewezen achten. Het ligt voor de hand dat de participatieraad zelf een rooster vaststelt.
Om aan de beraadslagingen deel te nemen, moet men benoemd zijn als lid. Desalniettemin wordt aan de individuele burgers gelegenheid gegeven tot inspreken (hetgeen overigens iets anders is dan het deelnemen aan de beraadslagingen). De wijze waarop die gelegenheid wordt gegeven, laat de verordening over aan de regeling door de Participatieraad zelf. Indien deze hecht aan een nadere formalisering, ligt het in de rede om aansluiting te zoeken bij het inspreekrecht bij vergaderingen van de raad of van raadscommissies.
Artikel 13 Leiding van de vergadering
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14 Schriftelijke oproeping
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In het tweede lid van dit artikel wordt voldaan aan de eis dat de verordening de wijze moet aangeven waarop de klanten of hun vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden. Deze eis is vervat in artikel 47, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand.
Alleen de leden van de Participatieraad hebben stemrecht. Dit recht komt daarom niet toe aan insprekers, personen aanwezig op de publieke tribune of overigens (bijvoorbeeld om informatie te geven) uitgenodigde aanwezigen.
Met het verbod van last wordt vastgelegd dat een lid van de Participatieraad niet gebonden is standpunten van zijn organisatie of van anderen in de Participatieraad in te brengen en in overeenstemming met hun wens te stemmen. Elk bindend mandaat is daarom nietig. Op een dergelijk mandaat kan nimmer een beroep worden gedaan, noch door het lid, noch door anderen. Overigens blijft een onder mandaat uitgebrachte stem zijn geldigheid behouden.
Artikel 17 Voorbereiding van adviezen
Ten opzichte van het brede veld waarover geadviseerd kan en/of moet worden, heeft de Participatieraad zelf een relatief bescheiden omvang. In de praktijk zal daarom vaak blijken, dat de Participatieraad een of meer specialismen niet zelf in huis heeft. Dit is een bedoeld effect. Het heeft immers niet zoveel zin om een groot aantal specialisten bij elkaar te brengen en vervolgens het zicht op het geheel te verliezen of als lid frequent bijeenkomsten bij te wonen over onderwerpen waarmee men geen affiniteit heeft.
Het is de taak van de Participatieraad om juist daar waar nodig het specialisme in te winnen. Hiertoe wordt in dit artikel de figuur van de projectgroep in het leven geroepen. Op momenten en onderwerpen waar dat nodig is, wordt via de projectgroep kennis en ondersteuning ingewonnen. De Participatieraad bewaakt, dat de werkzaamheden van de projectgroep(en) passen binnen het geheel van de adviseringstaak.
Vaak zal men gebruik moeten maken van vakkennis die juist bij medewerkers van gesubsidieerde instellingen of uitvoerende opdrachtnemers van de gemeente aanwezig is. Om die reden zijn de onverenigbaarheden uit artikel 3 lid 6, niet van toepassing verklaard op de deelname in de projectgroepen. De Participatieraad bewaakt zelf de eigen onafhankelijkheid bij het samenstellen van de projectgroep, het formuleren van de werkopdracht voor de projectgroep en het evalueren en gebruiken van de resultaten van de werkzaamheden van de projectgroep.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
HOOFDSTUK 5. Faciliteiten en vergoedingen
Het college stelt kosteloos alle faciliteiten ter beschikking om het overleg met de Participatieraad adequaat te doen verlopen. In ieder geval behoren hiertoe:
Hoewel het college kosteloos faciliteiten ter beschikking stelt van de Participatieraad, kan het voorkomen dat de Participatieraad ook andere voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijke kosten moet maken. Het betreft kosten die direct samenhangen met de onafhankelijkheid en het zelfstandig functioneren van de Participatieraad. Ook deze kosten worden door het college binnen redelijke grenzen vergoed. Hiervoor wordt jaarlijks aan de Participatieraad een bepaald werkbudget ter beschikking gesteld. De Participatieraad zal de kosten moeten aantonen door het overleggen van betaalbewijzen.
In het tweede lid worden enkele kostensoorten genoemd, die tot de kosten onder lid 1 kunnen worden gerekend. Zo bekostigt het college bijvoorbeeld op schriftelijk verzoek van de Participatieraad en binnen de grenzen van het in de begroting vastgestelde budget de deskundigheidsbevordering van de leden van de Participatieraad, de aanschaf van literatuur, enz. Een aantal van de genoemde kostensoorten ondersteunt het informatierecht van artikel 9. De informatie die verstrekt wordt moet immers voor de informatieontvangende toegankelijk zijn. Dit kan inhouden dat ondersteuning moet worden gegeven bij het toegankelijk maken van de informatie. Het kan tevens inhouden dat de deskundigheid van Participatieraadsleden dient te worden bevorderd. Denk hierbij aan het bevorderen van kennis en inzicht, het leren vergaderen en communiceren met de uitvoerders, het leren lezen van beleidsnota's, het formuleren en onderbouwen van de adviezen, het planmatig werken, enz.
Ook aan het instellen van projectgroepen kunnen kosten verbonden zijn. Een vacatiegeld voor de deelnemers is bijvoorbeeld niet uitgesloten. Uiteraard moeten de kosten binnen het toegekende budget blijven. Indien vacatiegelden beschikbaar zouden worden gesteld, zouden dezen in redelijkheid maximaal het bedrag mogen belopen, dat ingevolge lid 3 voor de leden van de Participatieraad zelf zal worden vastgesteld.
De Participatieraad is een belangrijke schakel tussen de gemeentelijke organisatie en een goede dienstverlening aan de klanten. De leden van de Participatieraad zetten zich op vrijwillige basis in voor het belang van de klant. Zij ontvangen hiervoor geen geldelijke beloning. Echter zal de individuele inzet van de Participatieraadsleden hoe dan ook extra kosten met zich meebrengen. Deze zijn veelal moeilijk definieerbaar en aantoonbaar. Om deze kosten te dekken en in de wetenschap dat een onkostenvergoeding het Participatieraadslidmaatschap zeker niet onaantrekkelijker maakt, is een jaarlijkse onkostenvergoeding een goede optie.
Artikel 21 Onvoorziene omstandigheden
Dit artikel behoeft geen toelichting
Dit artikel behoeft geen toelichting.
De verordening is op grond van artikel 8 Tijdelijke referendumwet referendabel. De datum van de inwerkingtreding van de verordening moet daarom, met inachtneming van artikel 22 Tijdelijke referendumwet, op tenminste 6 weken na de datum van publicatie gesteld worden.
In het raadsbesluit tot vaststelling van de verordening, zal tevens de benoeming kunnen plaatsvinden van de aanvankelijke leden van de Participatieraad en diens voorzitter. De benoemingsprocedures opgenomen in de verordening zelf, kunnen immers nog niet plaatsvinden omdat de Participatieraad zelf een rol heeft in de benoemingsprocedures.