Organisatie | Almelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Subsidies Arbeidsinschakeling 2007-2 |
Citeertitel | Beleidsregel Subsidies Arbeidsinschakeling 2007-2 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
nieuwe regeling treedt ipv Beleidsregel uitvoering land. -wet en bijstand 2007 nr. 2302
Wet Werk en Bijstand; de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2007 | nieuwe regeling | 17-07-2007 Almelo's weekblad 27-08-2007 | Onbekend |
Collegebesluit van 17 juli 2007, houdende vaststelling van de Beleidsregel Subsidies Arbeidsinschakeling 2007-2
Artikel 1 Definities en begrippen
Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Uitzendovereenkomst: conform artikel 690 BW: de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde;
Artikel 3 Doel van de subsidie
Met de subsidie wordt door het college primair een re-integratievoorziening beoogd ten behoeve van de doelgroep.
Artikel 7 Beëindiging en terugvordering van de subsidie
Artikel 8 Doelgroep omvorming gesubsidieerde arbeid
Om tot de doelgroep van het voormalige Besluit In- en Doorstroombanen of de Wet Inschakeling Werkzoekenden te behoren, dient de persoon:
Artikel 11 De inkomenstoets vanaf subsidiejaar 2008
De subsidie vanaf het kalenderjaar 2008 en verder wordt bepaald door de hoogte van het bruto jaarinkomen van de personen met een gezamenlijke huishouding in het jaar 2006, waarbij 1 mei 2007 als peildatum voor de gezamenlijk huishouding geldt. De bepaling gezamenlijke huishouding wordt geverifieerd op basis van de gegevens in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA).
Op het besluit van het College zijn de bepalingen van afdeling 4, artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Almelo heeft eind 2006 de uitvoering van re-integratie aanbesteed. Een onderdeel hiervan is de no-riskpolis, waarmee een werkgever zich kan verzekeren tegen het risico van verzuim bij een werknemer.
Op basis van de ervaringen vanaf januari 2007 met het aanbieden van de no-risk polis, is de behoefte gebleken de polis nadrukkelijke te positioneren in het palet van instrumenten om werkgevers te stimuleren uitkeringsgerechtigden een baan aan te bieden. In die zin kan de - in geld waardeerbare – no-riskpolis als subsidie worden beschouwd. Het ligt dan ook in de rede de polis te beschouwen in samenhang met de overige subsidievormen.
Hoofdstuk 2 Subsidie Regulier Werk
Met het raadsbesluit van 31 oktober 2006 is vanaf geen 1 januari 2007 geen subsidie, of plaastingspremie, meer mogelijk voor de voormalige ID-ers en WIW-ers. Door deze categorie niet in de doelgroep op te nemen, vallen zij buiten de doelgroep.
De loonkostensubsidie is primair een re-integratievoorziening en vindt haar grondslag in de re-integratieverordening. Dit is voor wat betreft de uitstroom uit de WWB en de Opstapbanen evident.
Voor de omvorming van de gesubsidieerde arbeid in 2004 en 2006 is dit doel wat minder vanzelfsprekend geworden. Uitstroom naar regulier werk blijft het primaire doel, maar de realiteit is dat doel voor veel deelnemers in voormalige WIW- of ID-baan niet gehaald wordt.
Het oude artikel 4 is gesplitst in een artikel 4, 4a, 4b en 4c.
Artikel 4 geeft aan welke bijdragen hoofdstuk 2 biedt voor de toeleiding naar regulier werk.
Het zijn de loonkostensubsidie, de bijdrage in het uitzendtarief (in geld) en de no-riskpolis (in natura).
De no-riskpolis kan, naar keuze van de werkgever, in combinatie met de loonkostensubsidie worden ingezet. De waarde van de no-riskpolis wordt altijd in mindering gebracht op de subsidie.
In het eerste lid is per onderscheiden arbeidsovereenkomst de subsidie aangegeven.
Het tweede lid speelt in op de vraag uit de praktijk om de loonkostensubsidie flexibel te kunnen inzetten. Werkgevers willen vaak een soort proefperiode inbouwen. Indien de werkgever al bij aanvang van de overeenkomst aangeeft dat de werknemer bij goed functioneren kan blijven, wordt een aanvullende subsidie verstrekt. Om te voorkomen dat werkgevers nog slechts deze variant kiezen, is de maximale subsidie:
Met de no-riskpolis kan de werkgever zich kan verzekeren tegen het risico van verzuim van de werknemer. De maximale duur van de polis is 1 jaar. De waarde van de polis gaat altijd ten koste van de loonkostensubsidie. Als een werkgever in een branche opereert waar het risico van hoog is, dan zal hij de voorkeur hebben voor de polis in plaats van het hogere subsidiebedrag. De keuze is aan de werkgever.
Met het opnemen van de no-riskpolis in de beleidsregeel kan ook een beperkt cafetaria-model worden geïntroduceerd. De werkgever kan immers de kiezen tussen een volledige subsidie, een beperkte subsidie of het inruilen van een subsidiedeel voor een no-riskpolis.
De bijdrage in het uitzendtarief is hier buiten gelaten.
Schematisch weergegegeven zijn de mogelijkheden:
(*) Bij verlenging van een ½ jaar-contract met een ½ jaar, gevolg door omzetting naar onbepaalde tijd, is de maximale subsidie € 7.500 (€ 3.000 + € 3.000 + € 1.500). Wel moet de uiteindelijke omzetting naar onbepaalde tijd reeds bij aanvang in de overeenkomst geclausuleerd zijn.
De subsidie bedraagt 30% van het bruto minimumloon. Dit is exclusief de werkgeverslasten. Bij wettelijke aanpassing van het minimumloon worden de bedragen procentueel aangepast.
Ter illustratie: berekening van de subsidiebedragen per 1 januari 2007:
Voor de hoogte van de subsidie zijn uiteindelijk drie elementen van belang: de leeftijd van de werknemer, de hoogte van het minimumloon op 1 januari van enig jaar en de aanvraagdatum.
Er wordt uitgegaan van een 38-urige werkweek. Hiermee wordt aangesloten bij de werkweek die als maatstaf geldt bij de omvorming van de gesubsidieerde arbeid.
Artikel 5 Verplichtingen van de aanvrager
De werkgever is de aanvrager van de subsidie. Het is van belang dat de werkgever, als ontvanger van de subsidie, de gemeente informeert over alles dat van invloed kan zijn op de subsidie. Daarnaast moet er sprake zijn van een normale arbeidsverhouding.
Artikel 7 Beëindiging subsidie
Er bestaat geen recht meer op subsidie, zodra het dienstverband is beëindigd.
Lid 2 is toegevoegd om te voorkomen dat de gemeente met een herleving van het recht op subsidie geconfronteerd wordt. Dit kan bijvoorbeeld als een dienstverband eindigt met een arbeidsconflict en de rechter, vaak in een - veel - later stadium beslist dat het dienstverband op een later tijdstip beëindigd wordt. Een dergelijke verlenging van het dienstverband achteraf komt voor rekening en risico van de werkgever.
Ten onrechte betaalde subsidie wordt teruggevorderd. De regels van de subsidieverordening en het burgelijk wetboek zijn van toepassing. De gemeente kan in dringende gevallen van terugvordering afzien.
Hoofdstuk 3 Omvorming gesubsidieerde arbeid
Via Raadsbesluit 2006/9341 van 31 oktober 2006 is besloten over het toekomstige beleid van de voormalige ID- en WIW-banen. De uitgangspunten van het nieuwe beleid zijn:
Zoals gezegd, vormt deze beleidswijziging de belangrijkste aanleiding tot aanpassing van de beleidsregel.
Artikel 9 Loonkostensubsidie 2007
Dit artikel heeft alleen werking in 2007. Nadien vervalt het. De subsidie is berekend op basis van 32 uur, gerelateerd aan 36 uur. Wordt er meer of minder gewerkt, zowel in omvang als duur, dan wordt de subsidie naar rato toegekend.
Artikel 10 Loonkostensubsidie vanaf 1 januari 2008
Dit artikel vormt samen met artikel 11 de kern van de omvorming. De subsidie wordt gemaximeerd op 32 uur en gerelateerd aan een 38-urige werkweek.
Er bestaat slechts recht op volledige subsidie als het gezamenlijk inkomen niet hoger is dan 120%. De subsidie wordt toegekend aan de werkgever, maar is afhankelijk van het (gezamenlijk) inkomen van de werknemer. Onder inkomen wordt verstaan de inkomsten uit of in verband met arbeid. Hiermee wordt aangesloten bij de terminologie uit de WWB (o.a. bij de langdurigheidstoeslag).
Bij een inkomen hoger dan 120% van het minimumloon wordt de subsidie naar rato verlaagd. Indien beide partners beiden een gesubsidieerd dienstverband hebben, wordt voor zover mogelijk, de subsidie voor beide betrekkingen verminderd tot een gezamenlijk maximum van 100% van het subsidiebedrag. De vermindering vindt plaats per 5%.
Hieronder enkele rekenvoorbeelden voor de loonkostensubsidie 2008.
De inkomenstoets, bepalend voor de subsidie voor de jaren vanaf 2008, wordt eenmalig vastgesteld, namelijk in 2007 over het inkomen van 2006. De bepaling gezamenlijke huishouding wordt geverifieerd naar aanleiding van de gegevens in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Het inkomen en het gegeven van het kostwinnerschap wordt geverifieerd op basis van de jaaropgave(n) van de betrokken werknemers.
Artikel 12 Verplichtingen van de aanvrager
De werkgever is de aanvrager van de subsidie. Het is van belang dat de werkgever, als ontvanger van de subsidie, de gemeente informeert over alles dat van invloed kan zijn op de subsidie.
Daarnaast zijn voor de vaststelling van de voorlopige subsidie een aantal gegevens over de duur en omvang van het dienstverband van belang.
Artikel 14 Beëindiging subsidie
Er bestaat geen recht meer op subsidie, zodra het dienstverband is beëindigd.
Lid 2 is toegevoegd om zowel de werkgever als de werknemer de gelegenheid te geven in te kunnen spelen op de gewijzigde situatie. Normaal gesproken zal een verhuizing van een werknemer ruim van te voren bekend zijn. Als de verhuizing zich toch als “plotselinge” gebeurtenis voordoet, worden drie maanden een redelijke termijn geacht om hierop te kunnen reageren. Daarom wordt de subsidie gedurende maximaal drie maanden na de datum van de verhuizing voortgezet. Als in die tussentijd het dienstverband toch eerder wordt beëindigd, dan geldt lid 1.
Lid 3 is toegevoegd om te voorkomen dat de gemeente met een herleving van het recht op subsidie geconfronteerd wordt. Dit kan bijvoorbeeld als een dienstverband eindigt met een arbeidsconflict en de rechter, vaak in een - veel - later stadium beslist dat het dienstverband op een later tijdstip beëindigd wordt. Een dergelijke verlenging van het dienstverband achteraf komt voor rekening en risico van de werkgever.
Lid 4 en 5 hebben betrekking op het feit dat de omvorming van de gesubsidieerde arbeid in feite een afbouw is. Indien een subsidie eenmaal geheel of gedeeltelijk is beëindigd, kan deze niet meer herleven. Dit is duidelijk als iemand is uitgestroomd naar bijvoorbeeld een reguliere baan. Maar ook als een (tijdelijke) urenvermindering heeft geleid tot een subsidievermindering naar rato. Als de werknemer weer meer gaat werken in hetzelfde dienstverband, ontstaat geen nieuw recht op loonkostensubsidie.
Ten onrechte betaalde subsidie dient te worden terugbetaald. De regels van de subsidieverordening en het burgerlijk wetboek zijn van toepassing. De gemeente kan in dringende gevallen van terugvordering afzien.
In de verantwoording wordt uitgegaan van een subsidie op persoonsniveau. De subsidie wordt verleend aan de werkgever, toegespitst op een individuele werknemer. Met de verdere omvorming van de gesubsidieerde arbeid is de verantwoordingssystematiek, waarbij werkgevers de werkelijke loonkosten van de betrokken werknemers opgeven, vereenvoudigd.
De werkgever dient na afloop van het kalenderjaar, éénmalig, opgave te doen over de periode en het aantal uren die een specifieke werknemer in dienst is geweest. Deze verklaring is de basis voor de jaarlijkse vergoeding waarop de werkgever recht heeft. De verklaring valt onder de accountantscontrole.
Een werkgever kan, voorafgaand aan het subsidiejaar, een voorschot verkrijgen op de te verwachten subsidie, via een voorlopige opgave.
Het aanvragen en het verstrekken van de subsidie valt onder de werkingssfeer van de Algemene wet besuursrecht (Awb), afdeling 4.1.2. en 4.1.3.
Artikel 17 Aanpassing subsidies
De hoogte van de subsidie bij regulier werk met een arbeidsovereenkomst wordt niet geïndexeerd, terwijl de subsidie voor regulier werk met een uitzendovereenkomst meeloopt met de ontwikkeling van het minimumloon.
De hoogte van de loonkostensubsidie voor de voormalige ID-ers en WIW-ers is ook gekoppeld aan het minimumloon. Hierbij is de hoogte van het minimumloon op 1 januari van het subsidiejaar bepalend.