Organisatie | Winterswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Winterswijk |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Winterswijk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Raadsbesluit tijdelijke regels aanscherping WWB, incl. toelichting |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8, art. 36
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-03-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2012 | art. 3 lid 3, art. 5a | 26-01-2012 Achterhoek Nieuws, 28-2-2012 | 2012, nr. I-11 |
01-01-2009 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 18-12-2008 Onbekend | 2008, nr. XII-5 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet uitkomt boven 100 procent van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de wet, waardoor slechts één van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Winterswijk in
zijn openbare vergadering gehouden op 18 december 2008,
de voorzitter, de griffier,
Decentralisatie langdurigheidstoeslag
Op 1 januari 2009 moet een wetsvoorstel inwerking treden, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB). Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.
In het Bestuursakkoord Rijk - gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van de nieuwe langdurigheidstoeslag, heeft de VNG een modelverordening ontwikkeld.
Op het moment van schrijven van deze toelichting is het wetsontwerp in behandeling bij de Tweede Kamer. Bij dit model is uitgegaan van dit wetsontwerp. Het amendement Spies (31441 nr. 12) is in deze verordening verwerkt. Dit betekent dat gemeenten geen toets hoeven te doen op het aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief.
In het nieuwe artikel 36, eerste lid van de WWB is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:
“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34.”
In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Mogelijkheden voor eigen beleid
Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid.
De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. Voor de duidelijkheid wordt hier gesteld dat gemeenten zelf de keuze kunnen maken of werkenden onder de langdurigheidstoeslag komen te vallen.
In deze verordening behoren werkenden ook tot de doelgroep.
Op dit moment is de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen nu zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet een aantal zaken bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.
De huidige referteperiode in de WWB is vijf jaar. Door gemeenten is de afgelopen jaren aangegeven dat deze periode te lang is. In deze verordening is gekozen voor een termijn van 3 jaar. Een periode waarna zowel wij in onze beleidsregels als het Nibud aangeven dat de reserveringsmogelijkheden nihil worden.
Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren.
In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.
Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, dat als zodanig niet in de WWB zelf staat is een definitie gegeven in deze verordening.
Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), doch wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.
Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).
De keuze voor de referteperiode is hierboven al omschreven onder de mogelijkheden voor eigen beleid en het begrip “langdurig”.
Ook de inkomensgrens om de toeslag toe te kennen mogen we zelf bepalen. De verplichte langdurigheidstoeslag ging uit van een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm. In deze verordening wordt dit percentage gehandhaafd. De vergoeding die de gemeente ontvangt voor de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op het percentage van 100. Gelet op de uitgaven voor de toeslag in de afgelopen jaren ( € 45.000,- over 2007) moeten we voorzichtig zijn met het verhogen van de inkomensgrens. Ten eerste omdat dit ongewenste armoedeval - effecten in zich heeft.
Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger is dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot 65 jaar. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9 % (precieze percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde is). Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie.
De feitelijke ruimte is dus beperkt tot een grens van maximaal ongeveer 105 % van de bijstandsnorm.
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld.
De hoogte van de toeslag bedroeg in de oude regeling 3,2% van de bijstandsnorm. Wij kiezen ervoor om een vast bedrag in de verordening op te nemen. Op die wijze bereiken we dat de rechthebbenden direct hun recht uit de verordening kunnen aflezen en de berekening benaderd de vaststelling van de toeslag uit de vorige regeling. Te weten 3,2 % van de bijstandsnorm met een afronding op een vijfvoud van hele euro’s naar boven.
Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.
Aanvullende toelichting (januari 2012)
De verordening is gewijzigd bij het ‘Raadsbesluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand’ van 26 januari 2012, nr. I-11. Dit besluit bevat een algemene en artikelsgewijze toelichting.