Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Standplaatsenbeleid Breda 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingStandplaatsenbeleid Breda 2015
CiteertitelStandplaatsenbeleid Breda 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsnota Standplaatsen 2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet,art. 160
  2. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
  3. Algemene plaatselijke verordening Breda 2014, art. 1:6, 1:8, 5:17 en 5:18

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2015Nieuwe regeling

10-03-2015

Gemeenteblad, 2015, 26041

43204

Tekst van de regeling

Intitulé

Standplaatsenbeleid Breda 2015

Het college van burgemeester en wethouders van Breda,

 

Gelet op het bepaalde in artikel 160 Gemeentewet,

 

Overwegende dat het gewenst is beleidsregels als bedoeld in artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht vast te stellen ter uitvoering van de bevoegdheid te beslissen op aanvragen voor een standplaatsvergunning zoals omschreven in afdeling 4 van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2014 en ter bescherming van de in artikelen 1:6, 1:8 en 5:18 APV bedoelde belangen;

 

Besluiten de volgende beleidsregels vast te stellen ten aanzien van

Verkoopstandplaatsen op openbare gemeentegrond.

Nota Standplaatsenbeleid Breda 2015

INHOUD

0. Wetstechnische informatie 0

1. Inleiding 3

2. Soorten standplaatsen 5

3. Kaders beleid 6

3.1 Algemeen kader 6

3.2 Juridisch kader 6

4. Uitgangspunten beleid 9

4.1 Uitgangspunten algemeen 9

4.2 Uitgangspunten specifiek 9

4.2.1 Specifiek voor vaste- en seizoensstandplaatsen 9

4.2.2 Specifiek voor tijdelijke standplaatsen 12

 

Bijlagen:

  • I.

    Procedure tot toewijzing van standplaatsen (vast en seizoen) 13

  • II.

    Voorwaarden voor verhuur gemeentegrond 14

  • III.

    Artikelen APV en Precarioverordening 16

1. Inleiding

In deze nota wordt beleid vastgelegd met betrekking tot standplaatsen op openbare gemeentegrond.

 

Onder een standplaats wordt verstaan; het verkopen van goederen of het verlenen van diensten vanaf een vaste plaats die op openbare grond en in de openlucht gelegen is. Hierbij gebruikmakend van een kraam, wagen of tafel, welke na afloop van de verkoop of dienstverlening direct weer verwijderd wordt. (artikel 5:17 APV, zie bijlage III)

 

Het vorige standplaatsenbeleid dateert uit 2005 en is nu geactualiseerd.

Deze nieuwe beleidsnota is geactualiseerd omdat,

 

  • 1.

    in 2014 de nieuwe Algemene Plaatselijke Verordening (APV Breda 2014) is vastgesteld;

  • 2.

    een nieuwe categorie standplaatsen toegevoegd is en standplaatsen per dagdeel nu ook mogelijk worden;

  • 3.

    de looptijd van de huurovereenkomsten gewijzigd wordt;

  • 4.

    de lijst met locaties van de standplaatsen (standplaatsenoverzicht) aangepast wordt en losgekoppeld wordt van het standplaatsenbeleid.

 

Nieuwe APV Breda 2014 en overige regelgeving

 

In 2014 is de nieuwe APV van kracht geworden waarin bijzondere criteria voor het verlenen van vergunningen voor standplaatsen zijn opgenomen.

Tevens is de Dienstenwet van toepassing in het kader van deregulering. De Dienstenwet geldt niet voor het verkopen van goederen, maar omdat bij standplaatsvergunningen ook sprake kan zijn van het aanbieden van diensten, is de Dienstenwet van toepassing.

Ook is het, in het kader van dienstverlening en deregulering, gewenst om vergunningen zoveel mogelijk voor onbepaalde tijd te verlenen. Dit bevordert vereenvoudiging en eenheid in landelijke regels. Daarnaast leidt het tot minder administratieve lasten voor zowel overheid als burgers. Bij wijziging van omstandigheden kan een vergunning ontbonden worden mits dit tijdig is aangekondigd.

 

Categorieën standplaatsen

 

Er wordt onderscheid gemaakt in drie soorten standplaatsen,

 

  • -

    vaste standplaatsen; deze categorie is ten opzichte van de vorige nota nauwelijks veranderd;

     

  • -

    seizoensstandplaatsen; dit is een nieuwe benaming voor de categorie die in de vorige nota nog tijdelijke standplaatsen genoemd werden. Aangezien deze standplaatsen een locatie voor enkele maanden innemen is de benaming veranderd in seizoensstandplaatsen;

     

  • -

    tijdelijke standplaatsen; dit is een nieuw toegevoegde categorie voor standplaatsen welke aangevraagd worden voor maximaal 7 dagen per jaar.

     

De in de vorige standplaatsennota (2005) opgenomen standplaatsen met een permanent karakter (duurzaam met de grond verankerd) zijn niet meer opgenomen in deze beleidsnota en het standplaatsenoverzicht. Het betreft namelijk geen standplaats in de zin van de APV. Deze plaatsen met permanent karakter worden voortaan apart geregeld door middel van Erfpacht.

 

Meerdere standplaatsenvergunningen per locatie

 

Nieuw in deze beleidsnota is de mogelijkheid om een vergunning per dag(deel) af te geven waardoor er meerdere vergunningen per locatie mogelijk zijn of slechts één vergunning voor een beperkte tijd op een locatie. Dit is ingegeven door vragen en wensen vanuit de markt en locaties worden hierdoor optimaal benut.

 

Looptijd huurovereenkomst grond

 

Voor zowel vaste als seizoensstandplaatsen geldt een looptijd voor de vergunning van onbepaalde tijd en voor de huurovereenkomst is de geldigheid nu op 5 jaar gesteld met daarna een jaarlijkse stilzwijgende verlenging (voorheen onbepaalde tijd).

Voor nieuwe aanvragen wordt de factor voor het bepalen van de huurprijs voor het innemen van een standplaats verhoogd naar driemaal het commerciële precariotarief (dit was tweemaal), hierdoor sluiten de tarieven beter aan op huurprijzen voor winkels.

 

De onbepaalde tijd van een vergunning en de voorwaarden tot opzeggen van een huurovereenkomst worden in deze nota benoemd. Een vergunning en/of een huurovereenkomst kan, na een aanzegging vooraf, worden ingetrokken indien het college gewijzigd beleid heeft vastgesteld of tot andere inzichten is gekomen.

 

Standplaatsenoverzicht

 

Voorheen werd eens in de 5 jaar de gehele nota herzien met daarbij de lijst met toegestane locaties, alsmede de vergunningen en contracten. Dit wordt in het nieuwe beleid losgekoppeld van elkaar.

Het standplaatsenoverzicht (lijst met toegestane locaties) wordt een afzonderlijk document en kan daardoor op elk gewenst moment aangepast worden.

 

Nieuwe geschikte locaties kunnen in kaart gebracht worden en toegevoegd.

 

Hierdoor ontstaat een verbetering van de procedure voor vergunningaanvragen:

Door het loskoppelen wordt het eenvoudiger om aanvragen voor nieuwe locaties in behandeling te nemen. Voorheen was het zo dat als een locatie niet voorkwam op het standplaatsenoverzicht de vergunningaanvraag afgewezen moest worden.

 

Door loskoppeling van het standplaatsenoverzicht kan slagvaardiger gewerkt worden: in het standplaatsenbeleid 2005 konden alleen bestaande locaties verpacht worden, door het overzicht los te koppelen van het beleid kan het standplaatsenoverzicht periodiek vastgesteld worden en kunnen aanvragen voor locaties die niet op het overzicht staan onderzocht worden en indien gewenst verpacht worden.

 

Samengevat kan er meer maatwerk geleverd worden en kunnen locaties beter en efficiënter benut worden. Nieuwe aanvragen die binnenkomen, worden integraal getoetst waarna advies wordt uitgebracht.

 

 

Bijlagen

 

In de bijlagen van deze nota wordt aangegeven op welke wijze de standplaatsen feitelijk worden toegewezen (per locatie en per dagdeel) en worden standaardvoorwaarden die gelden bij de verhuur van gemeentegrond voor standplaatsen genoemd. Zie bijlage I en II.

De regelgeving waarnaar in deze nota verwezen wordt is opgenomen in bijlage III.

2. Soorten standplaatsen

Onder de werkingssfeer van artikel 5:17 APV vallen verschillende soorten standplaatsen.

In artikel 5:17 APV (zie bijlage III) wordt aangegeven wat onder een standplaats wordt verstaan;

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden van goederen, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

 

In deze nota wordt beleid vastgelegd met betrekking tot deze standplaatsen op openbare gemeentegrond.

Binnen deze groep standplaatsen wordt een onderscheid gemaakt in de volgende categorieën;

 

• vaste standplaatsen:

Het zijn standplaatsen die gedurende een bepaalde tijd, met een regelmaat van tenminste eenmaal een dagdeel per veertien dagen, openbare gemeentegrond in gebruik nemen. Dit op een bepaalde vaste plaats en dag(deel), gedurende langer dan één uur per dag om goederen van welke aard dan ook te koop aan te bieden of te verkopen dan wel diensten aan te bieden.

 

Voor vaste standplaatsen is een vergunning en een contract vereist. Vergunningen worden verleend voor onbepaalde tijd. In het contract wordt de huurovereenkomst voor de grond vastgelegd (privaatrechtelijk) voor 5 jaar met daarna een jaarlijks stilzwijgende verlenging.

 

• seizoensstandplaatsen:

Het gaat hier om veelal seizoensgebonden producten waarbij maximaal drie maanden achtereen, ten minste 1x per week vanaf een dagdeel, een standplaats wordt ingenomen. Hiertoe behoren onder andere standplaatsen voor bijvoorbeeld de verkoop van oliebollen en kerstbomen in de eindejaarsperiode. Een seizoensstandplaats wordt een aaneengesloten periode van maximaal 3 maanden in gebruik genomen.

 

Voor deze standplaatsen is, net als bij vaste standplaatsen, een vergunning en een contract vereist. Vergunningen worden verleend voor onbepaalde tijd. In het contract wordt de huurovereenkomst voor de grond vastgelegd (privaatrechtelijk) voor 5 jaar met daarna een jaarlijks stilzwijgende verlenging.

Maatwerk bij seizoensstandplaatsen is mogelijk. Indien de omstandigheden dit vragen, kan een vergunning voor bepaalde tijd gelden. Er kan namelijk sprake zijn van een eenmalig karakter en dan is een verpachting nog niet nodig.

 

• tijdelijke standplaatsen:

Het zijn alle standplaatsen die kortdurend of eenmalig zijn en niet vallen onder de categorie vaste of seizoensstandplaatsen.

Voor tijdelijke standplaatsen is een vergunning vereist en wordt precario geheven. Vergunningen worden verleend voor een aaneensluitende periode van 1 dagdeel tot ten hoogste 7 dagen per jaar. Vanwege de tijdelijkheid wordt er geen huurovereenkomst afgesloten maar wordt er precario geheven op basis van de Precarioverordening.

 

NB:

  • -

    Voor standplaatsen op particuliere grond gelden afzonderlijke regelingen. Deze nota is derhalve niet van toepassing hierop.

  • -

    Een markt valt buiten de werking van het standplaatsenbeleid, aangezien een markt meerdere kramen bij elkaar betreft. Dit wordt geregeld in een marktverordening.

3. Kaders beleid

3.1 Algemeen kader

Belang van de gemeente

Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad verordeningen vaststellen die zij in het belang van de gemeente noodzakelijk acht. In dit kader is in de Algemene Plaatselijke Verordening Breda een regeling met betrekking tot standplaatsvergunningen opgenomen.

 

Regulering door maximumstelsel

Bij het reguleren van standplaatsen is maatwerk vereist en volstaan algemene regels niet. Het hanteren van een maximumstelsel voor vergunningen komt tegemoet aan de eis om alle aanvragen doelmatig te kunnen beoordelen. Aan de hand van toetsingscriteria (zoals wet- en regelgeving en beleidskaders, borging kwaliteit en effecten op de omgeving) is bepaald op welke plaatsen in de gemeente een standplaats kan worden ingenomen. Bijvoorbeeld verkeersvrijheid en -veiligheid of het uiterlijk aanzien van de omgeving, rekening houdend met de basisfunctie van de locatie, onder andere neergelegd in gebiedsplannen en de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda. Daaruit resulteert een totaalbeeld, dat aangeeft welke locaties geschikt zijn en wat het maximum aantal vergunningen voor standplaatsen is.

In de vorige beleidsnota 2005 was een maximum aantal van 40 vergunningen vastgesteld, verwacht wordt dat dit nog steeds een voldoende maximum is.

3.2 Juridisch kader

Op het innemen van standplaatsen zijn zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke regelingen van toepassing.

Het publiekrechtelijk deel betreft de vergunningen met voorschriften en beperkingen afgegeven op basis van de APV en het bestemmingsplan.

Het privaatrechtelijk deel betreft de huurovereenkomst met voorwaarden.

 

Publiekrecht

 

Regelgeving, APV

De weigeringsgronden en daarmee ook de beoordelingsgronden zijn in de volgende artikelen van de APV opgenomen: artikel 1:8 en artikel 5:18 lid 2, 3 en 4. (zie bijlage III)

 

Artikel1:8Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

     

Artikel5:18Standplaatsenvergunning en weigeringsgronden

lid 1 Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

lid 2 Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening,exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

lid 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

  • a.

    indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

  • b.

    indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

lid 4 Een vergunning bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geweigerd indien sprake is van het aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen op de plaats waar een evenement zoals bedoeld in artikel 2.12 plaatsvindt, gedurende de tijd dat dit evenement plaatsvindt waarvoor de burgemeester een vergunning heeft verleend en voor zover de organisator handelt overeenkomstig de vergunningsvoorschriften en de beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden, en de aanbieding, verkoop of verstrekking geen deel uitmaakt van het evenement.

 

Overige regelgeving

 

De APV en deze beleidsregel zijn beoordelingsgrond voor een vergunning. Uiteraard dient een standplaatshouder niet alleen te beschikken over een door het college van burgemeester en wethouders afgegeven vergunning, maar dient ook te voldoen aan andere wet- en regelgeving.

 

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

 

Een vergunning voor het innemen van een standplaats wordt geweigerd vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan.

 

Winkeltijdenwet

 

De Winkeltijdenwet regelt een aantal zaken met betrekking tot de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet gelden ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats. Dit is dus op zon- en feestdagen in beginsel niet toegestaan, maar het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet( artikel 12, eerste lid) maakt voor de zon- en feestdagen een uitzondering voor de verkoop van eet- en drinkwaren die direct voor consumptie geschikt zijn en alcoholvrije dranken. In het tweede lid is bepaald dat de gemeenteraad kan bepalen dat een uitzondering toch niet geldt.

 

Warenwet

 

Op het drijven van handel in waren zoals bedoeld in artikel 1 van de Warenwet (eetwaren, waaronder tevens worden begrepen kauwpreparaten, andere dan van tabak, en drinkwaren, alsmede andere roerende zaken) zijn de bepalingen uit de Warenwet van toepassing. De Warenwet stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de Warenwet regels met betrekking tot de hygiëne en degelijkheid van producten. Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Warenwet is een afzonderlijk regime van toepassing.

 

De voorschriften die uit de Warenwet voortvloeien, gelden naast de voorschriften die door het college gesteld kunnen worden op basis van een standplaatsvergunning.

NB: De drank- en horecawet bepaalt dat er op standplaatsen geen alcoholische producten verkocht mogen worden.

 

Wet milieubeheer

 

In de Wet milieubeheer wordt een regeling getroffen ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor een standplaatshouder, voor zover de verkoopplek als “inrichting” kan worden aangemerkt. Van belang is de regelgeving die geldt voor bijvoorbeeld frituurinrichting welke aan bepaalde voorwaarden moet voldoen.

 

Overig Beleid

Ook van belang is, niet limitatief, de regelgeving lokaal en landelijk met betrekking tot bouw, omgevingswet, afval en brandveiligheid.

Een integrale afstemming op andere beleidsvelden zoals horeca en detailhandel is belangrijk.

 

Privaatrecht

Voor het innemen van een standplaats is naast een (publiekrechtelijke) vergunning ook een (privaatrechtelijke) overeenkomst met de eigenaar van de grond noodzakelijk. Als eigenaar en rechthebbende van de openbare gemeentegrond vraagt de gemeente van degene die een vergunning heeft om op de openbare gemeentegrond een standplaats in te nemen, dat hij een overeenkomst sluit met de gemeente voor het gebruik van dat gedeelte van de openbare grond. In deze huurovereenkomst wordt een huursom voor het gebruik van de openbare grond bedongen.

(zie bijlage II)

 

Handhaving

De handhaving van de vergunningsvoorschriften (publiekrechtelijk) en huurovereenkomstvoorwaarden (privaatrechtelijk) behoort tot de reguliere taak van de afdeling Toezicht en Handhaving van de gemeente. Het na sommatie nalatig blijven in de nakoming van de verplichtingen die op grond van wetten, verordeningen en overeenkomst op de standplaatshouder rusten, kan ertoe leiden dat de vergunning wordt ingetrokken dan wel dat de gemeente het huurcontract eenzijdig opzegt.

4. Uitgangspunten beleid

4.1 Uitgangspunten algemeen

Definitie en weigeringsgronden

Elke aanvraag om een standplaatsvergunning wordt eerst getoetst aan artikel 5:17 van de APV om na te gaan of het daadwerkelijk om een standplaats gaat. (zie bijlage III)

Vervolgens wordt de aanvraag rechtstreeks en individueel beoordeeld aan de hand van dit beleid en de artikelen 1:8 en 5:18 van de APV. (zie bijlage III)

In de APV liggen het vergunningenstelsel en de mogelijke weigeringgronden vast. Voor een nadere toelichting op de weigeringgronden wordt verwezen naar de toelichting op de APV Breda 2014.

 

Locatie en branche

Als het gaat om de locatie van een standplaats en de branche, heeft de beoordeling daarvan reeds op voorhand plaatsgehad. Dit is vastgesteld in het standplaatsenoverzicht.

Dat betekent, dat een aanvraag voor een nieuwe locatie en/of een afwijkende branche in beginsel onder verwijzing naar het standplaatsenoverzicht kan worden afgewezen. Om te beoordelen dat een afwijking van het beleid gerechtvaardigd is en het om beleidsregels gaat, dient in ieder individueel geval (door integrale toetsing en advisering) te worden beoordeeld of een afwijking van het beleid gerechtvaardigd is.

Aan de vergunning worden voorwaarden verbonden, die strekken tot bescherming van de in artikel 1:8 en de artikelen 5:17 en 5:18 van de APV opgesomde belangen.

 

Toewijzing van een standplaats gebeurt op basis van openbare inschrijving.

 

Ook het kenmerk van tijdelijkheid is een uitgangspunt voor het toestaan van een standplaats. De openbare ruimte mag in principe door de standplaats maar tijdelijk belast worden en de basisfunctie van de openbare ruimte moet in acht genomen worden.

Plaatsing van de standplaats mag in principe alleen tijdens de verkoop of aanbieding van diensten. Daarom dient een standplaats uiterlijk 2 uur na sluiting verwijderd te zijn en de omgeving opgeruimd achtergelaten te worden. De sluitingstijd wordt bepaald door de Winkeltijdenwet en de daarop gebaseerde wet en regelgeving.

4.2 Uitgangspunten specifiek

4.2.1 Specifiek voor vaste- en seizoensstandplaatsen

a. maximumstelsel

Het maximum aantal vergunningen voor vaste- en seizoensstandplaatsen, brancheverdeling en locatieaanwijzing zijn opgenomen  in het standplaatsenoverzicht. 

 

Toelichting

Zowel de bestaande als de mogelijke nieuwe locaties zijn en worden, aan de hand van de in de artikelen 1:8 en 5:18 van de APV opgenomen weigeringgronden, getoetst.

Brancheverdeling

Naast vaststelling van het maximum aantal standplaatsvergunningen is een maximum per branche vastgesteld. Het kan namelijk voorkomen dat in enige branches het aantal aanvragen dermate groot is dat een evenwichtige brancheverdeling niet mogelijk zou zijn.

 

Het kan voorkomen dat een locatie wordt opgedeeld in dagdelen, per dagdeel kunnen de branches verschillen. Dit is opgenomen in het standplaatsenoverzicht.

 

b.huurprijs

Per vaste en seizoensstandplaats locatie wordt een minimale huurprijs vastgesteld.

Bij reeds verhuurde locaties op het moment van vaststelling van dit beleid, bedraagt de minimale huurprijs voor standplaatsen de voor de locatie reeds vastgestelde huurprijs. Deze huurprijs wordt jaarlijks verhoogd met het door de raad vastgestelde indexpercentage voor de opvolgende jaren.

 

Indien het om een nieuwe locatie gaat of de locatie nog niet verhuurd is (in de periode vóór 2015, of vanaf vaststelling van deze nota, of vanaf de laatste vaststelling van de lijst met standplaatsen), bedraagt de minimale huurprijs in het eerste jaar driemaal het jaartarief voor het innemen van een standplaats. Dit betreft standplaatsen voor commerciële doeleinden conform de tarieventabel per ingenomen m², zoals opgenomen in de Verordening op de heffing en invordering van Precariobelasting Breda (artikel 4.1.1.3). Vervolgens wordt deze minimale huurprijs jaarlijks geïndexeerd met het voor dat jaar vastgestelde indexeringspercentage. (zie bijlage III)

c. verdeling over gegadigden

Voor de verdeling van het aantal beschikbare standplaatsen over de gegadigden worden de volgende uitgangspunten gehanteerd.

Er vindt een openbare inschrijving plaats. Aan degene die het hoogste bod heeft uitgebracht, wordt de standplaats toegewezen. Bij gelijke biedingen vindt er een loting plaats.

 

c1.Vaste en seizoensstandplaatsen die vóór 2015 werden ingenomen

Met de standplaatshouders die tot en met het jaar 2014 zijn gestart met exploitatie, zijn huurcontracten voor onbepaalde tijd afgesloten. Tevens is aan deze ondernemers een APV vergunning verleend voor onbepaalde tijd.

 

Het is denkbaar dat door toekomstige ontwikkelingen, herontwikkeling van locaties, er geen standplaats meer mogelijk is op een bepaalde locatie. De standplaatshouders die dan moeten “verhuizen” mogen zich beroepen op het ‘oudste rechten’ criterium voor een nieuwe locatie binnen de gemeente Breda indien deze beschikbaar is. Dit kan een geheel nieuwe locatie zijn of een tussentijds vrijkomende locatie.

 

 

c2. nieuwe standplaatsen (vast en seizoen)

Nieuwe standplaatsen worden toegewezen aan de hand van het stelsel van openbare verpachting. Uiteraard geldt hier niet het ‘oudste rechten’ criterium, tenzij er sprake is van een veranderende situatie zoals hierboven omschreven onder c1.

 

Toelichting

Indien in 2015 aanvragen binnenkomen voor andere, in de standplaatsenlijst nog niet opgenomen standplaatsen, zal toetsing en toewijzing geschieden conform de in bijlage I omschreven uitgangspunten en procedure. De jaarlijkse minimum huurprijs voor deze locaties wordt vastgesteld op driemaal het in de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Breda (per m²) vastgestelde commerciële precario jaartarief voor het innemen van een standplaats.

(Voor de procedure zie Bijlage I)

 

c3.Tussentijds vrijkomende standplaatsen

Tussentijds vrijkomende standplaatsen worden in eerste instantie toegewezen zonder openbare inschrijving.

 

Toelichting

Indien voortijdig een standplaats wordt teruggegeven, dan kan voor dezelfde standplaats (behoudens bijzondere omstandigheden gelegen in de persoon van de vergunninghouder*)

een vergunning worden verleend aan, en een huurovereenkomst worden gesloten met, nummer twee van de lijst van biedingen voor die locatie tijdens de openbare verpachting. In principe wordt een contract aangeboden waarvan de hoogte van de huur gelijk is aan de huursom die de eerst toegewezen standplaatshouder betaalde.

Indien met nummer twee geen overeenstemming wordt bereikt, komen de overige inschrijvers voor die standplaats in de volgorde van de lijst van biedingen in aanmerking. Indien er geen bieders meer zijn of geen overeenkomst kan worden afgesloten, wordt de locatie openbaar verpacht.

Deze wijze van toewijzing van tussentijds vrijkomende standplaatsen geldt tot 2 jaar nadat de eerste standplaatshouder het huurcontract heeft afgesloten.

(Voor de procedure zie Bijlage I)

 

*Bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijn: opvolging na overlijden van de huurder of bij ziekte van de huurder.

 

d.geldigheidsduur van de vergunning en looptijd van de overeenkomst bij vaste en seizoensstandplaatsen

Vergunningen voor vaste standplaatsen worden verleend voor onbepaalde tijd en overeenkomsten worden voor een periode van 5 jaar met daarna een jaarlijkse stilzwijgende verlenging aangegaan. (zie bijlage II)

 

Toelichting

Vanwege de investeringen die moeten worden gedaan en de reële wens om te profiteren van het opgebouwde klantenbestand is gekozen om de huurovereenkomsten voor 5 jaar aan te gaan.

Met het hanteren van onbepaalde tijd voor vergunningen sluit de gemeente aan op de Dienstenwet en zoveel mogelijk op de basisregels van de APV die de VNG aanreikt.

In de algemene voorwaarden (bijlage II) staan de ontbindende voorwaarden van de huurovereenkomst. Bij de huurovereenkomst is gekozen voor een bepaalde tijd omdat na enkele jaren de situatie in de openbare ruimte veranderd kan zijn waardoor een standplaats op een bepaalde locatie niet meer wenselijk is of dat deze ontwikkelingen in de weg staat. De vergunning zal dientengevolge ingetrokken worden.

 

e. tussentijdse branchewisseling

Tussentijdse branchewisseling op een locatie is mogelijk indien er geen belangstelling bestaat voor de op die locatie aangewezen branche.

Toewijzing van de standplaats na branchewisseling zal gebeuren aan de hand van een openbare verpachting in volgorde van de lijst van biedingen.

 

f. wederpartij

In beginsel worden vergunningen slechts verleend aan, en een overeenkomst slechts gesloten met natuurlijke personen.

Wisseling van vergunninghouder binnen bedrijf- of gezinsverband aan de medeondernemer respectievelijk gezinslid is toegestaan.

 

g. beschrijving standplaats

Per locatie wordt in het standplaatsenoverzicht opgenomen;

  • -

    adres van de locatie

  • -

    de maximaal in te nemen ruimte

  • -

    maximaal in te nemen tijd

  • -

    branche

en wordt deze ingetekend op een bij de vergunning te voegen situatietekening.

 

h. overige bepalingen voor seizoensstandplaatsen

  • -

    De vergunning voor seizoensstandplaatsen wordt afgegeven voor een periode van onbepaalde tijd, met dien verstande dat de standplaats voor 3 maanden per jaar aaneengesloten ingenomen wordt.

  • -

    Het is niet toegestaan de seizoensstandplaats te laten staan behalve voor reeds bestaande locaties die met naam genoemd zijn in het standplaatsenoverzicht, en standplaatsen welke zich niet lenen voor verplaatsing gedurende de 3 maanden. Uiteraard alleen indien het geen gevaar, hinder, onveilige situaties of verstoring van de openbare ruimte oplevert en het geen belemmering vormt voor het toezicht in de openbare ruimte.

4.2.2. Specifiek voor tijdelijke standplaatsen

Voor tijdelijke standplaatsen geldt dat er,

  • -

    geen huurovereenkomst is en dat er precariobelasting verschuldigd is;

  • -

    geen vergunning voor onbepaalde tijd is, tenzij het een vergunning betreft voor een locatie onmiddellijk grenzend aan de winkel of het bedrijf van de vergunninghouder.

Bijlage I. Procedure tot toewijzing van vaste- en seizoensstandplaatsen.

  • 1.

    Op de website van de gemeente Breda www.breda.nl wordt een openbare bekendmaking geplaatst.In deze bekendmaking wordt onder andere melding gemaakt van:

    • a.

      welke locatie, de dag en tijd van inname van de standplaats en of het vaste- of een seizoensstandplaats betreft,tevens wordt de toegestane branche van de standplaats vermeld, het aantal m² wat beschikbaar is per locatie;

    • b.

      dat het beleid zoals vastgelegd in de nota standplaatsen van de gemeente Breda en de daarbij behorende bijlagen op de website van de gemeente Breda is in te zien zijn;

    • c.

      dat er per standplaatslocatie een minimale huurprijs is vastgesteld en hoe deze kan worden berekend;

    • d.

      of dat er standplaatshouders zijn die een voorkeursrecht hebben ivm verplaatsing indien dit van toepassing is;

    • e.

      de periode gedurende welke de inschrijving openstaat;

    • f.

      dat de inschrijving moet geschieden met gebruikmaking van een inschrijfformulier; dit formulier kan worden opgevraagd via telefoonnummer 14076 of per mail via AO4venv@breda.nl;

    • g.

      dat het inschrijfformulier in een speciale gesloten envelop moet toegezonden worden of afgegeven worden bij de Gemeente Breda. Te laat ingezonden inschrijfformulieren worden niet in behandeling genomen;

    • h.

      tussen de eindtijd en einddatum van de sluiting van de inschrijving en de verpachting zitten minimaal 2 dagen.

    • i.

      het inschrijfformulier dient volledig te worden ingevuld inclusief het inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel;

    • j.

      de datum waarop en de plaats waar de enveloppen geopend zullen worden en de inschrijfformulieren in het openbaar voorgelezen zullen worden;

  • 3.

    Bij de openbaarmaking van de inschrijvingen wordt voor elke standplaats afzonderlijk een lijst aangelegd, waarop in volgorde van hoogste inschrijfsom de namen en adressen van de inschrijvers worden aangetekend;

  • 4.

    Na de openbare verpachting zullen de biedingen worden bestudeerd. Bij een gelijke bieding die, geheel volgens de regels heeft plaatsgevonden, wordt eerst bekeken of het oudste rechten criterium van toepassing is. Biedingen worden slechts in behandeling genomen per locatie of een combinatie van locaties. Zijn er combinaties van locaties dan wordt dit kenbaar gemaakt in de openbare bekendmaking. Bij een gelijke bieding worden de bieders uitgenodigd. Dan kan de eventuele loting plaatsvinden.

  • 5.

    De directeur Dienstverlening is namens het College van Burgemeester en Wethouders gemandateerd om de definitieve huursom per standplaats vast te stellen. In beginsel wordt de huursom vastgesteld op het hoogste bod, waarbij dit hoogste bod minimaal gelijk dient te zijn aan de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde minimum huurprijs. De jaarlijkse minimum huurprijs voor deze locaties wordt vastgesteld op driemaal het in de Verordening precariobelasting Breda (per m²) vastgestelde commerciële precario jaartarief voor het innemen van een standplaats. We nemen het aantal m2 wat de maximaal in te nemen ruimte is. Dit is inclusief wagen, luifel en uitstalling.

  • 6.

    Degenen die een oudste recht hebben, worden, (onder de onder punt 3 bedoelde inschrijvingslijst) aangeschreven teneinde te vernemen of zij al dan niet van hun voorkeursrecht gebruik wensen te maken en dus bereid zijn om hun bod te verhogen tot het door een ander uitgebrachte hoogste bod.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders besluit tot toewijzing van de standplaatsen (verlenen vergunning en sluiten overeenkomst) aan degene die het hoogste bod heeft uitgebracht tijdens de verpachting, tenzij degene die over de oudste rechten beschikt het bod wil evenaren, dan ontvangt diegene de vergunning en de overeenkomst. Het bod dient een realistisch bod te zijn.

  • 8.

    Degene aan wie een standplaats is toegewezen, wordt van deze toewijzing op de hoogte gebracht, waarna tot verlenen van vergunning en ondertekening van de overeenkomst wordt overgegaan. Degenen, aan wie geen standplaats is toegewezen, ontvangen daarover bericht.

  • 9.

    Bij tussentijdse aanpassingen van de inrichting van de standplaats zal bekeken worden of de huursom wordt aangepast. De dan geldende minimum huurprijs zal als richtprijs worden aangehouden.

  • 10.

    Indien een bieder voor een standplaats niet in aanmerking komt voor de vergunning van de standplaats waarop is geboden, kan deze bieder bij keuze op een wachtlijst worden geplaatst. Deze wijze van toewijzing van tussentijds vrijgekomen standplaatsen geldt tot 2 jaar nadat de eerste standplaatshouder het huurcontract heeft afgesloten.

Bijlage II. ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERHUUR VAN GEMEENTEGROND TEN BEHOEVE VAN VERKOOP VAN GOEDEREN DAN WEL HET AANBIEDEN VAN DIENSTEN VANUIT EEN VASTE STANDPLAATS OF EEN SEIZOENSSTANDPLAATS

  • 1.

    Huurder verklaart ermee bekend te zijn, dat de van toepassing zijnde regelingen, zoals onder andere de Winkeltijdenwet, de Algemene plaatselijke verordening Breda 2014 van toepassing zijn. Verder is ook van belang, niet limitatief, de regelgeving lokaal en landelijk met betrekking tot bouw, milieubeheer, omgevingswet, afval en brandveiligheid. Huurder kan aan deze overeenkomst geen rechten ontlenen met betrekking tot het verkrijgen van op grond van voormelde regelingen eventueel vereiste vergunningen.

     

  • 2.

    De huurder aanvaardt de grond in de staat waarin deze zich op het moment van aanduiding door de toezichthouder bevindt.

     

  • 3.

    Het is de huurder niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van of vanwege het college van burgemeester en wethouders in het gehuurde veranderingen aan te brengen. Het graven van sloten en het slaan van palen en pennen worden daarmede onder begrepen.

     

  • 4.

    Het is huurder niet toegestaan:

    • -

      het gehuurde te exploiteren op tijden, dat er volgens de Marktverordening 2002 een algemene weekmarkt wordt gehouden, zulks voor zover het gehuurde is gelegen binnen een afstand van 300 meter van de algemene weekmarkt;

    • -

      het gehuurde te exploiteren op tijden, dat het gehuurde voor door het college van burgemeester en wethouders te bepalen evenementen of andere activiteiten dient te worden gebruikt met dien verstande dat huurder daarvan tijdig vooraf schriftelijk mededeling ontvangt. Indien tengevolge daarvan gedurende langer dan één maand van het gehuurde geen gebruik kan worden gemaakt, wordt een evenredig deel van de huurprijs gerestitueerd dan wel kwijtgescholden;

    • -

      het gehuurde onder te verhuren of op enige andere wijze geheel of gedeeltelijk aan derden in gebruik te geven;

    • -

      het gehuurde op andere wijze te gebruiken dan overeengekomen.

       

  • 5.

    Indien de huurder de huurtermijnen niet volledig en/of niet tijdig betaalt, zal de huurder in gebreke zijn - zonder dat enige aanmaning en/of ingebrekestelling vereist wordt - door het enkel verloop van de termijn en zal de huurder aan de verhuurder de wettelijke rente verschuldigd zijn vanaf de dag van het in gebreke zijn tot aan de dag van de algehele voldoening. Ten aanzien van de door de huurder verschuldigde bedragen wordt elk beroep op korting of schuldvergelijking uitgesloten.

     

  • 6.

    Huurder kan de huurovereenkomst opzeggen. Dit dient schriftelijk en minimaal drie maanden voor aanvang van het volgend kalenderjaar te geschieden. Opzegging van de huurovereenkomst vindt plaats per kalenderjaar.

     

  • 7.

    Schade aan eigendommen van de verhuurder wordt door of vanwege de verhuurder op kosten van huurder hersteld. De huurder vrijwaart de verhuurder voor alle aanspraken van derden tot vergoeding van schade - onder welke benaming dan ook - die is ontstaan tengevolge van het gebruik van de gemeentegrond.

     

  • 8.

    Indien de huurder na sommatie nalatig blijft in de nakoming van enige verplichting, welke ingevolge wet, verordening en/of huurovereenkomst op hem rust, heeft de verhuurder:

    • -

      het recht om met inachtneming van de wettelijke bepalingen de huurovereenkomst onmiddellijk te doen eindigen zonder dat daartoe enige verdere ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst vereist zal zijn; en

    • -

      het recht om de ontbinding alsmede de ontruiming van het gehuurde te vorderen; en

    • -

      het recht de nakoming van de huurovereenkomst te vorderen, alles onverminderd de overige rechten van de verhuurder uit wanprestatie voortvloeiende.

  • Alle door de verhuurder te maken kosten van incassering van achterstallige huur komen eveneens geheel ten laste van huurder, die deze op eerste aanzegging aan de verhuurder dient te vergoeden.

     

  • 9.

    De huurovereenkomst wordt met onmiddellijke ingang beëindigd:

    • a.

      indien de verhuurder om welke reden dan ook voor werken van openbaar nut blijvend, geheel of gedeeltelijk over de verhuurde gemeentegrond dient te beschikken;

    • b.

      indien het college van burgemeester en wethouders de ingevolge artikel 1:6 en artikel 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2014 voor het gehuurde aan huurder verleende vergunning heeft ingetrokken;

    • c.

      bij overlijden van de huurder, behoudens bijzondere omstandigheden gelegen in de persoon van de standplaatshouder.

  • De huurovereenkomst kan worden beëindigd, indien binnen een afstand van circa 300 meter vanaf het gehuurde, voor zover gelegen in de buitenwijken van de gemeente Breda, een winkel wordt gevestigd, alwaar dezelfde goederen of waren worden verkocht als op het gehuurde. Indien de huurovereenkomst op grond van het bovenstaande wordt beëindigd, zal slechts een evenredig deel van de totale huurprijs over de werkelijke looptijd van de huurovereenkomst verschuldigd zijn.

  • 10.

    De huurder is verplicht om binnen veertien dagen na beëindiging van de huurovereenkomst het gehuurde geheel te ontruimen en eventuele fundering of andere voorziening te verwijderen en het gehuurde in dezelfde staat als waarin het is verkregen aan de verhuurder op te leveren. Alle goederen, welke de huurder na beëindiging van de huurovereenkomst eventueel op het gehuurde zal achterlaten, zullen geacht worden door de huurder aan de verhuurder te zijn afgestaan. De verhuurder zal over deze goederen als zijn eigendommen kunnen beschikken zonder hiervoor enige vergoeding verschuldigd te zijn en onverminderd het recht van de verhuurder betreffende goederen op kosten van de huurder te verwijderen.

     

  • 11.

    De huurder dient de standplaats opgeruimd achter te laten. Bovendien moet papier, etensresten en ander afval, afkomstig van de onderhavige standplaats, dat zich binnen een straal van 25 meter van de standplaats bevindt, door de huurder worden opgeruimd. Indien huurder hieraan niet voldoet, kan een en ander door of vanwege de verhuurder geschieden op kosten van huurder.

     

  • 12.

    De huurder dient zelf en voor eigen rekening zorg te dragen voor nutsvoorzieningen en/of water op de standplaats.

     

  • 13.

    Indien de huurovereenkomst wordt beëindigd, zal ook de standplaatsvergunning komen te

    vervallen.

Bijlage III.

Algemene plaatselijke verordening Breda 2014:

 

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

 

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    Indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    Indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    Indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    Indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    Indien de houder dit verzoekt.

     

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

 

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

 

Artikel 5:17 Begripsbepaling

 

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet

    b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:12 APV

 

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 4.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geweigerd indien sprake is van het aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen op de plaats waar een evenement zoals bedoeld in artikel 2.12 plaatsvindt, gedurende de tijd dat dit evenement plaatsvindt waarvoor de burgemeester een vergunning heeft verleend en voor zover de organisator handelt overeenkomstig de vergunningsvoorschriften en de beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden, en de aanbieding, verkoop of verstrekking geen deel uitmaakt van het evenement.

  • 5.

    Op vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting (2015)

Het precariotarief is opgenomen in artikel 4.1.1.3

 

 

Hoofdstuk 4 Goederen, materialen, kiosken, wagens, kramen enz.

4.1. Het tarief bedraagt voor het hebben van kiosken, wagens, tenten, kramen, kisten, bakken, tonnen en dergelijke, uitgezonderd het hebben daarvan op de marktplaatsen gedurende de aangewezen marktdagen:

4.1.1 voor commerciële doeleinden per m²:

4.1.1.3 - per jaar € 75,88