Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 |
Citeertitel | Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening, water, natuur en landschap, bodem, huisvesting, economische zaken, recreatie, milieu |
Paragraaf 3.1.4 Faunavoorzieningen is in werking getreden op 15 maart 2014. De formule neergelegd in artikel 5.10.20.2 Criteria onderdeel b is zodanig dat de formule niet opgenomen kon worden in deze regelgevingsbank. De vindplaats van de formule (te weten blz. 75 van het Provinciaal Blad nr. 2013/208) is daarom wél opgenomen in deze bank.
Op besluiten in verband met aanvragen om subsidie op grond van de Regels subsidieverordeningvitaal Gelderland 2011 die zijn ingediend voor 7 juli 2015 blijven de Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 van toepassing zoals die golden ten tijde van de indiening van de aanvraag. Dit is niet van toepassing voor zover het gaat om aanvragen om subsidie op grondvan artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a, artikel 4.2.3.1, aanhef en onder a en artikel 5.10.8.1 van de Regels Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011.
Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011, artikel 1.2 lid 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-10-2015 | 01-01-2016 | wijziging regeling | 29-09-2015 Provinciaal Blad 2015 nr. 6617 | zaaknummer 2015-012746 | |
07-07-2015 | 07-10-2015 | wijziging regeling | 30-06-2015 Provinciaal Blad 2015 nr. 3950 | zaaknummer 2015-005337 | |
01-01-2015 | 07-07-2015 | nieuwe regeling | 09-12-2014 Provinciaal Blad 2015 nr. 3807 | zaaknummer 2014-015799 |
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1.1.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze regels wordt verstaan onder:
experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten, zoals verder beschreven in randnummer 86. van artikel 2 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014;
fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische werkzaamheden die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een directe commerciële toepassing of een direct commercieel gebruik wordt beoogd;
grote onderneming: een onderneming die gelet op de grootte niet behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van Bijlage 1 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;
haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;
industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving en/of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie;
innovatiecluster: structuur of georganiseerde groepering van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve starters, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers) die tot doel hebben innovatieve activiteiten te stimuleren door het delen van faciliteiten en de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij te dragen aan technologieoverdracht, netwerking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster;
innovatieve onderneming: een onderneming
die aan de hand van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie kan aantonen dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procédés zal ontwikkelen die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in deze sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden, of
waarvan de kosten voor onderzoek en ontwikkeling ten minste 10% bedragen van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de toekenning van de steun of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant;
onderzoeksinfrastructuur: faciliteiten, middelen en verwante diensten die door de wetenschappelijke gemeenschap worden gebruikt om op hun respectieve vakgebied onderzoek te verrichten. Hierbij gaat het om: wetenschappelijke uitrusting of sets wetenschappelijke instrumenten; kennisgebaseerde hulpbronnen zoals verzamelingen, archieven of gestructureerde wetenschappelijke informatie; ict-gebaseerde enabling infrastructuur zoals gridnetwerken, computers, software en communicatie, of iedere andere entiteit met een uniek karakter die onontbeerlijk is om onderzoek te kunnen verrichten. Dit soort infrastructuur kan zich op één enkele locatie bevinden (single-sited) dan wel verspreid zijn (distributed) (een georganiseerd netwerk van hulpbronnen) in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC);
op arm’s lenght: de voorwaarde van de transactie tussen de contractpartijen wijken niet af van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en behelzen geen enkele vorm van heimelijke verstandhouding. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het arm’s lenght-beginsel;
startende onderneming: een kleine onderneming tot vijf jaar na haar registratie, die nog geen winst heeft uitgekeerd en niet uit een fusie is ontstaan. Voor een onderneming die zich niet hoeft te laten registreren, kan de periode van vijf jaar geacht worden aan te vangen op het tijdstip dat de onderneming ofwel haar economische activiteiten aanvangt of belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten;
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1.1 Communautaire toetsingskader
Indien de verstrekking van subsidie als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet worden aangemerkt, wordt de subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352).
Artikel 2.1.1.2 Aanvragen bij tenders
Indien Gedeputeerde Staten hebben bepaald dat bij de verdeling van het beschikbare bedrag die activiteiten voorrang krijgen die het meest overeenstemmen met het doel waarvoor dat bedrag ter beschikking is gesteld, wordt de aanvraag om subsidie geweigerd indien de aanvraag niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen en voorwaarden in de SvG of in deze regels.
Hoofdstuk 3 Natuur en Leefomgeving
Paragraaf 3.1.1 Landschap en Landgoederen
Artikel 3.1.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Paragraaf 3.1.3 Natuurbeheer met schaapskuddes en schaapskooien
Artikel 3.1.3.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
Aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, in worden ingediend voor 1 mei 2014.
Paragraaf 3.1.4 Faunavoorzieningen
Artikel 3.1.4.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van een faunavoorziening.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval een GIS kaart met daarop de faunavoorziening en het onderzoek waaruit blijkt dat er sprake is van een knelpunt gevoegd.
Paragraaf 3.1.5 Grondverwerving ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur
Artikel 3.1.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
terrein: gronden waaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten die van belang of potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;
Artikel 3.1.5.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 3.1.5.7 Hoogte van de subsidie
Voor zover voor verwerving of pachtvrij maken van grond subsidie is verstrekt door GedeputeerdeStaten op grond van een andere regeling of door een bestuursorgaan van een ander overheidslichaam, wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen.
Artikel 3.1.5.8 Verplichtingen
Ontheffing als bedoeld in het eeste lid, aanhef en onder d, wordt verleend indien:
gehele of gedeeltelijke sluiting van het natuurterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen;
De subsidieontvanger is bij vervreemding, verpachting of vestigen van zakelijke rechten verplicht ingevolge deze regeling verstrekte subsidie binnen een termijn van zes maanden terug te betalen aan de provincie Gelderland, tenzij hiervan in de toestemming als bedoeld in het vierde lid ontheffingis verleend.
Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:
de verplichting, inhoudende dat de subsidieontvanger het terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van de ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort; en
Indien de subsidieontvanger ook andere economische activiteiten verricht dan de verwerving van terreinen ten behoeve van natuurbeheer als bedoeld in deze regeling, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).
Artikel 3.1.5.9 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordtin elk geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomstof een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeldin artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek verstrekt.
Paragraaf 3.1.6 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 3.1.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van artikel 2.7.3.1 van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten gewijzigde begrenzing van het Gelders natuurnetwerk;
Artikel 3.1.6.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.6.2 wordt slechts verstrekt indien door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw:
Artikel 3.1.6.4 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.6.2 komen in aanmerking:
Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van het te verplaatsen landbouwbedrijfsgebouw.
Paragraaf 3.1.7 Behoud van prioritaire soorten
Artikel 3.1.7.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van artikel 2.7.3.1 van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten gewijzigde begrenzing van het Gelders natuurnetwerk;
Artikel 3.1.7.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten waarvan op basis van onderzoek of gedocumenteerde veldervaringen aannemelijk is dat zij bijdragen aan het behoud van prioritaire soorten in Gelderland en dat deze activiteiten aanvullend dan wel gelijkwaardig zijn ten opzichte van de activiteiten bedoeld in het eerste lid.
Paragraaf 3.1.8 Rustgebieden voor ganzen
Artikel 3.1.8.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor het gedurende een seizoen niet verjagen van ganzen van percelen die zijn gelegen in een rustgebied.
Titel 3.2 Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)
Paragraaf 3.2.1 Bevordering van toeristische activiteiten (POP 313)
Artikel 3.2.1.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3.2.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van paden of routes ten behoeve van fietsen, wandelen, varen en paardrijden en daarbij behorende voorzieningen.
Hoofdstuk 4 Ruimte en Bereikbaarheid
Paragraaf 4.1.2 Gemeentelijke projecten in het kader van de Brede Doeluitkering (BDU)
Artikel 4.1.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.2.1 wordt slechts verstrekt voor projecten die zijn opgenomen in het Bestedingsplan Brede Doeluitkering als bedoeld in artikel 6 van de Wet BDU Verkeer en Vervoer.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten en gemeenschappelijke regelingen die rechtspersoonlijkheid bezitten.
Paragraaf 4.1.3 Verkeersveiligheid
Artikel 4.1.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor niet-infrastructurele verkeersveiligheidsactiviteiten.
Subsidie wordt slechts verstrekt als de niet infrastructurele activiteiten voldoen aan eisen vermeld in het werkplan van het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Oost-Nederland.
Paragraaf 4.1.4 Openbaar vervoer waaronder begrepen regiotaxi
Artikel 4.1.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor het verrichten van:
Subsidie voor het verrichten van openbaar vervoer wordt slechts verstrekt voor de duur van de concessie of voor de duur van de overeenkomst tussen de provincie en vervoerder.
Paragraaf 4.1.5 Infrastructurele openbaarvervoervoorzieningen
Artikel 4.1.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder f, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, vervoerders en rechtspersonen die zich krachtens hun statuten inzetten voor het openbaar vervoer in Gelderland.
Paragraaf 4.1.6 Sociale veiligheid en toegankelijkheid
Artikel 4.1.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder g en h, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten ter verbetering van de:
Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden in gebieden waar en ten behoeve van bus- en treinlijnen waarvoor de provincie Gelderland bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 verantwoordelijk is voor het openbaar vervoer.
Paragraaf 4.1.7 Fietsvoorzieningen
Artikel 4.1.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder i, van de SvG 2011 kan worden verstrekt voor:
Paragraaf 4.1.8 Mobiliteitsprojecten
Artikel 4.1.8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder j, van de SvG kan worden verstrekt voor haalbaarheidsstudies, onderzoek, pilots en promotieprojecten gericht op mobiliteitsmanagement.
Paragraaf 4.1.9 Goederenvervoer
Artikel 4.1.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder l, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Paragraaf 4.1.10 Beter Benutten Vervolg
Artikel 4.1.10.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van projecten in het kader van Beter Benutten Vervolg.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de projecten zijn opgenomen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde bestedingsplan.
Titel 4.2 Gelderse Gebiedsontwikkeling
Paragraaf 4.2.2 Ontwikkeling forten
Artikel 4.2.2.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 4.2.2.2a Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten die rechtstreeks verband houden met de activiteiten bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a en b.
Paragraaf 4.2.3 Gebiedsontwikkeling
Artikel 4.2.3.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor de voorbereiding of uitvoering van werkzaamheden waarmee:
Paragraaf 4.2.4 Beleef de Waal
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
Paragraaf 4.2.5 Waalpleisterplaatsen
Artikel 4.2.5.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van openbare voorzieningen aan een knooppunt in de recreatieve infrastructuur.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijke verklaring van burgemeester en wethouders verstrekt waaruit blijkt dat de betreffende subsidiabele activiteit positief is beoordeeld.
Artikel 4.2.5.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50 % van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 100.000,-.
Titel 4.4 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Paragraaf 4.4.1 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Artikel 4.4.1.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1 van de SvG kan worden verstrekt ten behoeve van:
Paragraaf 4.5.1 Procesondersteuning Impulsplan Wonen
Artikel 4.5.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Impulsplan Gelderse Woningmarkt: beleidsplan vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 26 september 2012, PS2012-656, inzake het stimuleren van projecten op het gebied van binnenstedelijk wonen, functieverandering van leegstaande gebouwen, herstructurering als verdunningsopgave, revitalisering van kernen in krimpgebieden of gebieden met soortgelijke problematiek, langer zelfstandig wonen en innovatieve initiatieven;
Artikel 4.5.1.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 4.5.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 4.5.1.4 Subsidiabele kosten
De kosten die voorafgaand aan het sluiten van de intentieovereenkomst worden gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag een ondertekende intentieovereenkomst overgelegd waarin zijn opgenomen de aanleiding van de overeenkomst, het doel van het te realiseren project, de werkwijze waarlangs partijen tot realisering van het project willen komen, de financiering van het project en een planning van de werkzaamheden.
Hoofdstuk 5 Economie en Samenleving
Paragraaf 5.2.2 Cultuur- en erfgoedpacten
Artikel 5.2.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.2.2 van de SvG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een intergemeentelijk meerjarenprogramma 2014-2016 dat is gericht op de versterking van de vrijetijdseconomie of cultuurparticipatie.
Paragraaf 5.2.3 Instandhouding gemeentelijke monumenten, historische molens en stoomgemalen
Artikel 5.2.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.2.1, onder e en f van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 5.2.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.2.1 onderdeel f van de SvG kan worden verstrekt voor de asomwenteling van een monumentale molen.
Paragraaf 5.3.1 Sociaal Profiel
Artikel 5.3.1.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.3.1 van de SvG kan worden verstrekt voor projecten waarin werkwijzen worden ontwikkeld die:
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit.
Artikel 5.3.1.7 Selectiecriteria
Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die:
Artikel 5.4.1.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie, als bedoeld in artikel 5.4.1 van de SvG, kan worden verstrekt voor innovatieve activiteiten gerelateerd aan de overdracht van de provinciale taken op het gebied van jeugdzorg aan gemeenten.
Subsidie wordt verstrekt aan een regio als bedoeld in artikel 5.4.1.1, aanhef en onder a tot en met g.
Artikel 5.4.1.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.4.1.2.
Titel 5.5 Leefbaarheid en gemeenschapsvoorzieningen
Paragraaf 5.5.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.5.1.2 Indieningstermijn
Subsidie op grond van deze titel kan worden aangevraagd voor 19 maart 2015.
Paragraaf 5.5.2 Versterken van duurzame exploitatie van gemeenschapsvoorzieningen
Artikel 5.5.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de:
Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit.
Paragraaf 5.5.3 Creëren van samenhang van functies en voorzieningen
Artikel 5.5.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor de voorbereiding en uitwerking van afspraken tussen dorpsraden, bestuurders van gemeenschapsvoorzieningen, burgerinitiatieven, gemeente en mogelijke andere partners over afstemming van functies en voorzieningen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij de subsidiabele activiteiten minste drie van de volgende functies zijn betrokken: welzijn, educatie, cultuur, zorg, maatschappelijke dienstverlening en zakelijke dienstverlening.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit.
Paragraaf 5.5.4 Versterken van zelforganiserend vermogen
Artikel 5.5.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor:
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit.
Paragraaf 5.5.5 Investering in een gemeenschapsvoorziening
Artikel 5.5.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij de subsidiabele activiteit ten minste drie van de volgende functies zijn betrokken: welzijn, educatie, cultuur, zorg, sport, maatschappelijke dienstverlening en zakelijke dienstverlening.
Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden.
Paragraaf 5.5.6 Ontmoetingsplek
Artikel 5.5.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor de aanleg of verbetering van een ontmoetingsplek.
Paragraaf 5.6.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.6.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze titel wordt verstaan onder:
tweede ring van potentiële kernsporten: de sporten golf, gymnastiek, handbal, hockey, schaatsen (inclusief skeeleren), schermen, vrouwenvoetbal, waterpolo en zwemmen die zijn aangewezen door Provinciale Staten op 30 juni 2010 in het document Gelderland Sportland: Programma 2010-2016 (besluit PS2010-510; zaaknummer 2010-009055) als mogelijke toekomstige kernsport;
Paragraaf 5.6.2 Vitale samenleving - sportieve bewegingsruimte
Artikel 5.6.2.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van nieuwe beachvolleybalvelden in de buitenruimte.
Paragraaf 5.6.5 Vitale samenleving - sport en gezondheid bij mensen met een lage sociaal- economische status
Paragraaf 5.6.9 Economische impact - Sportevenementen
Artikel 5.6.9.1 Evenementenkalender
Gedeputeerde Staten stellen voor de jaren 2015 en 2016 een evenementenkalender vast.
Artikel 5.6.9.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1, aanhef en onder b van de SvG kan worden verstrekt voor de organisatie van sportevenementen die op de evenementenkalender staan indien er een programma van breedtesportstimuleringsactiviteiten rondom het evenement wordt georganiseerd.
Artikel 5.6.9.4 Verplichtingen
Bij een subsidie van meer dan € 25.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.6.9.2, is de subsidieontvanger verplicht binnen zes maanden na het einde van het evenement een onderzoeksrapport te overleggen, met de resultaten van een onderzoek naar de economische spin-off van het evenement voor het bedrijfsleven in Gelderland conform de methodiek van de landelijke Werkgroep Evaluatie Sportevenementen.
Paragraaf 5.6.10 Economische impact - Kennis en innovatie
Artikel 5.6.10.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
Paragraaf 5.6.11 Economische impact - Vitale bedrijven, vitale werknemers
Artikel 5.6.11.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1 van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het verspreiden van kennis, het verbinden en bijeen brengen van bedrijven of instellingen met betrekking tot het thema vitaliteit en gezondheid van werknemers.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor het organiseren van bijeenkomsten, waar ten minste vijf bedrijven of instellingen, welke in Gelderland gevestigd zijn, aan deelnemen.
Artikel 5.6.11.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000 per bijeenkomst.
Paragraaf 5.6.12 Programmatische subsidiëring
Artikel 5.6.12.4 Sport en gezondheid bij jeugd
Subsidie voor sport en gezondheid bij jeugd kan verstrekt worden voor activiteiten in meer danéén gemeente waarbij leefstijlinterventies gericht op sporten en bewegen uit de
Interventiedatabase van het Loket Gezond Leven van het RIVM of van de Menukaart van het samenwerkingsverband Effectief Actief worden ingezet.
Artikel 5.6.12.7 Sportevenementen
Bij een subsidie van meer dan € 25.000,- voor activiteiten als bedoeld in eerste lid is de ontvanger verplicht binnen zes maanden na het einde van het evenement een onderzoeksrapport te overleggen, met de resultaten van een onderzoek naar de economische spin-off van het evenement voor het bedrijfsleven in Gelderland conform de methodiek van de landelijke Werkgroep Evaluatie Sportevenementen.
Titel 5.7 Topsectoren en Innovatie
Paragraaf 5.7.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.7.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze titel wordt verstaan onder:
MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);
Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;
Paragraaf 5.7.2 Versnellen van innovaties Food, Health en Maakindustrie
Artikel 5.7.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie.
Paragraaf 5.7.3 Collectief onderzoek
Artikel 5.7.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 5.7.3.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.3.1, aanhef en onder a en b, komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Paragraaf 5.7.4 Projectsubsidie
Artikel 5.7.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 5.7.4.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
Artikel 5.7.4.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000,-.
Paragraaf 5.7.5 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten
Artikel 5.7.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht.
Artikel 5.7.5.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
Paragraaf 5.7.6 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties
Artikel 5.7.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het:
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisinstelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Artikel 5.7.6.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,-.
Paragraaf 5.7.7 Ondersteunen innovatieve starters
Artikel 5.7.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een programma gericht op het ondersteunen van innovatieve starters teneinde innovatie en ondernemerschap te bevorderen.
Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die deels of volledig statutair wordt bestuurd door vertegenwoordigers van onderwijs- of kennisinstellingen en die zich blijkens zijn statuten het bevorderen van het ontstaan van jonge innoverende ondernemingen tot doel stelt.
Artikel 5.7.7.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.000.000,-.
Paragraaf 5.7.9 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie sectoren Food, Health en Maakindustrie
Artikel 5.7.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties.
Paragraaf 5.7.10 Ondersteuning Valleybureaus als innovatiecluster
Artikel 5.7.10.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de sector Food of Health.
Paragraaf 5.7.11 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling
Artikel 5.7.11.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op de fysieke realisatie van een incubator, een bedrijfsverzamelgebouw of een gedeelde onderzoeksfaciliteit.
Artikel 5.7.11.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
het financieren van een onrendabele top in de vorm van kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als subsidiabele kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking.
Paragraaf 5.8.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.8.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze titel wordt verstaan onder:
MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);
Regionaal Programma Bedrijventerreinen: een document dat afspraken bevat tussen de betreffende regio en de provincie voor de planning en de programmering van bedrijventerreinen, waarbij voornoemde afspraken een uitwerking betreffen van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen;
Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;
Paragraaf 5.8.2 Verbeteren positie van starters
Artikel 5.8.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, b en c, van de SvG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een door meerdere partijen gezamenlijk opgesteld programma:
Paragraaf 5.8.3 Versnellen van innovaties in logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector
Artikel 5.8.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector.
Paragraaf 5.8.4 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector
Artikel 5.8.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties.
Paragraaf 5.8.5 Collectief onderzoek
Artikel 5.8.5.1 Subsidiabele activiteit
In afwijking van het vorige lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming die een andere SBI-code heeft dan de aanvrager en de voorwaarden voor die samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Onverminderd het bepaalde in het vorige lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector,
slechts verstrekt indien de aanvrager samenwerkt met ten minste één andere onderneming die een andere SBI-code heeft dan de aanvrager.
Artikel 5.8.5.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld onder artikel 5.8.5.1, aanhef en onder a en b, komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
In afwijking van het vorige lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector,
verstrekt aan MKB-ondernemingen met ten minste één van de volgende SBI-codes: 5811, 5813, 5814, 5819, 5821, 5829, 59111, 59112, 5912, 5913, 5914, 5920, 6010,
6020, 6030, 7021, 7111, 7311, 7312, 7410, 74201, 7990, 8230, 90011, 90012, 90013, 9002, 9003, 90041, 91011, 91012, 91019, 91021, 91022, 9103, 93211, 93212, 94993 of 94994.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, ingediend:
Artikel 5.8.5.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste:
25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover deze plaatsvinden in de sectoren logistiek en vrijetijdseconomie en 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover deze plaatsvinden in de creatieve sector.
Artikel 5.8.5.5a Indieningstermijn aanvraag
De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, wordt voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector ingediend tot en met 30 september 2014 of in de periode van 1 februari 2015 tot en met 30 april 2015.
Artikel 5.8.5.5b Verplichtingen
De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, is voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector verplicht het resultaat van de subsidiabele activiteit of de zakelijke inhoud daarvan kenbaar te maken door vermelding daarvan op tenminste zijn eigen website of de website www.ondernemengelderland.nl.
Paragraaf 5.8.6 Projectsubsidie
Artikel 5.8.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst:
tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publicerenb. aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met meerdere andere ondernemingen of kennisinstellingen en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd; en
Artikel 5.8.6.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkend boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking;
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
Paragraaf 5.8.7 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten
Artikel 5.8.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht.
Artikel 5.8.7.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
Paragraaf 5.8.9 Kwaliteitsverbetering en meeropbrengst ondernemingen vrijetijdseconomie
Artikel 5.8.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor regionale projecten ter versterking van de vrijetijdseconomie, niet zijnde marketing en promotie.
Artikel 5.8.9.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie, voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.9.3 bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000,-. Hiervan kan maximaal € 10.000,- worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.9.3, aanhef en onder c.
Paragraaf 5.8.10 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie
Artikel 5.8.10.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Paragraaf 5.8.11 Kwaliteitsverbetering routes voor wandelen, fietsen, varen, hardlopen, paardrijden en mennen
Artikel 5.8.11.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 5.8.11.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie zoals bedoeld in artikel 5.8.11.1, aanhef en onder c, komen de kosten voor het verzamelen van data en toeristische informatie niet in aanmerking.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de Algemene subsidieverordeningGelderland 1998 wordt bij de aanvraag in elk geval een toelichting verstrekt in de vorm van een projectplan op de in artikel 5.8.11.2 opgenomen criteria.
Artikel 5.8.11.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,-.
Paragraaf 5.8.12 Marketing en promotie vrijetijdseconomie
Artikel 5.8.12.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor generieke marketing en promotie van de provincie Gelderland of Gelderse regio's ter bevordering van de vrijetijdseconomie.
Paragraaf 5.8.14 Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving
Artikel 5.8.14.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.14.1, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt indien:
er sprake is van een ruimtelijk knelpunt op het bedrijventerrein die het (toekomstig) functioneren van ten minste één bedrijf bemoeilijkt, er aantoonbaar draagvlak bij de ondernemers aanwezig is en er een positief effect is op de ontwikkeling of behoud van de werkgelegenheid op het bedrijventerrein; en
Paragraaf 5.8.15 Bedrijfsverplaatsingen
Artikel 5.8.15.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van een bijdrage voor bedrijfsverplaatsing vanwege een milieuhygiënisch knelpunt.
Paragraaf 5.8.16 Digitale bereikbaarheid
Artikel 5.8.16.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt verstrekt aan een vereniging van ondernemingen die gevestigd zijn op het bedrijventerrein waar de activiteiten voor worden ontwikkeld.
Paragraaf 5.8.17 Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving
Artikel 5.8.17.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één onderneming of gemeente en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Paragraaf 5.8.18 Jeugdwerkloosheid
Artikel 5.8.18.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.2 van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie aan werkgevers voor het realiseren van een werkplek voor een werkloze jongere die is ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie van een Gelderse gemeente.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit uiterlijk op 31 december 2015 is aangevangen.
Paragraaf 5.9.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.9.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze titel wordt verstaan onder:
grondwaterbeschermingsgebied: gebied rondom een waterwingebied, dat door Provinciale Staten is aangewezen ter bescherming van het grondwater dat ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening wordt opgepompt en waar de verblijftijd van het grondwater tot aan de pompputten van het waterbedrijf, niet langer is dan 25 jaar;
integraal masterplan glastuinbouw: plan voor de ontwikkeling van een in de Ruimtelijke verordening Gelderland aangeduid cluster voor de glastuinbouw van minimaal 5 hectare waarbij niet alleen de bedrijfslocaties worden opgenomen in het masterplan, maar ook de benodigde nutsvoorzieningen, wegen en andere voorzieningen om de bedrijven te vestigen en te ontwikkelen in de aangeduide clusters;
projectbureau herstructurering glastuinbouw Huissen-Angeren: het projectbureau van het publieke samenwerkingsverband tussen de provincie Gelderland en gemeente Lingewaard,
dat uitvoering geeft aan de uitvoeringsovereenkomst tussen provincie Gelderland en gemeente Lingewaard inzake de herstructurering van het glastuinbouwgebied Huissen-Angeren, d.d. december 2010;
projectbureau herstructurering tuinbouw Bommelerwaard: het projectbureau van het openbaar lichaam van het samenwerkingsverband Glastuinbouwproject Bommelerwaard ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen dat uitvoering geeft aan de samenwerkingsovereenkomst 'herstructurering glastuinbouw en paddenstoelenteelt Bommelerwaard' die is afgesloten tussen provincie Gelderland, gemeente Zaltbommel, gemeente Maasdriel en het waterschap Rivierenland d.d. 9 december 2009;
Paragraaf 5.9.2 Landbouwstructuurverbetering
Artikel 5.9.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor het ruilen van landbouwgronden in een ruilverkaveling bij overeenkomst.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
Artikel 5.9.2.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste € 500,- per geruilde hectare.
Paragraaf 5.9.3 Opstellen en uitvoeren integraal masterplan glastuinbouw
Artikel 5.9.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 5.9.3.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.9.3.1, aanhef en onder a, komen slechts de kosten voor externe inhuur in aanmerking.
Paragraaf 5.9.4 Verplaatsing glastuinbouwbedrijfsgebouwen
Artikel 5.9.4.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt:
wanneer subsidie wordt gevraagd op grond van artikel 5.9.4.2, aanhef en onder a: indien de eigenaar van de grond waarop het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf staat:
de gemeente schriftelijk verzoekt de glastuinbouwbestemming van het oorspronkelijke perceel waar het glastuinbouwbedrijf stond en de eveneens in eigendom belendende percelen te ontdoen van de bestemming glastuinbouw voor zover het oorspronkelijke perceel niet is gelegen binnen een intensiveringsgebied;
wanneer subsidie wordt gevraagd op grond van artikel 5.9.4.2, aanhef en onder b: indien de eigenaar van de grond waarop het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf staat schriftelijk aantoont overeenstemming te hebben bereikt met het desbetreffende projectbureau herstructurering over de wijze waarop en voorwaarden waaronder de gronden beschikbaar komen voor de herstructurering;
Artikel 5.9.4.4 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.9.4.2 komen in aanmerking:
Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of langdurig pachter van een te verplaatsen klein of middelgroot glastuinbouwbedrijf.
Bij nader besluit wordt een termijn als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, van de AsG vastgesteld waarbinnen aanvragen van subsidie moeten worden ingediend.
Paragraaf 5.9.5 Groene kringlopen
Artikel 5.9.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen die een landbouwbedrijf exploiteren met een SO van minimaal € 125.000,-.
Paragraaf 5.9.6 Investeringen in innovatieve installaties en bedrijfsgebouwen
Artikel 5.9.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor investeringen in innovatieve installaties en bedrijfsgebouwen.
De subsidie wordt verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen die een landbouwbedrijf exploiteren met een SO van minimaal € 125.000,-.
Artikel 5.9.6.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 35 % van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 100.000,-.
Paragraaf 5.9.7 Adviesdiensten in de landbouwsector
Artikel 5.9.7.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, eerste lid, aanhef en onder c, ten eerste, van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van advies aan ondernemingen die in de landbouw actief zijn.
De subsidie wordt slechts verstrekt indien het advies is gericht op de ontwikkeling van een korte voorzieningsketen.
Artikel 5.9.7.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 50% van de in aanmerking komende kosten met een maximum van € 1500,- per advies.
Artikel 5.9.7.6 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien de aanbieder van de adviesdienst niet bij de aanvraag door middel van een of meerdere schriftelijke verklaringen aantoont dat het advies wordt verstrekt in opdracht van een of meerdere ondernemingen in de landbouw ten behoeve van de ontwikkeling van een korte voorzieningsketen.
Titel 5.10 Prioritair Programma Energietransitie, Energie- en milieutechnologie (EMT)
Paragraaf 5.10.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.10.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze titel wordt verstaan onder:
MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);
Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;
sector energie- en milieutechnologie: de sector energie- en milieutechnologie bestaande uit ondernemingen uit de sectoren Grondstoffen en Chemie, Metaal, Machines en Apparaten, Energie, Recycling en Milieudienstverlening, Handel, Research en Zakelijke Dienstverlening alsmede bedrijven die bijdragen aan de biobased economy;
energie-index: cijfer dat het energiegebruik aangeeft op basis van de hoeveelheid energie die nodig wordt geacht voor de verschillende behoeften die verband houden met een gestandaardiseerd gebruik van de woning berekend volgens de rekenmethodiek genoemd in artikel 2, derde lid, van de Regeling energieprestatie gebouwen;
werkverbanden: de zes regionale werkverbanden, zijnde Food Valley corporaties, RNV corporaties, SWR corporaties, Corporaties Regio Stedendriehoek, Achterhoeks Corporatie Overleg en Verenigde Woningcorporaties in de Stadsregio Arnhem Nijmegen, welke alle woningcorporaties in Gelderland vertegenwoordigen;
energieneutrale woning: een woning waarvan de som van de ingaande en uitgaande energiestromen voor gebouwgebonden energie bij een normaal leefpatroon op jaarbasis gelijk is aan of lager is dan nul en met een additionele energieopwekkingscapaciteit voor gebruiksgebonden energie van ten minste:
Paragraaf 5.10.2 Versnellen van innovaties energie- en milieutechnologie en biobased economy
Artikel 5.10.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energieen milieutechnologie.
Paragraaf 5.10.3 Collectief onderzoek
Artikel 5.10.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 5.10.3.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld onder artikel 5.10.3.1, aanhef en onder a en b, komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Paragraaf 5.10.4 Projectsubsidie
Artikel 5.10.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 5.10.4.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking;
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
Artikel 5.10.4.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000,-.
Paragraaf 5.10.5 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten
Artikel 5.10.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht.
Artikel 5.10.5.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
Paragraaf 5.10.6 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties
Artikel 5.10.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisinstelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Artikel 5.10.6.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,-.
Paragraaf 5.10.7 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in EMT-sector
Artikel 5.10.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties.
Paragraaf 5.10.8 Ondersteuning Programmabureau EMT als innovatiecluster
Artikel 5.10.8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de sector energie- en milieutechnologie.
Paragraaf 5.10.9 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling
Artikel 5.10.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op de fysieke realisatie van incubators, bedrijfsverzamelgebouwen of gedeelde onderzoeksfaciliteiten.
Artikel 5.10.9.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
het financieren van een onrendabele top in de vorm van kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als subsidiabele kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking.
Paragraaf 5.10.10 Tenderregeling BioBest
Artikel 5.10.10.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de ontwikkeling van biobased products.
Paragraaf 5.10.11 Haalbaarheidsstudie
Artikel 5.10.11.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het doen uitvoeren van haalbaarheidsstudies voor nieuw te ontwikkelen installaties en infrastructuur gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien een haalbaarheidsonderzoek, als bedoeld in artikel 5.10.11.1 het volgende bevat:
Artikel 5.10.11.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen uitsluitend de kosten van de studie in aanmerking die worden gemaakt door de opsteller van de haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 5.10.11.1.
Paragraaf 5.10.12 Businesscase
Artikel 5.10.12.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het opstellen van een business case voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de business case, als bedoeld in artikel 5.10.12.1 het volgende bevat:
Paragraaf 5.10.13 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie doornatuurlijke personen
Artikel 5.10.13.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de projecten, als bedoeld in artikel 5.10.13.1, voldoen aan de volgende voorwaarden:
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen en van de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon.
Artikel 5.10.13.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 200.000,-.
Paragraaf 5.10.14 Woningisolatie
Artikel 5.10.14.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie voor woningisolatie van koopwoningen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de aanvrager beschikt over een subsidieregeling op grond waarvan aan een eigenaar-bewoner subsidie kan worden verstrekt voor:
Artikel 5.10.14.4 Hoogte van de subsidie
Indien de aanvrager een isolatiesubsidie verstrekt aan ten minste zes eigenaren van koopwoningen binnen de gemeente, waarbij iedere eigenaar-bewoner de aanvraag moet ondertekenen, bedraagt de subsidie niet meer dan een derde van de subsidiabele kosten per koopwoning met een maximum van € 750,- per koopwoning.
Paragraaf 5.10.15 Masterplan bodemenergie
Artikel 5.10.15.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het doen opstellen van een masterplan bodemenergie.
Artikel 5.10.15.2 Subsidiabele kosten
De kosten voor eigen personele inzet van de aanvrager komen niet voor subsidie in aanmerking.
Paragraaf 5.10.16 Rijden op biogas: bedrijfsmatig te gebruiken wegvervoermiddelen
Artikel 5.10.16.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG.
Artikel 5.10.16.2 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen de extra investeringskosten voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt in aanmerking.
Artikel 5.10.16.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten indien het betrokken wegvervoermiddel een massa heeft van:
Artikel 5.10.16.5 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd indien:
de aanvrager subsidie ontvangt, op basis van andere soortgelijke subsidieregelingen, voor hetzelfde wegvervoermiddel of dezelfde wegvervoermiddelen als waarvoor aanvrager onderhavige subsidie aanvraagt, waardoor de totale subsidie, te weten de subsidie die aanvrager wenst te ontvangen op basis van deze regeling en mogelijke andere soortgelijke subsidieregelingen, boven de maximale subsidiehoogte komt zoals beschreven in artikel 5.10.16.4; of
Paragraaf 5.10.17 Rijden op biogas: particulieren
Artikel 5.10.17.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG.
Artikel 5.10.17.2 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen de extra investeringskosten voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt in aanmerking.
Artikel 5.10.17.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.000,- per wegvervoermiddel.
Paragraaf 5.10.18 Warmtekrachtkoppeling, warmtepomp of gaswarmtepomp
Artikel 5.10.18.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf en installatie van een mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, een warmtepomp of een gaswarmtepomp.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
het geraamde energieverbruik over de gehele terugverdientijd, uitgedrukt in petajoules, bij het gebruik van de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp, niet minimaal 20% minder is dan het geraamde energieverbruik over deze periode wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van voormelde installaties, hetgeen is aangetoond door een onafhankelijke deskundige.
Paragraaf 5.10.19 Tender Gelderse maten
Artikel 5.10.19.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
Artikel 5.10.20.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de huur, huurkoop of koop en het installeren van een HRe-ketel.
Artikel 5.10.20.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen de kosten voor de aanschaf van een HRe-ketel in aanmerking.
De subsidieontvanger is verplicht bij de aanvraag een contract te overleggen waaruit blijkt dat de subsidieontvanger huurder of eigenaar is geworden of eigenaar zal worden van de HRe-ketel.
Paragraaf 5.10.21 Energiedisplay
Artikel 5.10.21.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf van een energiedisplay.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien het energiedisplay minimaal een label A+ heeft en de prestaties weergeeft van een zonne-energiesysteem van minimaal 10 KiloWattpiek.
Artikel 5.10.21.4 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen de kosten voor de aanschaf van een energiedisplay in aanmerking.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen die niet op het behalen van winst zijn gericht.
Artikel 5.10.21.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.500,- per energiedisplay.
Paragraaf 5.10.22 Extra verduurzaming sociale huurwoningvoorraad
Artikel 5.10.22.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het extra verbeteren van de energie-index van een bestaande, zelfstandige, gelabelde sociale huurwoning, waarbij leerwerkplaatsen worden gecreëerd.
Artikel 5.10.22.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt gemiddeld € 7.000,- per woning, met dien verstande dat de aanvrager ten minste de kosten van één labelstap per woning draagt.
Artikel 5.10.22.6 Communautair toetsingskader
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het besluit van de Commissie van 20 december 2011 (2012/21/EU) betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU 2012, L 7).
In verband met het bepaalde in het eerste lid is de aanvrager gehouden een verklaring over te leggen inhoudende enerzijds dat de woning waar de subsidiabele activiteit wordt verricht niet binnen tien jaren na dato subsidiebeschikking zal worden verkocht aan de zittende huurder dan wel aan een derde en anderzijds dat aan de zittende huurder als gevolg van de te verrichten subsidiabele activiteit geen huurverhoging zal worden doorgevoerd.
Paragraaf 5.10.23 Leningverstrekking energieneutraal renoveren particuliere woningen
Artikel 5.10.23.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het treffen van duurzaamheidsmaatregelen aan een bestaande woning in overeenstemming met het Maatwerkadvies Energiebesparing die zullen leiden tot een energieneutrale woning.
Subsidie wordt slechts verstrekt aan de eigenaar-bewoner van een bestaande woning, gelegen in de gemeente Wageningen, Arnhem, Nijmegen, Zutphen of Apeldoorn.
Artikel 6.1.1.2 Overgangsrecht
Op subsidies aangevraagd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling blijft het recht zoals dat gold vóór dat tijdstip van toepassing.
Toelichting Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011
Artikel 2.1.1.1 Communautair toetsingskader
De-minimis In deze regeling staat steeds per paragraaf in het artikel ‘Communautair toetsingskader’ de staatssteungrondslag vermeld waaraan de subsidie moet voldoen. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5.7.3, 5.7.4, 5.7.5, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.10, 5.7.11, 5.8.2, 5.8.5, 5.8.6, 5.8.7, 5.9.4, 5.9.5, 5.9.6, 5.10.3, 5.10.4, 5.10.5, 5.10.6, 5.10.8, 5.10.9, 5.10.11,5.10.16 en 5.10.22 en de artikelen 3.1.3.2, aanhef en onder a, 4.2.2.1, aanhef en onder a en 4.2.3.1, aanhef en onder a. Met name wordt in die paragrafen een beroep gedaan op de Algemene groepsvrijstellingsverordening en de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.
Het artikel Communautaire toetsingskader kan om twee redenen ontbreken, namelijk:
a. er is geen sprake van staatssteun; of b. er ontbreekt een specifieke staatssteungrondslag.
In het eerste geval is logischerwijs geen noodzaak een staatssteungrondslag op te nemen. In de toelichting bij de desbetreffende paragraaf zal dan worden vermeld om welke redenen er geen sprake is van staatssteun. In het tweede geval is er sprake van staatssteun die slechts kan worden verstrekt indien deze voldoet aan de criteria van één van de door de Europese Commissie vastgestelde de-minimisverordeningen.
Subsidie die op grond van paragrafen 3.1.1, 4.1.3, 4.2.4, 4.2.5, 4.4.1, 5.3,1, 5.5.2, 5.5.5, 5.7.2, 5.7.9, 5.8.3, 5.8.4, 5.8.5.6, tweede lid, 5.8.9, 5.8.10, 5.8.11, 5.8.13, 5.8.14, 5.8.16, 5.8.17, 5.9.2, 5.10.2, 5.10.7, 5.10.10, 5.10.12, 5.10.13, 5.10.18 en 5.10.19 en de artikelen 3.1.3.2, aanhef en onder b, 4.1.8.2, aanhef en onder b, 4.1.9.1, aanhef en onder a en c, 4.2.2.2, aanhef en onder b, en 4.2.3.1, aanhef en onder b tot en met g, wordt slechts met toepassing van Verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de de-minimissteun (PbEU L 352) verstrekt (de de minimisverordening). Voor wat betreft paragraaf 5.8.18 geldt dat de subsidieontvanger de subsidie slechts als subsidie mag verstrekken aan werkgevers met toepassing van de de-minimisverordening.
Subsidie aan een gemeente als bedoeld in artikel 5.2.3.1, aanhef en onder a en b kwalificeert op zichzelf niet als staatssteun. Daarvan zal pas sprake kunnen zijn in de relatie tussen de gemeente en de eindbegunstigde van de subsidie. Indien laatstbedoelde subsidie moet worden aangemerkt als staatssteun (en dus aan alle vijf cumulatieve criteria voor staatssteun voldoet), is er in aanvulling op de toelichting op artikel 2.1.1.1 van de Regels Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 naast de twee genoemde vrijstellingsmogelijkheden een derde vrijstellingsmogelijkheid toepasbaar. Dit betreft naadst de de-minimisverordening voor subsidies tot € 200.000,-, artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, het Monumentenkader zoals kennis gegeven bij de Europese Commissie onder de Algemene groepsvrijstellingsverordening (SA 40475). De twee laatsgenoemde mogelijkheden gelden ook voor hogere subsidies. Het is aan de gemeente om bij het verlenen van subsidie aan de eindontvanger daar toepassing aan te geven.
Infrastructuur De aanleg van infrastructuur zoals wegen en fietspaden, straatverlichting en aansluiting op openbare nutsvoorzieningen vormt een belangrijk deel van overheidsinvesteringen bij gebiedsontwikkeling. Zolang deze infrastructuur algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers is er geen sprake van staatssteun. Dit geldt voor subsidie die op grond van de paragrafen 3.1.4, 4.1.2, 4.1.5 en 4.1.7 wordt verstrekt.
Voor wat betreft paragraaf 5.5.6 is sprake van de aanleg of verbetering van sociale infrastructuur. Zolang de ontmoetingsplek niet commercieel zal worden geëxploiteerd en algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers is er geen sprake van staatssteun.
Wettelijke taak De activiteiten waarvoor op grond van de paragrafen 4.1.4, 4.1.6 en 5.9.3 en artikel 4.1.8.2, aanhef en onder a, subsidie kan worden verstrekt hebben een wettelijke grondslag en worden door overheden dan wel door overheid geliëerde instanties uitgevoerd. Deze activiteiten zijn aan te merken als overheidstaken en hebben derhalve geen economisch karakter. Gelet hierop vallen deze subsidies buiten de werking van het staatssteunrecht.
Promotie & Marketing Er is geen sprake van staatssteun omdat het geven van neutrale toeristische voorlichting geen economische activiteit is. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Dit geldt voor subsidie die op grond van paragraaf 5.8.12 wordt verstrekt.
Geen staatssteun Er is geen sprake van staatssteun omdat geen sprake is van economische activiteiten die worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5.5.3, 5.5.4, 5.5.6, 5.7.10, 5.8.14, 5.8.15, 5.10.8, 5.10.14, 5,10.15, 5.10.17, 5.10.20, 5.10.21 en artikel 5.2.3.1, aanhef en onder c.
In geval van paragraaf 5.2.4 is er geen sprake van staatssteun omdat geen sprake is van potentiële invloed op de tussenstaatse handel. Er wordt daarmee niet voldaan aan één van de cumulatieve eisen om te kunnen spreken van staatssteun.
Subsidie op grond van paragraaf 5.10.14 kan worden verstrekt aan gemeenten. Gemeenten verstrekken vervolgens subsidies aan eigenaar-bewoners. Omdat sprake moet zijn van woningen met een woonbestemming, zijn de eigenaar-bewoners niet aan te merken als ondernemingen. Daarom wordt niet aan de cumulatieve vereisten voldaan om te kunnen spreken van staatssteun.
Onbepaalde staatssteun oplossing Voor de activiteiten die op grond van titel 5.6, de paragrafen 4.5.1, 5.2.1 en 5.2.2 en artikel 4.1.9.1, aanhef en onder b, kunnen worden gesubsidieerd kan vooraf geen staatssteunoplossing worden geboden. De reikwijdte van deze bepalingen zijn zodanig divers dat zij niet eenduidig onder een staatssteunvrijstelling kunnen worden geplaatst. Subsidies die op grond van deze bepalingen worden aangevraagd zullen dan ook steeds per geval aan het staatssteunrecht moeten worden getoetst.
Gemeenten dienen bij het doorzetten van subsidie op grond van paragraaf 5.2.2 aan derden de staatsteunregels in acht te nemen.
Artikel 2.1.1.2 Onvolledige aanvragen bij tenders Bij subsidietenders moet op transparante wijze een onderlinge beoordeling van de aanvragen plaatsvinden. De aanvragen worden als het ware bevroren op het moment van sluiting van de openstellingsperiode. Dit betekent dat aanvragers na deze datum geen gelegenheid meer hebben om onvolledige aanvragen te completeren. De onvolledigheid kan gelegen zijn in het niet bijvoegen van verplichte bijlagen, in het niet onderbouwen van kosten van activiteiten op de begroting of het niet voldoen aan criteria die in de betrokken regels zijn opgenomen. Wanneer een onderdeel van de begroting niet is onderbouwd kan niet beoordeeld worden of de daarbij behorende actiteiten ook daadwerkelijk subsidiabel zijn.
Bij de recente tenders is gebleken dat heel veel aanvragers pas vlak voor het moment van sluiting hun aanvraag indienen. Zij ontnemen zichzelf daardoor de mogelijkheid om aanvragen alsnog aan te vullen. Voor aanvragen die meer dan 10 werkdagen voor het moment van sluiting worden ingediend, is namelijk door uw college bepaald dat wij deze beoordelen en de aanvrager op de hoogte stellen van de door ons geconstateerde onvolledigheid. Hierdoor kunnen zij zij nog voor het sluitingsmoment de ontbrekende stukken in te dienen.
In de Algemene wet bestuursrecht is in artikel 4:5 een regeling opgenomen voor het niet in behandeling nemen van onvolledige aanvragen. De hoogste bestuursrechter heeft echter bepaald dat deze regeling zich niet verdraagt met de tendersystematiek. Een aanvulling na de sluitingsdatum is in strijd met de transparantie van de onderlinge beoordeling van de aanvragen. Daarmee is echter onduidelijk welk besluit moet worden genomen op een aanvraag die onvolledig is.
Dit speelt bij aanvragen onder de Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011. Op grond van de overige subsidieverordeningen worden de komende periode geen tenders (meer) uitgeschreven. Om duidelijk te maken dat aanvragen die onvolledig zijn niet voor toekenning in aanmerking kunnen komen, wordt voorgesteld om in de Regels SvG te bepalen dat alleen aanvragen die aan alle inhoudelijke en procedurele eisen voldoen voor subsidiering in aanmerking komen. Bij de komende slag rond het ineenschuiven en acutaliseren van de diverse subsidieverordening kan dan een definitieve plaats voor deze bepaling worden gevonden.
Paragraaf 3.1.1 Landschap en Landgoederen Natuur en landschap zijn het kapitaal van Gelderland. Daarom investeert de provincie samen met haar partners in een gevarieerd, aantrekkelijk en beleefbaar Gelders landschap. De cultuurhistorische landgoederen en Nationale Landschappen zijn symbolen van het Gelderse landschap, daarom hebben ze in de regeling ruimere mogelijkheden.
Met de Regels Subsidieverstrekking Landschap van de provincie Gelderland ondersteunt de provincie gemeenten en landgoedeigenaren bij het planmatig realiseren van hun landschapsambities. Landschapontwikkelingsplannen (LOP's), gemeentelijke uitvoeringsplannen (GUP's), landgoedvisies of daarmee vergelijkbare plannen dienen als basis voor de subsidieaanvraag.
De regeling ondersteunt activiteiten die bijdragen aan een gevarieerder, aantrekkelijker en beleefbaarder landschap. In hoofdzaak richt de regeling zich op aanleg van nieuwe landschapselementen en herstel van bestaande landschapselementen. Achterstallig onderhoud wordt ondersteund als de activiteit bijdraagt aan een provinciale doelstelling of een provinciaal belang. Daarnaast worden activiteiten ondersteund die tot doel hebben de beleving van en betrokkenheid bij het landschap te vergroten.
De Nationale Landschappen zijn landschappen die model staan voor de landschappelijke diversiteit van Nederland en Gelderland. Hier liggen kansen om de economische betekenis van het landschap te vergroten. Versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen wordt daarom extra ondersteund.
Artikel 3.1.1.1, onder a De regeling bedoelt met bos- en landgoederen goederen die deel uitmaken van de cultuurhistorie van Gelderland. Bos- en landgoederen kennen verschillende verschijningsvormen die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis. Op het goed kan uitsluitend bos voorkomen. Maar een goed kan ook bestaan uit een combinatie van bos en agrarische percelen, met lanen en bijvoorbeeld een poel. Op bos- of landgoederen komt veelal een buitenplaats voor of andere bij het karakter van de onroerende zaak passende opstallen, maar dat is niet altijd het geval.
Artikel 3.1.1.1, onder c Cultuurhistorische landschapselementen zijn bijvoorbeeld steilranden, grafheuvels, kerkenpaden, legakkers, terpen, wielen en kolken.
Artikel 3.1.1.1, onder f Landschapselementen zijn bijvoorbeeld een bos van geringe omvang, heggen, hagen, houtwallen en lanen.
Artikel 3.1.1.1, onder h Het doeltype "kamsalamander" is omschreven in het Natuurbeheerplan Gelderland, te vinden op de provinciale website www.gelderland.nl. De soorten boomkikker, heikikker en kamsalamander zijn beschermde soorten op basis van de Habitatrichtlijn.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder c Het regulier onderhoud en beheer wordt niet door de regeling ondersteund. Achterstallig onderhoud wordt in beperkte mate ondersteund, namelijk als de activiteit bijdraagt aan een provinciale doelstelling en onmogelijk rendabel kan worden uitgevoerd. Met achterstallig onderhoud worden bedoeld: werkzaamheden die aanvullend op het reguliere beheer en onderhoud nodig zijn voor de instandhouding van het landschapselement.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder d Subsidie voor aanleg van eenvoudige openbare onverharde paden is bedoeld om de toegankelijkheid en de mate waarin het landschap beleefd kan worden te vergroten. Het openbaar toegankelijk maken van het landschap is het primaire doel.
Eenvoudige onverharde paden zijn paden die niet zijn voorzien van klinkers, asfalt, beton, puin, grind en dergelijke. Voorbeelden zijn zandpaden, graspaden of paden enkel voorzien van een toplaag van houtsnippers ter bevordering van de toegankelijkheid voor voetgangers.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder e Onder kleine recreatieve voorzieningen worden eenvoudige voorzieningen verstaan waarmee het recreatief medegebruik op landgoederen wordt vergroot. Bedoeld wordt bijvoorbeeld een bankje of een parkeervoorziening.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder f De aanleg van eenvoudige loopbruggen wordt ondersteund met als doel de toegankelijkheid en het recreatief medegebruik van het landschap te vergroten.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder g In veel landschapsplannen is betrokkenheid en participatie een instrument om tot groene prestaties te komen. Activiteiten die daaraan bijdraagt kunnen worden gesubsidieerd. Denk bijvoorbeeld aan een informatieavond voor vrijwilligers die aan de slag willen in het landschap, of een interactief proces om samen met bewoners tot afspraken over realisatie van het landschapsplan te komen. Ook educatieve activiteiten om jongeren mee te nemen in het verhaal over het landschap kunnen worden gesubsidieerd.
Artikel 3.1.1.2, tweede lid Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn in eerste lijn verantwoordelijk voor hun eigendommen. Door de veranderende positie van Staatsbosbeheer komt Staatsbosbeheer wel in aanmerking voor subsidie op grond van de regeling.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder a In een landschapsplan worden bestaande kwaliteiten van een landschap benoemd en de mogelijkheden geïnventariseerd om die kwaliteiten te behouden en te versterken door landschapsinrichting en beheer. Activiteiten die voortvloeien uit een landschapsplan dragen aantoonbaar en voor de lange termijn bij aan het behoud en versterking van de in het plan opgenomen landschappelijke kernkwaliteiten en zijn daarom subsidiabel.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder b Ten aanzien van houtopstanden, rijbeplanting en hoogstamfruitgaarden zijn aanvullende voorwaarden opgenomen zodat deze landschapselementen onder de beschermende werking van de Boswet vallen en de instandhouding voor de lange termijn is geborgd. Voor hagen en heggen gelden geen aanvullende eisen omdat hagen en heggen karakteristiek kunnen zijn zonder een bepaalde minimale omvang.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder c Een poel moet voor de lange termijn in stand te houden zijn. Omdat bij een diepe grondwatertrap de poel opdroogt, wordt de voorwaarde gesteld van een grondwatertrap 3 of minder. Dat betekent dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand zich op 20 cm onder maaiveld bevindt en de gemiddelde laagste grondwaterstand op 90 cm beneden maaiveld of daarmee vergelijkbare situaties.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder d Als het aanleggen van heggen en hagen binnen de EHS een provinciale doelstelling is dan is dit gevat in het Natuurbeheerplan en wordt die ambitie ondersteund vanuit andere regelingen.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder e Het Normenboek Natuur, Bos en Landschap van Alterra wordt gehanteerd om met initiatiefnemers op gelijke wijze subsidieafspraken te kunnen maken. In het Normenboek staan tijd- en kostennormen voor maatregelen die in natuur, bos en landschap worden uitgevoerd. Het Normenboek is te bestellen op de website www.normenboek.nl. en is in te zien bij de provincie. De normen zijn marktconform en worden elke 2 jaar geactualiseerd. Voor de aanvraag dient de jaargang van de datum van de subsidieaanvraag te worden gebruikt.
Artikel 3.1.1.3, tweede lid, aanhef en onder a De landgoederen die al geruime tijd onderdeel uitmaken van het Gelderse cultuurlandschap en die niet tot stand zijn gekomen met regelingen voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen.
Artikel 3.1.1.3, tweede lid, aanhef en onder b Wij nodigen landgoedeigenaren uit planmatig aan landschapskwaliteiten te werken. Daarom dient een landgoedvisie of landgoedplan als basis voor de aanvraag. In het plan wordt een beeld geschetst van de activiteiten die nu en in de toekomst nodig zijn om op het goed de voorkomende kwaliteiten voor de lange termijn in stand te houden of verder te versterken. Er worden geen verdere voorwaarden gesteld aan het plan.
Artikel 3.1.1.4, aanhef en onder a Kosten die worden gemaakt voor natuurontwikkeling binnen de EHS zoals bedoeld in het Natuurbeheerplan Gelderland, met uitzondering van kosten die worden gemaakt voor de aanleg en voor het wegwerken van achterstallig onderhoud aan poelen.
Artikel 3.1.1.4, aanhef en onder c Bestaande landschapsplannen en landgoedplannen dienen als basis voor een subsidieaanvraag. Er wordt geen nadere uitwerking gevraagd.
Artikel 3.1.1.6, eerste lid De Nationale Landschappen zijn symbolen van de diversiteit van het Gelderse landschap, daarom hebben ze in de regeling ruimere mogelijkheden in de vorm van een hoger subsidiepercentage.
Artikel 3.1.1.6, tweede lid De regeling ondersteunt gemeenten die planmatig uitvoering willen geven aan hun landschapsplannen. Het is mogelijk om afspraken te maken voor een planperiode van maximaal vier jaar. Met de ondergrens nodigen we gemeenten uit om voor die periode een behoorlijke ambitie vast te leggen. De bovengrens is bedoeld om met de beschikbare middelen een groot deel van Gelderland te kunnen bedienen.
Artikel 3.1.1.6, derde lid De regeling ondersteunt landgoedeigenaren die planmatig uitvoering willen geven aan hun landgoedplannen. Zij kunnen rekenen op 75% subsidie. Het is mogelijk om afspraken te maken voor een planperiode van maximaal vier jaar. Met de ondergrens nodigen we eigenaren uit om voor die periode een behoorlijke ambitie vast te leggen. De bovengrens is bedoeld om met de beschikbare middelen een groot deel van Gelderland te kunnen bedienen.
Artikel 3.1.1.7, aanhef en onder a Er zijn verschillende regelingen voor de instandhouding van de beschermde buitenplaatsen. Activiteiten die door die regelingen worden ondersteund zijn niet subsidiabel vanuit de regeling landschap.
Artikel 3.1.1.7, aanhef en onder b De regeling landschap is bedoeld om het landschap waar iedereen van kan genieten te versterken. Investeringen in de kwaliteit van de groene privéruimte op het erf en rond het huis die niet openbaar toegankelijk is, komen daarom niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 3.1.1.8, eerste lid De topografische kaart is bedoeld om de veranderingen in het landschap in beeld te krijgen.
Paragraaf 3.1.3 Natuurbeheer met schaapskuddes en schaapskooien
Artikel 3.1.3.1, aanhef en onder b en f In de gehoede kuddes mogen ook andere rassen aanwezig zijn, maar alleen de raszuivere schapen van een zeldzaam schapenras worden meegeteld bij het bepalen van de grootte van de gehoede schaapskudde in het kader van deze subsidieregeling.
Paragraaf 3.1.4 Faunavoorzieningen
Artikel 3.1.4.1 Faunavoorzieningen zijn bijvoorbeeld:
a. amfibiën- en dassentunnels; b. herpetoducten; c. verkeersmaatregelen bij gelijkvloerse oversteken, waaronder snelheidsverlaging en waarschuwingssystemen; d. vispassages; e. loopplanken; f. faunauittreeplaatsen.
Staatssteun Steun aan eigenaren en beheerders van openbare infrastructuur voor de aanleg van faunavoorzieningen betreft geen staatssteun. Er is namelijk sprake van de aanleg van faunavoorzieningen op of bij openbare infrastructuur. Deze openbare infrastructuur wordt niet commercieel geëxploiteerd en is voor eenieder op non-discriminatoire wijze en kosteloos beschikbaar. Daarmee is er geen sprake van een selectief voordeel voor een specifiek onderneming.
Titel 3.2 Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)
Artikel 3.2.1.1 De aanleg van openbare infrastructuur vormt een belangrijk deel van overheidsinvesteringen. Zolang de infrastructuur algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers, volgt uit de jurisprudentie dat er geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun.
Titel 4.2 Gelderse Gebiedsontwikkeling
Paragraaf 4.2.2 Ontwikkeling forten
Artikel 4.2.2.1 onder f Fort Asperen - gemeente Geldermalsen - Complexnummer 531771;
Fort de Nieuwe Steeg - gemeente Lingewaal - Complexnummer 531807;
Fort Vuren - gemeente Lingewaal - Complexnummer 531890;
Werk op de Spoorweg bij de Diefdijk - gemeente Geldermalsen - Complexnummer 531760;
Batterij onder Poederoijen - gemeente Zaltbommel - Complexnummer 531925;
Batterij onder Brakel - gemeente Zaltbommel - Complexnummer 531918;
Fort Everdingen - gemeenten Vianen en Culemborg - Complexnummers 531650 en 531840.
In afwijking van de Toelichting op artikel 2.1.1.1 van de Regels Subsidieverordening vitaal Gelderland2011 wordt voor wat betreft staatssteun voor artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a en b en artikel 4.2.3.1, aanhef en onder a, e en f een beroep gedaan op de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Subsidieals bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder b en d kwalificeert niet als staatssteun voorzover sprakeis van openbare infrastructuur die algemeen toegankelijk is voor alle potentiële eindgebruikers en dieniet commercieel wordt geëxploiteerd. Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder c en gkwalificeert niet als staatssteun, omdat geen sprake is van economische activiteiten.
Paragraaf 4.2.4 Beleef de Waal Met de subsidieverstrekking wordt beoogd doelstellingen van het project Beleef de Waal te realiseren. Beleef de Waal is een deelproject binnen het Uitvoeringsprogramma WaalWeelde 2013-2017, dat op zijn beurt onderdeel is van het prioritaire programma Gelderse Gebiedsontwikkeling 2012-2015, PS2012-342.
De doelen van het project Beleef de Waal zijn:
- het invulling geven aan de belevingsdoelen van WaalWeelde (recreatie en toerisme, cultuur en cultuurhistorie); - het versterken van de beleefbaarheid en beleving van de rivier de Waal en haar oevers; - het ondersteunen van de ontwikkeling van duurzame vormen van toerisme langs de Waal; - als bijeffect het creëren van draagvlak voor herinrichtingsprojecten en gebiedsontwikkelingen die de komende jaren langs de Waal worden uitgevoerd.
De subsidies zijn gericht op het verder uitbouwen en versterken van de samenwerking tussen initiatiefnemers in het gebied, op het ondersteunen van initiatieven op het gebied van toerisme die passen in een duurzame ontwikkeling van het gebied en passen bij de versterking van de beleefbaarheid en de beleving van de Waal en haar oevers.
Artikel 4.2.4.2, eerste lid, aanhef en onder a Vertierplekken geven een gelegenheid om bij de Waal te recreëren en de rivier te beleven. De minimale inrichting van de vertierplekken sluit aan bij het streven naar duurzaam toerisme waarbij zorg voor bestaande natuur- en cultuurwaarden nadrukkelijk een plaats krijgt. Een vertierplek is dus nadrukkelijk niet een recreatieplek met voorzieningen zoals speelvoorzieningen, steigers, badhokjes, zitmeubilair en dergelijke.
Artikel 4.2.4.2, eertste lid, aanhef en onder b Het subsidiëren van producten en arrangementen bevordert de samenwerking tussen recreatieondernemers en levert daarmee een bijdrage aan een duurzame toeristischeconomische ontwikkeling in het gebied. Te denken valt aan een overnachtingsarrangement waarbij de exploitant in samenwerking met andere ondernemers een georganiseerde fietstocht met picknick aanbiedt of een wandelroute van meerdere dagen met diverse overnachtingen en een aanbod van lunches & diners tegen gereduceerd tarief bij diverse gelegenheden die de wandelaars onderweg tegenkomen.
De betrokkenheid van lokale ondernemers draagt bij aan de duurzaamheid van de toeristische sector.
Artikel 4.2.4.2, eerste lid, aanhef en onder c Verspreid over de Waal zijn er meerdere veerverbindingen. Subsidies worden verstrekt voor het opzetten en ontwikkelen van samenwerkingsverbanden tussen ondernemers die het doel hebben in het gebied bij en tussen twee veerverbindingen een interessant vrijetijdsaanbod voor inwoners van Gelderland en toeristen te creëren.
Artikel 4.2.4.4, aanhef en onder c Voor een duurzame toeristisch-economische ontwikkeling in het gebied is een langdurige betrokkenheid van gemeenten, personen en rechtspersonen noodzakelijk. Een subsidie wordt daarom alleen verleend aan rechtspersonen waarvan aangenomen kan worden dat zij een langdurige verbinding met het WaalWeeldegebied bewerkstelligen en zo zullen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.
Voor andere rechtspersonen dan gemeenten geldt dat zij niet per se gevestigd hoeven te zijn in het WaalWeeldegebied. Wanneer uit de doelstellingen en activiteiten van de rechtspersoon blijkt dat zij een bijdrage kunnen leveren aan Beleef de Waal, komen zij in aanmerking voor subsidie. Te denken valt aan rechtspersonen in de sector van de vrijetijdseconomie (bijvoorbeeld campinghouder, fietsen- of kanoverhuurbedrijf) die net buiten het WaalWeeldegebied gevestigd zijn en die toeristische activiteiten willen ontplooien in het gebied.
Artikel 4.2.4.5, aanhef en onder a Draagvlak voor de activiteiten bij het plaatselijk bestuur is van belang bij het ontwikkelen van een duurzame vrijetijdseconomie. Daarom wordt een schriftelijke verklaring van een betrokken college gevraagd, waarin wordt uitgesproken dat het college positief staat tegenover de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Een verklaring is niet vereist wanneer het een subsidie voor de ontwikkeling of het opzetten van een samenwerkingsverband betreft, omdat dit niet een activiteit is die zich in de openbare ruimte afspeelt en dus geen betrokkenheid van het gemeentebestuur vereist.
Paragraaf 4.2.5 Waalpleisterplaatsen In het kader van het programma Beleef de Waal, zoals omschreven onder paragraaf 4.2.4, streven wij ernaar tweesterren pleisterplaatsen langs de Waal te realiseren. Deze paragraaf is een middel hiertoe.
Artikel 4.2.5.3, aanhef en onder b en c Deze paragraaf heeft tot doel de aanleg van tweesterren pleisterplaatsen te stimuleren. Daarom moet op de betreffende locatie nog niet alle voorzieningen als bedoeld in artikel 4.2.5.1, aanhef en onder d, onderdelen i tot en met iv, aanwezig zijn. Na afloop van de subsidiabele activiteit moeten deze wel aanwezig zijn.
Titel 4.4 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Paragraaf 4.4.1 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Artikel 4.4.1.2 Procesbegeleidingsactiviteiten kunnen zijn:
- Adviseren en faciliteren in de subsidieaanvraag van de provincie - Het begeleiden en ondersteunen van het collectief bij het ontwikkel- en ontwerpproces - Het opstellen van een gezamenlijk programma van eisen van het collectief - Het ondersteunen en adviseren van het collectief om tot contractvorming te komen met de ontwerpende en bouwende partijen - Organisatie van overlegmomenten met de groep - Het bewaken van een kostenbegroting, planning en kwaliteit
Ontwerpactiviteiten kunnen zijn:
- Inventarisatie gezamenlijke wensen van het collectief - Opstellen schetsontwerp en bouwkostenraming - Overleg met welstandscommissie e.d. en toetsing bestemmingsplannen, - Coördinatie adviseurs constructie, installateurs e.d. - Opstellen definitief ontwerp en bouwkosten - Aanvraag omgevingsvergunning ten behoeve van woningbouw - Deelnemen aan overlegmomenten met de groep
Niet-reguliere activiteiten kunnen zijn:
- Het instellen van een loket voor initiatiefnemers - Het opstellen van een CPO-cursus - Het opstellen van CPO-randvoorwaarden - Het in kaart brengen van concrete CPO-locaties in de bestaande bouw
Paragraaf 4.5.1 Procesondersteuning Impulsplan Wonen De procesondersteuning is bedoeld om kansen te verzilveren. Er is pas echt sprake van een kans als verschillende partijen in samenwerking een project tot stand willen brengen. Een goede basis voor deze samenwerking wordt gelegd in een intentieovereenkomst. Daarin staat onder meer wat partijen met elkaar willen, hoe de financiële relatie is en welke knelpunten nog moeten worden opgelost om tot een feitelijke uitvoering van het project over te kunnen gaan. Ten behoeve van dit laatste wordt subsidie verstrekt op grond van dit artikel voor proces ondersteunende activiteiten. Hiermee wordt getracht knelpunten die zich voorafgaand aan de uitvoering voordoen, te verhelpen.
Het kan gaan om haalbaarheidsonderzoeken gericht op een concreet initiatief, een verdere financiële verkenning maar ook - in het geval van initiatieven op het gebied van wonen/zorg/welzijn -om een plan van aanpak waarin wordt aangegeven met welke maatregelen het doel het beste kan worden bereikt. In alle gevallen moet het streven er op gericht zijn een kansrijk initiatief te vertalen naar een tastbaar resultaat.
Kansrijke projecten zijn projecten die een maatschappelijke impact hebben, waarin alle partijen zich verbinden tot uitvoering van het project en die passen in de inhoudelijke criteria van het Impulsplan Wonen.
Paragraaf 5.3.1 Sociaal Profiel
Artikel 5.3.1.1 De regels in deze paragraaf dienen ter uitvoering van het Beleidskader Sociaal Profiel dat in bijlage 3 bij het Statenvoorstel Beleidsuitwerkingen Uitdagend Gelderland (PS2011-644) is uitgewerkt en de Uitvoeringsagenda 2015: Verbinden, verbreden, versnellen (PS2014-008063) die een nadere uitwerking van dit beleidskader vormt voor het jaar 2015.
Artikel 5.3.1.2 In de Uitvoeringsagenda 2015: Verbinden, verbreden, versnellen (PS2014-008063) wordt beschreven aan welke activiteiten de provincie, onder meer middels subsidieverstrekking, een bijdrage wil leveren. De bijdrage van de provincie richt zich nadrukkelijk niet op de uitvoering van wettelijke taken en hiermee samenhangende bedrijfsvoeringstaken en niet op reguliere uitvoerende activiteiten, maar richt zich specifiek op niet-reguliere, innovatieve activiteiten (projecten) waarin werkwijzen worden ontwikkeld.
Artikel 5.3.1.3 De subsidiabele activiteit dient te passen binnen het provinciale beleid zoals geformuleerd in de Beleidskader Sociaal Profiel en de Uitvoeringsagenda 2015.
Voorts dienen de resultaten van de subsidiabele activiteit zodanig van aard te zijn dat deze aantoonbaar tot lering strekken en als voorbeeld kunnen dienen voor derden die een soortgelijke activiteit willen uitvoeren. De resultaten dienen daarmee ook aantoonbaar overdraagbaar te zijn of worden gemaakt. De aanvrager toont zich met het indienen van de subsidieaanvraag dan ook bereid om de resultaten en de leereffecten te delen met zowel de provincie als met derden.
Uit de subsidieaanvraag moet blijken dat de subsidiabele activiteit structureel met eigen of andere middelen dan subsidie kan worden voortgezet, danwel dat de ontwikkelde methode of werkwijze, eventueel ook door derden, zal worden overgenomen en worden toegepast.
Artikel 5.3.1.4 Bij de subsidieaanvraag dient een sluitende projectbegroting te worden ingediend, waarin de kosten waarvoor de subsidieaanvraag wordt ingediend, worden onderbouwd. De genoemde kosten zijn subsidiabel, met dien verstande dat deze kosten bij het beoordelen van de aanvraag naar redelijkheid en billijkheid worden beoordeeld.
Onder de inzet van uren van de aanvrager en eventuele deelnemers aan de subsidiabele activiteit die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de uitvoering van de subsidiabele activiteit wordt de urenbesteding verstaan van medewerkers van de rechtspersoon die de subside aanvraagt als ook de urenbesteding van zelfstandige beroepsbeoefenaars en medewerkers van andere rechtspersonen die betrokken zijn bij de subsidiabele activiteit, voor zover deze behoort tot de reguliere uitvoeringstaken en daarmee niet past binnen de reguliere urenbesteding.
Onder de inzet van externe ondersteuning in opdracht van de aanvrager, welke aantoonbaar is gerelateerd aan de subsidiabele activiteit, wordt de inhuur van externe advies- of onderzoeksbureaus gerekend.
Onder de inzet van goederen en diensten die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidabele activiteit worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor het organiseren van bijeenkomsten die direct gerelateerd zijn aan de subsidieabele activiteit.
Artikel 5.3.1.5 Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon. Deze kan dat ook mede namens andere rechtspersonen doen. Bij het verlenen van de subsidie worden naast de aanvrager ook de medeaanvragers beschouwd als subsidieontvanger en dienen zij tevens te voldoen aan de verplichtingen van de subsidieontvanger zoals geformuleerd in paragraaf 4 van de Algemene subsidieverordening Gelderland.
Artikel 5.3.1.6 Aanvragen moeten zijn ingediend voor 15 april 2015. Dit betekent dat aanvragen alleen dan in behandeling worden genomen wanneer deze uiterlijk op 14 april 2015 om 23:59 uur door de provincie zijn ontvangen.
Bij de aanvraag moet in elk geval een verklaring worden overlegd die door het college van B&W of een gemandateerde ambtenaar van de gemeente is afgegeven waarin de subsidiabele activiteit plaatsvindt, waarin wordt aangegeven dat het college geen bezwaar heeft tegen de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. De provincie wil hiermee voorkomen dat subsidie wordt verstrekt aan activiteiten die zich niet verstaan met of ingaan tegen het vigerende gemeentelijk beleid.
Artikel 5.3.1.7 Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die resultaten opleveren die het meest bijdragen aan de doelstellingen zoals die in de Uitvoeringsagenda 2015 zijn geformuleerd. Hierbij wordt in belangrijke mate gekeken naar het beoogde maatschappelijke effect, onder meer in termen van een versterking van de eigen regie en zelfredzaamheid van burgers, bevordering van actief burgerschap, verhoogde maatschappelijke en economische participatie van kwetsbare groepen, een verbeterde afstemming van de benodigde zorg en de mate waarin de activiteiten bijdragen aan oplossingen voor vraagstukken op het brede terrein van leefbaarheid, zowel lokaal als regionaal.
Daarnaast geldt een brede toepasbaarheid binnen de provincie als selectiecriterium. Hieronder wordt verstaan de potentie dat resultaten van de subsidiabele activiteit, b.v. in de vorm van een ontwikkelde werkwijze, waaronder ook een methode of ketenaanpak, ook op andere plekken in de provincie kunnen worden toegepast.
Bij de verdeling van de beschikbare middelen wordt tevens gekeken naar de termijn waarbinnen de subsidiabele activiteit leidt tot resultaat. Gelet op de transities in het sociale domein waarbij veel taken per 1 januari 2015 naar gemeenten worden overgeheveld wordt voorrang gegeven aan die activiteiten (projecten) die op korte termijn tot concrete resultaten komen. Daarnaast geldt dat samenwerking tussen verschillende partijen die een rol of verantwoordelijkheid hebben in de transities in het sociale domein, in het bijzonder gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers, gestimuleerd wordt door in de verdeling van de beschikbare middelen voorrang te geven aan projecten die in samenwerking tussen deze partijen worden geïnitieerd en uitgevoerd.
Ook geldt dat activiteiten nog niet eerder zijn uitgevoerd voorrang krijgen; dit vanuit de inzet om de ontwikkeling van nieuwe werkwijzen binnen het sociale domein te bevorderen.
Tot slot vormt deelname of het actief betrekken van de doelgroep(en) waar de subsidiabele activiteit zich op richt, dan wel vertegenwoordigers van die doelgroep(en) zoals b.v. Wmo-raden of patiëntenverenigingen, een critium waarop activiteiten met voorrang worden geselecteerd.
Artikel 5.3.1.9 De subsidieregeling ziet nadrukkelijk niet op het ondersteunen van de uitvoering van wettelijke taken of taken die vallen binnen de huishouding van gemeenten of deel uitmaken van de reguliere bedrijfsvoering van maatschappelijke organisaties. Uitvoerende activiteiten die voortvloeien uit deze taken komen niet voor subsidie in aanmerking.
Geen subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die bij besluit van Provinciale Staten (PS2011-787, onder 6) subsidie ontvangen uit het budget dat Provinciale Staten beschikbaar hebben gesteld ter ondersteuning van de realisatie van het provinciaal beleid zoals opgenomen in de Uitvoeringagenda.
Titel 5.5 Leefbaarheid en gemeenschapsvoorzieningen In deze regeling staat duurzaamheid centraal en wel op twee manieren:
1. door middel van het investeren in gemeenschapsvoorzieningen en ontmoetingsplekken die ook op de langere termijn kunnen voorzien in de behoeften van de bevolking van gemeente en dorp; 2. door ondersteuning te bieden aan groepen burgers die initiatief tonen om hun eigen omgeving leefbaar te houden. Dat kan door zelf gemeenschapsvoorzieningen te beheren en te expoiteren en ook door zelf programma's te ontwikkelen.
Artikel 5.5.1.1, aanhef onder e Met ruime openingstijden wordt bedoeld dat de openingstijden aansluiten bij de activiteiten, voorzieningen of diensten en passen bij de gangbare gewoonten van de gemeenschap. Behalve overdag zijn ook in de avonduren en in het weekend mogelijkheden voor gebruik.
Artikel 5.5.1.3, aanhef onder a Onder een aantoonbaar breed draagvlak wordt verstaan dat de activiteit gedragen wordt door bijvoorbeeld vele deelnemers, veel verschillende partijen of dat inzet wordt vertoond door meerdere partijen of vele gebruikers voor de voortzetting van de activiteiten, voorzieningen of diensten.
Artikel 5.5.1.3, aanhef en onder b De eigen inbreng kan in de begroting onder opbrengsten worden ondergebracht mits daar geen kosten tegenover worden geplaatst die bij voorbeeld voortkomen uit de inzet van vrijwilligers.
Artikel 5.5.1.3, aanhef en onder c Uitvoering geven aan de voor gemeenten nieuwe gedecentraliseerde taken op het terrein van (jeugd)zorg, participatie en ondersteuning leidt er toe dat er op lokaal niveau nieuwe initiatieven nodig zijn. Dit zal o.a. zijn beslag krijgen in de woonkernen zelf. Dorpshuizen en lokale burgerinitiatieven kunnen in de opvang van deze zorg een belangrijke functie vervullen.
Artikel 5.5.1.3, aanhef en onder e Naarmate er sprake is van langdurige continuering van activiteiten in de programmering wordt dit hoger gewaardeerd dan kortlopende afspraken over de programmering van activiteiten.
Artikel 5.5.4.2Onder structurele verankering van activiteiten wordt bedoeld dat de activiteiten die ontwikkeld zijn door de ondersteuning bij de programmering, de dorpscontactpersoon of door het burgerinitiatief voortgezet worden na beëindiging van de subsidie en ingebed zijn in de programmering.
Artikel 5.5.4.3, tweede lid Voor de ondersteuning van het versterken van het zelf organiserend vermogen kunnen in een dorp of meerdere dorpen de activiteiten van een dorpscontactpersoon worden gesubsidieerd. Deze persoon activeert en stimuleert de gemeenschap in het zelf organiseren en programmeren van activiteiten. Onder subsidiabele kosten voor een dorpscontactpersoon komen onder meer in aanmerking: een vrijwilligersvergoeding, uitvoeringskosten en dergelijke.
Artikel 5.6.1.1, onder m Het begrip onrendabele top is opgenomen om Provinciale subsidies mogelijk te maken voor accommodaties die voornamelijk ter beschikking worden gesteld aan gebruikers die niet-economische activiteiten verrichten. Deze activiteiten worden daarbij verricht tegen een tarief dat ten hoogste kostprijs dekkend is. Middels de toevoeging van het vereiste van een onrendabele top kan de betreffende subsidiering eveneens buiten de werking van het Europese mededingsrecht blijven. Daarnaast geeft de onrendabele top inzicht in de mogelijke maximale benodigde subsidie.
Artikel 5.6.2.1 en 5.6.2.2, aanhef en onder c In 2015 vindt het WK Beachvolleybal plaats in Apeldoorn. Om het beachvolleybal een extra impuls te geven is de mogelijkheid opgenomen om subsidie te verstrekken voor de aanleg van nieuwe beachvolleybalvelden in de buitenruimte. Subsidie wordt alleen verstrekt als op de locatie ten minste drie velden worden aangelegd die in aanmerking komen voor A- of B-status door de Nevobo.
Artikel 5.6.8.1, aanhef en onder a Subsidie wordt verstrekt voor de bouw van een topaccommodatie. De nieuw te bouwen topaccommodatie moet voldoen aan de in de betreffende tak van sport, door de betreffende sportbond, gestelde internationale wedstrijdeisen.
Artikel 5.6.8.1, aanhef en onder b Subsidie wordt verstrekt om bestaande accommodaties te verbouwen tot topaccommodaties. De verbouwing is derhalve gericht op het laten voldoen van een bestaande accommodatie aan de in de betreffende tak van sport, door de betreffende sportbond, gestelde wedstrijdeisen.
Artikel 5.6.8.2, eerste lid, aanhef en onder d en e; artikel 5.6.8.5, tweede lid De accommodaties moeten een maatschappelijke functie vervullen. Dit dient in het gebruik van de accommodaties tot uiting te komen. Er moet voor gebruikers die niet-economische activiteiten uitvoeren ruimte worden gemaakt. Daarbij kan aan het hobbymatig uitoefenen van sporten of aan het geven van lichamelijke opvoeding door scholen met een wettelijke onderwijstaak worden gedacht. Tevens moet het organiseren van elementen in de middels de subsidie gerealiseerde accommodatie mogelijk zijn.
Verder dient er sprake te zijn van een onrendabele top. Deze onrendabele top is het gevolg van de inkomstenderving die ontstaat door het ter beschikking stellen van de accommodatie aan niet-economische gebruikers. Bovendien moeten deze gebruikers tegen ten hoogste kostprijs dekkende tarieven van de accommodatie gebruikmaken. Het subsidiebedrag mag de onrendabele top niet te boven gaan.
Artikel 5.6.8.2, tweede lid Een multifunctionele breedtesportaccommodatie moet niet alleen kunnen voorzien in de maatschappelijke behoefte om te sporten, maar tevens huisvesting bieden aan ten minste twee andere publieke functies. Binnen welke categorie publieke functie, zoals opgesomd in artikel 5.6.1.1, aanhef en onder p, deze vallen is niet relevant. Ook wanneer twee functies binnen dezelfde categorie vallen is voldaan aan het vereiste van deze bepaling.
Wel is op grond van artikel 5.6.8.2, eerste lid, aanhef en onder c, vereist dat de publieke functies minimaal door twee gemeenten worden gebruikt. Dit geldt ook wanneer de aanvraag is ingediend door één gemeente. De gemeente zal in dat geval gebruikers voor de publieke functies in andere gemeenten moeten vinden. Een publieke functie wordt tevens beschouwd door twee gemeenten te worden gebruikt indien de gebruiker van een publieke functie zelf minimaal twee gemeenten bediend. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van de accommodatie door een middelbare school die bestemd is meerdere gemeenten te voorzien van voortgezet onderwijs.
Artikel 5.6.8.3, eerste lid In artikel 5.6.8.3, eerste lid, wordt omschreven welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Hieronder wordt ook begrepen de kosten voor voorzieningen die aard en nagelvast met de accommodatie zijn verbonden en nodig zijn voor de uitoefening van de specifieke functie van de accommodatie. De accommodaties dienen daarnaast tevens te kunnen voldoen aan de door de betreffende sportbonden gestelde eisen om aldaar wedstrijd- en breedtesporten te kunnen beoefenen.
Artikel 5.6.8.4, aanhef en onder a Met deze subsidie wil de provincie de bouw van nieuwe sportaccommodaties stimuleren. Dit om een impuls te geven aan nieuw sportaanbod waardoor meer mensen gestimuleerd worden actief te gaan sporten. Het verbouwen van bestaande accommodaties komt derhalve niet voor subsidie in aanmerking. Ook het voorzien van bestaande accommodaties van een aanbouw is niet subsidiabel. Hierop bestaan echter uitzonderingen. Zo is gelet op artikel 5.6.8.1, aanhef en onder b, de verbouw van een accommodatie tot topaccommodatie toegestaan. Verder spreken we niet van een aanbouw wanneer deze naar haar aard en omvang de rol van hoofdvoorziening zal overnemen van de bestaande accommodatie.
Artikel 5.6.8.4, aanhef en onder b Het betreft hier enige subsidie vanuit een decentrale overheid, het Rijk of Europa.
Artikel 5.6.8.5, derde lid De subsidieaanvrager dient een realistisch onderbouwd bedrijfsplan te overleggen. Aan de hand van dit plan moet duidelijk worden voor welke kosten subsidie wordt aangevraagd. Daarnaast dienen deze kosten toetsbaar te zijn op marktconformiteit. Tevens dient toetsing van de onrendabele top mogelijk te zijn.
Artikel 5.6.8.5, vierde lid In het kader van transparantie en ter voorkoming van overcompensatie wordt de subsidieaanvrager verplicht om een gescheiden boekhouding of een ander monitoringssysteem te hanteren.
Artikel 5.6.8.7 Dit artikel tracht te voorkomen dat een onderneming zich achteraf verrijkt aan een deels met publieke middelen bekostigde accommodatie. Indien de subsidieontvanger een publiekrechtelijke rechtspersoon is kan Gedeputeerde Staten op verzoek besluiten af te zien van de terugbetaling van de extra inkomsten. Dit omdat deze middelen weer aangewend kunnen worden in het algemeen belang.
Artikel 5.6.10.1, aanhef en onder a Met dit artikel wil de provincie Gelderland niet de kennisontwikkeling maar de toepassing van innovatie op het gebied van top- en breedtesport stimuleren.
Titel 5.7 Topsectoren en Innovatie;
Titel 5.8 Economisch beleid; en
Titel 5.10 Prioritair Programma Energietransitie, Energie- en milieutechnologie (EMT) Het economisch beleid van de provincie Gelderland is beschreven in de Economische visie "Een concurrerende, innovatieve en duurzame Gelderse economie" die op 9 november 2011 is vastgesteld door provinciale staten. In vervolg daarop is in april 2012 het economisch beleid voor de Gelderse topsectoren Health, Food, EMT en de Maakindustrie vastgelegd in de prioritaire Programma's Topsectoren en Innovatie en Energietransitie.
Op grond van de Subsidieverordening Vitaal Gelderland 2011 wordt subsidie ter uitvoering van dit beleid verstrekt. In het bijzonder gaat het om de artikelen 5.7.1, 5.8.1 en 5.10.1, eerste lid. Deze regels zijn vastgesteld ter uitwerking van die artikelen. In deze regels zijn de voorwaarden, maximale subsidiebedragen, aanvragers, etc. opgenomen. De regels zijn geordend naar de programma's.
De subsidiemogelijkheden van het PP Topsectoren en Innovatie (food, health en maakindustrie) worden behandeld in Titel 5.7. De subsidiemogelijkheden van het PP Energietransitie (onderdeel EMT) worden behandeld in Titel 5.10. De subsidiemogelijkheden van het basisprogramma Economische Ontwikkeling voor bevordering van innovatie in de creatieve sector, de logistiek en de vrijetijdssector, voor starters en voor algemene MKB-stimulering worden behandeld in Titel 5.8, evenals de subsidiemogelijkheden van het basisprogramma Economische Ontwikkeling voor versterken van de fysieke bedrijfsomgeving.
Voor het beoordelen van subsidieaanvragen zijn naast deze regels ook de Algemene subsidieverordening Gelderland en Subsidieverordening Vitaal Gelderland kaders die gelden voor de toekenning van subsidies.
Deze regels zijn de juridische vertaling van het beleid dat is vastgelegd in:
a. het Prioritair Programma Topsectoren en Innovatie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-191); b. het Prioritair Programma Energietransitie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-193); c. de lange termijnvisie Economie, van 9 november 2011 (PS2011-644); d. de statennotitie Instrumentarium 1e en 2e fase innovatieproces van 2 oktober 2012 (2012-016170); e. de statennotitie Actieplan Vrijetijdseconomie van 22 mei 2012 (2012-008498).
Instrumentarium Innovatie De provincie wil met de subsidies in deze regeling het innovatieproces ondersteunen en bevorderen dat wordt geïnvesteerd in het verbeteren van het innovatieklimaat in Gelderland. De provincie wil met verschillende instrumenten de verschillende fasen van het innovatieproces en verschillende doelgroepen ondersteunen. De provincie maakt daarbij onderscheid tussen verschillende fasen in het innovatieproces.
De 1e fase begint met eenvoudige ideeën waarbij bijvoorbeeld een ondernemer een idee heeft over het ontwikkelen van een nieuw product of een nieuw proces. In deze fase wordt een eerste onderzoek gedaan, naar bijvoorbeeld de technische haalbaarheid, de marktkansen of hoe de innovatie zich verhoudt tot bestaande intellectuele eigendommen. Als er meer inzicht over de kansen van het idee, is er sprake van een concept. In de 2e fase wordt een concept verder doorontwikkeld naar een business case.
Een business case is een project waarbij een initiatiefnemer vertrouwen heeft dat het technisch haalbaar is, duidelijkheid is dat er een markt is, zicht is op financiering van de toeleiding naar de markt en bekend is via welke organisatorische structuur het project tot uitvoering kan worden gebracht. In de 3e fase is de initiatiefnemer vooral op zoek naar financiering. Hij kan hiervoor samenwerking zoeken met een bestaand bedrijf of als hij de innovatie in eigen beheer wil uitvoeren, externe financiering aantrekken.
(voor Figuur 1. De verschillende fasen van het innovatieproces, zie Provinciaal Blad, 2012/199 van 5 december 2012, blz. 20)
Door initiatiefnemers in de eerste twee fases van het innovatieproces te ondersteunen met beperkte subsidies en leningen, wordt voorkomen dat kansrijke ideeën vroegtijdig sneuvelen als gevolg van budgettaire problemen. De bijdrage van de provincie is niet beschikbaar voor fundamenteel onderzoek dat voorafgaat aan het toegepaste onderzoek in de 1e fase. Fundamenteel onderzoek wordt door het Rijk gefinancierd vanuit het budget van het Ministerie van OC&W.
(voor Figuur 2: 1e en 2e fase van het innovatieproces, zie Provinciaal Blad, 2012/199 van 5 december 2012, blz. 21)
Het instrumentarium dient laagdrempelig te zijn, zodat ondernemers worden gestimuleerd innovatietrajecten te starten. Anderzijds mag het de bereidheid van ondernemers, om zelf te investeren in de ontwikkeling van de door hen zelf aangedragen ideeën en projecten, niet verminderen. Voorkomen moet worden dat het verstrekken van subsidies een dominant onderdeel wordt van het innovatieproces. Derhalve zullen subsidies slechts een deel van de gemaakte kosten dekken. Verondersteld wordt dat ondernemers die bereid zijn zelf te investeren en dus risico willen lopen in de door hen voorgestelde projecten, voldoende belang hebben bij het slagen van een project.
De volgende instrumenten zullen worden ingezet in Gelderland ter ondersteuning van ondernemers bij het innovatieproces:
Ter ondersteuning van de 1e fase van het innovatieproces worden vouchers ter beschikking gesteld. Deze vouchers kunnen ten behoeve van bedrijven worden ingezet voor de volgende activiteiten:
a. het uitwerken van een idee naar een concreet ontwerp/concept; b. het ontwikkelen van een prototype; c. het testen van een prototype in een laboratoriumomgeving; d. het doen van onderzoek naar intellectueel eigendom (IP), ontwikkeling en de registratie van het IP; e. een eerste marktonderzoek; f. een onderzoek naar financieringsmogelijkheden; g. ondersteuning voor de aanvraag van subsidie in het kader van het Europese programma's zoals Horizon 2020 en EFRO.
De vouchers kunnen onder andere worden ingezet voor diensten die uitgevoerd worden door dienstverleners, zoals:
- universiteiten en hogescholen in binnen- en buitenland; - onderzoeksinstellingen, zoals NIZO, MARIN, TNO; - laboratoria en huur specialistische apparatuur, zoals het Nanolab in Nijmegen, en het 'High Field Magnet Laboratory' (HFML) in Nijmegen, CAT-AGRO in Wageningen, onderzoeksfaciliteiten op de Novio Tech Campus in Nijmegen; - innovatie- en subsidieadviseurs, zoals PNO ( voor zover de diensten bijdragen aan aanvragen voor Europese regelingen zoals het Horizon 2020 programma); - MKB-bedrijven gespecialiseerd in het ontwerpen, ontwikkelen, maken, etc.
De vouchers zijn specifiek bedoeld voor bedrijven in het MKB (ondernemingen met minder dan 250 werknemers en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt) die in het verlengde van hun eigen activiteiten verbeteringen willen doorvoeren, nieuwe producten op de markt willen brengen, processen willen verbeteren of een samenwerking willen aangaan. Het kan daarbij gaan om zowel product- als procesinnovaties. De vouchers zijn vooral bestemd voor bedrijven die geen eigen R&D afdeling hebben en die weinig ervaring hebben met het innovatieproces en dus zonder ondersteuning van derden dergelijke activiteiten niet zullen oppakken.
Het bedrag per voucher bedraagt maximaal 50 % van de gemaakte kosten tot een maximum van € 10.000 (incl. btw). Per MKB-bedrijf wordt maximaal één voucher per jaar verstrekt. De regeling wordt continue gemonitord, jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgesteld als de markt daar om vraagt of de effectiviteit kan worden verbeterd. Dit instrument is beschikbaar voor bedrijven in de sectoren Food, Health, EMT de Maakindustrie, logistiek, creatief en vrijetijdseconomie. De provincie zal een subsidie verstrekken aan de eerstelijns dienstverleners (zie de artikelen 5.7.4.4, 5.8.3.3 en 5.10.2.3), zodat zij opdrachten kunnen verstrekken waarvan de resultaten ten gunste zijn van individuele bedrijven. Voor de bedrijven in de Food- en Health-sector zijn dat respectievelijk Stichting Food Valley en Stichting Health Valley. Voor de bedrijven in de EMTsector is dat de Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie (programmabureau EMT) en voor bedrijven in de maakindustrie en in de sectoren logistiek, creatief en vrije tijd zijn dat de zeven RCT's.
2. 'Gelderland voor Innovaties'
In de 2e fase van het innovatieproces kunnen innovatieconcepten, die al verder zijn uitgewerkt en waarvoor ook zicht ontstaat op een mogelijk verdienmodel of marktkansen, worden ondersteund door middel van leningen. Dit instrument wordt reeds toegepast onder de naam Gelderland voor Innovaties. De leningen worden verstrekt door PPM Oost in samenwerking met Oost NV. De provincie zal daartoe afspraken maken met PPM Oost.
Innovatieprojecten die gericht zijn op het ontwikkelen van een product of proces en waar een uitgewerkte business case aan ten grondslag ligt, zullen primair worden ondersteund met revolverende middelen vanuit het Topfonds Gelderland. Projecten waaraan geen verdienmodel aan ten grondslag ligt vallen voor een groot deel onder de noemer fundamenteel onderzoek en dienen derhalve te worden bekostigd vanuit Rijksmiddelen, waaronder de tweede geldstroom van kennisinstellingen vanuit het Ministerie van OC&W. Het blijft daarnaast noodzakelijk projectfinanciering te verstrekken voor projecten in de sectoren Food, Health, EMT en de maakindustrie zonder duidelijk verdienmodel en die niet kunnen worden geschaard onder fundamenteel onderzoek. Het kan hierbij gaan om:
a. collectief onderzoek in de vorm van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en haalbaarheidsstudies waarbij de betreffende MKB-onderneming samenwerkt met andere ondernemingen of kennisinstellingen. Hoewel dit onderzoek qua doelstelling wellicht in aanmerking zou komen voor het beschikbaar stellen van een voucher rechtvaardigt de omvang en impact alsmede de samenwerking een grotere bijdrage van de provincie (paragrafen 5.7.3, 5.8.5 en 5.10.3). Het kan hierbij ook cofinanciering betreffen, voor projecten waarmee extra Europese middelen naar Gelderland worden gehaald; b. projectsubsidie ten behoeve van industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. Hierbij geldt ten opzichte van collectief onderzoek de belangrijke aanvullende eis dat het betreffende onderzoek binnen de betreffende sector betrekking heeft op de gehele keten van producent, leverancier en eindgebruiker (paragrafen 5.7.4, 5.8.6 en 5.10.4); c. projecten die het innovatieklimaat verstevigen, zoals de bouw of upgrade van onderzoeksinfrastructuur die open staat voor meerdere gebruikers (faciliteiten en middelen voor hoogwaardig onderzoek, paragrafen 5.7.5, 5.8.7 en 5.10.5) en de ontwikkeling van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties door een innovatiecluster (paragrafen 5.7.6, 5.8.8 en 5.10.6).
Voor de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector bestaan vergelijkbare subsidiemogelijkheden met dien verstande dat aan de subsidiemogelijkheid inzake proeftuinen ten behoeve van marktintroducties nog geen invulling is gegeven (paragraaf 5.8.8).
De provinciale subsidie kan worden ingezet in combinatie met middelen uit het Europese Horizon 2020-programma, zodat de deelname van Gelderse MKB-bedrijven aan dit programma wordt ondersteund. Ook kan hetzelfde MKB-bedrijf per jaar zowel gebruik maken van een voucher als van een projectfinanciering. Bij samenwerkingsverbanden waarbij ook partijen buiten Gelderland meedoen, is het van belang dat het economisch rendement uiteindelijk (voornamelijk) in de provincie Gelderland terecht komt.
Voor het ondersteunen van afgestudeerden van de universiteiten en hogescholen in Gelderland bij het innoveren zijn aparte instrumenten beschikbaar. Daarmee wordt zo maximaal mogelijk gebruik gemaakt van Rijksmiddelen. Deze vorm van innovatie gericht op het vermarkten van de wetenschappelijke kennis wordt kennisvalorisatie genoemd. Deze programma's worden grotendeels gefinancierd door het Ministerie van ELI. De provincie Gelderland kan aan deze programma's een financiële bijdrage leveren (paragraaf 5.7.7).
Naast de subsidies gericht op het innovatieproces en het innovatieklimaat ondersteunt de provincie activiteiten gericht op de topsectoren in Gelderland die in de verschillende subsidieparagrafen zijn benoemd. Zo zijn subsidies beschikbaar voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in verschillende topsectoren ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's (paragrafen 5.7.9, 5.8.4 en 5.10.7).
Ook is het mogelijk ter ondersteuning van verschillende topsectoren subsidies te verstrekken aan de Valleybureaus en het programmabureau EMT in hun hoedanigheid van innovatieintermediairs (paragrafen 5.7.10 en 5.10.8) en het aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling in de vorm van de fysieke realisatie van incubators, bedrijfsverzamelgebouwen en gedeelde onderzoeksfaciliteiten (paragrafen 5.7.11 en 5.10.9). De toekenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzonderlijke paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgetten die per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie.
De toekenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzonderlijke artikelen en paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgets, de per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie.
Staatssteun Bij het opstellen van provinciale regelgeving in het algemeen en subsidieregels in het bijzonder is het van groot belang om rekening te houden met het aspect staatssteun. Europeesrechtelijk is vastgelegd dat staatssteun alleen is toegestaan als een uitzondering op het staatssteunverbod geldt (artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Alvorens te toetsen aan het staatssteunverbod en eventuele uitzonderingen moet uiteraard eerst worden vastgesteld of er sprake is van staatssteun. Daarvoor gelden de volgende cumulatieve eisen:
a. er is sprake van een steunmaatregel die een voordeel verschaft, in welke vorm dan ook; b. dit voordeel wordt direct of indirect bekostigd uit overheidsmiddelen; c. hierdoor worden één of meer specifieke ondernemingen begunstigd; d. dit vervalst de mededinging of dreigt dat te doen; en e. hierdoor wordt de handel tussen de Europese lidstaten ongunstig beïnvloed.
Om te kunnen spreken van staatssteun moet aan al deze criteria zijn voldaan. Is dat niet het geval dan is er geen sprake van staatssteun. Verder is van belang dat het staatssteunverbod pas van toepassing is indien het toegekende financiële voordeel voldoende substantieel is. Op grond van de zogenaamde De-minimisverordening van 18 december 2013 ((PbEU L 352) is het geven van steun van beperkte omvang toegestaan. Dat is het geval indien de steun maximaal € 200.000 over drie jaren behelst. Wel kent de De-minimisverordening een aantal (procedurele) voorwaarden waaraan in alle gevallen moet zijn voldaan. Dit zijn de monitoringverplichting en de anticumulatiebepaling. De monitoringverplichting verplicht de steun verlenende overheid om een dossier bij te houden, wanneer zij steun verleent in het kader van de De-minimisverordening. Dit houdt in dat de steun verlenende overheid:
a. aan de begunstigde onderneming moet melden dat het gaat om de-minimissteun; b. van de begunstigde onderneming een verklaring moet ontvangen over alle andere in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar ontvangen de-minimissteun.
Het proces van subsidieverlening bij de provincie Gelderland is zodanig ingericht dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Voldoet een steunmaatregel, zoals subsidieverstrekking, aan de cumulatieve eisen voor staatssteun dan zal deze of moeten voldoen aan de voorwaarden van één van de (groeps)vrijstellingen of aan de Europese Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd. Een maatregel die hieraan niet voldoet of die niet door de Europese Commissie is goedgekeurd, is in strijd met staatssteunverbod. Dit kan leiden tot een verplichting tot terugvordering en de nietigheid van de maatregel.
Onderhavige herziene subsidieregels zijn zodanig opgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de Europese regelgeving inzake staatssteun. Vanuit staatssteunoptiek kunnen deze subsidieregels worden opgedeeld in de volgende categorieën:
1. er is geen sprake van staatssteun omdat geen sprake is van economische activiteiten die worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5.8.12, 5.10.14, 5,10.15, 5.10.17.. 5.10.20, 5.10.21 en 5.10.23. 2. er is geen sprake van staatssteun omdat de grenzen van de de-minimisverordening niet worden overschreden. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5.7.2, 5.8.3, 5.10.2, 5.10.12, 5.10.13, 5.10.18 en 5.10.19 met dien verstande dat daarbij de subsidie door de subsidieontvanger volledig wordt aangewend voor onderzoek ten behoeve van ondernemingen. Vanuit staatssteunoptiek moeten deze ondernemingen aldus als ontvanger van steun worden aangemerkt. In de subsidiebeschikking zullen voorwaarden worden opgenomen om te waarborgen dat deze subsidie ten gunste van deze ondernemingen wordt aangewend in overeenstemming met de de-minimisverordening. Verder behoren tot deze categorie de subsidieparagrafen 5.7.9, 5.8.4, 5.8.9, 5.8.10, 5.8.11, 5.8.13, 5.10.7 en 5.10.10. 3. er wordt voldaan aan de voorwaarden van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, de AGVV (Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014). De AGVV bevat onder voorwaarden uiteenlopende mogelijkheden om rechtmatig steun te verlenen ten behoeve van MKB-bedrijven en ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Onderhavige subsidieregels zijn gebaseerd op de Subsidieverordening Vitaal Gelderland 2011 die op haar beurt weer een uitwerking is van onder meer het Prioritair programma topsectoren en innovatie (PS2012-191), de Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en het Prioritair programma Energietransitie (PS2012-193). Daarin wordt uitgebreid ingegaan op het stimulerend effect en de noodzaak van steun voor OO&I. Bij de volgende subsidieparagrafen wordt gebruik gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheden van de AGVV om steun te verlenen: 5.7.3, 5.7.4, 5.7.5, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.10, 5.7.11, 5.8.2, 5.8.5, 5.8.6, 5.8.7, 5.10.3, 5.10.4, 5.10.5. 5.10.6, 5.10.8, 5.10.9 en 5.10.11. 4. er wordt voldaan aan de voorwaarden van de AGVV. Deze Verordening van de Europese Commissie verklaart bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag (betreffende de werking van de Europese Unie) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar. De AGVV vormt voor overheden het juridisch raamwerk waarbinnen zij steunmaatregelen op het gebied van milieu, zoals de onderhavige subsidieregeling, kunnen vaststellen zonder dat voorafgaande melding en goedkeuring van de Europese Commissie nodig is. Tot deze categorie behoort paragraaf 5.10.16.
Subsidie die wordt verstrekt op grond van artikel 5.8.14.1, aanhef en onder a en b, behelst geen staatssteun omdat de subsidieontvanger deze subsidie dient aan te wenden in het kader van haar algemene publiekrechtelijke taak op het gebied van de ruimtelijke ordening en economisch beleid.
De subsidiabele activiteit in artikel 5.8.14.1, aanhef en onder c, behelst geen staatssteun indien de subsidie slechts ten goede komt aan herstructurering van openbare ruimte die niet commercieel wordt geëxploiteerd en die voor alle potentiële eindgebruikers op gelijke wijze toegankelijk is. De hoogte van het subsidiebedrag genoemd in artikel 5.8.14.4, aanhef en onder b, geldt alleen voor voornoemde gevallen. In andere gevallen, bijvoorbeeld indien de subsidie wordt verstrekt ten behoeve van aanpassingen binnen de privéruimte van een bedrijf, dient te worden voldaan aan de vereisten van de De-minimisverordening. De subsidieaanvrager dient een De-minimisverklaring op te vragen bij het betrokken bedrijf.
Ten aanzien van subsidie die wordt verstrekt op grond van de paragrafen 5.8.16 en 5.8.17 geldt dat deze voldoet aan de vereisten van de De-minimisverordening.
Artikel 5.8.1.1, onder p Er bestaat een POA in de regio Arnhem, Liemers, Achterhoek, Stedendriehoek, Noord-Veluwe, Rivierenland en Vallei.
Paragraaf 5.7.2 Versnellen van innovaties Food, Health en Maakindustrie Deze subsidie maakt het mogelijk dat de Valleybureaus en de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatieideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers.
Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg.
Paragrafen 5.7.3, 5.8.5 en 5.10.3 Collectief onderzoek Deze subsidie is bedoeld voor MKB-ondernemingen die in samenwerking industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of technische haalbaarheidsstudies (laten) uitvoeren. Aldus vormen zij een logisch vervolg op de voucher, maar dan voor een groep van bedrijven. Eén van de bedrijven zal als aanvrager optreden. De overige bedrijven zullen in de regel alleen een deel van de kosten van het project te dragen.
Paragrafen 5.7.4, 5.8.6 en 5.10.4 Projectsubsidie Deze subsidie heeft een algemeen karakter en kan rechtstreeks aan bedrijven worden verstrekt bij projecten waar de voucher of collectief onderzoek onvoldoende (financiële) ruimte biedt. Belangrijk verschil met collectief onderzoek is dat aan projectsubsidie de aanvullende eis wordt gesteld dat deze binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en eindgebruiker. Naar verwachting is dit onderzoek dus omvangrijker hetgeen ook tot uitdrukking komt in de hogere maximale subsidie.
Paragrafen 5.7.5, 5.8.7 en 5.10.5 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van voor projecten en activiteiten die bijdragen aan de onderzoeksinfrastructuur in Gelderland.
Voor paragraaf 5.10.5 geldt dat deze subsidie onder meer is bedoeld voor ondernemingen die hun onderzoeks- en experimenteerfaciliteiten beschikbaar stellen voor derden. Dit kunnen bedrijven (zoals Parenco, AFP), universiteiten en hogescholen (zoals algaeparc WUR, emissiemeetlab automotive HAN) of zogenoemde incubators (zoals Green house IPKW, Watt connects) zijn.
Paragrafen 5.7.6, 5.8.8 en 5.10.6 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties Deze subsidie is bedoeld voor het ontwikkelen van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties door een innovatiecluster en de generieke promotie van het proeftuinklimaat alsmede het ondernemingsklimaat voor innoverende ondernemingen in Gelderland.
Paragraaf 5.7.7 Ondersteunen innovatieve starters Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van programma's die zijn gericht op het bevorderen van het starten van jonge innoverende ondernemingen door pas afgestudeerden.
Paragraaf 5.7.9 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie sectoren Food, Health en Maakindustrie Deze paragraaf maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de topsectoren Food, Health en Maakindustrie, onder andere ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Paragraaf 5.7.10 Ondersteuning Valleybureaus als innovatiecluster Deze subsidie is bedoeld voor het bekostigen van specifieke activiteiten die worden uitgevoerd door de Valleybureaus in hun hoedanigheid van innovatiecluster.
Paragrafen 5.7.11 en 5.10.9 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling Deze subsidie is bedoeld voor het ondersteunen van activiteiten die leiden tot regionale gebiedsontwikkeling in de vorm van de fysieke realisatie van incubatoren, bedrijfsverzamelgebouwen of gedeelde onderzoeksfaciliteiten. Deze ontwikkeling draagt tevens bij aan het versterken van het vestigingsklimaat.
Paragraaf 5.8.2 Verbeteren positie van starters Deze subsidie is bedoeld voor activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de positie van starters en het ondernemerschap binnen het Gelders MKB. Voor het welslagen van de projecten is de betrokkenheid van de doelgroep van essentieel belang. Zij moeten baat hebben bij de voorzieningen en projecten die het ondernemersklimaat versterken. Uit de projectbeschrijving moet dan ook blijken hoe de doelgroep aantoonbaar betrokken is bij de voorbereiding en de uitvoering van het project.
Aangezien het verspreiden van kennis een belangrijke doelstelling is, dient expliciet uitgewerkt te worden welke leereffecten een project heeft en op welke wijze verspreiding hiervan plaatsvindt.
Met structurele verankering wordt bedoeld dat de activiteiten na afronding van de projectperiode zonder subsidie kunnen blijven bestaan, doordat de uitvoering en evt. exploitatie in een reguliere werkomgeving is opgenomen.
Paragraaf 5.8.3 Versnellen van innovaties in logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector Deze subsidie maakt het mogelijk dat de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatie-ideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers.
Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg.
Paragraaf 5.8.4 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in de logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector Deze paragraaf maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de creatieve sector, de logistieke sector in de vrijetijdseconomie ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Artikel 5.8.5.4 Aanvrager Genoemde SBI-codes staan voor de volgende sectoren:
5811 - Uitgeverijen van boeken 5813 - Uitgeverijen van kranten 5814 - Uitgeverijen van tijdschriften 5819 - Overige uitgeverijen (niet van software) 5821 - Uitgeverijen van computerspellen 5829 - Overige uitgeverijen van software 59111 - Productie van films (geen televisiefilms) 59112 - Productie van televisieprogramma's 5912 - Facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie 5913 - Distributie van films en televisieproducties 5914 - Bioscopen 5920 - Maken en uitgeven van geluidsopnamen 6010 - Radio-omroepen 6020 - Televisieomroepen 6030 - Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie 7021 - Public relationsbureau's 7111 - Architecten 7311 - Reclamebureaus 7312 - Handel in advertentieruimte en advertentietijd 7410 - Grafisch ontwerp en industrieel, product- en interieurontwerp 74201 - Fotografie 7990 - Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureaus 8230 - Organiseren van congressen en beurzen 90011 - Beoefening van podiumkunst 90012 - Producenten van podiumkunst 90013 - Circus en variété 9002 - Dienstverlening voor uitvoerende kunst 9003 - Schrijven en overige scheppende kunst 90041 - Theaters en schouwburgen 91011 - Openbare bibliotheken 91012 - Kunstuitleencentra 91019 - Overige culturele uitleencentra en openbare archieven 91021 - Musea 91022 - Kunstgalerieën en kunstexpositieruimten 9103 - Monumentenzorg 93211 - Pret- en themaparken 93212 - Kermisattracties 94993 - Steunfondsen (niet op het gebied van welzijnszorg) 94994 - Vriendenkringen o.h.g..v cultuur, fanclubs en overige kunstbevordering
Paragraaf 5.8.9 Kwaliteitsverbetering en meeropbrengst ondernemingen vrijetijdseconomie Uit de analyse die gemaakt is voor het Actieplan Vrijetijdseconomie is gebleken dat er een kwaliteitsverbetering nodig is van het Gelders vrijetijdsaanbod. Het Gelders marktaandeel daalt en de bestedingen liggen onder het landelijk gemiddelde. De noodzaak tot kwaliteitsverbetering speelt in de vier regio's in Gelderland in meer of mindere mate. De noodzaak van kwaliteitsverbetering heeft niet betrekking op bestaande individuele bedrijven maar op aansluiting van het aanbod bij de vraag.
Dat Gelderland bestaat uit vier regio's met hun eigen identiteit leidt tot een divers aanbod en draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Gelderland.
Deze subsidie is bedoeld voor regionale initiatieven van het bedrijfsleven die aansluiten bij de identiteit van de regio en diversiteit van het Gelders aanbod.
De initiatieven moeten gericht zijn op kwaliteitsverbetering, vernieuwing, verhoging van het economisch rendement en samenwerking. De subsidies kunnen worden aangevraagd door het (toeristisch) bedrijfsleven.
Paragraaf 5.8.10 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie Betere samenwerking tussen bedrijven in de vrijetijdssector en tussen de vrijetijdssector en andere sectoren kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het vrijetijdsproduct en de ontwikkeling van nieuwe product-marktcombinaties. Het tot stand brengen van die samenwerking kost tijd en geld. Met deze subsidie wordt bijgedragen aan de kosten van die samenwerking. Subsidie is mogelijk voor kosten van haalbaarheidsonderzoeken gericht op nieuwe product-markt-combinaties en kosten van procesbegeleiding voor samenwerkingsactiviteiten. Voorwaarde is dat de activiteiten bijdragen aan de Gelderse toeristische infrastructuur, gericht zijn op het trekken van meer bezoekers en creëren van meer werkgelegenheid.
Paragraaf 5.8.11 Kwaliteitsverbetering routes wandelen, hardlopen, fietsen, varen, paardrijden en mennen. Wandelen en fietsen behoren tot de belangrijkste vrijetijdsbestedingen van Gelderland. Gelderland heeft op dit gebied veel te bieden. De financiële bestedingen van wandelaars en fietsers zijn over het algemeen niet hoog. We willen de positie van de provincie Gelderland als fiets- en wandelprovincie versterken om zo meer bestedingen te genereren. Voor varen geldt dat Gelderland veel mogelijkheden biedt, die nog verder ontwikkeld kunnen worden. Daarnaast willen we het sportief gebruik van routes stimuleren vanuit de doelstellingen met betrekking tot sport en bewegen (titel 5.6).
Meer bestedingen kunnen gegenereerd worden als er meer bezoekers komen met een gelijkblijvend bestedingspatroon of als de bestedingen per bezoeker stijgen. Dat kan bereikt worden als ondernemers meer gebruik maken van de mogelijkheden die de wandel- en fietsroutes bieden. Ook een toename van sportief gebruik van routes kan een toename van bestedingen en economische spin-off genereren. Wij verwachten dan ook initiatieven waarin deze combinatie van doelstellingen tot uiting komt. Gelderland heeft veel toeristische fiets- en wandelroutes, dus nieuwe routes zullen weinig bijdragen aan extra bestedingen, tenzij er aantoonbaar onvoldoende routes zijn in een gebied. Wel bieden verhoging van de kwaliteit van bestaande routes of beter aansluiten van ondernemers bij die routes mogelijkheden. Voor wandelknooppunten is nog niet aangetoond dat deze tot extra bestedingen leiden en daar ligt dus (nog) geen prioriteit.
Om de bestedingen van varende recreanten in Gelderland te vergroten willen we het aantal aanlegplaatsen vergroten.
Om meer bezoekers en meer bestedingen te genereren kan gerichte marketing en promotie een belangrijk onderdeel vormen van een initiatief. Omdat marketing en promotie subsidiabel zijn onder titel 5.8.12 van deze titel worden deze activiteiten apart beoordeeld volgens de criteria die voor die titel gelden.
Veel activiteiten leveren meerwaarde op wanneer de continuïteit voor langere tijd is gewaarborgd. Heti s daarbij een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer zelf om beheer en onderhoud, alsmede de financiering daarvan, voor langere duur te regelen.
Belangrijk voor alle activiteiten is dat deze zoveel mogelijk breed over Gelderland kunnen worden uitgevoerd. Behoud van diversiteit en regionale identiteit is uitdrukkelijk de bedoeling: het gaat om uniforme systematiek met bijvoorbeeld regionale look en feel bij de uitvoering. Dat geldt met name voor de ontwikkeling van digitale routestructuren in de vorm van applicaties. Hierbij is de voorwaarde dat een applicatie de gehele provincie moet betreffen, waarbij dient te worden opgemerkt dat het project gefaseerd opgebouwd mag zijn, als aanzet naar uitrol tot provinciale schaal.
Bij de beoordeling van de mogelijkheden voor Gelderland brede uitvoering zal een advies meewegen van belanghebbenden zoals regio's/gemeenten, recreatieschappen, RBT’s, Stichting Landschapsbeheer Gelderland, Natuurmonumenten, Hoge Veluwe, BOVAG, ANWB, nationaal fiets- en wandelplatform en toeristisch platform Gelderland.
Met deze subsidie wordt bijgedragen aan initiatieven die zijn gericht op kwaliteitsverbetering, verhogingvan de beleving van routes en aanhaken van het toeristisch bedrijfsleven. Uitgangspunt voor ondersteuning is een uniforme uitvoering in de gehele provincie.
Paragraaf 5.8.12 Marketing en promotie vrijetijdseconomie Marketing en promotie vergen gezamenlijkheid en een lange adem. Er is structurele inzet op marketing en promotie nodig om Gelderland en de Gelderse regio's op de kaart te houden. Om de zware (buitenlandse) concurrentie het hoofd te kunnen bieden, is bundeling van marketingkracht nodig. Deze subsidie draagt bij aan promotie als dit wordt uitgevoerd in het kader van Gelderse Streken en minimaal gebeurt op regionale schaal. Subsidie kan worden verstrekt aan Regionale Bureaus voor Toerisme, de Stichting Vrijetijdshuis en Stichting Toerisme Gelderland.
Staatssteun Er is geen sprake van staatssteun omdat het geven van neutrale toeristische voorlichting geen economische activiteit is. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun.
Paragraaf 5.8.14 Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving De provincie heeft de ambitie om bij te dragen aan het creëren van een optimale bedrijfsomgeving, die duurzaam is, voldoende speelruimte biedt aan ondernemers en lokaal, regionaal en internationaal voorzien is van betrouwbare netwerken voor het verkeer van personen, goederen en informatie.
De provincie wil via bestuurlijk en ambtelijk overleg in de zes Gelderse regio's vraag en aanbod van bedrijventerreinen bij elkaar brengen via de 'Regionale Programma's Bedrijventerreinen'. Dit wenst zij te monitoren via het IBIS-systeem. Hierin is opgenomen dat partijen (bedrijven, overheden) zoveel als mogelijk de herstructurering samen oppakken en de kwaliteit op de bedrijventerreinen verhogen.
Herstructurering van bedrijventerreinen vergt een goede voorbereiding in de vorm van een businessplan en een uitvoeringsplan. Een dergelijk businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving kan door de gemeente worden opgesteld voor een bepaald project. Dit plan bevat - naast een omschrijving van de maatregelen en het beheer - een analyse van de marktkansen in het gebied, inclusief de voorgestane strategie. Daarbij wordt bijvoorbeeld ook gekeken hoe door middel van het inbrengen van functies met een hogere grondwaarde of het bieden van intensiveringsmogelijkheden voor de bedrijven de levenscyclus van bedrijfskavels kan worden verlengd.
Herstructureringsplannen worden ook beoordeeld op duurzaam en efficiënt ruimtegebruik. Een beproefde methodiek om te komen tot duurzaam en efficiënt ruimtegebruik is de toepassing van de ladder van duurzaam ruimtegebruik. Bij deze-ladder dienen gemeenten samenhangend (bij voorkeur in regionaal verband) te kijken naar de relatie tussen de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. De ladder is een denkmodel waarbij aan het accommoderen van ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen een volgorde wordt toegekend:
1. optimalisering gebruik beschikbare ruimte o.a. door herstructurering; 2. het beter benutten van de ruimte door meervoudig ruimtegebruik en intensivering; 3. en indien nodig uitbreiding van het ruimtegebruik door bedrijventerreinen.
De afwegingsprocedure heeft tot doel te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van verrommeling. Verder wordt "inbreiding voor uitbreiding" gesteld, waarmee onnodige verstedelijking wordt voorkomen. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot een zorgvuldiger afweging van het gebruik van de ruimte.
Een instrument om deze samenhangende ruimtelijke aanpak van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen financieel te regelen is verevening. Bij verevening worden de revenuen uit de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen gebruikt voor de financiering van de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.
Paragraaf 5.8.15 Bedrijfsverplaatsingen De Circulaire schadevergoedingen (Staatscourant 1997, 246) ziet op schadevergoedingen die ten laste komen van het Rijk. Paragraaf 5.8.15 ziet niet op deze situaties. Evenwel dient de aanvrager ter voorkoming van ongeoorloofde staatssteun naar analogie toepassing te geven aan de Circulaire Schadevergoedingen. Het te verplaatsen bedrijf dient zelf minimaal 50% van de kosten van de verplaatsing voor zijn rekening te nemen.
Paragraaf 5.8.17 Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving De provincie wil de samenwerking tussen ondernemers onderling en tussen ondernemers en de overheid stimuleren teneinde de kwaliteit van bedrijventerreinen te behouden en te verbeteren. Een goede samenwerking voorkomt dat bedrijventerreinen verloederen en dat er (nogmaals) herstructurering plaats moet vinden. Daarnaast wil de provincie de samenwerking stimuleren ten behoeve van duurzaam energiegebruik op bedrijventerreinen.
Paragraaf 5.10.2 Versnellen van innovaties energie- en milieutechnologie en biobased economy Deze subsidie maakt het mogelijk dat Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie (Stichting kiEMT, GreenTechAlliances) en de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatieideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers.
Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg.
Paragraaf 5.10.7 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in EMT-sector Deze paragraaf maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de sector energie- en milieutechnologie onder andere ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Paragraaf 5.10.8 Ondersteuning Programmabureau EMT als innovatiecluster Deze subsidie is bedoeld voor het bekostigen van specifieke activiteiten die worden uitgevoerd door Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie (Stichting kiEMT, GreenTechAlliances) in haar hoedanigheid van innovatiecluster.
Artikel 5.10.18.4, lid 1 en lid 2 Dit artikel behelst de berekeningsmethodiek die zal worden gehanteerd bij het bepalen van de maximale hoogte van de subsidie voor warmtekrachtkoppelingen, gaswarmtepompen of warmtepompen. Hieronder worden 2 voorbeelden gegeven om deze methodiek te verduidelijken.
Voorbeeld 1: Subsidiabele kosten € 200.000,-, terugverdientijd 7 jaar.
Indien de subsidiabele kosten bijvoorbeeld € 200.000,- bedragen en de terugverdientijd is 7 jaar, dan wordt voornoemd bedrag gedeeld door 7 en vermenigvuldigd met 2. De maximale hoogte van de subsidie is dan € 57.143,-.
Voorbeeld 2: Subsidiabele kosten € 200.000,-, terugverdientijd 7,5 jaar.
Indien de subsidiabele kosten bijvoorbeeld € 200.000,- bedragen en de terugverdientijd is 7,5 jaar, dan wordt voornoemd bedrag gedeeld door 7,5 en vermenigvuldigd met 2,25. De maximale hoogte van de subsidie is dan € 60.000,-.
Paragraaf 5.10.22 Op 13 november 2013 hebben Provinciale Staten de Robuuste Investeringsimpuls vastgesteld. Hiermee hebben Provinciale Staten geld beschikbaar gesteld tot en met 31 december 2015 voor projecten op het gebied van werkgelegenheid en structuurversterking. Deze regeling maakt onderdeel uit van de Robuuste Investeringsimpuls en heeft als doel de Gelderse economie op korte termijn een impuls te geven. De uitvoering van de subsidiabele activiteit dient om die reden in 2014 of 2015 gereed te zijn.
Met deze regeling wordt beoogd in een zeer korte termijn minimaal 10.000 sociale huurwoningen van de Gelderse woningcorporaties extra te verduurzamen, zodat een gemiddelde van labelklasse B kan worden bereikt per aanvrager over het totaal aan woningen waarvoor subsidie wordt verleend. Hierdoor wordt extra werkgelegenheid gecreëerd en worden tevens extra leerwerkplaatsen gecreëerd. De aanvrager dient per 100 te verbeteren woningen ten minste één leerwerkplaats te creëren. De leerwerkplaats betreft een fulltime (1 fte) plaats, uitgaande van een werkweek van 40 uur. Indien meer dan wel minder woningen worden verbeterd per aanvrager, wordt dit naar rato berekend.
De aanvrager dient daarnaast een extra labelstap te maken bovenop de reeds geplande werkzaamheden en over het totaal aan woningen waar subsidie voor wordt verleend, wordt ten minste gemiddeld het niveau van labelklasse B bereikt. De berekening hiervan wordt met de volgende twee voorbeelden verduidelijkt:
Voorbeeld 1: Bij een verbetering van een drietal woningen naar label A, B en C wordt een gemiddelde bereikt van labelklasse B.
Voorbeeld 2: Bij een verbetering van een vijftal woningen naar label A, B, B, C en C wordt een gemiddelde bereikt van B-. Afgerond betekent dit een gemiddelde van labelklasse C.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het bepaalde in het besluit van de Commissie van 20 december 2011 (2012/21/EU) betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen. Gedeputeerde Staten zullen ten behoeve van vorenbedoelde nader een besluit nemen tot het belasten van de woningcorporaties met het beheer van de dienst van algemeen economisch belang.
Bij de aanvraag dient een schriftelijke aanbeveling aanwezig te zijn voor de uitvoering van de subsidiabele activiteit van het coördinatieteam (p/a Wooncorporatie De Goede Woning, t.a.v. K. Walter, Postbus 468, 7300 AL Apeldoorn).