Overheidsorganisatie | Provincie Gelderland |
---|---|
Officiële naam regeling | Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 |
Citeertitel | Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening, water, natuur en landschap, bodem, huisvesting, economische zaken, recreatie, milieu |
Dit is eigenlijk een nieuwe versie van een bestaande regeling. Alleen is dit als een nieuwe regeling opgenomen omdat bepaalde versies van de bestaande regeling niet goed verwerkt konden worden in de regelgevingsbank van overheid.nl. Die versies zijn wel te vinden bij de databank gelderland.my-lex.com.
Paragraaf 3.1.4 Faunavoorzieningen is in werking getreden op 15 maart 2014. De formule neergelegd in artikel 5.10.20.2 Criteria onderdeel b is zodanig dat de formule niet opgenomen kon worden in deze regelgevingsbank. De vindplaats van de formule (te weten blz. 75 van het Provinciaal Blad nr. 2013/208) is daarom wél opgenomen in deze bank.
Op besluiten in verband met aanvragen om subsidie op grond van de Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 die zijn ingediend voor 1 januari 2015 blijven de Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 van toepassing zoals die golden ten tijde van de indiening van de aanvraag, met uitzondering van paragraaf 5.9.4.
De versie van 8 juli 2014 die in werking is getreden op 1 augustus 2014, Provinciaal Blad nr. 1291 van 14 juli 2014, is per abuis niet verwerkt in de regelgevingsbank. Ook niet bij de databank gelderland.my-lex.com. Dit is hersteld.
De toelichting bij deze verordening is gepubliceerd in een afzonderlijk Provinciaal Blad van de Provincie Gelderland, zijnde Provinciaal Blad 2014 nr. 3808 van 17 december 2014.
Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011, artikel 1.2 lid 2
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 07-07-2015 | nieuwe regeling | 09-12-2014 Provinciaal Blad 2015 nr. 3807 | zaaknummer 2014-015799 |
GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
Gelet op artikel 1.2, tweede lid, van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011;
BESLUITEN
Vast te stellen de volgende gewijzigde regeling: Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011
In deze regels wordt verstaan onder:
AsG: Algemene subsidieverordening Gelderland 1998;
business case: een document waarin, in samenhang met de planning, de haalbaarheid, een exploitatiemodel en de risico's, het doel en de realisatie van een project wordt beschreven;
eigenaar: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de eigendom heeft over een zaak als bedoeld in artikel 5:1 Burgerlijk Wetboek;
experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten, zoals verder beschreven in randnummer 86. van artikel 2 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014;
fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische werkzaamheden die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een directe commerciële toepassing of een direct commercieel gebruik wordt beoogd;
grote onderneming: een onderneming die gelet op de grootte niet behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van Bijlage 1 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;
haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;
industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving en/of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie;
innovatie: het proces waarbij kennis en technologie, worden samengebracht met het benutten van marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke processen ten opzichte van wat al op de markt beschikbaar is;
innovatiecluster: structuur of georganiseerde groepering van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve starters, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers) die tot doel hebben innovatieve activiteiten te stimuleren door het delen van faciliteiten en de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij te dragen aan technologieoverdracht, netwerking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster;
innovatieve onderneming: een onderneming
die aan de hand van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie kan aantonen dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procédés zal ontwikkelen die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in deze sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden, of
waarvan de kosten voor onderzoek en ontwikkeling ten minste 10% bedragen van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de toekenning van de steun of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant;
onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;
onderzoeksinfrastructuur: faciliteiten, middelen en verwante diensten die door de wetenschappelijke gemeenschap worden gebruikt om op hun respectieve vakgebied onderzoek te verrichten. Hierbij gaat het om: wetenschappelijke uitrusting of sets wetenschappelijke instrumenten; kennisgebaseerde hulpbronnen zoals verzamelingen, archieven of gestructureerde wetenschappelijke informatie; ict-gebaseerde enabling infrastructuur zoals gridnetwerken, computers, software en communicatie, of iedere andere entiteit met een uniek karakter die onontbeerlijk is om onderzoek te kunnen verrichten. Dit soort infrastructuur kan zich op één enkele locatie bevinden (single-sited) dan wel verspreid zijn (distributed) (een georganiseerd netwerk van hulpbronnen) in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC);
op arm’s lenght: de voorwaarde van de transactie tussen de contractpartijen wijken niet af van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en behelzen geen enkele vorm van heimelijke verstandhouding. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het arm’s lenght-beginsel;
startende onderneming: een kleine onderneming tot vijf jaar na haar registratie, die nog geen winst heeft uitgekeerd en niet uit een fusie is ontstaan. Voor een onderneming die zich niet hoeft te laten registreren, kan de periode van vijf jaar geacht worden aan te vangen op het tijdstip dat de onderneming ofwel haar economische activiteiten aanvangt of belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten;
SvG: Subsidieverordening vitaalGelderland 2011;
onderneming in moeilijkheden: een onderneming als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;
Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014;
Landbouw groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014.
1 Indien de verstrekking van subsidie als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet worden aangemerkt, wordt de subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352).
2 Indien tegen een subsidieontvanger een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, is betaling daarvan uitgesloten (Deggendorfclausule).
3 Subsidie wordt niet verstrekt met toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de Landbouw groepsvrijstellingsverordening aan ondernemingen in moeilijkheden.
Indien Gedeputeerde Staten hebben bepaald dat bij de verdeling van het beschikbare bedrag die activiteiten voorrang krijgen die het meest overeenstemmen met het doel waarvoor dat bedrag ter beschikking is gesteld, wordt de aanvraag om subsidie geweigerd indien de aanvraag niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen en voorwaarden in de SvG of in deze regels.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bos- of landgoed: een voor het publiek opengestelde onroerende zaak, geheel of gedeeltelijk bezet met bossen, natuurterreinen of landschapselementen;
bos- of landgoedeigenaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechthebbende is op een bos- of landgoed en de instandhouding daarvan nastreeft;
cultuurhistorische landschapselementen: elementen die kenmerkend zijn voor de lokale ontstaansgeschiedenis van het landschap;
EHS: ecologische hoofdstructuur, zijnde een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen, zoals begrensd door Provinciale Staten bij besluit van 1 juli 2009 (PS2009-260) of een daarvoor in de plaats tredende begrenzing;
erfbeplanting: beplanting binnen het agrarisch bouwblok;
EVZ: ecologische verbindingszone, aangeduid in het Natuurbeheerplan Gelderland;
hagen en heggen: opgaande lijnvormige elementen bestaande uit loofhoutsoorten, niet zijnde vlecht-, knip- of scheerheggen;
klein historisch water: wielen en kolken;
landschapselementen: groene opgaande elementen bestaande uit inheemse loofhoutsoorten;
Nationale Landschappen: Nationale Landschappen zoals aangewezen in de Uitwerking streekplan Gelderland 2005;
poel: waterelement gelegen in een EVZ met als doeltype "kamsalamander" of waterelement dat bijdraagt aan instandhouding van de boomkikker, heikikker en kamsalamander;
Programma Buiten Gewoon Groen: programma waarin uitvoering wordt gegeven aan de Beleidsuitwerking natuur en landschap zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 27 juni 2012 (PS2012-401);
rijks beschermde buitenplaatsen: buitenplaatsen aangewezen als rijksonument.
rode lijst soorten: soorten die zijn vastgesteld bij besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, nr. 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
de aanleg van nieuwe en het herstel van bestaande landschapselementen en cultuurhistorische landschapselementen;
de aanleg van poelen;
het wegwerken van achterstallig onderhoud aan de volgende elementen:
poelen;
hagen en heggen en klein historisch water voor zover deze als identiteitsbepalend element zijn aangemerkt in het gemeentelijke landschapsbeleid;
lanen ouder dan 60 jaar gelegen op landgoederen;
de aanleg van eenvoudige openbaar toegankelijke onverharde paden;
de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen;
de aanleg van eenvoudige houten loopbruggetjes in openbaar toegankelijke routes wanneer de oorspronkelijke brug verdwenen is;
burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap;
educatieve natuur- en landschapsvoorlichting gericht op jongeren.
2 Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden op terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon met uitzondering van de terreinen in eigendom van Staatsbosbeheer.
1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de activiteiten, als bedoeld in artikel 3.1.1.2, passen binnen een (inter)gemeentelijk landschapsbeleid-, landschapsontwikkel- of landschapuitvoeringsplan of een daarmee vergelijkbaar plan dat door de gemeenteraad is vastgesteld;
de nieuw aan te leggen landschapselementen, niet zijnde heggen en hagen, aan de volgende omvangscriteria voldoen:
de aan te leggen houtopstanden omvatten tenminste 10 are;
de aan te leggen rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, omvatten tenminste 20 bomen;
de aan te leggen hoogstamfruitgaarden omvatten tenminste 15 en maximaal 50 bomen.
poelen een minimale omvang hebben van 3 are en de poelen gelegen zijn op een locatie met grondwatertrap 3 of ondieper;
heggen en hagen gelegen zijn buiten de EHS;
de kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.1.2, aanhef en onder a tot en met f, voldoen aan de normen uit het Normenboek Alterra.
2 Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie voor activiteiten die worden uitgevoerd op een bos- of landgoed slechts verstrekt indien:
het bos- of landgoed tenminste 50 jaren bestaat;
de activiteiten passen binnen een vastgesteld toekomstplan voor het bos- of landgoed en aantoonbaar en duurzaam bijdragen aan het behoud en de versterking van de in dat plan opgenomen landschappelijke kernkwaliteiten.
Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor:
natuurontwikkeling binnen de EHS;
projectleiding, coördinatie, rapportage, verantwoording;
planvorming;
aankoop of verkoop van onroerende goederen en waardedaling van grond;
ambtelijke inzet.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder a tot en met g wordt verstrekt aan:
gemeenten;
bos- of landgoedeigenaren.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder h wordt verstrekt aan:
gemeenten;
bos- of landgoedeigenaren;
stichtingen met als statutaire doelstelling educatieve natuur- en landschapsvoorlichting.
1 De subsidie aan gemeenten bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten binnen de begrenzing van de Nationale Landschappen. Voor activiteiten buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen bedraagt de subsidie aan gemeenten ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
2 Voor de subsidie aan gemeenten geldt een minimum van € 25.000,- per subsidieaanvraag en een maximum van € 200.000,- per gemeente.
3 De subsidie aan bos- en landgoedeigenaren bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500,- per subsidieaanvraag en een maximum van € 200.000,- per bos- en landgoedeigenaar;
4 De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder h bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500,- per subsidieaanvraag en een maximum van € 25.000,- per stichting.
Subsidie wordt geweigerd indien het activiteiten betreft:
binnen de begrenzing van een rijks beschermde buitenplaats met uitzondering van activiteiten gericht op het instandhouden van rode lijstsoorten;
op agrarische bouwpercelen (erfbeplanting).
1 De subsidieontvanger is verplicht een voortgangsrapportage, als bedoeld in artikel 4.4 van de AsG, te voorzien van een topografische kaart waarop de activiteiten op een topografische ondergrond zijn vastgelegd.
2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor subsidie ontvangen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder g en h.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7 van de Subsidieverordening Kwaliteitsimpuls natuur en landschap Gelderland;
gehoede schaapskudde: een schaapskudde, bestaande uit minimaal 100 ooien van een zeldzaam schapenras, die wordt gehoed door een herder met gebruik van één of meer honden;
beheersequivalent: een rekeneenheid bedoeld om de effectiviteit van het beheer te kunnen bepalen en gedefinieerd als het quotiënt van de per jaar gevraagde subsidies en het aantal hectares dat in die periode wordt begraasd;
schaapskooi: een potstal die dient als onderkomen voor een gehoede schaapskudde die een nabijgelegen heidegebied begraast;
natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009;
gebied: natuurgebied waarop een natuurbeheerplan van toepassing is;
zeldzaam schapenras: Drents heideschaap, Kempisch heideschaap, Schoonebeker heideschaap, Veluws heideschaap en Groot heideschaap.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
het inzetten van een gehoede schaapskudde voor het begrazen van één of meerdere gebieden;
het gebruik van een schaapskooi door een gehoede schaapskudde.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien het inzetten van de gehoede schaapskudde bijdraagt aan het verwezenlijken van de doelstellingen uit het Natuurbeheerplan;
2 Subsidie als bedoeld onder artikel 3.1.3.2, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt indien de schaapskooi is opengesteld voor publiek en door de subsidieontvanger in of rond de schaapskooi publieksactiviteiten worden georganiseerd die bijdragen aan natuurbeleving en natuureducatie.
1 Bij de verdeling van het beschikbare budget voor subsidies als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, krijgen die activiteiten voorrang die de laagste beheersequivalent hebben.
2 Gedeputeerde Staten plaatsen de aanvragen in een prioriteitsvolgorde.
3 De prioriteitsvolgorde wordt bepaald door de mate waarin de aanvragen aan het selectiecriterium voldoen.
4 Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die middels eigendom of erfpacht zeggenschap uitoefent over het gebied.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder b, wordt verstrekt aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die middels eigendom of erfpacht zeggenschap uitoefent over de schaapskooi.
Aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, in worden ingediend voor 1 mei 2014.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, bedraagt voor een gehoede schaapskudde van ten minste 100 en maximaal 249 ooien, maximaal € 16.000,- per jaar.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, bedraagt voor een gehoede schaapskudde van ten minste 250 ooien maximaal € 28.000,- per jaar.
3 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder b, bedraagt € 5.000,- per jaar.
4 De subsidie kan worden aangevraagd voor een periode van minimaal één kalenderjaar tot een maximum van zes aaneengesloten kalenderjaren.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a wordt geweigerd indien:
aan de aanvrager voor het gebied geen subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009 of de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000;
het gebied niet op de ambitiekaart in het natuurbeheerplan is begrensd als Gelders Natuurnetwerk met voor ten minste 70% natuurtype N06 Voedselarme venen en vochtige heiden, N07 Droge heiden of N11 Droge schraalgraslanden.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2 aanhef en onder a wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met beschikking N 376/2010 van de Europese Commissie van 20 april 2011.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bedreigde diersoorten: soorten als genoemd in de bijlagen bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 november 2004, nummer TRCJZ/2004/5727;
EHS: Ecologische hoofdstructuur, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland de in Structuurvisie Aanpassing EHS 2012, op 29 mei 2013;
EHS verbindingen: verbindingen tussen de Ecologische hoofdstructuur, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland de in Structuurvisie Aanpassing EHS 2012, op 29 mei 2013;
faunavoorziening: een voorziening inclusief toeleidende rasters die het dieren mogelijk maakt openbare infrastructuur veiliger over te steken;
knelpunt: een locatie waarvan door onderzoek is gebleken dat daar regelmatig dieren worden aangereden of verdrinken of waarbij het voor ter plaatse levende dieren onmogelijk is om de overkant van infrastructuur te bereiken.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van een faunavoorziening.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2 wordt slechts verstrekt:
voorzover de subsidiabele activiteit op een locatie wordt gerealiseerd die gelegen is binnen de aandachtsgebieden die zijn opgenomen in het vigerende programma Ontsnippering Natuur; indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor fauna;
op locaties binnen de EHS: indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor fauna;
op locaties buiten de EHS: indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor bedreigde diersoorten en dassen;
op locaties binnen de EHS verbindingen: indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor bedreigde diersoorten en dassen.
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor:
de aanleg van de faunavoorziening;
de kosten voor procesondersteuning en begeleiding.
Subsidie wordt verstrekt aan:
het Rijk: voor locaties genoemd in artikel 3.1.4.3 aanhef en onder d waarbij het Rijk eigenaar of beheerder is van openbare infrastructuur; en
aan andere eigenaren en beheerders van openbare infrastructuur: voor locaties als genoemd in artikel 3.1.4.3 aanhef en onder a, b en c.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval een GIS kaart met daarop de faunavoorziening en het onderzoek waaruit blijkt dat er sprake is van een knelpunt gevoegd.
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000,- en een maximum van € 150.000,-.
De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.4.4 aanhef en onder b bedraagt ten hoogste 10% van de subsidie met een maximum van € 15.000,-.
Subsidie wordt niet verstrekt indien de faunavoorziening wordt aangelegd op grond van een verplichting tot mitigatie of compensatie.
De subsidieontvanger is verplicht na de realisatie van de subsidiabele activiteit een GISkaart te overhandigen waarop de aangelegde faunavoorziening staat aangegeven.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Ambitiekaart: kaart behorende bij het vigerende Natuurbeheerplan Gelderland;
EHS: ecologische hoofdstructuur zoals begrensd door Provinciale Staten bij besluit van 1 juli 2009 of een daarvoor in de plaats tredende begrenzing;
terrein: gronden waaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten die van belang of potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;
natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
Natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Land-schapsbeheer Gelderland 2009;
natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening Natuur- en LandschapsbeheerGelderland 2009 opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;
natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond waarop natuurbeheer wordt uitgeoefend;
onafhankelijke taxateur: persoon die voldoet aan de eisen gesteld in de Mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties(97/C/209/03);
reële marktwaarde: de waarde van grond in het vrije economische verkeer vastgesteld door een onafhankelijk taxateur;
verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
de verwerving van terreinen die zijn opgenomen op de ambitiekaart en zijn aangeduid als N00.01 en waarvoor onder “indicatieve verhouding beheertypen” is aangegeven welke beheertypen op dezegronden van toepassing zijn; en
de beëindiging van pachtovereenkomsten ten aanzien van terreinen die zijn opgenomen op de ambitiekaart en zijn aangeduid als N00.01 en waarvoor onder “indicatieve verhouding beheertypen” is aangegeven welke beheertypen op deze gronden van toepassing zijn.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt voor:
de beëindiging van pachtovereenkomsten die reeds waren gevestigd op het moment waarop het terrein door de aanvrager is verworven; en
waarvoor in het licht van het Natuurbeheerplan beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling.
1 Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, komen in aanmerking de kosten voor:
verwerving van een terrein tegen de reële marktwaarde;
een taxatie door een onafhankelijke taxateur;
het kadastraal recht en het registratierecht;
veiling;
notaris;
inschrijving in de openbare registers;
overdrachtsbelasting;
schenkingsrecht;
het afkopen van landinrichtingsrente voor het verworven terrein;
vooronderzoek of historisch bodemonderzoek volgens NEN 5725; en
milieukundig bodemonderzoek volgens NEN 5740.
2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, komen in aanmerking de kosten voor:
het vrijmaken van pacht van genoemd terrein, blijkend uit een taxatie door een onafhankelijketaxateur;
een taxatie door een onafhankelijke taxateur.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan eenieder die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt verstrekt aan een eigenaar van een terrein die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten.
Een subsidieaanvraag voor de subsidiabele activiteit als bedoel in artikel:
3.1.5.2, aanhef en onder a, wordt uiterlijk op de dag voor het passeren van de notariële akte van leveringingediend;
3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt uiterlijk op de dag voor de beëindiging van de pachtovereenkomstingediend.
1 De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste:
80% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, eerste lid, aanhef en onder a;
100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, eerste lid, aanhef en onder b tot en met j;
€ 4.500,- voor de kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, eerste lid, aanhef en onder k.
2 De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, tweede lid.
3 Voor zover voor verwerving of pachtvrij maken van grond subsidie is verstrekt door GedeputeerdeStaten op grond van een andere regeling of door een bestuursorgaan van een ander overheidslichaam, wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen.
1 De subsidieontvanger is verplicht:
zorg te dragen voor de verwerving dan wel pachtvrij maken van het terrein waarvoor hij subsidie ontvangt binnen twaalf weken na de subsidieverlening;
het verworven dan wel pachtvrij gemaakte terrein direct na verwerving dan wel pachtvrij maken als natuur te beheren;
het verworven dan wel pachtvrij gemaakte terrein binnen twee jaar na verwerving dan wel pachtvrij maken overeenkomstig de indicatieve verhouding beheertypen dat ingevolge het natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden te beheren;
zorg te dragen dat het terrein tenminste 358 dagen per jaar wordt opengesteld en toegankelijk blijft voor het publiek, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing wordt verleend;
eventuele opbrengsten van het terrein uitsluitend aan duurzaam natuurbeheer te besteden; en
bij het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemming inhoudende dat het terrein enkel als natuur mag worden gebruikt.
2 Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen de termijnen genoemd in het eerste lid, aanhef enonder a, b en c worden verlengd.
3 Ontheffing als bedoeld in het eeste lid, aanhef en onder d, wordt verleend indien:
gehele of gedeeltelijke sluiting van het natuurterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen;
het natuurterrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheelof gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is;
sluiting van ten hoogste één hectare van het natuurterrein wenselijk is vanwege de beschermingvan de persoonlijke levenssfeer; of
andere belangen gehele of gedeeltelijke sluiting rechtvaardigen.
4 Het is de subsidieontvanger niet toegestaan om het terrein te vervreemden, te verpachten of daaropzakelijke rechten te vestigen, behoudens toestemming van Gedeputeerde Staten.
5 De subsidieontvanger is bij vervreemding, verpachting of vestigen van zakelijke rechten verplicht ingevolge deze regeling verstrekte subsidie binnen een termijn van zes maanden terug te betalen aan de provincie Gelderland, tenzij hiervan in de toestemming als bedoeld in het vierde lid ontheffingis verleend.
6 Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:
de verplichting, inhoudende dat de subsidieontvanger het terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van de ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort; en
dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.
7 De overeenkomst als bedoeld in het zesde lid wordt uiterlijk binnen vier weken na totstandkoming daarvan op last van de subsidieontvanger als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het terrein ingeschreven in de openbare registers.
8 Indien de subsidieontvanger ook andere economische activiteiten verricht dan de verwerving van terreinen ten behoeve van natuurbeheer als bedoeld in deze regeling, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).
9 Een subsidieontvanger bewaart de administratie en alle documenten inzake een aan hem verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste twintig jaar nadat de subsidie is verleend.
1 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2 wordt een afschrift van deovereenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.5.9, zevende lid in de openbare registers ingeschreven kwalitatieve verplichting overlegd.
2 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2 aanhef en onder a, wordende volgende gegevens verstrekt:
een afschrift van de notariële akte van levering van het terrein of een afschrift van de notariële akte vanvestiging van het erfpachtrecht op het terrein; en
in voorkomend geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van het recht van opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheden of een de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraakvan de pachtkamer tot ontbinding als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek.
3 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordtin elk geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomstof een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeldin artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek verstrekt.
4 Artikel 5.3, derde lid, van de AsG is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in dit artikel.
5 In afwijking van artikel 5.1, eerste lid, van de AsG dient aanvrager binnen 13 weken na inschrijving vande kwalitatieve verplichting in de openbare registers een aanvraag in tot vaststelling van de subsidieals bedoeld in artikel 3.1.5.2.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
begrensde grond: binnen de provincie gelegen grond die in het vigerende Natuurbeheerplan is begrensd met als hoofdfunctie om te vormen naar natuur;
gebruiksgerechtigde: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die op grond van pacht of erfpacht zeggenschap heeft over het landbouwbedrijf;
GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van artikel 2.7.3.1 van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten gewijzigde begrenzing van het Gelders natuurnetwerk;
grondstrategieplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin is vastgelegd de wijze waarop ruiling , aan- en verkoop van gronden plaatsvindt ten behoeve van het bereiken van provinciale doelen in een bepaald gebied;
landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;
landbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf;
modernisering: vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd;
Natura 2000 doelstellingen: instandhoudings- en ontwikkeldoelstellingen van het betreffende Natura 2000 gebied;
natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009;
verhoging van de productiecapaciteit: indien het landbouwbedrijfsgebouw na verplaatsing in staat is om meer producten voort te brengen;
voorzieningen: installaties, machines en uitrusting in of aan een landbouwbedrijfsgebouw ten behoeve van de uitoefening van het landbouwbedrijf.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.6.2 wordt slechts verstrekt indien door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw:
ten minste 5 hectares begrensde grond gelegen binnen een Natura 2000 gebied beschikbaar komen die daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de Natura 2000 doelstellingen van dat gebied; of
ten minste 15 hectares begrensde grond gelegen in het GNN beschikbaar komen in een gebied waarvoor door Gedeputeerde Staten een grondstrategieplan is vastgesteld, welke gronden daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de doelstellingen genoemd in het natuurbeheerplan.
Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.6.2 komen in aanmerking:
de kosten voor het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw;
de kosten voor het aanpassen van een landbouwbedrijfsgebouw of het oprichten van een landbouwbedrijfsgebouw op de nieuwe locatie, ter vervanging van een bestaand
landbouwbedrijfsgebouw op de bestaande locatie.
Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van het te verplaatsen landbouwbedrijfsgebouw.
1 De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.
2 Als de verplaatsing gepaard gaat met modernisering van voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit, bedraagt de subsidie naast het bepaalde in het eerste lid ten hoogste 40% van de met de modernisering of verhoging van de productiecapaciteit gepaard gaande kosten.
3 De subsidie bedraagt maximaal € 400.000,-.
1 De subsidieontvanger is verplicht binnen 12 maanden na subsidieverlening:
zijn landbouwbedrijfsgebouw te verplaatsen;
op de als gevolg van de verplaatsing vrijkomende begrensde grond gelegen binnen het Natura 2000 gebied en het GNN een kwalitatieve verplichting te vestigen of te doen vestigen, inhoudende dat het perceel niet gebruikt zal worden als landbouwgrond.
2 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de termijn genoemd in het eerste lid aanhef en onder a worden verlengd.
3 Het bepaalde in het eerste lid aanhef en onder b geldt niet voor zover de provincie binnen 12 maanden na de subsidieverlening de gronden aankoopt.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 3.2.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van paden of routes ten behoeve van fietsen, wandelen, varen en paardrijden en daarbij behorende voorzieningen.
Susidie wordt slechts verstrekt voor zover:
Voldaan wordt aan het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013; en
de activiteiten voor 1 april 2015 zullen zijn afgerond.
Subsidie wordt verstrekt aan een publiekrechtelijke rechtspersoon.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de totale subsidiabele kosten met een minimum van € 50.000,-.
In deze titel wordt verstaan onder:
goederenvervoer: vervoer van goederen over de weg en over water;
halteplaats: punt van het regionet met wacht- en informatievoorziening waar de reiziger kan in- en uitstappen;
mobiliteitsmanagement: alle activiteiten gericht op het afstemmen van vraag en aanbod van verkeer en vervoer gericht op het keuzeproces en bewustwording van de reiziger en goederen;
openbaar vervoer: vervoer per trein, bus, tram of regiotaxi dat wordt verzorgd door een vervoerder waaraan op grond van de Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend;
regionet: netwerk van buslijnen, buurtbusvervoer en regiotaxi ter ontsluiting van dorpen, steden en regio's met een inwonertal;
snelnet: netwerk van snelle buslijnen en regionale railverbindingen die zowel de belangrijkste relaties binnen regio's als de relaties met belangrijke bovenregionale centra binnen en buiten de provincie op hoogwaardige manier verbinden;
sociale veiligheid: objectieve veiligheid en het gevoel van veiligheid onder reizigers en personeel, ten aanzien van misdaad en wangedrag binnen het openbaar vervoer, bij transferpunten en halteplaatsen;
toegankelijkheid: toegankelijkheid van voertuigen, halteplaatsen en de route naar halteplaatsen voor openbaar vervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking;
transferpunt: punt van het snelnet met wacht- en informatievoorziening waar de reiziger kan in-, uit- of overstappen op andere vormen van vervoer;
vervoerder: de rechtspersoon die openbaar vervoer verricht, waaronder begrepen regiotaxi.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
infrastructuur projecten;
intergemeentelijke niet-infrastructuur projecten.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.2.1 wordt slechts verstrekt voor projecten die zijn opgenomen in het Bestedingsplan Brede Doeluitkering als bedoeld in artikel 6 van de Wet BDU Verkeer en Vervoer.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten en gemeenschappelijke regelingen die rechtspersoonlijkheid bezitten.
1 De subsidie bedraagt ten hoogste:
50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 50.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.2.1, aanhef en onder a;
75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.2.1, aanhef en onder b.
2 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor niet-infrastructurele verkeersveiligheidsactiviteiten.
Subsidie wordt slechts verstrekt als de niet infrastructurele activiteiten voldoen aan eisen vermeld in het werkplan van het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Oost-Nederland.
Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die zich krachtens hun statutaire doelstellingen en feitelijke werkzaamheden inzetten voor de verkeersveiligheid in Oost-Nederland.
1 De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 1.000,-.
2 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor het verrichten van:
openbaar vervoer; of
vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Subsidie voor het verrichten van openbaar vervoer wordt slechts verstrekt voor de duur van de concessie of voor de duur van de overeenkomst tussen de provincie en vervoerder.
Subsidie wordt verstrekt aan:
vervoerders voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.4.1, aanhef en onder a;
gemeenten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.4.1, aanhef en onder b.
De subsidie, als bedoeld in artikel 4.1.4.1, aanhef en onder a, bedraagt maximaal het bedrag zoals is overeengekomen in de concessie. De subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder f, van de SvG kan worden verstrekt voor:
de aanpassing van bestaande treinstations;
de aanpassing van de omgeving van bestaande treinstations;
nieuwe of te verplaatsen treinstations;
planstudies voor nieuwe of te verplaatsen treinstations;
het verbeteren van de doorstroming van het openbaar vervoer op het snelnet;
de aanleg of verbetering van transferpunten op de routes van het snelnet;
de aanleg of verbetering van halteplaatsen op de routes van het regionet;
de plaatsing van zuilen en panelen voor reisinformatie voor reizigers van het openbaar vervoer bij transferpunten en halteplaatsen;
uitbreiding van fietsenstallingen bij stations in het kader van het programma van Ruimte voor de Fiets van Prorail.
Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, vervoerders en rechtspersonen die zich krachtens hun statuten inzetten voor het openbaar vervoer in Gelderland.
1 De subsidie bedraagt ten hoogste
66% van subsidiabele kosten tot een maximum van € 350.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder a tot en met d;
90% van subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder e;
50% van subsidiabele kosten tot een maximum van € 45.000,- per transferpunt voor activiteiten als bedoeld artikel 4.1.5.1, aanhef en onder f;
35% van subsidiabele kosten voor tot een maximum van € 10.000,- per halteplaats voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder g;
100% van subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder h;
40% van subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder i.
2 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder g en h, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten ter verbetering van de:
sociale veiligheid; en
toegankelijkheid.
Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden in gebieden waar en ten behoeve van bus- en treinlijnen waarvoor de provincie Gelderland bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 verantwoordelijk is voor het openbaar vervoer.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten en vervoerders.
1 Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.6.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.
2 Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.6.1, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste:
80% van de subsidiabele kosten voor vervoerders;
90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.400,- per halteplaats voor gemeenten;
90% van de subsidiabele kosten tot een minimum van € 5.400,- en een maximum van € 13.500,- per moeilijk aanpasbare halte voor gemeenten;
100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250,- per geplaatst bankje bij een halteplaats.
3 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder i, van de SvG 2011 kan worden verstrekt voor:
het aanleggen van funderingen, verhardingen, kunstwerken, oversteekvoorzieningen, bermen, taluds en bermsloten;
het aanbrengen van verlichting ten behoeve van vrij liggende fietspaden;
het plaatsen van verkeerstekens behorende bij een fietsreconstructie, oversteekvoorzieningen en verkeersregelinstallaties.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
1 De subsidie bedraagt ten hoogste:
50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 35.000,- en een maximum van € 500.000,-;
50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 750.000,- voor nieuwe, vrijliggende fietspaden, fietstunnels of fietsbruggen.
2 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder j, van de SvG kan worden verstrekt voor haalbaarheidsstudies, onderzoek, pilots en promotieprojecten gericht op mobiliteitsmanagement.
Subsidie wordt verstrekt aan:
gemeenten;
privaatrechtelijke rechtspersonen:
voor zover de activiteit gericht is op de eigen organisatie en uitsluitend voor eigen gebruik is; of
die zich krachtens hun statuten inzetten voor de bevordering van mobiliteitsmanagement.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 50.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder l, van de SvG kan worden verstrekt voor:
haalbaarheids- en onderzoeksstudies voor multimodaal of efficiënt en schoon goederenvervoer;
investeringsprojecten infrastructuur ten behoeve van overslagvoorzieningen voor multimodaal goederenvervoer;
pilots of praktijkproeven voor multimodaal of efficiënt en schoon goederenvervoer.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.9.1 wordt slechts verstrekt indien:
de activiteiten worden uitgevoerd in de provincie Gelderland dan wel, in geval van een provinciegrensoverschrijdende goederenvervoerstroom, het eind- of beginpunt in Gelderland ligt;
de activiteiten passen binnen het strategisch uitvoeringsprogramma logistiek en Goederenvervoer 2012-2015; en
voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in artikel 4.1.9.1, onder c, de beoogde innovatie een bijdrage of besparing oplevert voor de Gelderse logistieke sector.
1 De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.9.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 100.000,-.
2 De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.9.1, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 1.000.000,-.
3 De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.9.1, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van:
€ 100.000,- voor zover deze betrekking hebben op transport over de weg;
€ 200.000,- voor zover deze geen betrekking hebben op transport over de weg;
€ 300.000,- voor zover deze worden uitgevoerd door publiekrechtelijke rechtspersonen of publiekrechtelijke instellingen.
4 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten.
In deze titel wordt verstaan onder:
cultuurhistorisch object: elk object behorende tot tenminste een van de volgende categorieën:
andere objecten dan de waterlinieforten genoemd in artikel 4.2.1.1 onder e en die een functie hadden in de militaire werking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
relicten van landschappelijke veranderingen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot en met 1945 die direct het gevolg zijn van doorbraken van een kade of dijk van een inundatiekom;
relicten van maatregelen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot en met 1945 om schade als gevolg van een doorbraak van kade of dijk van een inundatiekom te herstellen;
relicten van menselijke ingrepen in het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als onderdeel van ontginningen voor landbouwkundig gebruik tot en met 1945.
normaal onderhoud: regulier onderhoud dat noodzakelijk is om de functie en zichtbare kenmerken van een object te behouden;
restauratie: werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor het herstel van een object of om verval van een object te voorkomen;
voorbereiding: alle handelingen, die nodig zijn om met de uitvoering van werkzaamheden te kunnen starten, inclusief het aanvragen van vergunningen;
waterliniefort: een van de navolgende objecten:
Complex Fort bij Asperen;
Complex Fort aan de Nieuwe Steeg;
Complex Fort bij Vuren;
Complex Werk op de Spoorweg bij de Diefdijk;
Complex Batterij onder Poederoijen;
Complex Batterij onder Brakel;
Complex Fort Everdingen.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
de restauratie of voorbereiding van de restauratie van een waterliniefort;
het voorbereiden of het realiseren van fysieke veranderingen aan een waterliniefort.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien:
de wijze van uitvoering van de werkzaamheden voldoet aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden, en;
de werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een leerlingbouwplaats of opleidingsplaats voor leerlingen in de restauratiebouw.
Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar van een waterliniefort.
De subsidie bedraagt ten hoogste:
100% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a, ten behoeve van de waterlinieforten genoemd in artikel 4.2.1.1, aanhef en onder e, onderdelen i tot en met vi;
50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a, ten behoeve van het waterliniefort genoemd in artikel 4.2.1.1, aanhef en onder e, onderdeel vii, met uitzondering van monumentnummers 531684, 531664 en 531666;
75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder b.
Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.2.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd zijn met Beschikking N 606/2009 van de Europese Commissie van 15 december 2009 inzake de Nationale regeling voor de instandhouding en het herstel van beschermde historische monumenten.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor de voorbereiding of uitvoering van werkzaamheden waarmee:
een cultuurhistorisch object wordt gerestaureerd;
bewegwijzering of straatmeubilair wordt aangeschaft en geplaatst;
informatiepanelen worden aangeschaft en geplaatst;
straatverlichting wordt aangeschaft en geplaatst;
wandel- of rolstoelpaden worden aangelegd of aangepast;
aanleg of aanpassingen worden gerealiseerd van parkeerplaatsen;
landschappelijke of bouwkundige aanpassingen worden gerealiseerd ten gunste van het overwinteren, het zwermen of migreren van vleermuizen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien:
de wijze van uitvoering van de werkzaamheden voldoet aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden; en
de werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een leerlingbouwplaats of opleidingsplaats voor leerlingen in de restauratiebouw.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt indien:
de plaatsing van de bewegwijzering of het straatmeubilair gebeurt op openbaar terrein in de Nieuwe Hollandse Waterlinie, en;
de bewegwijzering of het straatmeubilair worden geproduceerd in de vormgeving zoals ontwikkeld voor het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie.
3 Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien:
de informatiepalen worden geplaatst op openbaar terrein in de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
de informatiepanelen worden geproduceerd in de vormgeving zoals ontwikkeld voor het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie; en
de informatiepanelen bevatten informatie over het historische, militaire systeem de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
4 Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder d, wordt slechts verstrekt indien:
de straatverlichting wordt geplaatst op openbaar terrein aan de Diefdijk in de gemeenten Vianen en Leerdam, de Meerdijk, de Nieuwe Zuiderlingedijk of de Zuiderlingedijk in de gemeente Lingewaal; en
de straatverlichting wordt geproduceerd in de vormgeving zoals ontwikkeld voor het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie.
5 Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder e, wordt slechts verstrekt indien:
de wandel- of rolstoelpaden openbaar toegankelijk zijn; en
de wandel- of rolstoelpaden leiden naar een cultuurhistorisch object of vormen een aaneengesloten route om een cultuurhistorisch object.
6 Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder f, wordt slechts verstrekt indien:
de parkeerplaatsen openbaar toegankelijk zijn; en
de ingang van de parkeerplaatsen is gelegen op een afstand van minder dan 200 meter van objecten die zijn aangewezen als Rijksmonumenten en die een functie hadden in de militaire werking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
1 Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder a en g, wordt verstrekt aan de eigenaar van het cultuurhistorisch object.
2 Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder b tot en met f, wordt verstrekt aan de eigenaar van het terrein waarop de werkzaamheden plaatsvinden of de materialen worden geplaatst.
De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten.
Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.3.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd zijn met Beschikking N 606/2009 van de Europese Commissie van 15 december 2009 inzake de Nationale regeling voor de instandhouding en het herstel van beschermde historische monumenten.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Beleef de Waal: het deelproject van het Uitvoeringsprogramma WaalWeelde 2013 - 2017 zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 maart 2013;
samenwerking "Rondje Pontje": een samenwerkingsverband van ondernemers en initiatiefnemers rond twee pontjes en de routes daartussen op de beide oevers van de Waal;
vertierplek: plek aan de Waal die met minimale aanpassingen zodanig is ingericht dat er toegang is tot de oever en gelegenheid om aan het water te recreëren;
WaalWeeldegebied: het gebied omvattende het grondgebied van de gemeenten Beuningen, Druten, Lingewaal, Lingewaard, Maasdriel, Millingen a/d Rijn, Neerijnen, Neder- Betuwe, Nijmegen, Overbetuwe, Rijnwaarden, Tiel, Ubbergen, West Maas en Waal en Zaltbommel.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, van de SvG kan worden verstrekt voor:
de voorbereiding van de aanleg en de realisatie van vertierplekken en veerstoepen en de ontwikkeling, productie en plaatsing van informatievoorzieningen;
de ontwikkeling van producten en arrangementen op het gebied van duurzaam toerisme;
het opzetten en ontwikkelen van de samenwerking "Rondje Pontje";
het ontwikkelen en organiseren van evenementen en manifestaties.
2 Geen subsidie wordt verstrekt voor de aanleg of wijziging van wegen of dijken.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die:
worden uitgevoerd in het WaalWeeldegebied;
passen binnen de doelstellingen van Beleef de Waal;
positief zijn beoordeeld door burgemeester en wethouders van de gemeente in het WaalWeeldegebied waar de activiteit plaatsvindt, voor zover het activiteiten betreft als bedoeld in artikel 4.2.4.2, eerste lid, aanhef en onder a, b en d; en
passen in een duurzame ontwikkeling van het WaalWeeldegebied.
Subsidie wordt verstrekt aan:
een natuurlijk persoon die woonachtig is in het WaalWeeldegebied;
een gemeente in het WaalWeeldegebied;
rechtspersonen die blijkens hun statutaire doelen en activiteiten een bijdrage kan leveren aan Beleef de Waal.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
een schriftelijke verklaring van burgemeester en wethouders waaruit blijkt dat de betreffende subsidiabele activiteit positief is beoordeeld, voor zover het een activiteit als bedoeld in artikel 4.2.4.2, eerste lid, aanhef en onder a, b of d betreft;
een uiteenzetting dat de betreffende subsidiabele activiteit past in een duurzame ontwikkeling van het WaalWeeldegebied.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 75.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.3.2, eerste lid, aanhef en onder b tot en met d, wordt geweigerd voor zover fysieke voorzieningen niet worden aangelegd of gewijzigd op grond die in eigendom is van publiekrechtelijke rechtspersonen.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Beleef de Waal: het deelproject van het Uitvoeringsprogramma WaalWeelde 2013 - 2017 zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 maart 2013;
WaalWeelde-gebied: het gebied omvattende het grondgebied van de gemeenten Beuningen, Druten, Lingewaal, Lingewaard, Maasdriel, Millingen a/d Rijn, Neerijnen, Neder-Betuwe, Nijmegen, Overbetuwe, Rijnwaarden, Tiel, Ubbergen, West Maas en Waal en Zaltbommel;
knooppunt in de recreatieve infrastructuur: een plaats bij een veerverbinding over de Boven-Rijn, het Bijlandsch Kanaal of de Waal waar wandel- en fietsroutes en struinpaden samenkomen en die bereikbaar is met de auto;
openbare voorzieningen:
picknicktafel;
ten minste één bank en prullenbak op de veerstoep;
watertappunt;
parkeerplaats liggend op of aan de veerdam of direct achter de dijk;
elektriciteitsaansluiting;
openbaar toilet;
camperplaatsen;
aanlegsteiger recreatieve vaartuigen.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van openbare voorzieningen aan een knooppunt in de recreatieve infrastructuur.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover:
het knooppunt in de recreatieve infrastructuur gelegen is in het WaalWeeldegebied;
niet alle openbare voorzieningen als genoemd in artikel 4.2.5.1, aanhef en onder d, onderdelen i tot en met iv, reeds op het knooppunt in de recreatieve infrastructuur aanwezig zijn;
alle openbare voorzieningen als genoemd in artikel 4.2.5.1, aanhef en onder d, onderdelen i tot en met iv, na afronding van de subsidiabele activiteit op het knooppunt in de recreatieve infrastructuur aanwezig zullen zijn;
de aan te leggen openbare voorzieningen tegen hoogwater bestendig zijn, dan wel dat deze gedurende hoogwater tijdelijk verwijderd kunnen worden;
de activiteit positief is beoordeeld door burgemeester en wethouders van de gemeente in het Waalweelde-gebied waar de activiteit plaatsvindt.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijke verklaring van burgemeester en wethouders verstrekt waaruit blijkt dat de betreffende subsidiabele activiteit positief is beoordeeld.
De subsidie bedraagt maximaal 50 % van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 100.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien er binnen dezelfde gemeente reeds subsidie is verstrekt ten behoeve van de in artikel 4.2.5.2 genoemde activiteit.
De subsidieontvanger is verplicht de openbare voorzieningen gedurende ten minste vijf jaar na de vaststelling van de subsidie te beheren en te onderhouden.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
collectief: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon die beoogt hun belangen in een CPO-woningbouwproject te behartigen.
CPO: Collectief Particulier Opdrachtgeverschap;
CPO-woningbouwproject: de bouw en realisatie van minimaal 3 woningen door een collectief.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1 van de SvG kan worden verstrekt ten behoeve van:
procesbegeleidingsactiviteiten door een procesbegeleider of architect met ervaring in procesbegeleiding;
ontwerpactiviteiten door een deskundige voor woningbouwprojecten die gerealiseerd worden door middel van CPO;
eenmalige niet-reguliere activiteiten ter stimulering van woningbouw met CPO.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de omgevingsvergunning, onderdeel bouwen, nog niet verleend is;
de maximale koopprijs van de woningen binnen een CPO-woningbouwproject bij indienen van de aanvraag beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt; en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente een positief advies heeft afgegeven ten behoeve van het CPO-woningbouwproject.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1.2, aanhef en onder a en b, wordt verstrekt aan een collectief.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1.2, aanhef en onder c, wordt verstrekt aan gemeenten.
1 De subsidie, als bedoeld in artikel 4.4.1.2, aanhef en onder a en b, bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten en maximaal:
€ 5.000,- per woning, tot een maximum van € 50.000,- per CPO-woningbouwproject indien het nieuwbouw betreft;
€ 8.000,- per woning, tot een maximum van € 80.000,- per CPO-woningbouwproject indien het bestaande bouw betreft of sloop met nieuwbouw.
2 De subsidie, als bedoeld in artikel 4.4.1.2, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste 50% van de kosten van niet reguliere werkzaamheden, tot een maximum van € 25.000,- per gemeente.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
domotica: technische hulpmiddelen in woningen om de kwaliteit van wonen en leven op peil te houden;
Gelderse huistest: een mede door de provincie Gelderland ontwikkeld instrument waarmee ouderen en mensen met een beperking zelf de geschiktheid van hun woning voor hun situatie kunnen bepalen;
Impulsplan Gelderse Woningmarkt: beleidsplan vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 26 september 2012, PS2012-656, inzake het stimuleren van projecten op het gebied van binnenstedelijk wonen, functieverandering van leegstaande gebouwen, herstructurering als verdunningsopgave, revitalisering van kernen in krimpgebieden of gebieden met soortgelijke problematiek, langer zelfstandig wonen en innovatieve initiatieven;
intentieovereenkomst: overeenkomst waarin partijen de intentie vastleggen een project gezamenlijk te realiseren;
kleinschalige voorziening: voorziening waar een bewonersgroep samen met het personeel een gezamenlijke huishouding voert, ondersteund met zorg;
project: activiteit die voldoet aan de inhoudelijke criteria uit het Vervolgvoorstel Uitwerking Impulsplan Gelderse Woningmarkt (PS 2012-656).
Subsidie als bedoeld in artikel 4.5.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
het verrichten van een studie naar de technische haalbaarheid van een project;
het verrichten van een studie naar de financiële uitvoerbaarheid van een project;
het opstellen van een plan van aanpak voor de uitvoering van een project.
Subsidie wordt slechts verstrekt:
wanneer de aanvrager met deelnemende partijen een intentieovereenkomst heeft gesloten;
voor zover de aanvraag een project op het gebied van langer zelfstandig wonen betreft,
sprake is van een samenhangende aanpak van wonen, welzijn en zorg;
de voorgestelde maatregelen op grond van de Gelderse huistest en met toepassing van domotica, leiden tot woon- en zorgtechnologische aanpassingen; en
de voorgestelde maatregelen leiden tot een kleinschalige woonvoorziening voor dementerenden;
voor zover de aanvraag een project op het gebied van leegstaande gebouwen betreft en aannemelijk is dat:
revitalisering bijdraagt aan de vermindering van de leegstand;
de uitvoering van de voorgestelde maatregelen leidt tot een functieverandering van de gebouwen;
de voorgestelde maatregelen de functiewijziging mogelijk maken.
De kosten die voorafgaand aan het sluiten van de intentieovereenkomst worden gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag een ondertekende intentieovereenkomst overgelegd waarin zijn opgenomen de aanleiding van de overeenkomst, het doel van het te realiseren project, de werkwijze waarlangs partijen tot realisering van het project willen komen, de financiering van het project en een planning van de werkzaamheden.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000,- per aanvraag en tot een maximum van € 100.000,- per gemeenten per jaar.
In deze titel wordt verstaan onder:
cultuurparticipatie: niet-professionele bemoeienis met de kunsten en deelname aan het culturele leven;
vrijetijdseconomie: economie die bestaat uit ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met dienstverlening ten behoeve van recreanten en toeristen;
waardenkaart: een besluit van een gemeentebestuur waarin de cultuurhistorische of archeologische waarden binnen het gehele grondgebied van de gemeente zijn weergegeven en dat gebruikt kan worden bij het voorbereiden van ruimtelijke planvorming;
draaipremie: subsidie verstrekt voor het jaar 2012 op grond van artikel 7 van de Verordening Cultuurhistorie Gelderland;
instandhouding: activiteiten die worden uitgevoerd overeenkomstig de Uitvoeringsvoorschriften Duurzame Instandhouding Cultuurhistorische Waarden (PB 2006/17) en de Lijst met subsidiabele kosten en werkzaamheden ten behoeve van de berekening van de subsidiabele instandhoudingskosten (PB 2006/18);
gemeentelijk monument: een object dat op grond van een gemeentelijke verordening bescherming geniet vanwege bijzondere cultuurhistorische of architectonische waarden;
historische molen: een door wind, water of ros aangedreven krachtwerktuig inclusief het bouwwerk, geschikt of bedoeld voor een historisch maal- productieactiviteitbedrijf;
stoomgemaal: een door stoom aangedreven krachtwerktuig bedoeld voor het bemalen van een polder.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.2.2 van de SvG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een intergemeentelijk meerjarenprogramma 2014-2016 dat is gericht op de versterking van de vrijetijdseconomie of cultuurparticipatie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
De aanvrager samen met één of meer andere gemeenten uitvoering geeft aan de subsidiabele activiteit;
het programma de gezamenlijke doelen van de participerende gemeenten, gericht op versterking van vrijetijdseconomie of cultuurparticipatie beschrijft;
het programma beschrijft hoe de gemeenten de in b. genoemde doelen met inzet van cultuur of erfgoed willen realiseren; en
het programma beschrijft hoe de programmaresultaten bij beëindiging van het programma is geborgd.
Subsidie wordt verstrekt aan de gemeente die blijkens de aanvraag optreedt als penvoerder van de samenwerkende gemeenten.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten in de periode 2014-2016 tot een maximum van € 41.000,- per gemeente.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.2.1, onder e en f van de SvG kan worden verstrekt voor:
het verstrekken van subsidie voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten;
het verstrekken van subsidie voor de instandhouding van historische molens en stoomgemalen;
het opstellen van een archeologische of cultuurhistorische waardenkaart.
1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien de aanvrager beschikt over een subsidieregeling op grond waarvan aan een:
eigenaar van een gemeentelijk monument subsidie kan worden verstrekt voor het instandhouden van het monument;
eigenaar van een historische molen of stoomgemaal subsidie kan worden verstrekt voor het instandhouden van de historische molen of stoomgemaal.
2 Subsidie wordt voor het vervaardigen van een archeologische of cultuurhistorische waardenkaart slechts eenmaal verstrekt.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
1 De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 5.2.3.1 onder a bedraagt niet meer dan 50% van de door de aanvrager op grond van de in artikel 5.2.3.2, eerste lid, bedoelde regeling verstrekte subsidie.
2 De subsidie als bedoeld in artikel 5.2.3.1 onder b bedraagt € 2.100,- per historische molen of stoomgemaal die een draaipremie heeft ontvangen.
3 De subsidie als bedoeld in artikel 5.2.3.1 onder c bedraagt niet meer dan € 10.000,- per type waardenkaart.
De aanvrager is verplicht om in de subsidieregeling als bedoeld in artikel 5.2.3.2 te bepalen dat:
de subsidie aangevraagd wordt door de eigenaar van het monument of de molen waaraan de subsidie ten goede komt;
de subsidie aangevraagd wordt tussen 1 maart 2014 en 31 december 2016;
de subsidie uitsluitend wordt verstrekt voor de instandhouding van monumenten;
de subsidie uitsluitend wordt verstrekt aan eigenaren van historische molens of stoomgemalen die een provinciale draaipremie hebben ontvangen;
de subsidie als bedoeld in artikel 5.2.3.1, onder a en c, niet wordt verstrekt aan een gemeente, een provincie of de Staat.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.2.1 onderdeel f van de SvG kan worden verstrekt voor de asomwenteling van een monumentale molen.
Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of beheerder van een monumentale molen.
1 De subsidie bedraagt:
€ 1,- per 300 asomwentelingen voor molens met kleppen; of
€ 1,- per 200 asomwentelingen voor molens met zeilen tot een maximum van € 1.200,- per jaar.
2 De subsidie voor het jaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend wordt verstrekt op basis van het aantal asomwentelingen dat de molen heeft gemaakt in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
3 De draaisubsidie voor een molen die niet door wind wordt aangedreven bedraagt € 450,- per jaar en wordt verstrekt indien er naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sprake is van het regelmatig draaien van deze molen.
Geen subsidie wordt verstrekt, indien het subsidiebedrag op grond van artikel 5.2.1.3 eerste lid minder dan € 70,- zou bedragen.
De aanvraag wordt ingediend voor 1 april.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Beleidskader Sociaal Profiel: bijlage 3 bij het Statenvoorstel Beleidsuitwerkingen Uitdagend Gelderland (PS2011-644), met uitzondering van de thema’s Leefbaarheid en Gemeenschapsvoorzieningen;
Uitvoeringsagenda: de Uitvoeringsagenda 2015: Verbinden, verbreden, versnellen (PS2014-484) met uitzondering van het thema Leefbaarheid en Gemeenschapsvoorzieningen;
doelgroep: gebruikers of vertegenwoordigers van gebruikers van zorg en welzijn, kwetsbare groepen in de samenleving en burgers of groepen burgers die deelnemen aan en verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van publieke taken binnen het sociale domein;
preventieve zorg: preventiemaatregelen ter voorkoming of vermindering van zorg;
eerstelijns zorg: rechtstreeks toegankelijke zorg;
anderhalvelijns zorg: eerstelijnszorg die gegeven wordt door een specialist uit de tweede lijn;
tweedelijnszorg: zorg die slechts toegankelijk is na verwijzing;
kwetsbare groepen: groepen in de samenleving die om wat voor reden dan ook de aansluiting met de samenleving dreigen te verliezen, zoals beschreven in de Uitvoeringsagenda;
actief burgerschap: het deelnemen aan en verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van publieke taken binnen het sociale domein.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.3.1 van de SvG kan worden verstrekt voor projecten waarin werkwijzen worden ontwikkeld die:
gericht zijn op een verbeterde aansluiting tussen preventieve zorg, eerstelijnszorg, anderhalvelijnszorg en tweedelijnszorg;
gericht zijn op een verbeterde economische of maatschappelijke participatie van kwetsbare groepen; of
actief burgerschap bevorderen.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die aantoonbaar:
passen binnen het Beleidskader Sociaal Profiel en de Uitvoeringsagenda;
uitzicht bieden op structurele voortzetting of overname van de ontwikkelde werkwijze; en
een leereffect of voorbeeldwerking opleveren die aan derden kan worden overgedragen.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
de kosten voor inzet van uren van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit;
de kosten voor inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd is aan de subsidiabele activiteit;
inzet van goederen en diensten door de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit.
Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon.
1 De subsidie wordt aangevraagd voor 22 april 2015.
2 Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit.
Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die:
aantoonbaar bijdragen aan de doelstellingen uit de Uitvoeringsagenda;
elders binnen Gelderland kunnen worden toegepast;
op korte termijn tot resultaat leiden;
geïnitieerd en uitgevoerd worden in samenwerking tussen verschillende partijen, met name gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers;
nog niet eerder in Gelderland zijn uitgevoerd; en
de doelgroep actief betrekken bij de voorbereiding en realisatie van de subsidiabele activiteit.
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 20.000,- en een maximum van € 100.000,-.
Subsidie wordt geweigerd:
indien er sprake is van uitvoering van wettelijke taken;
aan een rechtspersoon die subsidie ontvangt op grond van het besluit van Provinciale Staten (PS2011-787, onder 6).
In deze titel wordt verstaan onder:
burgerinitiatief: een rechtspersoon die tot doel heeft de leefbaarheid van een gemeenschap te bevorderen of te verbeteren;
dorpscontactpersoon: persoon die, in opdracht van een dorpsraad of een bestuur van een gemeenschapsvoorziening, tot taak heeft voor een dorp activiteiten te bevorderen die leiden tot verbetering van de leefbaarheid;
dorpsraad: een rechtspersoon die de belangen in brede zin van een dorp en zijn omgeving behartigt en zich richt op versterking van de sociale structuur van een dorpsgemeenschap;
gemeenschapsvoorziening: openbaar toegankelijk multifunctioneel gebouw of gedeelte van een gebouw met ruime openstellingstijden waarin structureel ruimte wordt geboden aan overwegend non-profit organisaties voor het uitvoeren van activiteiten door en voor bewoners van één of meer dorpen;
leefbaarheid: de mate van aantrekkelijkheid van het sociale en bestuurlijke klimaat in een dorp en de omgeving;
ontmoetingsplek: kosteloos toegankelijke multifunctionele publieke openluchtvoorziening binnen of direct grenzend aan de bebouwde kom waar bewoners elkaar ontmoeten, bijeenkomsten houden en activiteiten organiseren;
vernieuwing: ontwikkeling van voor Gelderland nieuwe activiteiten ten behoeve van verbetering van de leefbaarheid binnen een kern of meerdere kernen of ter verhoging van de kwaliteit of doelmatigheid van activiteiten op dit terrein;
zelf organiserend vermogen: de mate waarin burgers zelf vorm geven aan hun leefomgeving;
bestuurlijke samenwerking: afstemming van taken en activiteiten tussen:
een dorpsraad;
een burgerinitiatief;
een gemeente;
een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden; of
andere maatschappelijke organisaties.
Subsidie op grond van deze titel kan worden aangevraagd voor 19 maart 2015.
Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang:
die aantoonbaar breed draagvlak hebben in dorp en regio;
die mede ontwikkeld, uitgevoerd en bekostigd worden door bewoners en leden van lokale organisaties;
die mede uitvoering geven aan de voor gemeenten nieuwe gedecentraliseerde taken op het terrein van (jeugd)zorg, participatie en ondersteuning;
die een vernieuwend karakter hebben;
die voorzien in activiteiten die voor de langere tijd zijn geborgd;
die niet-concurrerend zijn met nabij gelegen gelijksoortige voorzieningen;
waarbij gebruik wordt gemaakt van nieuwe technologieën;
waarvoor niet eerder subsidie is ontvangen;
die bijdragen aan een evenredige spreiding van de subsidiabele activiteit over de provincie Gelderland.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de:
ondersteuning bij het opstellen van een exploitatiebegroting voor ten minste twee jaar van een gemeenschapsvoorziening die voor meerdere jaren dekkend en realistisch is;
ondersteuning bij het opstellen van een programma voor ten minste twee jaar van een gemeenschapsvoorziening;
ontwikkeling binnen een gemeenschapsvoorziening van vernieuwende vormen van:
exploitatie;
bestuurlijke samenwerking;
beheer; of
programmering.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
de kosten voor inzet van uren van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit;
de kosten voor inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit;
ontwikkelingskosten gemaakt door de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit.
Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit.
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 20.000-.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor de voorbereiding en uitwerking van afspraken tussen dorpsraden, bestuurders van gemeenschapsvoorzieningen, burgerinitiatieven, gemeente en mogelijke andere partners over afstemming van functies en voorzieningen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij de subsidiabele activiteiten minste drie van de volgende functies zijn betrokken: welzijn, educatie, cultuur, zorg, maatschappelijke dienstverlening en zakelijke dienstverlening.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
de kosten voor inzet van uren van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit;
de kosten voor inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit.
Subsidie wordt verstrekt aan:
een dorpsraad;
een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden;
een burgerinitiatief; of
een gemeente.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit.
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 20.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor:
de ondersteuning bij het opstellen van een activiteitenprogramma voor één of meer woonkernen met als doel de leefbaarheid te bevorderen;
de activiteiten van een dorpscontactpersoon voor een periode van maximaal twee jaar;
de ondersteuning bij de opzet en ontwikkeling van een burgerinitiatief voor een of meer dorpen met als doel de leefbaarheid te bevorderen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien sprake is van structurele verankering van activiteiten.
1 Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.5.4.1, aanhef onder a en c, komen de volgende kosten in aanmerking:
de kosten voor inzet van uren van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit;
de kosten voor inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger welke aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit.
2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.5.4.1, aanhef onder b, komen de kosten van een dorpscontactpersoon in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan:
een dorpsraad;
een rechtspersoon die tot doel heeft of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden;
een burgerinitiatief.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een verklaring verstrekt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit.
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 20.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor:
de ombouw van bestaand vastgoed tot een gemeenschapsvoorziening;
de verbouw van een bestaande gemeenschapsvoorziening; of
vervangende nieuwbouw van een bestaande gemeenschapsvoorziening.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij de subsidiabele activiteit ten minste drie van de volgende functies zijn betrokken: welzijn, educatie, cultuur, zorg, sport, maatschappelijke dienstverlening en zakelijke dienstverlening.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
de kosten voor inzet van externe ondersteuning in opdracht van de subsidieontvanger die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidiabele activiteit;
de kosten voor het verrichten van grond- en bouwwerkzaamheden van een gemeenschapsvoorziening.
Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit;
een realistische en dekkende exploitatiebegroting voor een periode van ten minste twee jaar; en
een programma voor ten minste twee jaar waarin aangegeven wordt welke partners structureel aan de subsidiabele activiteit deelnemen.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 20.000,- en een maximum van € 100.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.5.1 van de SvG wordt verstrekt voor de aanleg of verbetering van een ontmoetingsplek.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
kosten voor het ontwerp van de ontmoetingsplek;
kosten voor werkzaamheden die aantoonbaar gerelateerd kunnen worden aan grond- en bouwwerken en (her)inrichting van een ontmoetingsplek.
Subsidie wordt verstrekt aan
een dorpsraad;
een rechtspersoon die tot doel of mede tot doel heeft een gemeenschapsvoorziening te beheren en in stand te houden.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, waarin het college verklaart geen bezwaar te hebben tegen de subsidiabele activiteit.
een programma voor ten minste twee jaar voor het gebruik van de ontmoetingsplek waarin aangegeven wordt welke activiteiten plaatsvinden op de ontmoetingsplek.
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 20.000,- en een maximum van € 75.000,-.
In deze titel wordt verstaan onder:
Actieplan Ruimte voor Buitensport: plan van de buitensportbonden, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de doelstelling om meer mensen meer te laten bewegen en sporten;
breedtesport: sport die wordt beoefend door grote groepen uit alle lagen van de bevolking vanwege de sportieve, gezonde en sociale functie ervan;
buitensportbonden: sportbonden die zich richten op sport of andere vormen van sportieve recreatie in de buitenruimte;
evenementenkalender: een door Gedeputeerde Staten vastgestelde lijst met sportevenementen welke in 2015 en 2016 voor subsidie in aanmerking kunnen komen;
FieldLab: locatie voor veldonderzoek in de topsport onder de hoede van Stichting InnosportNL;
InnoSportlab: test- en onderzoeksfaciliteiten om innovatieve activiteiten ten uitvoer te brengen onder de hoede van Stichting InnosportNL, de landelijke organisatie die sport, bedrijfsleven en kennisinstellingen bij elkaar brengt teneinde sportinnovaties tot stand te brengen;
interventie: elke planmatige en doelgerichte aanpak om het gedrag van burgers te veranderen en hun omstandigheden te beïnvloeden, met als doel de kwaliteit van het leven of het samenleven te vergroten;
jongeren: personen jongeren dan 18 jaar;
kernsport: de zes sporten atletiek, hippische sport, wielersport, volleybal, judo en tennis, zoals aangewezen door Provinciale Staten op 30 juni 2010 in het document ‘Gelderland Sportland: Programma 2010-2016’ en op 11 december 2013 in het document Uitvoeringsprogramma Gelderland Sport! 2014;
kernsportbond:
de atletiek:
Koninklijke Nederlandse Atletiekinie (KNAU);
KNBLO Wandelsportorganisatie Nederland (KNBLO-NL)
Nederlandse Wandelsportbond (NWB);
de hippische sport: Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS);
de wielersport:
Koninklijke Nederlandsche Wielrenunie (KNWU);
Nederlandse Toerfietsunie (NTFU);
het volleybal: Nederlandse Volleybalbond (Nevobo);
de judosport: Judobond Nederland (JBN);
de tennissport: Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB);
mensen met een functiebeperking: personen die in het dagelijks leven beperkingen ondervinden door chronische problemen van lichamelijke, psychische of verstandelijke aard;
niet-economische activiteit: activiteiten waarbij geen goederen of diensten op een bepaalde markt worden aangeboden;
onrendabele top: berekening van de contante waarde van de projectkosten voor realisering van een accommodatie minus de contante waarde van de netto inkomsten gedurende een periode van twintig jaar, waarbij een discontovoet van 5,5% wordt gehanteerd;
regionaal talentencentrum: een organisatievorm waarin voor een geselecteerde groep talenten in een kernsport in hun directe leefomgeving onafhankelijk van en aanvullend op hun eigen vereniging extra faciliteiten worden georganiseerd;
RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;
RIVM Centrum voor Gezond Leven: Rijksorganisatie die de kwaliteit van lokale gezondheidsbevordering versterkt, onder meer door interventies te beoordelen op effectiviteit;
senioren: personen van 55 jaar en ouder;
side event: stimuleringsevenement voor Gelderse burgers, dat georganiseerd wordt rondom een topsportevenement of topsportwedstrijd met als doel de participatie in de sport te verbeteren;
spin-off: bestedingen door burgers en organisaties, of investeringen door bedrijven die zonder de te subsidiëren activiteit niet zouden plaatsvinden;
sportevenement: evenement dat tot de categorie internationaal topevenement f landelijk kampioenschap behoort, of tot de categorie breedtesport, waarbij verbindingen worden gemaakt met sport, economie en ruimte;
sporttalent: Gelderse sporter waaraan NOC*NSF of Topsport Gelderland de talentenstatus heeft toegekend;
topaccommodatie: sportaccommodatie die ten behoeve van de te beoefenen kernsporten voldoet aan de in de betreffende tak van sport, door de betreffende sportbond, gestelde wedstrijdeisen;
tweede ring van potentiële kernsporten: de sporten golf, gymnastiek, handbal, hockey, schaatsen (inclusief skeeleren), schermen, vrouwenvoetbal, waterpolo en zwemmen die zijn aangewezen door Provinciale Staten op 30 juni 2010 in het document Gelderland Sportland: Programma 2010-2016 (besluit PS2010-510; zaaknummer 2010-009055) als mogelijke toekomstige kernsport;
Uitvoeringsprogramma: een door een kernsportbond opgesteld plan waarin de bond aangeeft voor welke samenhangende activiteiten subsidie wordt aangevraagd;
vitale bedrijven: bedrijven of instellingen die activiteiten ondernemen met betrekking tot vitaliteitsmanagement binnen hun organisatie;
vitale werknemers: werknemers in dienst bij bedrijven of instellingen gevestigd in Gelderland die activiteiten of maatregelen ondernemen ter bevordering van hun eigen gezondheid of levensstijl.
Subsidie op grond van deze titel kan worden aangevraagd binnen een bij nader besluit door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdvak.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van nieuwe beachvolleybalvelden in de buitenruimte.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid van de AsG wordt slechts subsidie verstrekt indien:
er ten minste drie velden op één locatie worden aangelegd;
de velden in aanmerking komen voor classificatie door de Nevobo;
ten aanzien van de materiële veldeisen, de materiële zandeisen en de veldafmetingen ten minste de B-status kan worden verkregen van de Nevobo;
een bij de Nevobo aangesloten vereniging toeziet op het gebruik, het onderhoud en de veiligheid van de velden;
de voorzieningen passen binnen het gemeentelijk sportbeleid.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.2.1, wordt verstrekt aan:
een volleybalvereniging die is aangesloten bij de Nevobo;
een gemeente.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000,-.
Subsidie kan worden verstrekt voor:
de bouw van een topaccommodatie;
de verbouw van een accommodatie tot een topaccommodatie;
vervallen per 1 augustus 2014.
1 Accommodaties als bedoeld in artikel 5.6.8.1:
worden ten minste gebruikt voor de beoefening van een kernsport;
zijn geschikt voor de beoefening van sport door zowel sporters met als zonder functiebeperking;
worden ten minste gebruikt door inwoners uit ten minste twee Gelderse gemeenten;
worden voor minimaal 80% ter beschikking gesteld aan gebruikers die niet-economische activiteiten verrichten tegen tarieven die ten hoogste kostprijs dekkend zijn;
worden onverminderd het bepaalde onder d ter beschikking gesteld aan gebruikers die economische activiteiten verrichten tegen tarieven die ten minste marktconform zijn; en
komen slechts voor subsidie in aanmerking indien de accommodatie past binnen het provinciaal sportbeleid en het sportbeleid van de gemeente waarin de accommodatie wordt gerealiseerd dan wel de gemeenten waarvoor de accommodatie bestemd is.
2 Subsidieverstrekking voor accommodaties als bedoeld in artikel 5.6.8.1 heeft een stimulerend effect. Dit is het geval:
Indien het gaat om kleine- of middelgrote ondernemingen: wanneer de subsidieaanvrager een subsidieaanvraag heeft ingediend voordat de werkzaamheden aan het project zijn begonnen;
Indien het gaat om grote ondernemingen:
wanneer wordt voldaan aan de voorwaarde genoemd onder a;
indien de subsidieverstrekking een wezenlijke toename van de omvang en de reikwijdte van het project tot gevolg heeft; en
indien de subsidieverstrekking zorgt voor een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de subsidieontvanger voor het project en zorgt voor een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het project wordt voltooid.
1 Voor subsidie komen kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de bouw of verbouw van de accommodatie die voldoet aan de door de sportbonden gestelde eisen om wedstrijden breedtesporten te kunnen beoefenen in aanmerking.
2 Niet voor subsidie komen in aanmerking kosten die betrekking hebben op:
de aankoop van grond, eventuele opstallen en de waarde van de grond;
de aanleg van parkeervoorzieningen;
de aanleg van groenvoorzieningen;
de aanleg van voorzieningen die niet op de bouwkavel zijn gelegen waar de accommodatie wordt gerealiseerd dan wel verbouwd;
de inrichting van de accommodatie, welke niet aard- en nagelvast met de accommodatie zijn verbonden.
Geen subsidie wordt verstrekt voor:
de verbouw van of de aanbouw aan bestaande accommodaties, tenzij er sprake is van het bepaalde in artikel 5.6.8.1, aanhef en onder b;
de bouw of verbouw van een accommodatie in een gemeente waar in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag reeds voor een accommodatie ten behoeve van dezelfde kernsport subsidie is verstrekt.
vervallen per 1 januari 2015.
ondernemingen ten aanzien waarvan er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.
1 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.000.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.6.8.1, aanhef en onder a en b.
2 Het subsidiebedrag als bedoeld in het eerste lid bedraagt ten hoogste de onrendabele top die het gevolg is van het bepaalde in artikel 5.6.8.2, eerste lid, aanhef en onder d.
3 Ter vaststelling van de onrendabele top dient de subsidieaanvrager een realistisch onderbouwd bedrijfsplan te overleggen. In dit bedrijfsplan is ten minste een bezettingsindicatie, een risicoparagraaf en een investerings- en exploitatiebegroting opgenomen.
4 De subsidieaanvrager is verplicht een gescheiden boekhouding te voeren dan wel een ander monitoringssysteem te hanteren waaruit blijkt dat er geen sprake is van overcompensatie.
Subsidie wordt verstrekt aan:
Gemeente Ede;
Gemeente Tiel;
gemeente Nunspeet;
KNLTB.
1 De subsidieontvanger is verplicht de inkomsten die boven de geraamde inkomsten worden gegenereerd terug te betalen aan de provincie naar evenredigheid van de verleende subsidie. Deze inkomsten worden daarbij vermeerderd met die overstijgende inkomsten, die ten goede komen aan een subsidieontvanger.
2 Tot de topaccommodatie wordt op transparante en niet discriminerende basis toegang verleend.
3 Ondernemingen die ten minste 30% van de investeringskosten van de topaccommodatie hebben gefinancierd, kunnen bevoorrechte toegang krijgen op gunstigere voorwaarden, mits die voorwaarden publiek beschikbaar worden gesteld.
4 Indien de subsidieontvanger gebruik maakt van derden om de accommodatie te bouwen, verbouwen of te exploiteren, neemt hij hierbij de geldende aanbestedingsregels in acht.
Gedeputeerde Staten stellen voor de jaren 2015 en 2016 een evenementenkalender vast.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1, aanhef en onder b van de SvG kan worden verstrekt voor de organisatie van sportevenementen die op de evenementenkalender staan indien er een programma van breedtesportstimuleringsactiviteiten rondom het evenement wordt georganiseerd.
1 De subsidie voor nationale en internationale kernsportevenementen, sportevenementen ofregionale breedtesportevenementen op het gebied van de tweede ring van potentiële
kernsporten bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van:
€ 75.000,- voor een Nederlands Kampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste nationale niveau van sportbeoefening;
€ 150.000,- voor een Europees Kampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste Europese niveau van sportbeoefening;
€ 200.000,- voor een Wereldkampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste wereldniveau van sportbeoefening;
€ 35.000,- voor regionale breedtesportevenementen.
2 De subsidie kan met € 20.000,- worden verhoogd voor het organiseren van activiteiten die zijn gericht op het vergroten van de economische impact van het evenement.
Bij een subsidie van meer dan € 25.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.6.9.2, is de subsidieontvanger verplicht binnen zes maanden na het einde van het evenement een onderzoeksrapport te overleggen, met de resultaten van een onderzoek naar de economische spin-off van het evenement voor het bedrijfsleven in Gelderland conform de methodiek van de landelijke Werkgroep Evaluatie Sportevenementen.
1 Geen subsidie wordt verstrekt op grond van 5.6.9.3 lid 2 indien voor dezelfde subsidiabele activiteit reeds subsidie is verstrektop grond van artikel 5.6.11.
2 Indien aan een kernsportbond subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf kan aan diezelfde kernsportbond geen subsidie worden verstrekt op grond van paragraaf 5.6.12.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
activiteiten die bijdragen aan de toepassing van innovatie op het gebied van top en breedtesport in Gelderland;
de realisering van een FieldLab of InnoSportLab in de provincie Gelderland dat zich richt op een kernsport of de tweede ring van potentiële kernsporten.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de activiteiten als bedoeld in artikel 5.6.10.1, aanhef en onder a, betrekking hebben op een kernsport of een sport uit de tweede ring van potentiële kernsporten;
ten aanzien van de activiteiten als bedoeld in artikel 5.6.10.1, aanhef en onder b, een positief advies is uitgebracht door de betrokken sportbond(en) en door InnosportNL;
uit de aanvraag blijkt dat de resultaten van een innovatie in eerste instantie ten goede komen aan Gelderse sporttalenten.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per activiteit.
1 Geen subsidie wordt verstrekt voor het verrichten van fundamenteel onderzoek.
2 Indien aan een kernsportbond subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf kan aan diezelfde kernsportbond geen subsidie worden verstrekt op grond van paragraaf 5.6.12.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.6.1 van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het verspreiden van kennis, het verbinden en bijeen brengen van bedrijven of instellingen met betrekking tot het thema vitaliteit en gezondheid van werknemers.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor het organiseren van bijeenkomsten, waar ten minste vijf bedrijven of instellingen, welke in Gelderland gevestigd zijn, aan deelnemen.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
het organiseren van bijeenkomsten;
het inhuren van sprekers of deskundigen; of
het opstellen dan wel laten opstellen van communicatie uitingen.
Subsidie wordt verstrekt aan de organisator van een bijeenkomst.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000 per bijeenkomst.
1 Geen subsidie wordt verstrekt indien voor dezelfde subsidiabele activiteit reeds subsidie is verstrekt op grond van artikel 5.6.9.3 lid 2.
2 Indien aan een kernsportbond subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf kan aan diezelfde kernsportbond geen subsidie worden verstrekt op grond van paragraaf 5.6.12.
1 Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die zijn opgenomen in eenuitvoeringsprogramma van de aanvrager.
2 Het uitvoeringsprogramma omschrijft de wijze waarop wordt bijgedragen aan het realiseren van de navolgende provinciale programmadoelen:
sportieve bewegingsruimte;
actieve senioren;
sport en gezondheid bij jeugd;
sport en gezondheid bij mensen met een functiebeperking;
talentontwikkeling;
sportevenementen.
1 Subsidie voor sportieve bewegingsruimte kan verstrekt worden voor:
activiteiten die uitvoering geven aan een Gelderse invulling van het Actieplan Ruimte voor Buitensport;
activiteiten die zijn gericht op het realiseren van sportieve buitenruimte overeenkomstig de resultaatdoelstellingen uit minimaal twee kernsportplannen.
2 Onverminderd artikel 2.1, tweede lid van de AsG wordt slechts subsidie verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit tot doel heeft het gebruik van de sportieve buitenruimte te bevorderen
het onderhoud en beheer na uitvoering van de subsidiabele activiteit zijn verzekerd; en
er een programma is opgesteld met afspraken over het gebruik van de gerealiseerde voorziening en de te organiseren activiteiten.
3 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
1 Subsidie voor actieve senioren kan verstrekt worden voor:
activiteiten die gericht zijn op sport-en beweeginterventies uitgevoerd in meer dan één gemeente;
activiteiten die gericht zijn op valpreventie in combinatie met bewegings-of sportactiviteiten uitgevoerd in meer dan één gemeente;
activiteiten die gericht zijn op het opleiden van docenten in combinatie met een interventie uitgevoerd in meer dan één gemeente.
2 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
1 Subsidie voor sport en gezondheid bij jeugd kan verstrekt worden voor activiteiten in meer danéén gemeente waarbij leefstijlinterventies gericht op sporten en bewegen uit de
Interventiedatabase van het Loket Gezond Leven van het RIVM of van de Menukaart van het samenwerkingsverband Effectief Actief worden ingezet.
2 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
Subsidie voor sport en gezondheid voor mensen met een functiebeperking kan verstrekt worden voor:
activieteiten in meer dan één gemeente die zijn gericht op mensen met een zodanige functiebeperking dat zij niet in staat zijn om een reguliere vorm van een sport te beoefenen; of
activiteiten in meer dan een gemeente die bijdragen aan een goede sportinfrastructuur voor aangepast sporten voor mensen met een functiebeperking.
1 Subsidie voor talentontwikkeling kan verstrekt worden voor:
het oprichten en opstarten van een Regionaal Talenten Centrum ten behoeve van één van de kernsporten;
de opleiding van coaches tot topsportcoach;
de begeleiding van het kader van sportverenigingen t.b.v. de ondersteuning van sporttalenten.
2 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
1 Subsidie voor sportevenementen kan worden verstrekt voor de organisatie vansportevenementen die op de evenementenkalender staan indien er een programma van
breedtesportstimuleringsactiviteiten rondom het evenement wordt georganiseerd.
2 De subsidie voor nationale en internationale kernsportevenementen bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van:
€ 75.000,- voor een Nederlands Kampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste nationale niveau van sportbeoefening;
€ 150.000,- voor een Europees Kampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste Europese niveau van sportbeoefening;
€ 200.000,- voor een Wereldkampioenschap of een evenement met een vergelijkbare status op het hoogste wereldniveau van sportbeoefening;
€ 35.000,- voor regionale breedtesportevenementen.
3 De subsidie kan met € 20.000,- worden verhoogd voor het organiseren van activiteiten die zijn gericht op het vergroten van de economische impact van het evenement.
4 Bij een subsidie van meer dan € 25.000,- voor activiteiten als bedoeld in eerste lid is de ontvanger verplicht binnen zes maanden na het einde van het evenement een onderzoeksrapport te overleggen, met de resultaten van een onderzoek naar de economische spin-off van het evenement voor het bedrijfsleven in Gelderland conform de methodiek van de landelijke Werkgroep Evaluatie Sportevenementen.
Subsidie wordt verstrekt aan kernsportbonden.
Indien aan een kernsportbond subsidie is verstrekt op grond van de paragrafen 5.6.8, 5.6.9, 5.6.10 en 5.6.11 kan aan diezelfde kernsportbond geen subsidie worden verstrekt op grond van deze paragraaf.
In deze titel wordt verstaan onder:
arbeidsmarktdiscrepantie: kwalitatief of kwantitatief verschil tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt;
basisvoorwaarden: voorwaarden waaraan een business case moet voldoen, zijnde duidelijkheid omtrent een beproefde techniek, aangetoonde marktkansen, een beschouwing van de financiering van de marktintroductie en de organisatorische inbedding van de marktintroductie;
bedrijfsverzamelgebouw: een gebouw bedoeld voor de huisvesting van meerdere afzonderlijke ondernemingen die in dezelfde sector of fase in het bestaan van de onderneming actief zijn;
concept: een schriftelijke uitwerking van een innovatie met een onderbouwing ter voldoening aan ten minste één van de basisvoorwaarden;
incubator: broedplaats die tot doel heeft om startende ondernemingen te ondersteunen in hun groei naar gezonde, goed draaiende ondernemingen, door hen huisvesting, seedcapital, administratie, technische ondersteuning, contacten en managementadvies te bieden;
kennisinstelling: universiteiten, hogescholen en academische ziekenhuizen, instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en onderzoeksinstellingen die zonder winstoogmerk onderzoek en ontwikkeling verrichten en voor minimaal 10% meerjarig structureel door de overheid worden gefinancierd;
maakindustrie: het met behulp van machines bedrijfsmatig bewerken van grondstoffen en produceren van halffabricaten en eindproducten voor de commerciële markt;
marktfalen: situatie waarin ondernemingen activiteiten niet of niet voldoende zouden verrichten als zij alleen naar de signalen van de markt zouden kijken;
marktintroductie: overgang van de eindfase van het innovatieproces naar de pioniersfase van ondernemerschap; fase waarin afnemers en producenten van innovatieve producten overeenkomsten aangaan;
MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);
proeftuinen: fysieke of virtuele proefomgeving voor meerdere onafhankelijke ondernemingen en organisaties waar eindgebruikers van innovatieprojecten of innovatieprocessen in participeren teneinde te komen tot versnelde marktintroducties van een innovatief product;
programma: samenhangende reeks van projecten en activiteiten met een gezamenlijk doel;
Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;
technische haalbaarheidsstudie: een studie naar de technische onzekerheden bij de ontwikkeling van producten, processen of diensten teneinde de slagingskans van een innovatie te vergroten.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:
de fase van het innovatieproces waarbinnen ideeën worden omgezet in concepten;
deelname aan programma's van de Europese Unie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie.
Subsidie wordt verstrekt aan:
Valleybureaus;
Regionale Centra voor Technologie.
De subsidie bedraagt ten hoogste € 500.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek.
De subsidieontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onderneming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd maximaal € 10.000 wordt aangewend en maximaal 50% van de onderzoekskosten wordt vergoed.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
industrieel onderzoek;
experimentele ontwikkeling;
haalbaarheidsstudies.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie;
de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst:
tussen ondernemingen waarvan er ten minste één MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening, of
tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren; en
de aanvrager aannemelijk maakt dat hij in staat is zelf de productie ter hand te nemen na een eventuele succesvolle marktintroductie in vervolg op de subsidiabele activiteit.
1 Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.3.1, aanhef en onder a en b, komen in aanmerking:
personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.3.1, aanhef en onder c komen de studiekosten in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.
Subsidie wordt geweigerd indien:
ten aanzien van de subsidiabele activiteit risicodragende financiering mogelijk is;
de aanvrager of holding waartoe de aanvrager behoort in het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,-.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
industrieel onderzoek;
experimentele ontwikkeling.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie;
de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst:
tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening, of
tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren;
de aanvrager aannemelijk maakt dat hij in staat is zelf de productie ter hand te nemen na een eventuele succesvolle marktintroductie in vervolg op de subsidiabele activiteit; en
de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van
producent, leverancier en eindgebruiker.
Voor subsidie komen in aanmerking:
personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien:
ten aanzien van de subsidiabele activiteit risicodragende financiering mogelijk is;
de aanvrager of holding waartoe de aanvrager behoort in het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf; of
de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met artikel 25 en Hoofdstuk I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie;
de infrastructuur wordt gebruikt voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;
de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, overeenstemt met een marktprijs; en
de toegang tot de infrastructuur open staat voor meerdere gebruikers en op transparante en niet-discriminerende basis wordt verleend. Ondernemingen die ten minste 10% van de
investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden.
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000,-.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met artikel 26 en Hoofdstuk I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het:
ontwikkelen van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties door een innovatiecluster;
generiek promoten van het Gelderse proeftuinklimaat;
generiek promoten van het Gelderse ondernemingsklimaat voor innoverende ondernemingen.
1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisinstelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan de onderneming die het innovatiecluster exploiteert (de clusterorganisatie).
2 Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1, aanhef en onder b, wordt verstrekt aan Valleybureaus en Regionale Centra voor Technologie.
3 Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1, aanhef en onder c, wordt verstrekt aan:
gemeenten;
openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
privaatrechtelijke rechtspersonen.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op de realisatie, verkrijging, gebruik of beheer van onroerende zaken en infrastructuur.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.6.1 aanhef en onder a wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een programma gericht op het ondersteunen van innovatieve starters teneinde innovatie en ondernemerschap te bevorderen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie;
de begunstigde onderneming een startende onderneming is; en
de begunstigde onderneming een innovatieve onderneming is.
Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die deels of volledig statutair wordt bestuurd door vertegenwoordigers van onderwijs- of kennisinstellingen en die zich blijkens zijn statuten het bevorderen van het ontstaan van jonge innoverende ondernemingen tot doel stelt.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.000.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien samenwerking met andere door de provincie ondersteunde programma's ter bevordering van ondernemerschap ontbreekt.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 22 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie; en
bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten één of meerdere ondernemingen zijn betrokken.
Subsidie wordt verstrekt aan:
ondernemingen;
verenigingen van ondernemingen;
kennisinstellingen;
gemeenten.
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor:
de bouw of het upgraden van een innovatiecluster;
het exploiteren van een innovatiecluster.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de sector Food of Health.
Subsidie wordt verstrekt aan de Valleybureaus.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000,-.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, aanhef en onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op de fysieke realisatie van een incubator, een bedrijfsverzamelgebouw of een gedeelde onderzoeksfaciliteit.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health en Maakindustrie; en
de bij de subsidiabele activiteit betrokken publieke en private partijen hun samenwerkingsafspraken schriftelijk hebben vastgelegd en daarbij ten minste regelingen hebben getroffen terzake de financiering van de voorgenomen fysieke realisatie en de verdeling van financiële risico's.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
het opstellen van een ruimtelijk-planologische visie of een ruimtelijk plan;
het opstellen van een business case;
het financieren van een onrendabele top in de vorm van kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als subsidiabele kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan:
gemeenten;
openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
privaatrechtelijke rechtspersonen.
1 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000 voor kosten als bedoeld in artikel 5.7.11.3, aanhef en onder a of b;
2 De subsidie voor kosten als bedoeld in artikel 5.7.11.3, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste:
50% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond als bedoeld in artikel 5.7.11.1 worden gebruikt voor industrieel onderzoek;
25% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond als bedoeld in artikel 5.7.11.1 worden gebruikt voor experimentele ontwikkeling.
Subsidie wordt geweigerd indien:
niet uit een marktonderzoek het nut, de noodzaak en de realiseerbaarheid van de subsidiabele activiteit volgt;
de uitgangspunten van de subsidiabele activiteit niet in overleg met de provincie zijn opgesteld.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.11.3, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
In deze titel wordt verstaan onder:
Actieplan Vrijetijdseconomie: het actieplan zoals vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 22 mei 2012 (zaaknummer 2012-008498);
arbeidsmarktdiscrepantie: kwalitatief of kwantitatief verschil tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt;
basisvoorwaarden: voorwaarden waaraan een business case moet voldoen, zijnde duidelijkheid omtrent een beproefde techniek, aangetoonde marktkansen, een beschouwing van de financiering van de marktintroductie en de organisatorische inbedding van de marktintroductie;
businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving: een uitgewerkt plan dat inzicht geeft in de knelpunten, investeringskansen op zowel publiek als privaat terrein, beoogde maatregelen inclusief begroting en een visie op toekomstig beheer en onderhoud van het desbetreffende bedrijventerrein;
concept: een schriftelijke uitwerking van een innovatie met een onderbouwing ter voldoening aan ten minste één van de basisvoorwaarden;
creatieve sector: sector van ondernemingen die gericht zijn op de exploitatie van kunstzinnigheid en intellectueel eigendom;
economische spin-off: positieve (boven)regionale economische effecten voorafgaand aan, tijdens of na het evenement;
evenement: een bestaand één- of meerdaags sport- of cultuurevenement met een (boven)regionaal karakter dat georganiseerd wordt in Gelderland en past binnen het "Gelders Evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken";
kennisinstelling: universiteiten, hogescholen en academische ziekenhuizen, instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en onderzoeksinstellingen die zonder winstoogmerk onderzoek en ontwikkeling verrichten en voor minimaal 10% meerjarig structureel door de overheid worden gefinancierd;
Maakindustrie: het met behulp van machines bedrijfsmatig bewerken van grondstoffen en produceren van halffabricaten en eindproducten voor de commerciële markt;
marktfalen: situatie waarin ondernemingen activiteiten niet of niet voldoende zouden verrichten als zij alleen naar de signalen van de markt zouden kijken;
marktintroductie: overgang van de eindfase van het innovatieproces naar de pioniersfase van ondernemerschap; fase waarin afnemers en producenten van innovatieve producten overeenkomsten aangaan;
MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);
Platform Onderwijs Arbeidsmarkt: een door de provincie gefaciliteerd regionale samenwerkingsverband tussen bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en gemeenten om het arbeidsaanbod beter en tijdig af te stemmen op de behoefte uit de markt;
proeftuinen: fysieke of virtuele proefomgeving voor meerdere onafhankelijke ondernemingen en organisaties waar eindgebruikers van innovatieprojecten of innovatieprocessen in oparticiperen teneinde te komen tot versnelde marktintroducties van een innovatief product;
programma: samenhangende reeks van projecten en activiteiten met een gezamenlijk doel;
regiocontract: contract tussen enerzijds provincie en anderzijds regio's en steden in het kader van het Programma Stad en Regio;
Regionaal Programma Bedrijventerreinen: een document dat afspraken bevat tussen de betreffende regio en de provincie voor de planning en de programmering van bedrijventerreinen, waarbij voornoemde afspraken een uitwerking betreffen van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen;
Regionale Bureaus voor Toerisme: organisaties ter bevordering van toerisme per regio zoals aangegeven op een als bijlage bij onderhavige subsidieregeling gevoegde kaart;
Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;
SBI-code: de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde code conform de Standaard Bedrijfsindeling 2008 ter aanduiding van de belangrijkste activiteit van
een onderneming die in het Handelsregister is ingeschreven;
sector logistiek: sector van ondernemingen die goederen vervoeren, overslaan, sorteren of opslaan;
toeristische informatie: informatie ten behoeve van (dag)recreanten die ten minste bezienswaardigheden, horeca, natuur en landschap en dagrecreatieve mogelijkheden betreft;
vrijetijdseconomie: de economie die bestaat uit ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met dienstverlening ten behoeve van (dag)recreanten en toeristen;
WESP-methodiek: de door de Werkgroep Evaluatie Sportevenementen ontwikkelde meetmethodiek om de economische spin-off voorafgaand aan, tijdens of na een evenement te meten.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, b en c, van de SvG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een door meerdere partijen gezamenlijk opgesteld programma:
ter verbetering van ondernemersvaardigheden;
voor het opzetten van een fysieke bedrijfsomgeving; of
gericht op het ondersteunen van individuele startende ondernemingen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
het programma is bedoeld ter begunstiging van startende ondernemingen die tevens innovatieve ondernemingen zijn;
de in artikel 5.8.2.1 bedoelde partijen hun samenwerking schriftelijk hebben vastgelegd;
het programma leidt tot een research- en developmentimpuls bij ondernemingen of kennisinstellingen of het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen; en
de doelgroep van het programma bij de totstandkoming daarvan is betrokken.
Subsidie wordt verstrekt aan:
ondernemingen;
verenigingen van ondernemingen;
kennisinstellingen;
gemeenten.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000,-.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 22 van de Algemene groepsvrijstellingingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:
de fase van het innovatieproces waarbinnen ideeën worden omgezet in concepten;
deelname aan programma's van de Europese Unie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector.
Subsidie wordt verstrekt aan de Regionale Centra voor Technologie.
De subsidie bedraagt maximaal € 50.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek.
De subsidie-ontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onderneming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd maximaal € 10.000,- wordt aangewend en maximaal 50% van de onderzoekskosten vergoed.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector;
bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten één of meerdere ondernemingen zijn betrokken; en
bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten afstemming heeft plaatsgevonden met het Platform Onderwijs Arbeidsmarkt.
Subsidie wordt verstrekt aan:
ondernemingen;
verenigingen van ondernemingen;
kennisinstellingen;
gemeenten.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000,-.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
industrieel onderzoek;
experimentele ontwikkeling;
haalbaarheidsstudies.
2 In afwijking van het vorige lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming die een andere SBI-code heeft dan de aanvrager en de voorwaarden voor die samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector; en
de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst:
tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening, of
tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren.
2 Onverminderd het bepaalde in het vorige lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector,
slechts verstrekt indien de aanvrager samenwerkt met ten minste één andere onderneming die een andere SBI-code heeft dan de aanvrager.
schriftelijk zijn vastgelegd.
1 Voor subsidie als bedoeld onder artikel 5.8.5.1, aanhef en onder a en b, komen in aanmerking:
personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder c, komen de studiekosten in aanmerking.
1 Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.
2 In afwijking van het vorige lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector,
verstrekt aan MKB-ondernemingen met ten minste één van de volgende SBI-codes: 5811, 5813, 5814, 5819, 5821, 5829, 59111, 59112, 5912, 5913, 5914, 5920, 6010,
6020, 6030, 7021, 7111, 7311, 7312, 7410, 74201, 7990, 8230, 90011, 90012, 90013, 9002, 9003, 90041, 91011, 91012, 91019, 91021, 91022, 9103, 93211, 93212, 94993 of 94994.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, ingediend:
een beschrijving van de wijze waarop aanvrager zich inspant om de subsidiabeleactiviteit binnen zes maanden na subsidieverlening te hebben uitgevoerd;
een beschrijving van de wijze waarop en de mate waarin de subsidiabele activiteit bijdraagt aan het verminderen van milieubelasting;
een beschrijving van de wijze waarop aanvrager inzake de subsidiabele activiteit samenwerkt met andere partijen dan de onderneming zoals bedoeld in artikel 5.8.5.2, tweede lid;
een verklaring van Oost N.V. waaruit blijkt dat voorafgaand aan de het indienen van de aanvraag afstemming heeft plaatsgevonden met Oost N.V.
De subsidie bedraagt ten hoogste:
50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder a en c;
25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover deze plaatsvinden in de sectoren logistiek en vrijetijdseconomie en 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover deze plaatsvinden in de creatieve sector.
De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, wordt voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector ingediend tot en met 30 september 2014 of in de periode van 1 februari 2015 tot en met 30 april 2015.
De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, is voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector verplicht het resultaat van de subsidiabele activiteit of de zakelijke inhoud daarvan kenbaar te maken door vermelding daarvan op tenminste zijn eigen website of de website www.ondernemengelderland.nl.
1 Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
2 Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van subsidie als bedoeld in artikel 5.8.5.1, aanhef en onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
industrieel onderzoek;
experimentele ontwikkeling.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector;
de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst:
tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening, of
tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publicerenb. aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met meerdere andere ondernemingen of kennisinstellingen en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd; en
de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
Voor subsidie komen in aanmerking:
personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkend boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking;
kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
De subsidie bedraagt ten hoogste:
50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.6.1, aanhef en onder a;
25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.6.1, aanhef en onder b.
Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creactieve sector;
de infrastructuur wordt gebruikt voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;
de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, overeenstemt met een marktprijs;
de toegang tot de infrastructuur open staat voor meerdere gebruikers en op transparante en niet-discriminerende basis wordt verleend. Ondernemingen die ten minste 10% van de
investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden; en
de infrastructuur is bedoeld voor MKB-bedrijven.
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 150.000,-.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor regionale projecten ter versterking van de vrijetijdseconomie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit:
plaatsvindt in de sector vrijetijdseconomie;
bijdraagt aan de doelstellingen uit het Actieplan Vrijetijdseconomie;
is gericht op verhoging van de kwaliteit van de activiteiten van aanvrager, toeristische bezoekersaantallen of werkgelegenheid;
leidt tot meer toeristische bestedingen;
aanvrager voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste vier andere ondernemingen uit eenzelfde regio en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd; en
bijdraagt aan de bestaande regionale identiteit zoals die volgt uit het Actieplan Vrijetijdseconomie of aansluit bij de activiteiten uit het regiocontract.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
uitvoering van procesbegeleiding;
uitvoering van haalbaarheidsonderzoek;
investeringsbijdragen.
Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen in de sector vrijetijdseconomie.
1 De subsidie, voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.9.3, aanhef en onder a en b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000,- per kalenderjaar per regio zoals aangegeven op de in de bijlage opgenomen kaart.
2 De subsidie, voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.9.3, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000,- per kalenderjaar per regio zoals aangegeven op de in de bijlage opgenomen kaart.
Subsidie wordt geweigerd indien en voor zover ten behoeve van de regio waar de subsidiabele activiteit betrekking op heeft in het jaar waarin de aanvraag is gedaan de totale som van reeds verstrekte subsidie in de zin van deze titel € 25.000,- bedraagt.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor:
procesbegeleiding bij nieuwe samenwerkingsinitiatieven;
conceptontwikkeling van nieuwe producten of diensten;
haalbaarheidsonderzoek naar nieuwe producten of diensten.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector vrijetijdseconomie;
de subsidiabele activiteit bijdraagt aan de doelstellingen uit het Actieplan Vrijetijdseconomie;
de subsidiabele activiteit leidt tot meer toeristische bestedingen, hogere toeristische bezoekersaantallen of een toename van werkgelegenheid; en
aanvrager voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste twee andere ondernemingen en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen in de sector vrijetijdseconomie.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 15.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor:
het verbeteren van de kwaliteit van regionaal dekkende routestructuren voor fietsen, wandelen, paardrijden of mennen;
het maken van aanlegplaatsen voor vaartuigen;
het maken van een digitaal routesysteem in de vorm van een applicatie voor wandelen, fietsen, paardrijden of mennen.
1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien het onderhoud en beheer na uitvoering van de subsidiabele activiteit zijn verzekerd.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.11.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien:
de applicatie de gehele provincie Gelderland betreft; en
de applicatie toeristische informatie bevat.
Voor subsidie zoals bedoeld in artikel 5.8.11.1, aanhef en onder c, komen de kosten voor het verzamelen van data en toeristische informatie niet in aanmerking.
Vervallen per 1 januari 2015.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de Algemene subsidieverordeningGelderland 1998 wordt bij de aanvraag in elk geval een toelichting verstrekt in de vorm van een projectplan op de in artikel 5.8.11.2 opgenomen criteria.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit:
zich niet leent voor herhaalde toepassing ten aanzien van andere routestructuren dan die waar de aanvraag betrekking op heeft;
de aanleg of bebording van nieuwe wandel-, fiets- of ruiterpaden betreft tenzij binnen een straal van 2 kilometer respectievelijk 5 kilometer geen alternatieve mogelijkheden bestaan voor recreatief wandelen respectievelijk fietsen of paardrijden;
de aanleg van wandelknooppunten betreft;
reguliere onderhoudswerkzaamheden betreft;
geheel of gedeeltelijk bestaat uit marketing en promotie.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor generieke marketing en promotie van de provincie Gelderland of Gelderse regio's ter bevordering van de vrijetijdseconomie.
Subsidie wordt verstrekt aan:
Regionale Bureaus voor Toerisme;
Stichting Vrijetijdshuis;
Stichting Toerisme Gelderland.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 750.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit niet past binnen de campagne "Gelderse Streken".
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor:
het opstellen van een businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving;
de uitvoering van maatregelen op het bedrijventerrein waarmee investeringskansen worden verzilverd, zoals omschreven in het businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.14.1, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt indien:
er sprake is van een ruimtelijk knelpunt op het bedrijventerrein die het (toekomstig) functioneren van ten minste één bedrijf bemoeilijkt, er aantoonbaar draagvlak bij de ondernemers aanwezig is en er een positief effect is op de ontwikkeling of behoud van de werkgelegenheid op het bedrijventerrein; en
er een businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving aan de activiteit ten grondslag ligt dat voldoet aan de volgende vereisten:
een omschrijving van de knelpunten, kansen, ambities en doelstellingen;
een beschrijving van de projecten of deelprojecten;
een beschrijving van de organisatie, communicatie, planning, kosten en financiering van de maatregelen.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
De subsidie bedraagt ten hoogste:
50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.14.1, aanhef en onder a;
50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.14.1, aanhef en onder b.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat waarbinnen daadwerkelijk economische activiteiten, niet zijnde primaire landbouwproductie, worden verricht;
bedrijfsverplaatsing: verplaatsing van een geheel bedrijf;
bedrijventerrein: terrein in gebruik van meer dan één bedrijf, dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening;
circulaire: Circulaire schadevergoedingen, Staatscourant 1997, 246;
primaire landbouwproductie: de in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de EU vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking
hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van een bijdrage voor bedrijfsverplaatsing vanwege een milieuhygiënisch knelpunt.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de bijdrage wordt verstrekt voor een bedrijfsverplaatsing vanwege een milieuhygiënisch knelpunt veroorzaakt door het te verplaatsen bedrijf;
de bijdrage van de gemeente maximaal 50% bedraagt van de kosten voor de verplaatsing van het bedrijf;
de gemeente bij het bepalen van haar bijdrage in de kosten voor de verplaatsing van het bedrijf toepassing geeft aan de circulaire;
de gemeente haar bijdrage in de kosten voor de verplaatsing van het bedrijf vaststelt op basis van een taxatie die is opgesteld door een onafhankelijk taxateur;
sprake is van bedrijfsverplaatsing binnen de provincie Gelderland naar een bedrijventerrein;
het milieuhygiënische knelpunt blijvend wordt opgelost.
Voor subsidie komt in aanmerking de bijdrage van de gemeente in de kosten voor de verplaatsing van het bedrijf.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor:
het uitvoeren van vraagbundeling voor open breedbandinfrastructuur;
het opstellen van een plan van aanpak ten behoeve van de onder a genoemde activiteit;
activiteiten voor promotie van het gebruik van open breedbandnetwerken door bedrijven;
het ontwerp en een kostenberekening van een open breedbandnetwerk.
Subsidie wordt verstrekt aan een vereniging van ondernemingen die gevestigd zijn op het bedrijventerrein waar de activiteiten voor worden ontwikkeld.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien het een investering betreft in:
breedbandkabels of breedbandnetwerken;
vraagbundeling van breedbandinfrastructuur ten behoeve van woningen.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor:
het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek naar de oprichting van een rechtspersoon die het beheer van een bedrijventerrein als statutair doel heeft;
het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek naar de uitvoering van energiebesparende maatregelen op een bedrijventerrein.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één onderneming of gemeente en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Subsidie wordt verstrekt aan:
gemeenten en ondernemingen voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder a;
aan rechtspersonen die het beheer van een bedrijventerrein als statutair doel hebben voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder b.
De subsidie bedraagt ten hoogste:
50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder a;
50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 25.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.8.17.1, aanhef en onder b.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
centrumgemeente: een gemeente die in het kader van het actieplan jeugdwerkloosheid namens de regio een convenant heeft afgesloten met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
werkloze jongere: een als niet-werkend werkzoekend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de gemeente ingeschreven persoon tot 27 jaar oud, die beschikbaar is om minimaal twaalf uur per week arbeid te aanvaarden;
werkplek:
een beroepsbegeleidende leerweg gedurende ten minste zes maanden;
een leerwerkplaats anders dan een beroepsbegeleidende leerweg voor ten minste zes maanden;
een baan voor ten minste zes maanden en ten minste twaalf uur per week.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.2 van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie aan werkgevers voor het realiseren van een werkplek voor een werkloze jongere die is ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie van een Gelderse gemeente.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit uiterlijk op 31 december 2015 is aangevangen.
Subsidie wordt verstrekt aan een centrumgemeente.
De subsidie bedraagt € 1.250,- per werkplek met de volgende maxima:
Apeldoorn € 553.750,-;
Arnhem € 493.750,-;
Doetinchem € 327.500,-;
Ede € 187.500,-;
Nijmegen € 552.500,-;
Tiel € 278.750,-;
Amersfoort € 43.750,-;
Gorinchem € 8.750,-;
Zwolle € 53.750,-.
De subsidie wordt aangevraagd voor 1 april 2014.
In deze titel wordt verstaan onder:
aantoonbare verbetering van de ruimtelijke structuur: de verplaatsing van het glastuinbouwbedrijf, die bijdraagt aan het verwezenlijken van de doelstellingen van het Projectbureau herstructurering glastuinbouw Huissen-Angeren en het Projectbureau herstructurering tuinbouw Bommelerwaard;
bedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf;
concentratiegebied glastuinbouw: een als zodanig begrensd gebied waarbinnen conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven mogelijk is;
EHS: ecologische hoofdstructuur, zijnde een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen, zoals begrensd door Provinciale Staten bij besluit van 1 juli 2009 (PS2009-260) of een daarvoor in de plaats tredende begrenzing;
eigenaar: degene die de eigendom heeft over een zaak zoals bedoeld in art. 5:1 Burgerlijk Wetboek;
extensiveringsgebied glastuinbouw: een als zodanig begrensd gebied waarbinnen conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven mogelijk is, maar geen nieuwvestiging;
grondwaterbeschermingsgebied: gebied rondom een waterwingebied, dat door Provinciale Staten is aangewezen ter bescherming van het grondwater dat ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening wordt opgepompt en waar de verblijftijd van het grondwater tot aan de pompputten van het waterbedrijf, niet langer is dan 25 jaar;
integraal masterplan glastuinbouw: plan voor de ontwikkeling van een in de Ruimtelijke verordening Gelderland aangeduid cluster voor de glastuinbouw van minimaal 5 hectare waarbij niet alleen de bedrijfslocaties worden opgenomen in het masterplan, maar ook de benodigde nutsvoorzieningen, wegen en andere voorzieningen om de bedrijven te vestigen en te ontwikkelen in de aangeduide clusters;
intensiveringsgebied glastuinbouw: een als zodanig begrensd deel van een concentratiegebied glastuinbouw waarbinnen conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland actief wordt ingezet op herstructurering van glastuinbouw;
kas: constructie van glas, kunststof of een andere materiaalsoort voor een overkapte teelt of veredeling van gewassen;
kleine en middelgrote onderneming: ondernemingen zoals omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG (Pb L 124 van 20.5.2003);
landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014;
langdurige pacht: pachtovereenkomst met betrekking tot een perceel grond met een minimale duur van 6 jaar;
mestverwerking: proces waarbij de mest een behandeling ondergaat, zodat het gebruikt kan worden als grondstof voor het maken van een ander product of als grondstof voor
energieopwekking;
primaire landbouwproductie: de productie van de in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt;
projectbureau herstructurering glastuinbouw Huissen-Angeren: het projectbureau van het publieke samenwerkingsverband tussen de provincie Gelderland en gemeente Lingewaard,
dat uitvoering geeft aan de uitvoeringsovereenkomst tussen provincie Gelderland en gemeente Lingewaard inzake de herstructurering van het glastuinbouwgebied Huissen-Angeren, d.d. december 2010;
projectbureau herstructurering tuinbouw Bommelerwaard: het projectbureau van het openbaar lichaam van het samenwerkingsverband Glastuinbouwproject Bommelerwaard ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen dat uitvoering geeft aan de samenwerkingsovereenkomst 'herstructurering glastuinbouw en paddenstoelenteelt Bommelerwaard' die is afgesloten tussen provincie Gelderland, gemeente Zaltbommel, gemeente Maasdriel en het waterschap Rivierenland d.d. 9 december 2009;
SO: de gestandaardiseerde opbrengst per hectare of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald;
solitair gelegen glastuinbouwbedrijf: glastuinbouwbedrijf buiten een concentratiegebied glastuinbouw;
STEVIG: Stichting Effectief Verkavelen In Gelderland;
volwaardig in gebruik: het gebruik van een agrarisch bedrijf dat naar de aard en omvang zodanig is dat het gehele inkomen afkomstig is uit het bedrijf, de gehele arbeidsinzet aan het bedrijf besteedt wordt en waarvan de continuïteit voor minimaal de afgelopen drie jaar is aangetoond.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor het ruilen van landbouwgronden in een ruilverkaveling bij overeenkomst.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover:
de ruilverkaveling plaatsvindt in overeenstemming met artikel 85 van de Wet inrichting landelijk gebied;
de te ruilen landbouwgronden zijn gelegen in de provincie Gelderland; en
wanneer het ruilen van landbouwgronden bijdraagt aan een effectiever gebruik van landbouwgronden voor de huidige functie.
1 Voor subsidie komen de notaris- en kadasterkosten in aanmerking.
2 De kosten die verbonden zijn aan het ruilen van bedrijfsgebouwen en het ruilen van quota die zijn ingesteld door de Europese Commissie komen niet voor subsidie in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan:
kleine- en middelgrote ondernemingen die een landbouwbedrijf exploiteren;
gemeenten;
waterschappen.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
een beschrijving van de actuele toestand en de waarde van de ingebrachte en toe te delen percelen, alsmede de verrekening;
een kavelruilovereenkomst die is ondertekend door alle deelnemende partijen;
een overzicht van de deelnemende partijen, waarbij is weergegeven welke partij welke landbouwgronden met wie ruilt;
kadastrale kaarten van het gebied waar kavelruil plaatsvindt, een inbreng- en toedelingskaart.
De subsidie bedraagt ten hoogste € 500,- per geruilde hectare.
Subsidie wordt geweigerd indien het ruilen van landbouwgronden:
plaatsvindt in een gebied waar STEVIG ondersteunde kavelruil uitvoert;
de doelstellingen van STEVIG belemmert.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 15 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor:
het opstellen van een integraal masterplan glastuinbouw;
het aanleggen en wijzigen van de openbare infrastructuur, inrichting van de openbare ruimte en openbare nutsvoorzieningen in een masterplangebied.
Subsidie wordt slechts verstrekt:
wanneer door middel van verslaglegging van bijeenkomsten aangetoond kan worden dat direct betrokkenen zoals grondeigenaren en gebruikers, omwonenden en het tuinbouwbedrijfsleven bij het opstellen van het integraal masterplan glastuinbouw participeren;
wanneer de aanleg of wijziging van voorzieningen, als genoemd in artikel 5.9.3.1, aanhef en onder b, bijdraagt aan de realisatie van een integraal masterplan glastuinbouw waarmee Gedeputeerde Staten vooraf hebben ingestemd.
Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.9.3.1, aanhef en onder a, komen slechts de kosten voor externe inhuur in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.3.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 30.000,-.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.3.1, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 250.000,-.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
glastuinbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de glastuinbouw worden gebruikt als bedoeld in de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;
glastuinbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat wordt gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf;
modernisering: vervanging van een bestaand glastuinbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe,
moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd;
verhoging van de productiecapaciteit: indien het glastuinbouwbedrijfsgebouw na verplaatsing in staat is om meer producten voort te brengen;
voorzieningen: bouwwerken of installaties die functioneel met het glastuinbouwbedrijfsgebouw zijn verbonden of benodigd zijn om het glastuinbouwbedrijfsgebouw te laten functioneren voor het productieproces.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor:
de verplaatsing van een glastuinbouwbedrijfsgebouw behorend tot een solitair gelegen klein of middelgroot glastuinbouwbedrijf naar een concentratiegebied glastuinbouw;
de verplaatsing van een glastuinbouwbedrijfsgebouw behorend tot een klein of middelgroot glastuinbouwbedrijf binnen een concentratiegebied glastuinbouw.
Subsidie wordt slechts verstrekt:
wanneer de aanvrager heeft aangetoond dat het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf volwaardig in gebruik is;
wanneer alle achterblijvende glastuinbouwopstanden volledig worden gesloopt, inclusief de gebouwen, bouwwerken en voorzieningen ten dienste van het glastuinbouwbedrijf;
wanneer subsidie wordt gevraagd op grond van artikel 5.9.4.2, aanhef en onder a: indien de eigenaar van de grond waarop het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf staat:
schriftelijk verklaart hierop geen nieuw glastuinbouwbedrijf te vestigen;
schriftelijk verklaart deze last als kwalitatieve verplichting op te leggen aan diegenen die de grond onder bijzondere titel zullen verkrijgen; en
de gemeente schriftelijk verzoekt de glastuinbouwbestemming van het oorspronkelijke perceel waar het glastuinbouwbedrijf stond en de eveneens in eigendom belendende percelen te ontdoen van de bestemming glastuinbouw voor zover het oorspronkelijke perceel niet is gelegen binnen een intensiveringsgebied;
wanneer subsidie wordt gevraagd op grond van artikel 5.9.4.2, aanhef en onder b: indien de eigenaar van de grond waarop het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf staat schriftelijk aantoont overeenstemming te hebben bereikt met het desbetreffende projectbureau herstructurering over de wijze waarop en voorwaarden waaronder de gronden beschikbaar komen voor de herstructurering;
wanneer de verplaatsing, als bedoeld in artikel 5.9.4.1, aanhef en onder b, een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke structuur tot gevolg heeft; en
wanneer ten tijde van de aanvraag om subsidie de aanvrager door middel van een transportakte, koopovereenkomst of pachtovereenkomst heeft aangetoond dat de aanvrager
eigenaar of langdurig pachter is of wordt van de bedrijfsgebouwen en gronden op de nieuwe vestigingslocatie.
Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.9.4.2 komen in aanmerking:
de kosten van demonteren, verhuizen en weer opbouwen van de voorzieningen van een bestaand glastuinbouwbedrijfsgebouw;
de kosten voor het aankopen of het aanpassen van een glastuinbouwbedrijfsgebouw of het oprichten van een glastuinbouwbedrijfsgebouw op de nieuwe locatie, ter vervanging van een bestaand glastuinbouwbedrijfsgebouw op de bestaande locatie.
Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of langdurig pachter van een te verplaatsen klein of middelgroot glastuinbouwbedrijf.
Bij nader besluit wordt een termijn als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, van de AsG vastgesteld waarbinnen aanvragen van subsidie moeten worden ingediend.
1 Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die door het geïndexeerde aantal vierkante meter te saneren kas de laagste uitkomst hebben.
2 De vierkante meters te saneren kas worden geïndexeerd door ze te vermenigvuldigen met:
2,0 indien deze zijn gelegen in de EHS of een grondwaterbeschermingsgebied;
1,8 indien deze zijn gelegen in een waardevol landschap of waardevolle open gebied;
1,6 indien deze zijn gelegen in een extensiveringsgebied glastuinbouw;
1,0 indien deze zijn gelegen in een intensiveringsgebied glastuinbouw, en
1,4 indien deze zijn gelegen in overige gebieden.
3 Indien na toepassing van het eerste lid aanvragen een gelijke plaats in de rangorde hebben, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van een loting voor zover toekenning van die aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond.
1 De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten.
2 Als de verplaatsing gepaard gaat met modernisering van installaties of verhoging van de productiecapaciteit, bedraagt de subsidie voor de investeringen voor de modernisering of verhoging van de productiecapaciteit maximaal € 500.000,-.
3 De subsidie is niet hoger dan de resultante van € 30,- vermenigvuldigd met het aantal vierkante meters kas dat wordt afgebroken, bestaande uit:
het te verplaatsen glastuinbouwbedrijfsgebouw;
glastuinbouwbedrijfsgebouwen op andere locaties waarvan de eigenaar van de grond voldoet aan de criteria van artikel 5.9.4.3, onderdelen b en c.
4 De subsidie bedraagt maximaal € 1.000.000,-.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor:
een investering in innovatie met een terugverdientijd van meer dan 5 jaar voor mestverwerking als onderdeel van de eigen bedrijfsvoering;
een investering in innovatie die de productie van biogas versnelt operationeel maakt;
een investering in innovatie waarbij mineralen uit mest gehaald worden zodat deze weer opnieuw kunnen worden gebruikt;
het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek voor de onder a tot en met c genoemde activiteiten.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
met betrekking tot de activiteiten genoemd in artikel 5.9.5.1, aanhef en onder a tot en met c:
de bouw en verbouw van onroerende goederen;
de aanschaf van nieuwe machines en apparatuur inclusief computersoftware, tot maximaal de marktwaarde van de activa, ten behoeve van de innovatie;
de inhuur van architecten, ingenieurs en adviseurs voor zover de kosten hiervan niet hoger zijn dan 10% van de subsidiabele kosten als bedoeld onder i en ii;
met betrekking tot activiteiten als genoemd in artikel 5.9.5.1, aanhef en onder d, de inhuur van externen.
Subsidie wordt verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen die een landbouwbedrijf exploiteren met een SO van minimaal € 125.000,-.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.5.1, aanhef en onder a tot en met c, bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 100.000,-.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.5.1, aanhef en onder d, bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,-.
Subsidie wordt geweigerd voor de aanschaf van:
biomassakachels;
mestscheiders;
luchtwassers.
De subsidieontvanger is verplicht de kennis en ervaring die met de subsidiabele activiteit wordt verkregen openbaar te maken door:
het verzorgen van een presentatie door deel te nemen aan minimaal één studiegroep, seminar of themabijeenkomst; en
minimaal één publicatie in een vakblad.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 14 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, aanhef en onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor investeringen in innovatieve installaties en bedrijfsgebouwen.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor investeringen die:
gericht zijn op:
verlaging van de productiekosten; of
verbetering en omschakeling van de productie; en
verder gaan dan wat wettelijk verplicht is en gericht zijn op:
verbetering van het natuurlijk milieu;
verbetering van de hygiëneomstandigheden; of
het verbeteren van normen inzake dierenwelzijn.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
de bouw of verbetering van onroerende goederen;
de koop of huurkoop van machines en materieel, met inbegrip van computersoftware, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
de kosten voor de inzet van externen in verband met de onder a en b bedoelde uitgaven.
De subsidie wordt verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen die een landbouwbedrijf exploiteren met een SO van minimaal € 125.000,-.
De subsidie bedraagt ten hoogste 35 % van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 100.000,-.
Subsidie wordt geweigerd voor het verwerven van onroerende goederen.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 14 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.
1 In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Aanbieder van de adviesdienst: de natuurlijke of rechtspersoon die het advies verstrekt;
Advies: advies als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 45, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;
Korte voorzieningsketen: een voorzieningsketen bestaande uit een beperkt aantal marktdeelnemers die streven naar samenwerking, plaatselijke economische ontwikkeling en nauwe geografische en sociale betrekkingen tussen producenten, verwerkers en consumenten;
Producentengroepering of producentenorganisatie: een groepering of organisatie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 43, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;
2 Onder aanbieder van de adviesdienst worden tevens verstaan producentengroeperingen of producentenorganisaties.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.9.1, eerste lid, aanhef en onder c, ten eerste, van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van advies aan ondernemingen die in de landbouw actief zijn.
De subsidie wordt slechts verstrekt indien het advies is gericht op de ontwikkeling van een korte voorzieningsketen.
Subsidie wordt verstrekt aan de aanbieder van de adviesdienst.
De subsidie bedraagt 50% van de in aanmerking komende kosten met een maximum van € 1500,- per advies.
Subsidie wordt geweigerd indien de aanbieder van de adviesdienst niet bij de aanvraag door middel van een of meerdere schriftelijke verklaringen aantoont dat het advies wordt verstrekt in opdracht van een of meerdere ondernemingen in de landbouw ten behoeve van de ontwikkeling van een korte voorzieningsketen.
1 Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover verstrekking niet in strijd is met hoofdstuk 1 en artikel 22 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.
2 De aanvrager neemt bij de adviesverlening de in artikel 13, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde vertrouwelijkheidsvoorschriften in acht.
In deze titel wordt verstaan onder:
arbeidsmarktdiscrepantie: kwalitatief of kwantitatief verschil tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt;
basisvoorwaarden: voorwaarden waaraan een business case moet voldoen, zijnde duidelijkheid omtrent een beproefde techniek, aangetoonde marktkansen, een beschouwing van de financiering van de marktintroductie en de organisatorische inbedding van de marktintroductie;
bedrijfsverzamelgebouw: een gebouw bedoeld voor de huisvesting van meerdere afzonderlijke ondernemingen die in dezelfde sector of fase in het bestaan van de onderneming actief zijn;
biobased economy: een economie waarin op duurzame en efficiënte wijze biomassa wordt ingezet voor productie van chemische grondstoffen, materialen, brandstoffen, elektriciteit en warmte zonder negatieve effecten op biodiversiteit en voedselvoorziening;
biobased product: product of halfproduct voor commerciële of industriële toepassing, anders dan energie- of warmteopwekking, dat geheel of gedeeltelijk is samengesteld uit hernieuwbare grondstoffen;
bodemenergie: het gebruik en de opslag van warmte of koude in de ondiepe ondergrond;
CNG: Compressed Natural Gas, ofwel aardgas dat met behulp van een compressor is gecomprimeerd tot een druk van 200 bar;
concept: een schriftelijke uitwerking van een innovatie met een onderbouwing ter voldoening aan ten minste één van de basisvoorwaarden;
creatieve industrie: bedrijfstak die zich in hoofdzaak bezighoudt met het scheppen van kunstwerken en het vormgeven van objecten;
eigenaar-bewoner: een persoon die op grond van artikel 1 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek eigenaar is van een koopwoning en zelf deze koopwoning bewoont;
Energy Service Company: samenwerking tussen partijen met als doel om energiebesparende maatregelen uit te voeren voor de eigenaar van een gebouw, waarbij een van de partijen risicodragend participeert;
energietransitieopgave: de opgave tot het realiseren van innovaties op het gebied van energiebesparing en opwekking van duurzame energie;
gaswarmtepomp: een installatie die met behulp van gas warmte verplaatst van buiten het betreffende gebouw naar binnen waarbij minimaal 75.000 m3 gas en maximaal 500.000 m3 gas wordt gebruikt per jaar;
groen gas: biogas dat is gezuiverd tot aardgaskwaliteit en dat vervolgens is gecomprimeerd;
hernieuwbare energie: niet-fossiele energie zoals windenergie, zonne-energie, geothermische energie, golfenergie, getijdenenergie, waterkrachtinstallaties, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;
HRe-ketel: een ketel voor verwarming van een ruimte of van tapwater, die in één proces gelijktijdig thermische energie en elektrische energie opwekt;
incubator: broedplaats die tot doel heeft om startende ondernemingen te ondersteunen in hun groei naar gezonde, goed draaiende ondernemingen, door hen huisvesting, seedcapital, administratie, technische ondersteuning, contacten en managementadvies te bieden;
kennisinstelling: universiteiten, hogescholen en academische ziekenhuizen, instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en onderzoeksinstellingen die zonder winstoogmerk onderzoek en ontwikkeling verrichten en voor minimaal 10% meerjarig structureel door de overheid worden gefinancierd;
LBG: Liquefied Bio Gas, ofwel biogas dat is gecomprimeerd door het te vervloeien bij een temperatuur lager dan -162 °C;
LNG: Liquid Natural Gas, ofwel aardgas dat is gecomprimeerd door het te vervloeien bij een temperatuur lager dan -162 °C;
lokaal duurzaam energiebedrijf: een onderneming die hernieuwbare energie produceert waarbij de afnemers zijn gevestigd binnen een straal van 30 kilometer ten opzichte van een productielocatie van voornoemde onderneming;
maakindustrie: het met behulp van machines bedrijfsmatig bewerken van grondstoffen en produceren van halffabricaten en eindproducten voor de commerciële markt;
marktfalen: situatie waarin ondernemingen activiteiten niet of niet voldoende zouden verrichten als zij alleen naar de signalen van de markt zouden kijken;
marktintroductie: overgang van de eindfase van het innovatieproces naar de pioniersfase van ondernemerschap; fase waarin afnemers en producenten van innovatieve producten overeenkomsten aangaan;
masterplan bodemenergie: visiedocument over het optimaal gebruik van de ondergrond voor het gebruik van bodemenergie;
mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie: een installatie die in één proces gelijktijdig thermische energie en elektrische energie opwekt waarbij minimaal 75.000 m3 gas en maximaal 500.000 m3 gas wordt gebruikt per jaar;
MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);
ondernemingsklimaat: de hoeveelheid en kwaliteit van ruimte, randvoorwaarden en regelgeving die bepaalt hoe aantrekkelijk Gelderland is voor bedrijven en kennisinstellingen;
ontwikkeling: verwerving, combinatie, vormgeving en gebruik van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten;
pilot: proefproject dat een indicatie geeft van de omvang, inpassing en haalbaarheid van een project;
proeftuinen: fysieke of virtuele proefomgeving voor meerdere onafhankelijke ondernemingen en organisaties waar eindgebruikers van innovatieprojecten of innovatieprocessen in participeren teneinde te komen tot versnelde marktintroducties van een innovatief product;
programma: samenhangende reeks van projecten en activiteiten met een gezamenlijk doel;
rd-waarde: het warmte-isolerend vermogen van een materiaallaag;
Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;
sector energie- en milieutechnologie: de sector energie- en milieutechnologie bestaande uit ondernemingen uit de sectoren Grondstoffen en Chemie, Metaal, Machines en Apparaten, Energie, Recycling en Milieudienstverlening, Handel, Research en Zakelijke Dienstverlening alsmede bedrijven die bijdragen aan de biobased economy;
terugverdientijd: de subsidiabele kosten gedeeld door de verwachte jaarlijkse besparing;
Valleybureaus: Stichting Food Valley te Wageningen en de Stichting Health Valley te Nijmegen;
warmtepomp: een installatie die met behulp van elektriciteit warmte verplaatst van buiten het betreffende gebouw naar binnen waarbij minimaal 150.000 kWh stroom en maximaal 1.000.000 kWh stroom wordt gebruikt per jaar;
afgemeld: de procedure als bedoeld in artikel 3 van de Regeling energieprestatie gebouwen;
bestaande woning: woning die is opgeleverd voor de inwerkingtreding van deze regels;
coördinatieteam: team bestaande uit de zes voorzitters van de zes regionale werkverbanden;
energie-index: cijfer dat het energiegebruik aangeeft op basis van de hoeveelheid energie die nodig wordt geacht voor de verschillende behoeften die verband houden met een gestandaardiseerd gebruik van de woning berekend volgens de rekenmethodiek genoemd in artikel 2, derde lid, van de Regeling energieprestatie gebouwen;
energieprestatiecertificaat: certificaat als bedoeld in het Besluit energiecertificaat gebouwen;
gelabelde woning: woning waarvan de eigenaar beschikt over een op die woning toegesneden energieprestatiecertificaat;
labelklasse: letter die behoort bij de berekende energie-index;
labelstap: verbetering van de energie-index waardoor de woning in een hogere labelklasse valt;
leerwerkplaats: een authentieke werkomgeving waarin een student alle voor de beroepsuitoefening typerende werkprocessen uitvoert, met als doel het beroep te leren;
sociale huurwoning: woning met een rekenhuur die lager of gelijk is aan het bedrag als genoemd in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet op de huurtoeslag;
werkverbanden: de zes regionale werkverbanden, zijnde Food Valley corporaties, RNV corporaties, SWR corporaties, Corporaties Regio Stedendriehoek, Achterhoeks Corporatie Overleg en Verenigde Woningcorporaties in de Stadsregio Arnhem Nijmegen, welke alle woningcorporaties in Gelderland vertegenwoordigen;
woningcorporatie: een instelling als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet;
zelfstandige woning: woning als bedoeld in artikel 234 van Boek 7 van het BurgerlijkWetboek;
duurzaamheidsmaatregelen: energiebesparende maatregelen en voorzieningen of maatregelen en voorzieningen waarmee duurzame energie wordt opgewekt;
energieneutrale woning: een woning waarvan de som van de ingaande en uitgaande energiestromen voor gebouwgebonden energie bij een normaal leefpatroon op jaarbasis gelijk is aan of lager is dan nul en met een additionele energieopwekkingscapaciteit voor gebruiksgebonden energie van ten minste:
3.150 kWh indien het een vrijstaande of half vrijstaande woning betreft;
2.700 kWh indien het een rijwoning betreft; of
1.780 kWh indien het een appartement betreft, waarbij in alle gevallen gasverbruik en elektraverbruik omgerekend kunnen worden naar Megajoules en een restverbruik aan gas gecompenseerd kan worden door de additionele opwekking van stroom;
integraal plan: plan waaruit de te treffen duurzaamheidsmaatregelen blijken die aantoonbaar zullen leiden tot een woning die energieneutraal is, waarbij in ieder geval het Maatwerkadvies Energiebesparing is gevoegd;
Maatwerkadvies Energiebesparing: een EnergiePrestatieAdvies-maatwerkrapport bestaande woningen als bedoeld in de Beoordelingsrichtlijn 9500, deel 2, waaruit in ieder geval de te treffen duurzaamheidsmaatregelen blijken welke zullen leiden tot een energieneutrale woning;
stimuleringslening: laagrentende lening op annuïteitenbasis met een hypothecaire zekerheid ten behoeve van de financiering van de duurzaamheidsmaatregelen die leiden tot een energieneutrale woning.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:
de fase van het innovatieproces waarbinnen ideeën worden omgezet in concepten;
deelname aan programma's van de Europese Unie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energieen milieutechnologie.
Subsidie wordt verstrekt aan:
Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie;
de Regionale Centra voor Technologie.
De subsidie bedraagt te hoogste € 250.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek.
De subsidie ontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onderneming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd maximaal € 10.000,- wordt aangewend en maximaal 50% van de onderzoekskosten vergoed.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
industrieel onderzoek;
experimentele ontwikkeling;
haalbaarheidsstudies.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie;
de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst:
tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening, of
tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren; en
de aanvrager aannemelijk maakt dat hij in staat is zelf de productie ter hand te nemen na een eventuele succesvolle marktintroductie in vervolg op de subsidiabele activiteit.
1 Voor subsidie als bedoeld onder artikel 5.10.3.1, aanhef en onder a en b, komen in aanmerking:
personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.10.3.1, aanhef en onder c komen de studiekosten in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.
Subsidie wordt geweigerd indien:
ten aanzien van de subsidiabele activiteit risicodragende financiering mogelijk is;
de aanvrager of holding waartoe de aanvrager behoort in het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,-.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
industrieel onderzoek;
experimentele ontwikkeling.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie;
de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst:
tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een MKB is en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening; of
tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren;
de aanvrager aannemelijk maakt dat hij in staat is zelf de productie ter hand te nemen na een eventuele succesvolle marktintroductie in vervolg op de subsidiabele activiteit; en
de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
Voor subsidie komen in aanmerking:
personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking;
kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien:
ten aanzien van de subsidiabele activiteit risicodragende financiering mogelijk is;
de aanvrager of holding waartoe de aanvrager behoort in het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf; of
de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie;
de infrastructuur wordt gebruikt voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;
de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, overeenstemt met de marktprijs; en
de toegang tot de infrastructuur open staat voor meerdere gebruikers en op transparante en niet-discriminerende basis wordt verleend. Ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden.
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000,-.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor:
ontwikkelen van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties door een innovatiecluster;
generiek promoten van het Gelderse proeftuinklimaat;
generiek promoten van het Gelderse ondernemingsklimaat voor innoverende ondernemingen.
1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie.
2 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisinstelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1, aanhef en onder a, wordt slechts aan de privaatrechtelijke rechtspersoon die het innovatiecluster exploiteert (de clusterorganisatie).
2 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1, aanhef en onder b, wordt verstrekt aan Valleybureaus en Regionale Centra voor Technologie.
3 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1, aanhef en onder c, wordt verstrekt aan:
gemeenten;
openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
privaatrechtelijke rechtspersonen.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op de realisatie, verkrijging, gebruik of beheer van onroerende zaken en infrastructuur.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.6.1 aanhef en onder a wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder c, van de SvG kan worden verstrekt voor het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie, en;
bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten één of meerdere ondernemingen zijn betrokken.
Subsidie wordt verstrekt aan:
ondernemingen;
verenigingen van ondernemingen;
kennisinstellingen;
gemeenten.
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder d, van de SvG kan worden verstrekt voor:
de bouw of het upgraden van een innovatiecluster;
het exploiteren van een innovatiecluster.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de sector energie- en milieutechnologie.
Subsidie wordt verstrekt aan de Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie.
De subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000,-.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op de fysieke realisatie van incubators, bedrijfsverzamelgebouwen of gedeelde onderzoeksfaciliteiten.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sector energie- en milieutechnologie, en;
de bij de subsidiabele activiteit betrokken publieke en private partijen hun samenwerkingsafspraken schriftelijk hebben vastgelegd en daarbij ten minste regelingen hebben getroffen terzake de financiering van de voorgenomen fysieke realisatie en de verdeling van financiële risico's.
Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking:
het opstellen van een ruimtelijk-planologische visie of een ruimtelijk plan;
het opstellen van een business case;
het financieren van een onrendabele top in de vorm van kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als subsidiabele kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan:
gemeenten;
openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
privaatrechtelijke rechtspersonen.
1 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000,- voor kosten als bedoeld in artikel 5.10.9.3, aanhef en onder a of b.
2 De subsidie voor kosten als bedoeld in artikel 5.10.9.3, aanhef en onder c, bedraagt ten hoogste:
50% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond worden gebruikt voor industrieel onderzoek;
25% van de subsidiabele kosten indien en voor zover de betreffende gebouwen en grond worden gebruikt voor experimentele ontwikkeling.
Subsidie wordt geweigerd indien:
niet uit een marktonderzoek het nut, de noodzaak en de realiseerbaarheid van de subsidiabele activiteit volgt;
de uitgangspunten van de subsidiabele activiteit niet in overleg met de provincie zijn opgesteld.
Subsidie ten behoeve van de onrendabele top in de zin van artikel 5.10.9.3, aanhef en onder c, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, lid 1 onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de ontwikkeling van biobased products.
Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.
1 Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een toelichting verstrekt in de vorm van een projectplan op de in artikel 5.10.10.4 opgenomen criteria en een planning.
2 Bij nader besluit wordt een termijn als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, van de AsG vastgesteld waarbinnen aanvragen van subsidie moeten worden ingediend.
1 Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die:
ten opzichte van activiteiten van andere aanvragers in hogere mate leiden tot vervanging van aardolie als grondstof voor het betreffende product;
aantoonbare marktpotentie hebben in die zin dat met behulp van een business case is onderbouwd dat de terugverdientijd ligt binnen 5 jaar na indiening van de subsidieaanvraag;
leiden tot de ontwikkeling van een biobased product binnen één jaar na subsidieverlening ten behoeve van de betreffende ontwikkeling;
resulteren in een biobased product dat ten opzichte van activiteiten van andere aanvragers in hogere mate onderscheidend is wat betreft presentatie en vormgeving;
in samenwerking met de creatieve industrie worden verricht;
in hogere mate in house door medewerkers van aanvrager worden verricht ten opzichte van activiteiten van andere aanvragers;
in hogere mate in samenwerking met kennisinstellingen plaatsvinden;
leiden tot een hogere mate van herbruikbaarheid van het product, productonderdelen of materiaal als gevolg van het ontwerp als zodanig;
voorzien in de wijze waarop het biobased product na ontwikkeling kan worden geproduceerd en afgezet op de markt;
leiden tot biobased products die in hogere mate in de praktijk toepasbaar zijn op vergelijkbare of afgeleide wijze.
2 De mate waarin aan de in het eerste lid genoemde onderdelen a tot en met j wordt voldaan, wordt door middel van de toekenning van punten gewaardeerd waarbij per onderdeel maximaal 10 punten wordt toegekend.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 150.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien de aanvragen ingevolge de waardering als bedoeld in artikel 5.10.10.4, tweede lid, minder dan 55 punten krijgen toegekend.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het doen uitvoeren van haalbaarheidsstudies voor nieuw te ontwikkelen installaties en infrastructuur gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien een haalbaarheidsonderzoek, als bedoeld in artikel 5.10.11.1 het volgende bevat:
een beschrijving van de projectopzet;
een opgave van de deelnemende of anderszins te betrekken partijen;
een omschrijving van hun rol in het project;
het vermogen en de energieopbrengst (in Joules);
de globale kosten en baten;
een schatting van de opbrengst in termen van CO2-emissiebeperking; en
eventuele andere milieueffecten.
Voor subsidie komen uitsluitend de kosten van de studie in aanmerking die worden gemaakt door de opsteller van de haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 5.10.11.1.
Subsidie wordt verstrekt aan:
de stichting Programmabureau EMT;
de regionale centra voor technologie.
1 Subsidie voor de aanvrager als bedoeld in artikel 5.10.11.3, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste € 200.000,-.
2 Subsidie voor de aanvrager als bedoeld in artikel 5.10.11.3, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste € 50.000,-.
De subsidieontvanger is verplicht om:
per onderneming ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd maximaal € 25.000,- te verstrekken;
de onderneming, ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, te verplichten om ten minste 50% van de kosten van de subsidiabele activiteit zelf te dragen;
de opdracht tot uitvoering van de subsidiabele activiteit te verstrekken binnen een jaar nadat de subsidie is verleend;
ervoor zorg te dragen dat de subsidiabele activiteit binnen een jaar na het verlenen van de opdracht is voltooid; en
het haalbaarheidsonderzoek openbaar te maken.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het opstellen van een business case voor:
het realiseren van installaties en energie infrastructuur gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie;
het oprichten van een lokaal duurzaam energiebedrijf gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie; of
een Energy Service Company gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de business case, als bedoeld in artikel 5.10.12.1 het volgende bevat:
een toelichting op de hoedanigheid van de aanvrager, waaronder in ieder geval de juridische en de bestuurlijke structuur en een opgave van de partners;
een haalbaarheidsanalyse;
een financiële haalbaarheidsanalyse waarbij de volgende zaken worden meegenomen:
projecties van de winst- en verliesrekening over een periode van 5 jaar;
projecties van de balans over een periode van 5 jaar;
een liquiditeitsprognose per maand over een periode van 2 jaar;
een omschrijving van de betrokken patenten; en
een beschrijving van de gegenereerde energieopbrengst, een beschrijving van het opgewekte vermogen en een schatting van het resultaat in joules;
de beoogde locatie van de installaties en energie infrastructuur.
Voor subsidie komen niet in aanmerking:
Kosten voor eigen personele inzet van de onderneming ten behoeve waarvan de businesscase wordt gemaakt;
Kosten van communicatie en het werven van leden;
Kosten voor energiescans bij woningen of bedrijven;
Kosten voor automatisering;
Kosten voor de bouw van installaties en energie infrastructuur.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500,- en een maximum van € 25.000,-.
De subsidie-ontvanger is verplicht om de business case openbaar te maken.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de projecten, als bedoeld in artikel 5.10.13.1, voldoen aan de volgende voorwaarden:
minimaal 50 natuurlijke personen nemen deel middels een financiële bijdrage;
de financiële deelname van voornoemde personen bedraagt minstens 25% van de subsidiabele kosten;
de bijdrage per natuurlijk persoon bedraagt minimaal € 50,-;
het lokale hernieuwbare energieproject heeft een terugverdientijd van minimaal vijf jaar.
Subsidie wordt verstrekt aan lokale duurzame energiebedrijven.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen en van de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon.
De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 200.000,-.
Subsidie wordt geweigerd:
indien minder dan 50 natuurlijke personen financieel deelnemen;
indien de financiële deelname van voornoemde personen minder dan 25% van de subsidiabele kosten bedraagt;
indien de bijdrage per natuurlijk persoon niet minimaal € 50,- bedraagt;
voor lokale hernieuwbare energieprojecten met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar.
De subsidieontvanger is verplicht om ervoor zorg te dragen dat de bijdrage van natuurlijke personen, als genoemd in artikel 5.10.13.4, minimaal 5 jaar beschikbaar blijft voor de subsidiabele activiteit.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie voor woningisolatie van koopwoningen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de aanvrager beschikt over een subsidieregeling op grond waarvan aan een eigenaar-bewoner subsidie kan worden verstrekt voor:
het aanbrengen van vloerisolatie met een Rd-waarde van minimaal 2,5 m² K/W;
het aanbrengen van dakisolatie met een Rd-waarde van minimaal 2,5 m² K/W, waarbij isolatie van de vloer van een niet-verwarmde vliering wordt beschouwd als dakisolatie;
het aanbrengen van muurisolatie door middel van het aanbrengen van spouwmuurisolatie in de bestaande spouw, of door middel van het aanbrengen van andere gevelisolatie waarbij de Rd-waarde 2,5 m² K/W is; of
het vervangen van bestaand glas door HR++-glas.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
1 De subsidie bedraagt niet meer dan een derde van de subsidiabele kosten per koopwoning met een maximum van € 500,- per koopwoning.
2 Indien de aanvrager een isolatiesubsidie verstrekt aan ten minste zes eigenaren van koopwoningen binnen de gemeente, waarbij iedere eigenaar-bewoner de aanvraag moet ondertekenen, bedraagt de subsidie niet meer dan een derde van de subsidiabele kosten per koopwoning met een maximum van € 750,- per koopwoning.
3 Het aantal koopwoningen dat voor subsidie in aanmerking komt bedraagt maximaal 20% van het aantal woningen dat binnen de gemeente voldoet aan de criteria van artikel 5.10.14.2. onder b en c.
De aanvrager is verplicht om in de subsidieregeling als bedoeld in artikel 5.10.14.2 te bepalen dat:
de subsidie aangevraagd wordt door de eigenaar-bewoner van de koopwoning waaraan de subsidie ten goede komt;
de subsidie aangevraagd wordt voor 31 december 2015;
de subsidie uitsluitend wordt verstrekt voor isolatie van woningen die een woonbestemming hebben.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het doen opstellen van een masterplan bodemenergie.
De kosten voor eigen personele inzet van de aanvrager komen niet voor subsidie in aanmerking.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit gericht is op het:
voorkomen van de negatieve onderlinge beïnvloeding van bodemenergiesystemen;
voorkomen van negatieve beïnvloeding van andere bodemfuncties door bodemenergiesystemen; of
benutten van positieve interactie tussen bodemenergiesystemen onderling en tussen bodemenergiesystemen en ander bodemgebruik.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,-.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG.
Voor subsidie komen de extra investeringskosten voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan:
ondernemingen;
publiekrechtelijke rechtspersonen.
De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten indien het betrokken wegvervoermiddel een massa heeft van:
minder dan 3500 kilogram en rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, met een maximum van € 2.000,- per wegvervoermiddel en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 12.000,-;
meer dan 3500 kilogram en rijdt op CNG of groen gas, met een maximum van € 6000,- per wegvervoermiddel en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 30.000,-;
meer dan 3500 kilogram en rijdt op LNG of LBG, met een maximum van € 15.000,- per wegvervoermiddel, en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 60.000,-.
Subsidie wordt geweigerd indien:
voertuigen in het kader van een concessie tussen een overheidsinstantie en een aanvrager worden aangeschaft;
de aanvrager subsidie ontvangt, op basis van andere soortgelijke subsidieregelingen, voor hetzelfde wegvervoermiddel of dezelfde wegvervoermiddelen als waarvoor aanvrager onderhavige subsidie aanvraagt, waardoor de totale subsidie, te weten de subsidie die aanvrager wenst te ontvangen op basis van deze regeling en mogelijke andere soortgelijke subsidieregelingen, boven de maximale subsidiehoogte komt zoals beschreven in artikel 5.10.16.4; of
de aanvrager het (de) wegvervoermiddel(en) heeft aangeschaft vóór het moment van inwerkingtreding van deze regels.
De subsidieontvanger is verplicht kentekenhouder te worden van het aan te schaffen voertuig.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 36 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG.
Voor subsidie komen de extra investeringskosten voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt in aanmerking.
Subsidie kan worden verstrekt aan particulieren.
De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.000,- per wegvervoermiddel.
Subsidie wordt geweigerd indien:
subsidie wordt aangevraagd voor meer dan één wegvervoermiddel; of
de aanvrager het (de) wegvervoermiddel(en) heeft aangeschaft vóór het moment van inwerkingtreding van deze regels.
De subsidieontvanger is verplicht kentekenhouder te worden van het aan te schaffen voertuig.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf en installatie van een mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, een warmtepomp of een gaswarmtepomp.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp een terugverdientijd heeft van meer dan vijf jaren;
het geraamde energieverbruik over de gehele terugverdientijd, uitgedrukt in petajoules, bij het gebruik van de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp, niet minimaal 20% minder is dan het geraamde energieverbruik over deze periode wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van voormelde installaties, hetgeen is aangetoond door een onafhankelijke deskundige.
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor:
aanschaf van de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp;
inhuur van het bedrijf dat de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de waterpomp of de gaswarmtepomp installeert.
1 De subsidie bedraagt maximaal de subsidiabele kosten gedeeld door de terugverdientijd vermenigvuldigd met twee en een kwart jaar, tot een maximum van € 100.000,-.
2 Voor zover de terugverdientijd minder dan zeven en een kwart jaren bedraagt, wordt het maximum van twee en een kwart jaar als bedoeld in het vorige lid verminderd tot de periode van de terugverdientijd minus vijf jaar.
Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager een grote onderneming is.
De subsidieontvanger is verplicht om een installatie- en onderhoudscontract aan te gaan met het installatiebedrijf dat de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp heeft geïnstalleerd.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de SvG kan worden verstrekt voor:
het opstellen van een businessplan ten behoeve van een pilot; en
de uitvoering van een pilot zoals beschreven in een businessplan, gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie.
1 Aanvragen voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 5.10.19.1 onder a. kunnen worden ingediend van 1 januari 2015 tot en met 1 maart 2015.
2 Aanvragen voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 5.10.19.1 onder b. kunnen worden ingediend tot 6 maanden na bekendmaking van de selectie als bedoeld in artikel
5.10.19.3, derde lid.
1 Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die:
inspirerend, innovatief en een goed navolgbaar voorbeeld zijn voor anderen;
experimenteren met het in de tijd op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van lokaal opgewekte hernieuwbare energie, waarbij een combinatie van elektriciteit en warmte een pre is;
optimaal gebruikmaken van nieuwe regelgeving, ontwikkeling en financieringsconstructies op het gebied van hernieuwbare energie waardoor sprake is van een financieel sluitend businessplan;
uitgaan van lokale samenwerking tussen de bevolking, bedrijven, netbeheerder,gemeente en maatschappelijke instellingen;
de hoogste bijdrage leveren aan het opwekken van hernieuwbare energie, energiebesparing en omzet en werkgelegenheid voor het lokale bedrijfsleven;
een zo laag mogelijk provinciaal subsidie aandeel hebben in verhouding tot de totale projectkosten.
2 Per onderdeel als genoemd in lid 1 wordt maximaal 20 punten toegekend.
3 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder a, wordt toegekend aan de zes aanvragen met het hoogst aantal punten.
4 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder b, wordt toegekend aan de drie aanvragen met het hoogste aantal punten.
5 Indien vier of meer aanvragen voor de subsidiabele activiteit ingevolge artikel 5.10.19.1, aanhef en onder b, 96 of meer punten hebben wordt elk van deze aanvragen geselecteerd.
1 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 75% tot een maximum van € 20.000,-.
2 In afwijking van het vorige lid bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder a, ten hoogste 75 % tot een maximum van € 10.000,- indien de aanvrager reeds eerder op grond van deze paragraaf subsidie heeft ontvangen.
3 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste € 160.000,- te verminderen met het subsidiebedrag dat aanvrager reeds heeft ontvangen voor de
subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder a.
Subsidie wordt geweigerd indien:
een aanvraag minder dan 72 punten krijgt toegekend;
aanvrager reeds eerder op grond van deze paragraaf subsidie heeft ontvangen voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 5.10.19.1, aanhef en onder b.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de huur, huurkoop of koop en het installeren van een HRe-ketel.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de HRe-ketel deen vermogen heeft van maximaal 3 kilowatt;
de efficiëncy van de HRe-ketel minimaal 125% bedraagt, berekend op grond van de volgende formule:
(red. zie blz. 75 van Provinciaal Blad 2013/208 via de volgende link: http://sis.prv.gelderland.nl/brondoc/ALG/2013/PROVBLAD/SIS_12820.PDF )
Voor subsidie komen de kosten voor de aanschaf van een HRe-ketel in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan een eigenaar-bewoner in wiens huis de HRe-ketel wordt geïnstalleerd.
De subsidieontvanger is verplicht bij de aanvraag een contract te overleggen waaruit blijkt dat de subsidieontvanger huurder of eigenaar is geworden of eigenaar zal worden van de HRe-ketel.
De subsidie bedraagt ten hoogste € 2.000,- per woning per HRe-ketel.
De subsidieontvanger is verplicht binnen vier weken na aanschaf de HRe-ketel te installeren.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
energiedisplay: een display dat de prestaties van het zonne-energiesysteem grafisch weergeeft;
school: een onderwijsinstelling die onderwijs verzorgt dat binnen het nationale onderwijsstelsel wordt gefinancierd door de staat en onder staatstoezicht staat;
zonne-energiesysteem: een nieuw aan te schaffen systeem dat met behulp van zonnepanelen zonne-energie omzet in elektriciteit.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor de aanschaf van een energiedisplay.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien het energiedisplay minimaal een label A+ heeft en de prestaties weergeeft van een zonne-energiesysteem van minimaal 10 KiloWattpiek.
Voor subsidie komen de kosten voor de aanschaf van een energiedisplay in aanmerking.
Subsidie wordt verstrekt aan scholen.
De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.500,- per energiedisplay.
Subsidie wordt geweigerd voor zover deze wordt aangevraagd voor meer dan één energiedisplay per zonne-energiesysteem.
De subsidieontvanger is verplicht om het energiedisplay op te hangen op een voor leerlingen en bezoekers duidelijk zichtbare plaats en gedurende vijf jaar te blijven gebruiken als energiedisplay.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het extra verbeteren van de energie-index van een bestaande, zelfstandige, gelabelde sociale huurwoning, waarbij leerwerkplaatsen worden gecreëerd.
Subsidie wordt slechts verstrekt, indien:
de subsidiabele activiteit uiterlijk op 31 december 2015 is afgerond, met dien verstande dat de woning binnen dertien weken na gereedkomen is afgemeld;
de subsidieaanvrager voor iedere woning waarvoor hij subsidie aanvraagt ten minste twee labelstappen maakt;
voor de woningen waar de subsidie betrekking op heeft, tenminste gemiddeld het niveau van labelklasse B wordt bereikt;
per 100 woningen ten minste één leerwerkplaats van 1 fte wordt gecreëerd gedurende de looptijd van de subsidiabele activiteit;
er door het coördinatieteam een schriftelijke aanbeveling is afgegeven voordat met de uitvoering van de subsidiabele activiteit wordt gestart; en
er een verklaring aanwezig is als bedoeld in artikel 5.10.22.6, tweede lid.
Subsidie wordt verstrekt aan woningcorporaties.
1 Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag in elk geval een overzicht verstrekt van de labelklassen welke zijn toegesneden op de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
2 Bij de aanvraag behoeven de gegevens als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid onderdeel b en c, van de AsG niet te worden verstrekt.
De subsidie bedraagt gemiddeld € 7.000,- per woning, met dien verstande dat de aanvrager ten minste de kosten van één labelstap per woning draagt.
1 Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het besluit van de Commissie van 20 december 2011 (2012/21/EU) betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU 2012, L 7).
2 In verband met het bepaalde in het eerste lid is de aanvrager gehouden een verklaring over te leggen inhoudende enerzijds dat de woning waar de subsidiabele activiteit wordt verricht niet binnen tien jaren na dato subsidiebeschikking zal worden verkocht aan de zittende huurder dan wel aan een derde en anderzijds dat aan de zittende huurder als gevolg van de te verrichten subsidiabele activiteit geen huurverhoging zal worden doorgevoerd.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1, tweede lid, van de SvG kan worden verstrekt voor het treffen van duurzaamheidsmaatregelen aan een bestaande woning in overeenstemming met het Maatwerkadvies Energiebesparing die zullen leiden tot een energieneutrale woning.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit uiterlijk op 31 december 2015 is afgerond;
de woning binnen dertien weken na oplevering van alle duurzaamheidsmaatregelen is gereed gemeld; en
de subsidiabele activiteit wordt verricht door een aannemer.
Subsidie wordt slechts verstrekt aan de eigenaar-bewoner van een bestaande woning, gelegen in de gemeente Wageningen, Arnhem, Nijmegen, Zutphen of Apeldoorn.
Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
een integraal plan;
een opgave van de kosten en een financiële onderbouwing van deze opgave op basis van een of meerdere offertes van aannemers.
1 De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een stimuleringslening met een hypothecaire zekerheid.
2 De subsidie bedraagt te minste € 25.000,- en ten hoogste € 50.000,-.
3 Per aanvrager wordt niet vaker dan éénmaal subsidie verleend.
1 De volgende regels worden met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken:
Regels subsidieverstrekking Landschap Gelderland;
Regels subsidieverstrekking Mobiliteit;
Regels gebiedsontwikkeling SvG 2011;
Regels Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Gelderland;
Regels subsidieverstrekking procesondersteuning impulsplan wonen;
Regels subsidieverstrekking openbaar bibliotheekwerk;
Regels subsidieverstrekking Sociaal Profiel;
Regels subsidieverstrekking Jeugd;
Regels subsidieverstrekking Leefbaarheid en gemeenschapsvoorzieningen;
Regels subsidieverstrekking Economie 2013;
Regels energiebesparing en hernieuwbare energie;
Regels ideeëngenerator Krimp;
Regels subsidieverstrekking Ruimtelijk Beleid;
Regels subsidieverstrekking Beleef de Waal 2013.
2 De Regels Gelderland Sport 2012 worden met ingang van 8 november 2013 ingetrokken.
3 De Regels Land- en tuinbouw 2013 worden met ingang van 31 december 2013 ingetrokken.
Op subsidies aangevraagd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling blijft het recht zoals dat gold vóór dat tijdstip van toepassing.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 met uitzondering van hoofdstukken 1 en 2, titel 5.6 en paragraaf 5.8.13, die in werking treden met ingang van 8 november 2013 en titel 5.9, die in werking treedt met ingang van 31 december 2013.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011.
Gedeputeerde Staten van Gelderland
Toelichting Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011
Toelichting artikelsgewijs
Artikel 2.1.1.1 Communautair toetsingskader
De-minimis In deze regeling staat steeds per paragraaf in het artikel ‘Communautair toetsingskader’ de staatssteungrondslag vermeld waaraan de subsidie moet voldoen. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5.7.3, 5.7.4, 5.7.5, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.10, 5.7.11, 5.8.2, 5.8.5, 5.8.6, 5.8.7, 5.9.4, 5.9.5, 5.9.6, 5.10.3, 5.10.4, 5.10.5, 5.10.6, 5.10.8, 5.10.9, 5.10.11,5.10.16 en 5.10.22 en de artikelen 3.1.3.2, aanhef en onder a, 4.2.2.1, aanhef en onder a en 4.2.3.1, aanhef en onder a. Met name wordt in die paragrafen een beroep gedaan op de Algemene groepsvrijstellingsverordening en de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.
Het artikel Communautaire toetsingskader kan om twee redenen ontbreken, namelijk:
a. er is geen sprake van staatssteun; of b. er ontbreekt een specifieke staatssteungrondslag.
In het eerste geval is logischerwijs geen noodzaak een staatssteungrondslag op te nemen. In de toelichting bij de desbetreffende paragraaf zal dan worden vermeld om welke redenen er geen sprake is van staatssteun. In het tweede geval is er sprake van staatssteun die slechts kan worden verstrekt indien deze voldoet aan de criteria van één van de door de Europese Commissie vastgestelde de-minimisverordeningen.
Subsidie die op grond van paragrafen 3.1.1, 4.1.3, 4.2.4, 4.2.5, 4.4.1, 5.3,1, 5.5.2, 5.5.5, 5.7.2, 5.7.9, 5.8.3, 5.8.4, 5.8.9, 5.8.10, 5.8.11, 5.8.13, 5.8.14, 5.8.16, 5.8.17, 5.9.2, 5.10.2, 5.10.7, 5.10.10, 5.10.12, 5.10.13, 5.10.18 en 5.10.19 en de artikelen 3.1.3.2, aanhef en onder b, 4.1.8.2, aanhef en onder b, 4.1.9.1, aanhef en onder a en c, 4.2.2.2, aanhef en onder b, en 4.2.3.1, aanhef en onder b tot en met g, wordt slechts met toepassing van Verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de de-minimissteun (PbEU L 352) verstrekt (de de minimisverordening).
Voor wat betreft paragraaf 5.8.18 geldt dat de subsidieontvanger de subsidie slechts als subsidie mag verstrekken aan werkgevers met toepassing van de de-minimisverordening.
Subsidie aan een gemeente als bedoeld in artikel 5.2.3.1, aanhef en onder a en b kwalificeert op zichzelf niet als staatssteun. Daarvan zal pas sprake kunnen zijn in de relatie tussen de gemeente en de eindbegunstigde van de subsidie. Indien laatstbedoelde subsidie moet worden aangemerkt als staatssteun (en dus aan alle vijf cumulatieve criteria voor staatssteun voldoet), lijken er twee vrijstellingsmogelijkheden toepasbaar. Dat zijn de De-minimisverordening voor subsidies tot € 200.000 en artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening die ook voor hogere subsidies geldt. Het is aan de gemeente om bij het verlenen van subsidie aan de eindontvanger daar toepassing aan te geven.
Infrastructuur De aanleg van infrastructuur zoals wegen en fietspaden, straatverlichting en aansluiting op openbare nutsvoorzieningen vormt een belangrijk deel van overheidsinvesteringen bij gebiedsontwikkeling. Zolang deze infrastructuur algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers is er geen sprake van staatssteun. Dit geldt voor subsidie die op grond van de paragrafen 3.1.4, 4.1.2, 4.1.5 en 4.1.7 wordt verstrekt.
Voor wat betreft paragraaf 5.5.6 is sprake van de aanleg of verbetering van sociale infrastructuur. Zolang de ontmoetingsplek niet commercieel zal worden geëxploiteerd en algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers is er geen sprake van staatssteun.
Wettelijke taak De activiteiten waarvoor op grond van de paragrafen 4.1.4, 4.1.6 en 5.9.3 en artikel 4.1.8.2, aanhef en onder a, subsidie kan worden verstrekt hebben een wettelijke grondslag en worden door overheden dan wel door overheid geliëerde instanties uitgevoerd. Deze activiteiten zijn aan te merken als overheidstaken en hebben derhalve geen economisch karakter. Gelet hierop vallen deze subsidies buiten de werking van het staatssteunrecht.
Promotie & Marketing Er is geen sprake van staatssteun omdat het geven van neutrale toeristische voorlichting geen economische activiteit is. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Dit geldt voor subsidie die op grond van paragraaf 5.8.12 wordt verstrekt.
Geen staatssteun Er is geen sprake van staatssteun omdat geen sprake is van economische activiteiten die worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5.2.4, 5.5.3, 5.5.4, 5.5.6, 5.7.10, 5.8.14, 5.8.15, 5.10.8, 5.10.14, 5,10.15, 5.10.17, 5.10.20, 5.10.21 en artikel 5.2.3.1, aanhef en onder c.
In geval van paragraaf 5.2.4 is er geen sprake van staatssteun omdat geen sprake is van potentiële invloed op de tussenstaatse handel. Er wordt daarmee niet voldaan aan één van de cumulatieve eisen om te kunnen spreken van staatssteun.
Subsidie op grond van paragraaf 5.10.14 kan worden verstrekt aan gemeenten. Gemeenten verstrekken vervolgens subsidies aan eigenaar-bewoners. Omdat sprake moet zijn van woningen met een woonbestemming, zijn de eigenaar-bewoners niet aan te merken als ondernemingen. Daarom wordt niet aan de cumulatieve vereisten voldaan om te kunnen spreken van staatssteun.
Onbepaalde staatssteun oplossingVoor de activiteiten die op grond van titel 5.6, de paragrafen 4.5.1, 5.2.1 en 5.2.2 en artikel 4.1.9.1, aanhef en onder b, kunnen worden gesubsidieerd kan vooraf geen staatssteunoplossing worden geboden. De reikwijdte van deze bepalingen zijn zodanig divers dat zij niet eenduidig onder een staatssteunvrijstelling kunnen worden geplaatst. Subsidies die op grond van deze bepalingen worden aangevraagd zullen dan ook steeds per geval aan het staatssteunrecht moeten worden getoetst.
Gemeenten dienen bij het doorzetten van subsidie op grond van paragraaf 5.2.2 aan derden de staatsteunregels in acht te nemen.
Artikel 2.1.1.2 Onvolledige aanvragen bij tenders Bij subsidietenders moet op transparante wijze een onderlinge beoordeling van de aanvragen plaatsvinden. De aanvragen worden als het ware bevroren op het moment van sluiting van de openstellingsperiode. Dit betekent dat aanvragers na deze datum geen gelegenheid meer hebben om onvolledige aanvragen te completeren. De onvolledigheid kan gelegen zijn in het niet bijvoegen van verplichte bijlagen, in het niet onderbouwen van kosten van activiteiten op de begroting of het niet voldoen aan criteria die in de betrokken regels zijn opgenomen. Wanneer een onderdeel van de begroting niet is onderbouwd kan niet beoordeeld worden of de daarbij behorende actiteiten ook daadwerkelijk subsidiabel zijn.
Bij de recente tenders is gebleken dat heel veel aanvragers pas vlak voor het moment van sluiting hun aanvraag indienen. Zij ontnemen zichzelf daardoor de mogelijkheid om aanvragen alsnog aan te vullen. Voor aanvragen die meer dan 10 werkdagen voor het moment van sluiting worden ingediend, is namelijk door uw college bepaald dat wij deze beoordelen en de aanvrager op de hoogte stellen van de door ons geconstateerde onvolledigheid. Hierdoor kunnen zij zij nog voor het sluitingsmoment de ontbrekende stukken in te dienen.
In de Algemene wet bestuursrecht is in artikel 4:5 een regeling opgenomen voor het niet in behandeling nemen van onvolledige aanvragen. De hoogste bestuursrechter heeft echter bepaald dat deze regeling zich niet verdraagt met de tendersystematiek. Een aanvulling na de sluitingsdatum is in strijd met de transparantie van de onderlinge beoordeling van de aanvragen. Daarmee is echter onduidelijk welk besluit moet worden genomen op een aanvraag die onvolledig is.
Dit speelt bij aanvragen onder de Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011. Op grond van de overige subsidieverordeningen worden de komende periode geen tenders (meer) uitgeschreven. Om duidelijk te maken dat aanvragen die onvolledig zijn niet voor toekenning in aanmerking kunnen komen, wordt voorgesteld om in de Regels SvG te bepalen dat alleen aanvragen die aan alle inhoudelijke en procedurele eisen voldoen voor subsidiering in aanmerking komen. Bij de komende slag rond het ineenschuiven en acutaliseren van de diverse subsidieverordening kan dan een definitieve plaats voor deze bepaling worden gevonden.
Titel 3.1 Natuur en Landschap
Paragraaf 3.1.1 Landschap en Landgoederen Natuur en landschap zijn het kapitaal van Gelderland. Daarom investeert de provincie samen met haar partners in een gevarieerd, aantrekkelijk en beleefbaar Gelders landschap. De cultuurhistorische landgoederen en Nationale Landschappen zijn symbolen van het Gelderse landschap, daarom hebben ze in de regeling ruimere mogelijkheden.
Met de Regels Subsidieverstrekking Landschap van de provincie Gelderland ondersteunt de provincie gemeenten en landgoedeigenaren bij het planmatig realiseren van hun landschapsambities. Landschapontwikkelingsplannen (LOP's), gemeentelijke uitvoeringsplannen (GUP's), landgoedvisies of daarmee vergelijkbare plannen dienen als basis voor de subsidieaanvraag.
De regeling ondersteunt activiteiten die bijdragen aan een gevarieerder, aantrekkelijker en beleefbaarder landschap. In hoofdzaak richt de regeling zich op aanleg van nieuwe landschapselementen en herstel van bestaande landschapselementen. Achterstallig onderhoud wordt ondersteund als de activiteit bijdraagt aan een provinciale doelstelling of een provinciaal belang. Daarnaast worden activiteiten ondersteund die tot doel hebben de beleving van en betrokkenheid bij het landschap te vergroten.
De Nationale Landschappen zijn landschappen die model staan voor de landschappelijke diversiteit van Nederland en Gelderland. Hier liggen kansen om de economische betekenis van het landschap te vergroten. Versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen wordt daarom extra ondersteund.
Artikel 3.1.1.1, onder a De regeling bedoelt met bos- en landgoederen goederen die deel uitmaken van de cultuurhistorie van Gelderland. Bos- en landgoederen kennen verschillende verschijningsvormen die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis. Op het goed kan uitsluitend bos voorkomen. Maar een goed kan ook bestaan uit een combinatie van bos en agrarische percelen, met lanen en bijvoorbeeld een poel. Op bos- of landgoederen komt veelal een buitenplaats voor of andere bij het karakter van de onroerende zaak passende opstallen, maar dat is niet altijd het geval.
Artikel 3.1.1.1, onder c Cultuurhistorische landschapselementen zijn bijvoorbeeld steilranden, grafheuvels, kerkenpaden, legakkers, terpen, wielen en kolken.
Artikel 3.1.1.1, onder f Landschapselementen zijn bijvoorbeeld een bos van geringe omvang, heggen, hagen, houtwallen en lanen.
Artikel 3.1.1.1, onder h Het doeltype "kamsalamander" is omschreven in het Natuurbeheerplan Gelderland, te vinden op de provinciale website www.gelderland.nl. De soorten boomkikker, heikikker en kamsalamander zijn beschermde soorten op basis van de Habitatrichtlijn.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder c Het regulier onderhoud en beheer wordt niet door de regeling ondersteund. Achterstallig onderhoud wordt in beperkte mate ondersteund, namelijk als de activiteit bijdraagt aan een provinciale doelstelling en onmogelijk rendabel kan worden uitgevoerd. Met achterstallig onderhoud worden bedoeld: werkzaamheden die aanvullend op het reguliere beheer en onderhoud nodig zijn voor de instandhouding van het landschapselement.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder d Subsidie voor aanleg van eenvoudige openbare onverharde paden is bedoeld om de toegankelijkheid en de mate waarin het landschap beleefd kan worden te vergroten. Het openbaar toegankelijk maken van het landschap is het primaire doel.
Eenvoudige onverharde paden zijn paden die niet zijn voorzien van klinkers, asfalt, beton, puin, grind en dergelijke. Voorbeelden zijn zandpaden, graspaden of paden enkel voorzien van een toplaag van houtsnippers ter bevordering van de toegankelijkheid voor voetgangers.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder e Onder kleine recreatieve voorzieningen worden eenvoudige voorzieningen verstaan waarmee het recreatief medegebruik op landgoederen wordt vergroot. Bedoeld wordt bijvoorbeeld een bankje of een parkeervoorziening.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder f De aanleg van eenvoudige loopbruggen wordt ondersteund met als doel de toegankelijkheid en het recreatief medegebruik van het landschap te vergroten.
Artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder g In veel landschapsplannen is betrokkenheid en participatie een instrument om tot groene prestaties te komen. Activiteiten die daaraan bijdraagt kunnen worden gesubsidieerd. Denk bijvoorbeeld aan een informatieavond voor vrijwilligers die aan de slag willen in het landschap, of een interactief proces om samen met bewoners tot afspraken over realisatie van het landschapsplan te komen. Ook educatieve activiteiten om jongeren mee te nemen in het verhaal over het landschap kunnen worden gesubsidieerd.
Artikel 3.1.1.2, tweede lid Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn in eerste lijn verantwoordelijk voor hun eigendommen. Door de veranderende positie van Staatsbosbeheer komt Staatsbosbeheer wel in aanmerking voor subsidie op grond van de regeling.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder a In een landschapsplan worden bestaande kwaliteiten van een landschap benoemd en de mogelijkheden geïnventariseerd om die kwaliteiten te behouden en te versterken door landschapsinrichting en beheer. Activiteiten die voortvloeien uit een landschapsplan dragen aantoonbaar en voor de lange termijn bij aan het behoud en versterking van de in het plan opgenomen landschappelijke kernkwaliteiten en zijn daarom subsidiabel.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder b Ten aanzien van houtopstanden, rijbeplanting en hoogstamfruitgaarden zijn aanvullende voorwaarden opgenomen zodat deze landschapselementen onder de beschermende werking van de Boswet vallen en de instandhouding voor de lange termijn is geborgd. Voor hagen en heggen gelden geen aanvullende eisen omdat hagen en heggen karakteristiek kunnen zijn zonder een bepaalde minimale omvang.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder c Een poel moet voor de lange termijn in stand te houden zijn. Omdat bij een diepe grondwatertrap de poel opdroogt, wordt de voorwaarde gesteld van een grondwatertrap 3 of minder. Dat betekent dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand zich op 20 cm onder maaiveld bevindt en de gemiddelde laagste grondwaterstand op 90 cm beneden maaiveld of daarmee vergelijkbare situaties.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder d Als het aanleggen van heggen en hagen binnen de EHS een provinciale doelstelling is dan is dit gevat in het Natuurbeheerplan en wordt die ambitie ondersteund vanuit andere regelingen.
Artikel 3.1.1.3, eerste lid, aanhef en onder e Het Normenboek Natuur, Bos en Landschap van Alterra wordt gehanteerd om met initiatiefnemers op gelijke wijze subsidieafspraken te kunnen maken. In het Normenboek staan tijd- en kostennormen voor maatregelen die in natuur, bos en landschap worden uitgevoerd. Het Normenboek is te bestellen op de website www.normenboek.nl. en is in te zien bij de provincie. De normen zijn marktconform en worden elke 2 jaar geactualiseerd. Voor de aanvraag dient de jaargang van de datum van de subsidieaanvraag te worden gebruikt.
Artikel 3.1.1.3, tweede lid, aanhef en onder a De landgoederen die al geruime tijd onderdeel uitmaken van het Gelderse cultuurlandschap en die niet tot stand zijn gekomen met regelingen voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen.
Artikel 3.1.1.3, tweede lid, aanhef en onder b Wij nodigen landgoedeigenaren uit planmatig aan landschapskwaliteiten te werken. Daarom dient een landgoedvisie of landgoedplan als basis voor de aanvraag. In het plan wordt een beeld geschetst van de activiteiten die nu en in de toekomst nodig zijn om op het goed de voorkomende kwaliteiten voor de lange termijn in stand te houden of verder te versterken. Er worden geen verdere voorwaarden gesteld aan het plan.
Artikel 3.1.1.4, aanhef en onder a Kosten die worden gemaakt voor natuurontwikkeling binnen de EHS zoals bedoeld in het Natuurbeheerplan Gelderland, met uitzondering van kosten die worden gemaakt voor de aanleg en voor het wegwerken van achterstallig onderhoud aan poelen.
Artikel 3.1.1.4, aanhef en onder c Bestaande landschapsplannen en landgoedplannen dienen als basis voor een subsidieaanvraag. Er wordt geen nadere uitwerking gevraagd.
Artikel 3.1.1.6, eerste lid De Nationale Landschappen zijn symbolen van de diversiteit van het Gelderse landschap, daarom hebben ze in de regeling ruimere mogelijkheden in de vorm van een hoger subsidiepercentage.
Artikel 3.1.1.6, tweede lid De regeling ondersteunt gemeenten die planmatig uitvoering willen geven aan hun landschapsplannen. Het is mogelijk om afspraken te maken voor een planperiode van maximaal vier jaar. Met de ondergrens nodigen we gemeenten uit om voor die periode een behoorlijke ambitie vast te leggen. De bovengrens is bedoeld om met de beschikbare middelen een groot deel van Gelderland te kunnen bedienen.
Artikel 3.1.1.6, derde lid De regeling ondersteunt landgoedeigenaren die planmatig uitvoering willen geven aan hun landgoedplannen. Zij kunnen rekenen op 75% subsidie. Het is mogelijk om afspraken te maken voor een planperiode van maximaal vier jaar. Met de ondergrens nodigen we eigenaren uit om voor die periode een behoorlijke ambitie vast te leggen. De bovengrens is bedoeld om met de beschikbare middelen een groot deel van Gelderland te kunnen bedienen.
Artikel 3.1.1.7, aanhef en onder a Er zijn verschillende regelingen voor de instandhouding van de beschermde buitenplaatsen. Activiteiten die door die regelingen worden ondersteund zijn niet subsidiabel vanuit de regeling landschap.
Artikel 3.1.1.7, aanhef en onder b De regeling landschap is bedoeld om het landschap waar iedereen van kan genieten te versterken. Investeringen in de kwaliteit van de groene privéruimte op het erf en rond het huis die niet openbaar toegankelijk is, komen daarom niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 3.1.1.8, eerste lid De topografische kaart is bedoeld om de veranderingen in het landschap in beeld te krijgen.
Paragraaf 3.1.3 Natuurbeheer met schaapskuddes en schaapskooien
Artikel 3.1.3.1, aanhef en onder b en f In de gehoede kuddes mogen ook andere rassen aanwezig zijn, maar alleen de raszuivere schapen van een zeldzaam schapenras worden meegeteld bij het bepalen van de grootte van de gehoede schaapskudde in het kader van deze subsidieregeling.
Paragraaf 3.1.4 Faunavoorzieningen
Artikel 3.1.4.1 Faunavoorzieningen zijn bijvoorbeeld:
a. amfibiën- en dassentunnels; b. herpetoducten; c. verkeersmaatregelen bij gelijkvloerse oversteken, waaronder snelheidsverlaging en waarschuwingssystemen; d. vispassages; e. loopplanken; f. faunauittreeplaatsen.
Staatssteun Steun aan eigenaren en beheerders van openbare infrastructuur voor de aanleg van faunavoorzieningen betreft geen staatssteun. Er is namelijk sprake van de aanleg van faunavoorzieningen op of bij openbare infrastructuur. Deze openbare infrastructuur wordt niet commercieel geëxploiteerd en is voor eenieder op non-discriminatoire wijze en kosteloos beschikbaar. Daarmee is er geen sprake van een selectief voordeel voor een specifiek onderneming.
Titel 3.2 Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)
Artikel 3.2.1.1 De aanleg van openbare infrastructuur vormt een belangrijk deel van overheidsinvesteringen. Zolang de infrastructuur algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers, volgt uit de jurisprudentie dat er geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun.
Titel 4.2 Gelderse Gebiedsontwikkeling
Paragraaf 4.2.2 Ontwikkeling forten
Artikel 4.2.2.1 onder f Fort Asperen - gemeente Geldermalsen - Complexnummer 531771;
Fort de Nieuwe Steeg - gemeente Lingewaal - Complexnummer 531807;
Fort Vuren - gemeente Lingewaal - Complexnummer 531890;
Werk op de Spoorweg bij de Diefdijk - gemeente Geldermalsen - Complexnummer 531760;
Batterij onder Poederoijen - gemeente Zaltbommel - Complexnummer 531925;
Batterij onder Brakel - gemeente Zaltbommel - Complexnummer 531918;
Fort Everdingen - gemeenten Vianen en Culemborg - Complexnummers 531650 en 531840.
Paragraaf 4.2.4 Beleef de WaalMet de subsidieverstrekking wordt beoogd doelstellingen van het project Beleef de Waal te realiseren. Beleef de Waal is een deelproject binnen het Uitvoeringsprogramma WaalWeelde 2013-2017, dat op zijn beurt onderdeel is van het prioritaire programma Gelderse Gebiedsontwikkeling 2012-2015, PS2012-342.
De doelen van het project Beleef de Waal zijn:
- het invulling geven aan de belevingsdoelen van WaalWeelde (recreatie en toerisme, cultuur en cultuurhistorie); - het versterken van de beleefbaarheid en beleving van de rivier de Waal en haar oevers; - het ondersteunen van de ontwikkeling van duurzame vormen van toerisme langs de Waal; - als bijeffect het creëren van draagvlak voor herinrichtingsprojecten en gebiedsontwikkelingen die de komende jaren langs de Waal worden uitgevoerd.
De subsidies zijn gericht op het verder uitbouwen en versterken van de samenwerking tussen initiatiefnemers in het gebied, op het ondersteunen van initiatieven op het gebied van toerisme die passen in een duurzame ontwikkeling van het gebied en passen bij de versterking van de beleefbaarheid en de beleving van de Waal en haar oevers.
Artikel 4.2.4.2, eerste lid, aanhef en onder a Vertierplekken geven een gelegenheid om bij de Waal te recreëren en de rivier te beleven. De minimale inrichting van de vertierplekken sluit aan bij het streven naar duurzaam toerisme waarbij zorg voor bestaande natuur- en cultuurwaarden nadrukkelijk een plaats krijgt. Een vertierplek is dus nadrukkelijk niet een recreatieplek met voorzieningen zoals speelvoorzieningen, steigers, badhokjes, zitmeubilair en dergelijke.
Artikel 4.2.4.2, eertste lid, aanhef en onder b Het subsidiëren van producten en arrangementen bevordert de samenwerking tussen recreatieondernemers en levert daarmee een bijdrage aan een duurzame toeristischeconomische ontwikkeling in het gebied. Te denken valt aan een overnachtingsarrangement waarbij de exploitant in samenwerking met andere ondernemers een georganiseerde fietstocht met picknick aanbiedt of een wandelroute van meerdere dagen met diverse overnachtingen en een aanbod van lunches & diners tegen gereduceerd tarief bij diverse gelegenheden die de wandelaars onderweg tegenkomen.
De betrokkenheid van lokale ondernemers draagt bij aan de duurzaamheid van de toeristische sector.
Artikel 4.2.4.2, eerste lid, aanhef en onder c Verspreid over de Waal zijn er meerdere veerverbindingen. Subsidies worden verstrekt voor het opzetten en ontwikkelen van samenwerkingsverbanden tussen ondernemers die het doel hebben in het gebied bij en tussen twee veerverbindingen een interessant vrijetijdsaanbod voor inwoners van Gelderland en toeristen te creëren.
Artikel 4.2.4.4, aanhef en onder c Voor een duurzame toeristisch-economische ontwikkeling in het gebied is een langdurige betrokkenheid van gemeenten, personen en rechtspersonen noodzakelijk. Een subsidie wordt daarom alleen verleend aan rechtspersonen waarvan aangenomen kan worden dat zij een langdurige verbinding met het WaalWeeldegebied bewerkstelligen en zo zullen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.
Voor andere rechtspersonen dan gemeenten geldt dat zij niet per se gevestigd hoeven te zijn in het WaalWeeldegebied. Wanneer uit de doelstellingen en activiteiten van de rechtspersoon blijkt dat zij een bijdrage kunnen leveren aan Beleef de Waal, komen zij in aanmerking voor subsidie. Te denken valt aan rechtspersonen in de sector van de vrijetijdseconomie (bijvoorbeeld campinghouder, fietsen- of kanoverhuurbedrijf) die net buiten het WaalWeeldegebied gevestigd zijn en die toeristische activiteiten willen ontplooien in het gebied.
Artikel 4.2.4.5, aanhef en onder a Draagvlak voor de activiteiten bij het plaatselijk bestuur is van belang bij het ontwikkelen van een duurzame vrijetijdseconomie. Daarom wordt een schriftelijke verklaring van een betrokken college gevraagd, waarin wordt uitgesproken dat het college positief staat tegenover de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Een verklaring is niet vereist wanneer het een subsidie voor de ontwikkeling of het opzetten van een samenwerkingsverband betreft, omdat dit niet een activiteit is die zich in de openbare ruimte afspeelt en dus geen betrokkenheid van het gemeentebestuur vereist.
Paragraaf 4.2.5 Waalpleisterplaatsen In het kader van het programma Beleef de Waal, zoals omschreven onder paragraaf 4.2.4, streven wij ernaar tweesterren pleisterplaatsen langs de Waal te realiseren. Deze paragraaf is een middel hiertoe.
Artikel 4.2.5.3, aanhef en onder b en c Deze paragraaf heeft tot doel de aanleg van tweesterren pleisterplaatsen te stimuleren. Daarom moet op de betreffende locatie nog niet alle voorzieningen als bedoeld in artikel 4.2.5.1, aanhef en onder d, onderdelen i tot en met iv, aanwezig zijn. Na afloop van de subsidiabele activiteit moeten deze wel aanwezig zijn.
Titel 4.4 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Paragraaf 4.4.1 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Artikel 4.4.1.2 Procesbegeleidingsactiviteiten kunnen zijn:
- Adviseren en faciliteren in de subsidieaanvraag van de provincie - Het begeleiden en ondersteunen van het collectief bij het ontwikkel- en ontwerpproces - Het opstellen van een gezamenlijk programma van eisen van het collectief - Het ondersteunen en adviseren van het collectief om tot contractvorming te komen met de ontwerpende en bouwende partijen - Organisatie van overlegmomenten met de groep - Het bewaken van een kostenbegroting, planning en kwaliteit
Ontwerpactiviteiten kunnen zijn:
- Inventarisatie gezamenlijke wensen van het collectief - Opstellen schetsontwerp en bouwkostenraming - Overleg met welstandscommissie e.d. en toetsing bestemmingsplannen, - Coördinatie adviseurs constructie, installateurs e.d. - Opstellen definitief ontwerp en bouwkosten - Aanvraag omgevingsvergunning ten behoeve van woningbouw - Deelnemen aan overlegmomenten met de groep
Niet-reguliere activiteiten kunnen zijn:
- Het instellen van een loket voor initiatiefnemers - Het opstellen van een CPO-cursus - Het opstellen van CPO-randvoorwaarden - Het in kaart brengen van concrete CPO-locaties in de bestaande bouw
Titel 4.5 Impulsplan Wonen
Paragraaf 4.5.1 Procesondersteuning Impulsplan Wonen De procesondersteuning is bedoeld om kansen te verzilveren. Er is pas echt sprake van een kans als verschillende partijen in samenwerking een project tot stand willen brengen. Een goede basis voor deze samenwerking wordt gelegd in een intentieovereenkomst. Daarin staat onder meer wat partijen met elkaar willen, hoe de financiële relatie is en welke knelpunten nog moeten worden opgelost om tot een feitelijke uitvoering van het project over te kunnen gaan. Ten behoeve van dit laatste wordt subsidie verstrekt op grond van dit artikel voor proces ondersteunende activiteiten. Hiermee wordt getracht knelpunten die zich voorafgaand aan de uitvoering voordoen, te verhelpen.
Het kan gaan om haalbaarheidsonderzoeken gericht op een concreet initiatief, een verdere financiële verkenning maar ook - in het geval van initiatieven op het gebied van wonen/zorg/welzijn -om een plan van aanpak waarin wordt aangegeven met welke maatregelen het doel het beste kan worden bereikt. In alle gevallen moet het streven er op gericht zijn een kansrijk initiatief te vertalen naar een tastbaar resultaat.
Kansrijke projecten zijn projecten die een maatschappelijke impact hebben, waarin alle partijen zich verbinden tot uitvoering van het project en die passen in de inhoudelijke criteria van het Impulsplan Wonen.
Titel 5.3 Sociaal Profiel
Paragraaf 5.3.1 Sociaal Profiel
Artikel 5.3.1.1 De regels in deze paragraaf dienen ter uitvoering van het Beleidskader Sociaal Profiel dat in bijlage 3 bij het Statenvoorstel Beleidsuitwerkingen Uitdagend Gelderland (PS2011-644) is uitgewerkt en de Uitvoeringsagenda 2015: Verbinden, verbreden, versnellen (PS2014-008063) die een nadere uitwerking van dit beleidskader vormt voor het jaar 2015.
Artikel 5.3.1.2 In de Uitvoeringsagenda 2015: Verbinden, verbreden, versnellen (PS2014-008063) wordt beschreven aan welke activiteiten de provincie, onder meer middels subsidieverstrekking, een bijdrage wil leveren. De bijdrage van de provincie richt zich nadrukkelijk niet op de uitvoering van wettelijke taken en hiermee samenhangende bedrijfsvoeringstaken en niet op reguliere uitvoerende activiteiten, maar richt zich specifiek op niet-reguliere, innovatieve activiteiten (projecten) waarin werkwijzen worden ontwikkeld.
Artikel 5.3.1.3 De subsidiabele activiteit dient te passen binnen het provinciale beleid zoals geformuleerd in de Beleidskader Sociaal Profiel en de Uitvoeringsagenda 2015.
Voorts dienen de resultaten van de subsidiabele activiteit zodanig van aard te zijn dat deze aantoonbaar tot lering strekken en als voorbeeld kunnen dienen voor derden die een soortgelijke activiteit willen uitvoeren. De resultaten dienen daarmee ook aantoonbaar overdraagbaar te zijn of worden gemaakt. De aanvrager toont zich met het indienen van de subsidieaanvraag dan ook bereid om de resultaten en de leereffecten te delen met zowel de provincie als met derden.
Uit de subsidieaanvraag moet blijken dat de subsidiabele activiteit structureel met eigen of andere middelen dan subsidie kan worden voortgezet, danwel dat de ontwikkelde methode of werkwijze, eventueel ook door derden, zal worden overgenomen en worden toegepast.
Artikel 5.3.1.4 Bij de subsidieaanvraag dient een sluitende projectbegroting te worden ingediend, waarin de kosten waarvoor de subsidieaanvraag wordt ingediend, worden onderbouwd. De genoemde kosten zijn subsidiabel, met dien verstande dat deze kosten bij het beoordelen van de aanvraag naar redelijkheid en billijkheid worden beoordeeld.
Onder de inzet van uren van de aanvrager en eventuele deelnemers aan de subsidiabele activiteit die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de uitvoering van de subsidiabele activiteit wordt de urenbesteding verstaan van medewerkers van de rechtspersoon die de subside aanvraagt als ook de urenbesteding van zelfstandige beroepsbeoefenaars en medewerkers van andere rechtspersonen die betrokken zijn bij de subsidiabele activiteit, voor zover deze behoort tot de reguliere uitvoeringstaken en daarmee niet past binnen de reguliere urenbesteding.
Onder de inzet van externe ondersteuning in opdracht van de aanvrager, welke aantoonbaar is gerelateerd aan de subsidiabele activiteit, wordt de inhuur van externe advies- of onderzoeksbureaus gerekend.
Onder de inzet van goederen en diensten die aantoonbaar gerelateerd zijn aan de subsidabele activiteit worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor het organiseren van bijeenkomsten die direct gerelateerd zijn aan de subsidieabele activiteit.
Artikel 5.3.1.5 Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon. Deze kan dat ook mede namens andere rechtspersonen doen. Bij het verlenen van de subsidie worden naast de aanvrager ook de medeaanvragers beschouwd als subsidieontvanger en dienen zij tevens te voldoen aan de verplichtingen van de subsidieontvanger zoals geformuleerd in paragraaf 4 van de Algemene subsidieverordening Gelderland.
Artikel 5.3.1.6 Aanvragen moeten zijn ingediend voor 15 april 2015. Dit betekent dat aanvragen alleen dan in behandeling worden genomen wanneer deze uiterlijk op 14 april 2015 om 23:59 uur door de provincie zijn ontvangen.
Bij de aanvraag moet in elk geval een verklaring worden overlegd die door het college van B&W of een gemandateerde ambtenaar van de gemeente is afgegeven waarin de subsidiabele activiteit plaatsvindt, waarin wordt aangegeven dat het college geen bezwaar heeft tegen de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. De provincie wil hiermee voorkomen dat subsidie wordt verstrekt aan activiteiten die zich niet verstaan met of ingaan tegen het vigerende gemeentelijk beleid.
Artikel 5.3.1.7 Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die resultaten opleveren die het meest bijdragen aan de doelstellingen zoals die in de Uitvoeringsagenda 2015 zijn geformuleerd. Hierbij wordt in belangrijke mate gekeken naar het beoogde maatschappelijke effect, onder meer in termen van een versterking van de eigen regie en zelfredzaamheid van burgers, bevordering van actief burgerschap, verhoogde maatschappelijke en economische participatie van kwetsbare groepen, een verbeterde afstemming van de benodigde zorg en de mate waarin de activiteiten bijdragen aan oplossingen voor vraagstukken op het brede terrein van leefbaarheid, zowel lokaal als regionaal.
Daarnaast geldt een brede toepasbaarheid binnen de provincie als selectiecriterium. Hieronder wordt verstaan de potentie dat resultaten van de subsidiabele activiteit, b.v. in de vorm van een ontwikkelde werkwijze, waaronder ook een methode of ketenaanpak, ook op andere plekken in de provincie kunnen worden toegepast.
Bij de verdeling van de beschikbare middelen wordt tevens gekeken naar de termijn waarbinnen de subsidiabele activiteit leidt tot resultaat. Gelet op de transities in het sociale domein waarbij veel taken per 1 januari 2015 naar gemeenten worden overgeheveld wordt voorrang gegeven aan die activiteiten (projecten) die op korte termijn tot concrete resultaten komen. Daarnaast geldt dat samenwerking tussen verschillende partijen die een rol of verantwoordelijkheid hebben in de transities in het sociale domein, in het bijzonder gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers, gestimuleerd wordt door in de verdeling van de beschikbare middelen voorrang te geven aan projecten die in samenwerking tussen deze partijen worden geïnitieerd en uitgevoerd.
Ook geldt dat activiteiten nog niet eerder zijn uitgevoerd voorrang krijgen; dit vanuit de inzet om de ontwikkeling van nieuwe werkwijzen binnen het sociale domein te bevorderen.
Tot slot vormt deelname of het actief betrekken van de doelgroep(en) waar de subsidiabele activiteit zich op richt, dan wel vertegenwoordigers van die doelgroep(en) zoals b.v. Wmo-raden of patiëntenverenigingen, een critium waarop activiteiten met voorrang worden geselecteerd.
Artikel 5.3.1.9 De subsidieregeling ziet nadrukkelijk niet op het ondersteunen van de uitvoering van wettelijke taken of taken die vallen binnen de huishouding van gemeenten of deel uitmaken van de reguliere bedrijfsvoering van maatschappelijke organisaties. Uitvoerende activiteiten die voortvloeien uit deze taken komen niet voor subsidie in aanmerking.
Geen subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die bij besluit van Provinciale Staten (PS2011-787, onder 6) subsidie ontvangen uit het budget dat Provinciale Staten beschikbaar hebben gesteld ter ondersteuning van de realisatie van het provinciaal beleid zoals opgenomen in de Uitvoeringagenda.
Titel 5.5 Leefbaarheid en gemeenschapsvoorzieningen In deze regeling staat duurzaamheid centraal en wel op twee manieren:
1. door middel van het investeren in gemeenschapsvoorzieningen en ontmoetingsplekken die ook op de langere termijn kunnen voorzien in de behoeften van de bevolking van gemeente en dorp; 2. door ondersteuning te bieden aan groepen burgers die initiatief tonen om hun eigen omgeving leefbaar te houden. Dat kan door zelf gemeenschapsvoorzieningen te beheren en te expoiteren en ook door zelf programma's te ontwikkelen.
Artikel 5.5.1.1, aanhef onder e Met ruime openingstijden wordt bedoeld dat de openingstijden aansluiten bij de activiteiten, voorzieningen of diensten en passen bij de gangbare gewoonten van de gemeenschap. Behalve overdag zijn ook in de avonduren en in het weekend mogelijkheden voor gebruik.
Artikel 5.5.1.3, aanhef onder a Onder een aantoonbaar breed draagvlak wordt verstaan dat de activiteit gedragen wordt door bijvoorbeeld vele deelnemers, veel verschillende partijen of dat inzet wordt vertoond door meerdere partijen of vele gebruikers voor de voortzetting van de activiteiten, voorzieningen of diensten.
Artikel 5.5.1.3, aanhef en onder b De eigen inbreng kan in de begroting onder opbrengsten worden ondergebracht mits daar geen kosten tegenover worden geplaatst die bij voorbeeld voortkomen uit de inzet van vrijwilligers.
Artikel 5.5.1.3, aanhef en onder c Uitvoering geven aan de voor gemeenten nieuwe gedecentraliseerde taken op het terrein van (jeugd)zorg, participatie en ondersteuning leidt er toe dat er op lokaal niveau nieuwe initiatieven nodig zijn. Dit zal o.a. zijn beslag krijgen in de woonkernen zelf. Dorpshuizen en lokale burgerinitiatieven kunnen in de opvang van deze zorg een belangrijke functie vervullen.
Artikel 5.5.1.3, aanhef en onder e Naarmate er sprake is van langdurige continuering van activiteiten in de programmering wordt dit hoger gewaardeerd dan kortlopende afspraken over de programmering van activiteiten.
Artikel 5.5.4.2Onder structurele verankering van activiteiten wordt bedoeld dat de activiteiten die ontwikkeld zijn door de ondersteuning bij de programmering, de dorpscontactpersoon of door het burgerinitiatief voortgezet worden na beëindiging van de subsidie en ingebed zijn in de programmering.
Artikel 5.5.4.3, tweede lid Voor de ondersteuning van het versterken van het zelf organiserend vermogen kunnen in een dorp of meerdere dorpen de activiteiten van een dorpscontactpersoon worden gesubsidieerd. Deze persoon activeert en stimuleert de gemeenschap in het zelf organiseren en programmeren van activiteiten. Onder subsidiabele kosten voor een dorpscontactpersoon komen onder meer in aanmerking: een vrijwilligersvergoeding, uitvoeringskosten en dergelijke.
Titel 5.6 Sport
Artikel 5.6.1.1, onder m Het begrip onrendabele top is opgenomen om Provinciale subsidies mogelijk te maken voor accommodaties die voornamelijk ter beschikking worden gesteld aan gebruikers die niet-economische activiteiten verrichten. Deze activiteiten worden daarbij verricht tegen een tarief dat ten hoogste kostprijs dekkend is. Middels de toevoeging van het vereiste van een onrendabele top kan de betreffende subsidiering eveneens buiten de werking van het Europese mededingsrecht blijven. Daarnaast geeft de onrendabele top inzicht in de mogelijke maximale benodigde subsidie.
Artikel 5.6.2.1 en 5.6.2.2, aanhef en onder c In 2015 vindt het WK Beachvolleybal plaats in Apeldoorn. Om het beachvolleybal een extra impuls te geven is de mogelijkheid opgenomen om subsidie te verstrekken voor de aanleg van nieuwe beachvolleybalvelden in de buitenruimte. Subsidie wordt alleen verstrekt als op de locatie ten minste drie velden worden aangelegd die in aanmerking komen voor A- of B-status door de Nevobo.
Artikel 5.6.8.1, aanhef en onder a Subsidie wordt verstrekt voor de bouw van een topaccommodatie. De nieuw te bouwen topaccommodatie moet voldoen aan de in de betreffende tak van sport, door de betreffende sportbond, gestelde internationale wedstrijdeisen.
Artikel 5.6.8.1, aanhef en onder bSubsidie wordt verstrekt om bestaande accommodaties te verbouwen tot topaccommodaties. De verbouwing is derhalve gericht op het laten voldoen van een bestaande accommodatie aan de in de betreffende tak van sport, door de betreffende sportbond, gestelde wedstrijdeisen.
Artikel 5.6.8.2, eerste lid, aanhef en onder d en e; artikel 5.6.8.5, tweede lid De accommodaties moeten een maatschappelijke functie vervullen. Dit dient in het gebruik van de accommodaties tot uiting te komen. Er moet voor gebruikers die niet-economische activiteiten uitvoeren ruimte worden gemaakt. Daarbij kan aan het hobbymatig uitoefenen van sporten of aan het geven van lichamelijke opvoeding door scholen met een wettelijke onderwijstaak worden gedacht. Tevens moet het organiseren van elementen in de middels de subsidie gerealiseerde accommodatie mogelijk zijn.
Verder dient er sprake te zijn van een onrendabele top. Deze onrendabele top is het gevolg van de inkomstenderving die ontstaat door het ter beschikking stellen van de accommodatie aan niet-economische gebruikers. Bovendien moeten deze gebruikers tegen ten hoogste kostprijs dekkende tarieven van de accommodatie gebruikmaken. Het subsidiebedrag mag de onrendabele top niet te boven gaan.
Artikel 5.6.8.2, tweede lid Een multifunctionele breedtesportaccommodatie moet niet alleen kunnen voorzien in de maatschappelijke behoefte om te sporten, maar tevens huisvesting bieden aan ten minste twee andere publieke functies. Binnen welke categorie publieke functie, zoals opgesomd in artikel 5.6.1.1, aanhef en onder p, deze vallen is niet relevant. Ook wanneer twee functies binnen dezelfde categorie vallen is voldaan aan het vereiste van deze bepaling.
Wel is op grond van artikel 5.6.8.2, eerste lid, aanhef en onder c, vereist dat de publieke functies minimaal door twee gemeenten worden gebruikt. Dit geldt ook wanneer de aanvraag is ingediend door één gemeente. De gemeente zal in dat geval gebruikers voor de publieke functies in andere gemeenten moeten vinden. Een publieke functie wordt tevens beschouwd door twee gemeenten te worden gebruikt indien de gebruiker van een publieke functie zelf minimaal twee gemeenten bediend. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van de accommodatie door een middelbare school die bestemd is meerdere gemeenten te voorzien van voortgezet onderwijs.
Artikel 5.6.8.3, eerste lid In artikel 5.6.8.3, eerste lid, wordt omschreven welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Hieronder wordt ook begrepen de kosten voor voorzieningen die aard en nagelvast met de accommodatie zijn verbonden en nodig zijn voor de uitoefening van de specifieke functie van de accommodatie. De accommodaties dienen daarnaast tevens te kunnen voldoen aan de door de betreffende sportbonden gestelde eisen om aldaar wedstrijd- en breedtesporten te kunnen beoefenen.
Artikel 5.6.8.4, aanhef en onder a Met deze subsidie wil de provincie de bouw van nieuwe sportaccommodaties stimuleren. Dit om een impuls te geven aan nieuw sportaanbod waardoor meer mensen gestimuleerd worden actief te gaan sporten. Het verbouwen van bestaande accommodaties komt derhalve niet voor subsidie in aanmerking. Ook het voorzien van bestaande accommodaties van een aanbouw is niet subsidiabel. Hierop bestaan echter uitzonderingen. Zo is gelet op artikel 5.6.8.1, aanhef en onder b, de verbouw van een accommodatie tot topaccommodatie toegestaan. Verder spreken we niet van een aanbouw wanneer deze naar haar aard en omvang de rol van hoofdvoorziening zal overnemen van de bestaande accommodatie.
Artikel 5.6.8.4, aanhef en onder b Het betreft hier enige subsidie vanuit een decentrale overheid, het Rijk of Europa.
Artikel 5.6.8.5, derde lid De subsidieaanvrager dient een realistisch onderbouwd bedrijfsplan te overleggen. Aan de hand van dit plan moet duidelijk worden voor welke kosten subsidie wordt aangevraagd. Daarnaast dienen deze kosten toetsbaar te zijn op marktconformiteit. Tevens dient toetsing van de onrendabele top mogelijk te zijn.
Artikel 5.6.8.5, vierde lid In het kader van transparantie en ter voorkoming van overcompensatie wordt de subsidieaanvrager verplicht om een gescheiden boekhouding of een ander monitoringssysteem te hanteren.
Artikel 5.6.8.7 Dit artikel tracht te voorkomen dat een onderneming zich achteraf verrijkt aan een deels met publieke middelen bekostigde accommodatie. Indien de subsidieontvanger een publiekrechtelijke rechtspersoon is kan Gedeputeerde Staten op verzoek besluiten af te zien van de terugbetaling van de extra inkomsten. Dit omdat deze middelen weer aangewend kunnen worden in het algemeen belang.
Artikel 5.6.10.1, aanhef en onder a Met dit artikel wil de provincie Gelderland niet de kennisontwikkeling maar de toepassing van innovatie op het gebied van top- en breedtesport stimuleren.
Titel 5.7 Topsectoren en Innovatie;
Titel 5.8 Economisch beleid; en
Titel 5.10 Prioritair Programma Energietransitie, Energie- en milieutechnologie (EMT) Het economisch beleid van de provincie Gelderland is beschreven in de Economische visie "Een concurrerende, innovatieve en duurzame Gelderse economie" die op 9 november 2011 is vastgesteld door provinciale staten. In vervolg daarop is in april 2012 het economisch beleid voor de Gelderse topsectoren Health, Food, EMT en de Maakindustrie vastgelegd in de prioritaire Programma's Topsectoren en Innovatie en Energietransitie.
Op grond van de Subsidieverordening Vitaal Gelderland 2011 wordt subsidie ter uitvoering van dit beleid verstrekt. In het bijzonder gaat het om de artikelen 5.7.1, 5.8.1 en 5.10.1, eerste lid. Deze regels zijn vastgesteld ter uitwerking van die artikelen. In deze regels zijn de voorwaarden, maximale subsidiebedragen, aanvragers, etc. opgenomen. De regels zijn geordend naar de programma's.
De subsidiemogelijkheden van het PP Topsectoren en Innovatie (food, health en maakindustrie) worden behandeld in Titel 5.7. De subsidiemogelijkheden van het PP Energietransitie (onderdeel EMT) worden behandeld in Titel 5.10. De subsidiemogelijkheden van het basisprogramma Economische Ontwikkeling voor bevordering van innovatie in de creatieve sector, de logistiek en de vrijetijdssector, voor starters en voor algemene MKB-stimulering worden behandeld in Titel 5.8, evenals de subsidiemogelijkheden van het basisprogramma Economische Ontwikkeling voor versterken van de fysieke bedrijfsomgeving.
Voor het beoordelen van subsidieaanvragen zijn naast deze regels ook de Algemene subsidieverordening Gelderland en Subsidieverordening Vitaal Gelderland kaders die gelden voor de toekenning van subsidies.
Deze regels zijn de juridische vertaling van het beleid dat is vastgelegd in:
a. het Prioritair Programma Topsectoren en Innovatie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-191); b. het Prioritair Programma Energietransitie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-193); c. de lange termijnvisie Economie, van 9 november 2011 (PS2011-644); d. de statennotitie Instrumentarium 1e en 2e fase innovatieproces van 2 oktober 2012 (2012-016170); e. de statennotitie Actieplan Vrijetijdseconomie van 22 mei 2012 (2012-008498).
Instrumentarium Innovatie De provincie wil met de subsidies in deze regeling het innovatieproces ondersteunen en bevorderen dat wordt geïnvesteerd in het verbeteren van het innovatieklimaat in Gelderland. De provincie wil met verschillende instrumenten de verschillende fasen van het innovatieproces en verschillende doelgroepen ondersteunen. De provincie maakt daarbij onderscheid tussen verschillende fasen in het innovatieproces.
De 1e fase begint met eenvoudige ideeën waarbij bijvoorbeeld een ondernemer een idee heeft over het ontwikkelen van een nieuw product of een nieuw proces. In deze fase wordt een eerste onderzoek gedaan, naar bijvoorbeeld de technische haalbaarheid, de marktkansen of hoe de innovatie zich verhoudt tot bestaande intellectuele eigendommen. Als er meer inzicht over de kansen van het idee, is er sprake van een concept. In de 2e fase wordt een concept verder doorontwikkeld naar een business case.
Een business case is een project waarbij een initiatiefnemer vertrouwen heeft dat het technisch haalbaar is, duidelijkheid is dat er een markt is, zicht is op financiering van de toeleiding naar de markt en bekend is via welke organisatorische structuur het project tot uitvoering kan worden gebracht. In de 3e fase is de initiatiefnemer vooral op zoek naar financiering. Hij kan hiervoor samenwerking zoeken met een bestaand bedrijf of als hij de innovatie in eigen beheer wil uitvoeren, externe financiering aantrekken.
(voor Figuur 1. De verschillende fasen van het innovatieproces, zie Provinciaal Blad, 2012/199 van 5 december 2012, blz. 20)
Door initiatiefnemers in de eerste twee fases van het innovatieproces te ondersteunen met beperkte subsidies en leningen, wordt voorkomen dat kansrijke ideeën vroegtijdig sneuvelen als gevolg van budgettaire problemen. De bijdrage van de provincie is niet beschikbaar voor fundamenteel onderzoek dat voorafgaat aan het toegepaste onderzoek in de 1e fase. Fundamenteel onderzoek wordt door het Rijk gefinancierd vanuit het budget van het Ministerie van OC&W.
(voor Figuur 2: 1e en 2e fase van het innovatieproces, zie Provinciaal Blad, 2012/199 van 5 december 2012, blz. 21)
Het instrumentarium dient laagdrempelig te zijn, zodat ondernemers worden gestimuleerd innovatietrajecten te starten. Anderzijds mag het de bereidheid van ondernemers, om zelf te investeren in de ontwikkeling van de door hen zelf aangedragen ideeën en projecten, niet verminderen. Voorkomen moet worden dat het verstrekken van subsidies een dominant onderdeel wordt van het innovatieproces. Derhalve zullen subsidies slechts een deel van de gemaakte kosten dekken. Verondersteld wordt dat ondernemers die bereid zijn zelf te investeren en dus risico willen lopen in de door hen voorgestelde projecten, voldoende belang hebben bij het slagen van een project.
De volgende instrumenten zullen worden ingezet in Gelderland ter ondersteuning van ondernemers bij het innovatieproces:
1. Vouchers
Ter ondersteuning van de 1e fase van het innovatieproces worden vouchers ter beschikking gesteld. Deze vouchers kunnen ten behoeve van bedrijven worden ingezet voor de volgende activiteiten:
a. het uitwerken van een idee naar een concreet ontwerp/concept; b. het ontwikkelen van een prototype; c. het testen van een prototype in een laboratoriumomgeving; d. het doen van onderzoek naar intellectueel eigendom (IP), ontwikkeling en de registratie van het IP; e. een eerste marktonderzoek; f. een onderzoek naar financieringsmogelijkheden; g. ondersteuning voor de aanvraag van subsidie in het kader van het Europese programma's zoals Horizon 2020 en EFRO.
De vouchers kunnen onder andere worden ingezet voor diensten die uitgevoerd worden door dienstverleners, zoals:
- universiteiten en hogescholen in binnen- en buitenland; - onderzoeksinstellingen, zoals NIZO, MARIN, TNO; - laboratoria en huur specialistische apparatuur, zoals het Nanolab in Nijmegen, en het 'High Field Magnet Laboratory' (HFML) in Nijmegen, CAT-AGRO in Wageningen, onderzoeksfaciliteiten op de Novio Tech Campus in Nijmegen; - innovatie- en subsidieadviseurs, zoals PNO ( voor zover de diensten bijdragen aan aanvragen voor Europese regelingen zoals het Horizon 2020 programma); - MKB-bedrijven gespecialiseerd in het ontwerpen, ontwikkelen, maken, etc.
De vouchers zijn specifiek bedoeld voor bedrijven in het MKB (ondernemingen met minder dan 250 werknemers en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt) die in het verlengde van hun eigen activiteiten verbeteringen willen doorvoeren, nieuwe producten op de markt willen brengen, processen willen verbeteren of een samenwerking willen aangaan. Het kan daarbij gaan om zowel product- als procesinnovaties. De vouchers zijn vooral bestemd voor bedrijven die geen eigen R&D afdeling hebben en die weinig ervaring hebben met het innovatieproces en dus zonder ondersteuning van derden dergelijke activiteiten niet zullen oppakken.
Het bedrag per voucher bedraagt maximaal 50 % van de gemaakte kosten tot een maximum van € 10.000 (incl. btw). Per MKB-bedrijf wordt maximaal één voucher per jaar verstrekt. De regeling wordt continue gemonitord, jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgesteld als de markt daar om vraagt of de effectiviteit kan worden verbeterd. Dit instrument is beschikbaar voor bedrijven in de sectoren Food, Health, EMT de Maakindustrie, logistiek, creatief en vrijetijdseconomie. De provincie zal een subsidie verstrekken aan de eerstelijns dienstverleners (zie de artikelen 5.7.4.4, 5.8.3.3 en 5.10.2.3), zodat zij opdrachten kunnen verstrekken waarvan de resultaten ten gunste zijn van individuele bedrijven. Voor de bedrijven in de Food- en Health-sector zijn dat respectievelijk Stichting Food Valley en Stichting Health Valley. Voor de bedrijven in de EMTsector is dat de Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie (programmabureau EMT) en voor bedrijven in de maakindustrie en in de sectoren logistiek, creatief en vrije tijd zijn dat de zeven RCT's.
2. 'Gelderland voor Innovaties'
In de 2e fase van het innovatieproces kunnen innovatieconcepten, die al verder zijn uitgewerkt en waarvoor ook zicht ontstaat op een mogelijk verdienmodel of marktkansen, worden ondersteund door middel van leningen. Dit instrument wordt reeds toegepast onder de naam Gelderland voor Innovaties. De leningen worden verstrekt door PPM Oost in samenwerking met Oost NV. De provincie zal daartoe afspraken maken met PPM Oost.
3. Projectfinanciering
Innovatieprojecten die gericht zijn op het ontwikkelen van een product of proces en waar een uitgewerkte business case aan ten grondslag ligt, zullen primair worden ondersteund met revolverende middelen vanuit het Topfonds Gelderland. Projecten waaraan geen verdienmodel aan ten grondslag ligt vallen voor een groot deel onder de noemer fundamenteel onderzoek en dienen derhalve te worden bekostigd vanuit Rijksmiddelen, waaronder de tweede geldstroom van kennisinstellingen vanuit het Ministerie van OC&W. Het blijft daarnaast noodzakelijk projectfinanciering te verstrekken voor projecten in de sectoren Food, Health, EMT en de maakindustrie zonder duidelijk verdienmodel en die niet kunnen worden geschaard onder fundamenteel onderzoek. Het kan hierbij gaan om:
a. collectief onderzoek in de vorm van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en haalbaarheidsstudies waarbij de betreffende MKB-onderneming samenwerkt met andere ondernemingen of kennisinstellingen. Hoewel dit onderzoek qua doelstelling wellicht in aanmerking zou komen voor het beschikbaar stellen van een voucher rechtvaardigt de omvang en impact alsmede de samenwerking een grotere bijdrage van de provincie (paragrafen 5.7.3, 5.8.5 en 5.10.3). Het kan hierbij ook cofinanciering betreffen, voor projecten waarmee extra Europese middelen naar Gelderland worden gehaald; b. projectsubsidie ten behoeve van industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. Hierbij geldt ten opzichte van collectief onderzoek de belangrijke aanvullende eis dat het betreffende onderzoek binnen de betreffende sector betrekking heeft op de gehele keten van producent, leverancier en eindgebruiker (paragrafen 5.7.4, 5.8.6 en 5.10.4); c. projecten die het innovatieklimaat verstevigen, zoals de bouw of upgrade van onderzoeksinfrastructuur die open staat voor meerdere gebruikers (faciliteiten en middelen voor hoogwaardig onderzoek, paragrafen 5.7.5, 5.8.7 en 5.10.5) en de ontwikkeling van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties door een innovatiecluster (paragrafen 5.7.6, 5.8.8 en 5.10.6).
Voor de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector bestaan vergelijkbare subsidiemogelijkheden met dien verstande dat aan de subsidiemogelijkheid inzake proeftuinen ten behoeve van marktintroducties nog geen invulling is gegeven (paragraaf 5.8.8).
De provinciale subsidie kan worden ingezet in combinatie met middelen uit het Europese Horizon 2020-programma, zodat de deelname van Gelderse MKB-bedrijven aan dit programma wordt ondersteund. Ook kan hetzelfde MKB-bedrijf per jaar zowel gebruik maken van een voucher als van een projectfinanciering. Bij samenwerkingsverbanden waarbij ook partijen buiten Gelderland meedoen, is het van belang dat het economisch rendement uiteindelijk (voornamelijk) in de provincie Gelderland terecht komt.
Voor het ondersteunen van afgestudeerden van de universiteiten en hogescholen in Gelderland bij het innoveren zijn aparte instrumenten beschikbaar. Daarmee wordt zo maximaal mogelijk gebruik gemaakt van Rijksmiddelen. Deze vorm van innovatie gericht op het vermarkten van de wetenschappelijke kennis wordt kennisvalorisatie genoemd. Deze programma's worden grotendeels gefinancierd door het Ministerie van ELI. De provincie Gelderland kan aan deze programma's een financiële bijdrage leveren (paragraaf 5.7.7).
Naast de subsidies gericht op het innovatieproces en het innovatieklimaat ondersteunt de provincie activiteiten gericht op de topsectoren in Gelderland die in de verschillende subsidieparagrafen zijn benoemd. Zo zijn subsidies beschikbaar voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in verschillende topsectoren ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's (paragrafen 5.7.9, 5.8.4 en 5.10.7).
Ook is het mogelijk ter ondersteuning van verschillende topsectoren subsidies te verstrekken aan de Valleybureaus en het programmabureau EMT in hun hoedanigheid van innovatieintermediairs (paragrafen 5.7.10 en 5.10.8) en het aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling in de vorm van de fysieke realisatie van incubators, bedrijfsverzamelgebouwen en gedeelde onderzoeksfaciliteiten (paragrafen 5.7.11 en 5.10.9).De toekenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzonderlijke paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgetten die per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie.
De toekenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzonderlijke artikelen en paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgets, de per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie.
Staatssteun Bij het opstellen van provinciale regelgeving in het algemeen en subsidieregels in het bijzonder is het van groot belang om rekening te houden met het aspect staatssteun. Europeesrechtelijk is vastgelegd dat staatssteun alleen is toegestaan als een uitzondering op het staatssteunverbod geldt (artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Alvorens te toetsen aan het staatssteunverbod en eventuele uitzonderingen moet uiteraard eerst worden vastgesteld of er sprake is van staatssteun. Daarvoor gelden de volgende cumulatieve eisen:
a. er is sprake van een steunmaatregel die een voordeel verschaft, in welke vorm dan ook; b. dit voordeel wordt direct of indirect bekostigd uit overheidsmiddelen; c. hierdoor worden één of meer specifieke ondernemingen begunstigd; d. dit vervalst de mededinging of dreigt dat te doen; en e. hierdoor wordt de handel tussen de Europese lidstaten ongunstig beïnvloed.
Om te kunnen spreken van staatssteun moet aan al deze criteria zijn voldaan. Is dat niet het geval dan is er geen sprake van staatssteun. Verder is van belang dat het staatssteunverbod pas van toepassing is indien het toegekende financiële voordeel voldoende substantieel is. Op grond van de zogenaamde De-minimisverordening van 18 december 2013 ((PbEU L 352) is het geven van steun van beperkte omvang toegestaan. Dat is het geval indien de steun maximaal € 200.000 over drie jaren behelst. Wel kent de De-minimisverordening een aantal (procedurele) voorwaarden waaraan in alle gevallen moet zijn voldaan. Dit zijn de monitoringverplichting en de anticumulatiebepaling. De monitoringverplichting verplicht de steun verlenende overheid om een dossier bij te houden, wanneer zij steun verleent in het kader van de De-minimisverordening. Dit houdt in dat de steun verlenende overheid:
a. aan de begunstigde onderneming moet melden dat het gaat om de-minimissteun; b. van de begunstigde onderneming een verklaring moet ontvangen over alle andere in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar ontvangen de-minimissteun.
Het proces van subsidieverlening bij de provincie Gelderland is zodanig ingericht dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Voldoet een steunmaatregel, zoals subsidieverstrekking, aan de cumulatieve eisen voor staatssteun dan zal deze of moeten voldoen aan de voorwaarden van één van de (groeps)vrijstellingen of aan de Europese Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd. Een maatregel die hieraan niet voldoet of die niet door de Europese Commissie is goedgekeurd, is in strijd met staatssteunverbod. Dit kan leiden tot een verplichting tot terugvordering en de nietigheid van de maatregel.
Onderhavige herziene subsidieregels zijn zodanig opgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de Europese regelgeving inzake staatssteun. Vanuit staatssteunoptiek kunnen deze subsidieregels worden opgedeeld in de volgende categorieën:
1. er is geen sprake van staatssteun omdat geen sprake is van economische activiteiten die worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5.8.12, 5.10.14, 5,10.15, 5.10.17.. 5.10.20, 5.10.21 en 5.10.23. 2. er is geen sprake van staatssteun omdat de grenzen van de de-minimisverordening niet worden overschreden. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5.7.2, 5.8.3, 5.10.2, 5.10.12, 5.10.13, 5.10.18 en 5.10.19 met dien verstande dat daarbij de subsidie door de subsidieontvanger volledig wordt aangewend voor onderzoek ten behoeve van ondernemingen. Vanuit staatssteunoptiek moeten deze ondernemingen aldus als ontvanger van steun worden aangemerkt. In de subsidiebeschikking zullen voorwaarden worden opgenomen om te waarborgen dat deze subsidie ten gunste van deze ondernemingen wordt aangewend in overeenstemming met de de-minimisverordening. Verder behoren tot deze categorie de subsidieparagrafen 5.7.9, 5.8.4, 5.8.9, 5.8.10, 5.8.11, 5.8.13, 5.10.7 en 5.10.10. 3. er wordt voldaan aan de voorwaarden van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, de AGVV (Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014). De AGVV bevat onder voorwaarden uiteenlopende mogelijkheden om rechtmatig steun te verlenen ten behoeve van MKB-bedrijven en ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Onderhavige subsidieregels zijn gebaseerd op de Subsidieverordening Vitaal Gelderland 2011 die op haar beurt weer een uitwerking is van onder meer het Prioritair programma topsectoren en innovatie (PS2012-191), de Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en het Prioritair programma Energietransitie (PS2012-193). Daarin wordt uitgebreid ingegaan op het stimulerend effect en de noodzaak van steun voor OO&I. Bij de volgende subsidieparagrafen wordt gebruik gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheden van de AGVV om steun te verlenen: 5.7.3, 5.7.4, 5.7.5, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.10, 5.7.11, 5.8.2, 5.8.5, 5.8.6, 5.8.7, 5.10.3, 5.10.4, 5.10.5. 5.10.6, 5.10.8, 5.10.9 en 5.10.11. 4. er wordt voldaan aan de voorwaarden van de AGVV. Deze Verordening van de Europese Commissie verklaart bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag (betreffende de werking van de Europese Unie) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar. De AGVV vormt voor overheden het juridisch raamwerk waarbinnen zij steunmaatregelen op het gebied van milieu, zoals de onderhavige subsidieregeling, kunnen vaststellen zonder dat voorafgaande melding en goedkeuring van de Europese Commissie nodig is. Tot deze categorie behoort paragraaf 5.10.16.
Subsidie die wordt verstrekt op grond van artikel 5.8.14.1, aanhef en onder a en b, behelst geen staatssteun omdat de subsidieontvanger deze subsidie dient aan te wenden in het kader van haar algemene publiekrechtelijke taak op het gebied van de ruimtelijke ordening en economisch beleid.
De subsidiabele activiteit in artikel 5.8.14.1, aanhef en onder c, behelst geen staatssteun indien de subsidie slechts ten goede komt aan herstructurering van openbare ruimte die niet commercieel wordt geëxploiteerd en die voor alle potentiële eindgebruikers op gelijke wijze toegankelijk is. De hoogte van het subsidiebedrag genoemd in artikel 5.8.14.4, aanhef en onder b, geldt alleen voor voornoemde gevallen. In andere gevallen, bijvoorbeeld indien de subsidie wordt verstrekt ten behoeve van aanpassingen binnen de privéruimte van een bedrijf, dient te worden voldaan aan de vereisten van de De-minimisverordening. De subsidieaanvrager dient een De-minimisverklaring op te vragen bij het betrokken bedrijf.
Ten aanzien van subsidie die wordt verstrekt op grond van de paragrafen 5.8.16 en 5.8.17 geldt dat deze voldoet aan de vereisten van de De-minimisverordening.
Artikel 5.8.1.1, onder p Er bestaat een POA in de regio Arnhem, Liemers, Achterhoek, Stedendriehoek, Noord-Veluwe, Rivierenland en Vallei.
Paragraaf 5.7.2 Versnellen van innovaties Food, Health en Maakindustrie Deze subsidie maakt het mogelijk dat de Valleybureaus en de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatieideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers.
Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg.
Paragrafen 5.7.3, 5.8.5 en 5.10.3 Collectief onderzoek Deze subsidie is bedoeld voor MKB-ondernemingen die in samenwerking industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of technische haalbaarheidsstudies (laten) uitvoeren. Aldus vormen zij een logisch vervolg op de voucher, maar dan voor een groep van bedrijven. Eén van de bedrijven zal als aanvrager optreden. De overige bedrijven zullen in de regel alleen een deel van de kosten van het project te dragen.
Paragrafen 5.7.4, 5.8.6 en 5.10.4 Projectsubsidie Deze subsidie heeft een algemeen karakter en kan rechtstreeks aan bedrijven worden verstrekt bij projecten waar de voucher of collectief onderzoek onvoldoende (financiële) ruimte biedt. Belangrijk verschil met collectief onderzoek is dat aan projectsubsidie de aanvullende eis wordt gesteld dat deze binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en eindgebruiker. Naar verwachting is dit onderzoek dus omvangrijker hetgeen ook tot uitdrukking komt in de hogere maximale subsidie.
Paragrafen 5.7.5, 5.8.7 en 5.10.5 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van voor projecten en activiteiten die bijdragen aan de onderzoeksinfrastructuur in Gelderland.
Voor paragraaf 5.10.5 geldt dat deze subsidie onder meer is bedoeld voor ondernemingen die hun onderzoeks- en experimenteerfaciliteiten beschikbaar stellen voor derden. Dit kunnen bedrijven (zoals Parenco, AFP), universiteiten en hogescholen (zoals algaeparc WUR, emissiemeetlab automotive HAN) of zogenoemde incubators (zoals Green house IPKW, Watt connects) zijn.
Paragrafen 5.7.6, 5.8.8 en 5.10.6 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties Deze subsidie is bedoeld voor het ontwikkelen van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties door een innovatiecluster en de generieke promotie van het proeftuinklimaat alsmede het ondernemingsklimaat voor innoverende ondernemingen in Gelderland.
Paragraaf 5.7.7 Ondersteunen innovatieve starters Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van programma's die zijn gericht op het bevorderen van het starten van jonge innoverende ondernemingen door pas afgestudeerden.
Paragraaf 5.7.9 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie sectoren Food, Health en Maakindustrie Deze paragraaf maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de topsectoren Food, Health en Maakindustrie, onder andere ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Paragraaf 5.7.10 Ondersteuning Valleybureaus als innovatiecluster Deze subsidie is bedoeld voor het bekostigen van specifieke activiteiten die worden uitgevoerd door de Valleybureaus in hun hoedanigheid van innovatiecluster.
Paragrafen 5.7.11 en 5.10.9 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling Deze subsidie is bedoeld voor het ondersteunen van activiteiten die leiden tot regionale gebiedsontwikkeling in de vorm van de fysieke realisatie van incubatoren, bedrijfsverzamelgebouwen of gedeelde onderzoeksfaciliteiten. Deze ontwikkeling draagt tevens bij aan het versterken van het vestigingsklimaat.
Paragraaf 5.8.2 Verbeteren positie van starters Deze subsidie is bedoeld voor activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de positie van starters en het ondernemerschap binnen het Gelders MKB. Voor het welslagen van de projecten is de betrokkenheid van de doelgroep van essentieel belang. Zij moeten baat hebben bij de voorzieningen en projecten die het ondernemersklimaat versterken. Uit de projectbeschrijving moet dan ook blijken hoe de doelgroep aantoonbaar betrokken is bij de voorbereiding en de uitvoering van het project.
Aangezien het verspreiden van kennis een belangrijke doelstelling is, dient expliciet uitgewerkt te worden welke leereffecten een project heeft en op welke wijze verspreiding hiervan plaatsvindt.
Met structurele verankering wordt bedoeld dat de activiteiten na afronding van de projectperiode zonder subsidie kunnen blijven bestaan, doordat de uitvoering en evt. exploitatie in een reguliere werkomgeving is opgenomen.
Paragraaf 5.8.3 Versnellen van innovaties in logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector Deze subsidie maakt het mogelijk dat de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatie-ideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers.
Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg.
Paragraaf 5.8.4 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in de logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector Deze paragraaf maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de creatieve sector, de logistieke sector in de vrijetijdseconomie ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Artikel 5.8.5.4 Aanvrager Genoemde SBI-codes staan voor de volgende sectoren:
5811 - Uitgeverijen van boeken 5813 - Uitgeverijen van kranten 5814 - Uitgeverijen van tijdschriften 5819 - Overige uitgeverijen (niet van software) 5821 - Uitgeverijen van computerspellen 5829 - Overige uitgeverijen van software 59111 - Productie van films (geen televisiefilms) 59112 - Productie van televisieprogramma's 5912 - Facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie 5913 - Distributie van films en televisieproducties 5914 - Bioscopen 5920 - Maken en uitgeven van geluidsopnamen 6010 - Radio-omroepen 6020 - Televisieomroepen 6030 - Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie 7021 - Public relationsbureau's 7111 - Architecten 7311 - Reclamebureaus 7312 - Handel in advertentieruimte en -tijd 7410 - Grafisch ontwerp en industrieel, product- en interieurontwerp 74201 - Fotografie 7990 - Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureaus 8230 - Organiseren van congressen en beurzen 90011 - Beoefening van podiumkunst 90012 - Producenten van podiumkunst 90013 - Circus en variété 9002 - Dienstverlening voor uitvoerende kunst 9003 - Schrijven en overige scheppende kunst 90041 - Theaters en schouwburgen 91011 - Openbare bibliotheken 91012 - Kunstuitleencentra 91019 - Overige culturele uitleencentra en openbare archieven 91021 - Musea 91022 - Kunstgalerieën en -expositieruimten 9103 - Monumentenzorg 93211 - Pret- en themaparken 93212 - Kermisattracties 94993 - Steunfondsen (niet op het gebied van welzijnszorg) 94994 - Vriendenkringen o.h.g..v cultuur, fanclubs en overige kunstbevordering
Paragraaf 5.8.9 Kwaliteitsverbetering en meeropbrengst ondernemingen vrijetijdseconomie Uit de analyse die gemaakt is voor het Actieplan Vrijetijdseconomie is gebleken dat er een kwaliteitsverbetering nodig is van het Gelders vrijetijdsaanbod. Het Gelders marktaandeel daalt en de bestedingen liggen onder het landelijk gemiddelde. De noodzaak tot kwaliteitsverbetering speelt in de vier regio's in Gelderland in meer of mindere mate. De noodzaak van kwaliteitsverbetering heeft niet betrekking op bestaande individuele bedrijven maar op aansluiting van het aanbod bij de vraag.
Dat Gelderland bestaat uit vier regio's met hun eigen identiteit leidt tot een divers aanbod en draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Gelderland.
Deze subsidie is bedoeld voor regionale initiatieven van het bedrijfsleven die aansluiten bij de identiteit van de regio en diversiteit van het Gelders aanbod.
De initiatieven moeten gericht zijn op kwaliteitsverbetering, vernieuwing, verhoging van het economisch rendement en samenwerking. De subsidies kunnen worden aangevraagd door het (toeristisch) bedrijfsleven.
Paragraaf 5.8.10 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie Betere samenwerking tussen bedrijven in de vrijetijdssector en tussen de vrijetijdssector en andere sectoren kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het vrijetijdsproduct en de ontwikkeling van nieuwe product-marktcombinaties. Het tot stand brengen van die samenwerking kost tijd en geld. Met deze subsidie wordt bijgedragen aan de kosten van die samenwerking. Subsidie is mogelijk voor kosten van haalbaarheidsonderzoeken gericht op nieuwe product-markt-combinaties en kosten van procesbegeleiding voor samenwerkingsactiviteiten. Voorwaarde is dat de activiteiten bijdragen aan de Gelderse toeristische infrastructuur, gericht zijn op het trekken van meer bezoekers en creëren van meer werkgelegenheid.
Paragraaf 5.8.11 Wandelen, fietsen en varen Wandelen en fietsen behoren tot de belangrijkste vrijetijdsbestedingen van Gelderland. Gelderland heeft op dit gebied veel te bieden. De financiële bestedingen van wandelaars en fietsers zijn over het algemeen niet hoog. We willen de positie van de provincie Gelderland als fiets- en wandelprovincie versterken om zo meer bestedingen te genereren.
Meer bestedingen kunnen gegenereerd worden als er meer bezoekers komen met een gelijkblijvend bestedingspatroon of als de bestedingen per bezoeker stijgen. Dat kan bereikt worden als ondernemers meer gebruik maken van de mogelijkheden die de wandel- en fietsroutes bieden.
Gelderland heeft veel toeristische fiets- en wandelroutes, dus nieuwe routes zullen weinig bijdragen aan extra bestedingen, tenzij er aantoonbaar onvoldoende routes zijn in een gebied. Wel bieden verhoging van de kwaliteit van bestaande routes of beter aansluiten van ondernemers bij die routes mogelijkheden. Voor wandelknooppunten is nog niet aangetoond dat deze tot extra bestedingen leiden en daar ligt dus (nog) geen prioriteit.
Om de bestedingen van varende recreanten in Gelderland te vergroten willen we het aantal aanlegplaatsen vergroten.
Om meer bezoekers en meer bestedingen te genereren kan gerichte marketing en promotie een belangrijk onderdeel vormen van een initiatief. Omdat marketing en promotie subsidiabel zijn onder titel 5.8.12 van deze titel worden deze activiteiten apart beoordeeld volgens de criteria die voor die titel gelden.
Veel activiteiten leveren meerwaarde op wanneer de continuïteit voor langere tijd is gewaarborgd. Het is daarbij een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer zelf om beheer en onderhoud, alsmede de financiering daarvan, voor langere duur te regelen.
Belangrijk voor alle activiteiten is dat deze zoveel mogelijk breed over Gelderland kunnen worden uitgevoerd. Behoud van diversiteit en regionale identiteit is uitdrukkelijk de bedoeling: het gaat om uniforme systematiek met bijvoorbeeld regionale look en feel bij de uitvoering. Dat geldt met name voor de ontwikkeling van digitale routestructuren in de vorm van applicaties. Hierbij is de voorwaarde dat een applicatie de gehele provincie moet betreffen, waarbij dient te worden opgemerkt dat het project gefaseerd opgebouwd mag zijn, als aanzet naar uitrol tot provinciale schaal. Bij de beoordeling van de mogelijkheden voor Gelderland brede uitvoering zal een advies meewegen van belanghebbenden zoals regio's/gemeenten, recreatieschappen, RBT's, Stichting Landschapsbeheer Gelderland, Natuurmonumenten, Hoge Veluwe, BOVAG, ANWB, nationaal fiets- en wandelplatform en toeristisch platform Gelderland.
Met deze subsidie wordt bijgedragen aan initiatieven die zijn gericht op kwaliteitsverbetering, verhoging van de beleving van routes en aanhaken van het toeristisch bedrijfsleven. Uitgangspunt voor ondersteuning is een uniforme uitvoering in de gehele provincie.
Paragraaf 5.8.12 Marketing en promotie vrijetijdseconomieMarketing en promotie vergen gezamenlijkheid en een lange adem. Er is structurele inzet op marketing en promotie nodig om Gelderland en de Gelderse regio's op de kaart te houden. Om de zware (buitenlandse) concurrentie het hoofd te kunnen bieden, is bundeling van marketingkracht nodig. Deze subsidie draagt bij aan promotie als dit wordt uitgevoerd in het kader van Gelderse Streken en minimaal gebeurt op regionale schaal. Subsidie kan worden verstrekt aan Regionale Bureaus voor Toerisme, de Stichting Vrijetijdshuis en Stichting Toerisme Gelderland.
Staatssteun Er is geen sprake van staatssteun omdat het geven van neutrale toeristische voorlichting geen economische activiteit is. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun.
Paragraaf 5.8.14 Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving De provincie heeft de ambitie om bij te dragen aan het creëren van een optimale bedrijfsomgeving, die duurzaam is, voldoende speelruimte biedt aan ondernemers en lokaal, regionaal en internationaal voorzien is van betrouwbare netwerken voor het verkeer van personen, goederen en informatie.
De provincie wil via bestuurlijk en ambtelijk overleg in de zes Gelderse regio's vraag en aanbod van bedrijventerreinen bij elkaar brengen via de 'Regionale Programma's Bedrijventerreinen'. Dit wenst zij te monitoren via het IBIS-systeem. Hierin is opgenomen dat partijen (bedrijven, overheden) zoveel als mogelijk de herstructurering samen oppakken en de kwaliteit op de bedrijventerreinen verhogen.
Herstructurering van bedrijventerreinen vergt een goede voorbereiding in de vorm van een businessplan en een uitvoeringsplan. Een dergelijk businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving kan door de gemeente worden opgesteld voor een bepaald project. Dit plan bevat - naast een omschrijving van de maatregelen en het beheer - een analyse van de marktkansen in het gebied, inclusief de voorgestane strategie. Daarbij wordt bijvoorbeeld ook gekeken hoe door middel van het inbrengen van functies met een hogere grondwaarde of het bieden van intensiveringsmogelijkheden voor de bedrijven de levenscyclus van bedrijfskavels kan worden verlengd.
Herstructureringsplannen worden ook beoordeeld op duurzaam en efficiënt ruimtegebruik. Een beproefde methodiek om te komen tot duurzaam en efficiënt ruimtegebruik is de toepassing van de ladder van duurzaam ruimtegebruik. Bij deze-ladder dienen gemeenten samenhangend (bij voorkeur in regionaal verband) te kijken naar de relatie tussen de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. De ladder is een denkmodel waarbij aan het accommoderen van ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen een volgorde wordt toegekend:
1. optimalisering gebruik beschikbare ruimte o.a. door herstructurering; 2. het beter benutten van de ruimte door meervoudig ruimtegebruik en intensivering; 3. en indien nodig uitbreiding van het ruimtegebruik door bedrijventerreinen.
De afwegingsprocedure heeft tot doel te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van verrommeling. Verder wordt "inbreiding voor uitbreiding" gesteld, waarmee onnodige verstedelijking wordt voorkomen. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot een zorgvuldiger afweging van het gebruik van de ruimte.
Een instrument om deze samenhangende ruimtelijke aanpak van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen financieel te regelen is verevening. Bij verevening worden de revenuen uit de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen gebruikt voor de financiering van de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.
Paragraaf 5.8.15 Bedrijfsverplaatsingen De Circulaire schadevergoedingen (Staatscourant 1997, 246) ziet op schadevergoedingen die ten laste komen van het Rijk. Paragraaf 5.8.15 ziet niet op deze situaties. Evenwel dient de aanvrager ter voorkoming van ongeoorloofde staatssteun naar analogie toepassing te geven aan de Circulaire Schadevergoedingen. Het te verplaatsen bedrijf dient zelf minimaal 50% van de kosten van de verplaatsing voor zijn rekening te nemen.
Paragraaf 5.8.17 Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving De provincie wil de samenwerking tussen ondernemers onderling en tussen ondernemers en de overheid stimuleren teneinde de kwaliteit van bedrijventerreinen te behouden en te verbeteren. Een goede samenwerking voorkomt dat bedrijventerreinen verloederen en dat er (nogmaals) herstructurering plaats moet vinden. Daarnaast wil de provincie de samenwerking stimuleren ten behoeve van duurzaam energiegebruik op bedrijventerreinen.
Paragraaf 5.10.2 Versnellen van innovaties energie- en milieutechnologie en biobased economyDeze subsidie maakt het mogelijk dat Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie (Stichting kiEMT, GreenTechAlliances) en de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatieideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers.
Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg.
Paragraaf 5.10.7 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in EMT-sector Deze paragraaf maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de sector energie- en milieutechnologie onder andere ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Paragraaf 5.10.8 Ondersteuning Programmabureau EMT als innovatiecluster Deze subsidie is bedoeld voor het bekostigen van specifieke activiteiten die worden uitgevoerd door Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie (Stichting kiEMT, GreenTechAlliances) in haar hoedanigheid van innovatiecluster.
Artikel 5.10.18.4, lid 1 en lid 2 Dit artikel behelst de berekeningsmethodiek die zal worden gehanteerd bij het bepalen van de maximale hoogte van de subsidie voor warmtekrachtkoppelingen, gaswarmtepompen of warmtepompen. Hieronder worden 2 voorbeelden gegeven om deze methodiek te verduidelijken.
Voorbeeld 1: Subsidiabele kosten € 200.000,-, terugverdientijd 7 jaar.
Indien de subsidiabele kosten bijvoorbeeld € 200.000,- bedragen en de terugverdientijd is 7 jaar, dan wordt voornoemd bedrag gedeeld door 7 en vermenigvuldigd met 2. De maximale hoogte van de subsidie is dan € 57.143,-.
Voorbeeld 2: Subsidiabele kosten € 200.000,-, terugverdientijd 7,5 jaar.
Indien de subsidiabele kosten bijvoorbeeld € 200.000,- bedragen en de terugverdientijd is 7,5 jaar, dan wordt voornoemd bedrag gedeeld door 7,5 en vermenigvuldigd met 2,25. De maximale hoogte van de subsidie is dan € 60.000,-.
Paragraaf 5.10.22 Op 13 november 2013 hebben Provinciale Staten de Robuuste Investeringsimpuls vastgesteld. Hiermee hebben Provinciale Staten geld beschikbaar gesteld tot en met 31 december 2015 voor projecten op het gebied van werkgelegenheid en structuurversterking. Deze regeling maakt onderdeel uit van de Robuuste Investeringsimpuls en heeft als doel de Gelderse economie op korte termijn een impuls te geven. De uitvoering van de subsidiabele activiteit dient om die reden in 2014 of 2015 gereed te zijn.
Met deze regeling wordt beoogd in een zeer korte termijn minimaal 10.000 sociale huurwoningen van de Gelderse woningcorporaties extra te verduurzamen, zodat een gemiddelde van labelklasse B kan worden bereikt per aanvrager over het totaal aan woningen waarvoor subsidie wordt verleend. Hierdoor wordt extra werkgelegenheid gecreëerd en worden tevens extra leerwerkplaatsen gecreëerd. De aanvrager dient per 100 te verbeteren woningen ten minste één leerwerkplaats te creëren. De leerwerkplaats betreft een fulltime (1 fte) plaats, uitgaande van een werkweek van 40 uur. Indien meer dan wel minder woningen worden verbeterd per aanvrager, wordt dit naar rato berekend.
De aanvrager dient daarnaast een extra labelstap te maken bovenop de reeds geplande werkzaamheden en over het totaal aan woningen waar subsidie voor wordt verleend, wordt ten minste gemiddeld het niveau van labelklasse B bereikt. De berekening hiervan wordt met de volgende twee voorbeelden verduidelijkt:
Voorbeeld 1: Bij een verbetering van een drietal woningen naar label A, B en C wordt een gemiddelde bereikt van labelklasse B.
Voorbeeld 2: Bij een verbetering van een vijftal woningen naar label A, B, B, C en C wordt een gemiddelde bereikt van B-. Afgerond betekent dit een gemiddelde van labelklasse C.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het bepaalde in het besluit van de Commissie van 20 december 2011 (2012/21/EU) betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen. Gedeputeerde Staten zullen ten behoeve van vorenbedoelde nader een besluit nemen tot het belasten van de woningcorporaties met het beheer van de dienst van algemeen economisch belang.
Bij de aanvraag dient een schriftelijke aanbeveling aanwezig te zijn voor de uitvoering van de subsidiabele activiteit van het coördinatieteam (p/a Wooncorporatie De Goede Woning, t.a.v. K. Walter, Postbus 468, 7300 AL Apeldoorn).