Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2008 (Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2008) |
Citeertitel | Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2008 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie, water |
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), in werking treedt, met dien verstande dat onderdeel A van artikel 1 terugwerkt tot en met 31 maart 2008.
Waterschapswet, art. 2 en 6
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2009 | 27-02-2015 | Wijziging van de kaart nr. 1; art. 5, art. 22. Vervallen zijn art. 20, derde lid en art. 21. | 30-01-2008 Provinciaal blad Noord-Holland, 2009, nr. 165 | dos | |
31-03-2008 | 27-02-2015 | Nieuwe regeling | 30-01-2008 Provinciaal blad, 2008, 19 | Provinciaal blad, 2008, 19 |
Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 11 februari 2008 en van Utrecht van 18 februari 2008 en van Zuid-Holland van 30 januari 2008 tot vaststelling van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2008 (Prov. Blad 2008, nr. 19) en gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 26 oktober 2009 en van Provinciale Staten van Noord-Holland van 9 november 2009 (Prov. Blad Noord-Holland 2009, nr. 165)
Hoofdstuk 2 Naam, gebied, vestigingsplaats en taak van het waterschap
Er is een waterschap met de naam Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, verder aan te duiden als: het waterschap.
1. Het gebied van het waterschap is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart nr. 1.
2. De grenzen van het in het eerste lid bedoelde gebied kunnen nader worden aangegeven op door gedeputeerde staten vast te stellen detailkaarten.
3. Van elk van de kaarten, bedoeld in het eerste en tweede lid en in artikel 23, derde lid, berust een gewaarmerkt exemplaar bij het waterschap en bij de provincies Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland.
1. De taak van het waterschap is de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor zover deze taak niet aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.
2. De taak, bedoeld in het eerste lid, omvat:
b. de zorg voor het zuiveren van afvalwater, hieronder mede begrepen het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterbeheerder en dat krachtens artikel 3.4 van de Waterwet om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap.
3. Het waterschap heeft daarnaast als taken de zorg voor:
4. De zorg voor vaarwegen betreft de vaarwegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 3, eerste lid.
Hoofdstuk 3 De samenstelling en inrichting van het bestuur van het waterschap
Artikel 6 Benaming bestuursorganen
1. Het algemeen bestuur kan worden aangeduid als: het college van hoofdingelanden.
2. Het dagelijks bestuur kan worden aangeduid als: het college van dijkgraaf en hoogheemraden.
3. De voorzitter kan worden aangeduid als: de dijkgraaf.
4. De leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, kunnen worden aangeduid als: hoogheemraden.
Artikel 7 Omvang algemeen bestuur
Het algemeen bestuur bestaat uit 30 leden. Hiervan vertegenwoordigen:
Artikel 8 Benoeming vertegenwoordigers specifieke categorieën
1. De leden, bedoeld in artikel 7, onderdeel b, worden benoemd door de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord.
2. De leden, bedoeld in artikel 7, onderdeel d, worden gezamenlijk benoemd door de Kamer van Koophandel en Fabrieken Amsterdam, de Kamer van Koophandel en Fabrieken Midden-Nederland en de Kamer van Koophandel en Fabrieken Gooi, Eem- en Flevoland, met dien verstande dat de Kamers bij de benoeming acht slaan op een adequate vertegenwoordiging van de categorie bedrijven in het gebied van elke Kamer, voor zover gelegen binnen het gebied van het waterschap.
Artikel 10 Omvang dagelijks bestuur
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden dat ten hoogste vijf bedraagt.
2. Het besluit van het algemeen bestuur tot bepaling van het in het eerste lid bedoelde aantal andere leden van het dagelijks bestuur wordt onverwijld schriftelijk aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.
Artikel 11 Benoeming andere leden van het dagelijks bestuur
1. De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur.
2. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de wet.
3. De tot lid van het dagelijks bestuur benoemde wordt geacht de benoeming niet te aanvaarden, indien op de tiende dag na kennisgeving van de benoeming door middel van een aangetekende brief geen mededeling van hem is ontvangen dat hij de benoeming aanvaardt.
4. Wanneer de benoeming niet is aanvaard, vindt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming plaats.
5. De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, vindt zo spoedig mogelijk plaats nadat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is vervuld, tenzij het algemeen bestuur besluit het aantal leden van het dagelijks bestuur te verminderen of toepassing wordt gegeven aan het tweede lid.
Artikel 12 Ingang benoeming andere leden van het dagelijks bestuur
1.In het geval van artikel 11, eerste lid, gaat de benoeming van degene, die de benoeming tot lid van het dagelijks bestuur heeft aanvaard, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, zijn benoeming heeft aanvaard of, indien de aanvaarding van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.
2. Vanaf het tijdstip van aftreden van de leden van het dagelijks bestuur tot het tijdstip, waarop, na de verkiezing van de leden van het nieuwe algemeen bestuur, ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, de benoeming heeft aanvaard, treedt de voorzitter in de plaats van het dagelijks bestuur.
Artikel 13 Ontslag op eigen initiatief
1. Een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.
2. Het ontslag gaat in een maand na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aanvaard.
Artikel 14 Vervanging leden van het dagelijks bestuur
1. Bij langdurige afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, of indien een lid van het dagelijks bestuur met de waarneming van het ambt van voorzitter is belast, kan hij worden vervangen door een lid van het algemeen bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur.
2. Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken voor een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, heeft waargenomen, geniet een vergoeding ten bedrage van de voor dat lid vastgestelde bezoldiging. De vergoeding wordt verminderd met hetgeen als lid van het algemeen bestuur als vergoeding wordt ontvangen.
Artikel 16 Benoeming voorzitter
1. Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet, wordt opgemaakt, wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd.
2. Indien de aanbeveling uit meer dan één persoon bestaat, wordt over iedere plaats op de aanbeveling afzonderlijk gestemd.
3. Voor de toepassing van artikel 46, derde en vijfde lid, van de wet wordt onder Gedeputeerde Staten verstaan: Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.
4. De stemming in verband met de in artikel 46, derde lid, van de wet bedoelde aanbeveling wordt, indien het een vacature ten gevolge van de periodieke aftreding betreft, ten minste twee maanden voor de datum van aftreding, en indien het een tussentijdse vacature betreft, binnen vier maanden na het ontstaan van de vacature, gehouden.
5. Samen met de aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter wordt een uittreksel uit de notulen van de gehouden stemming aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland gezonden.
6. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland zenden, na het horen van Gedeputeerde Staten van Utrecht en Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, de aanbeveling door aan de minister.
7. De aflegging van de eed (verklaring en gelofte), bedoeld in artikel 50 van de wet, vindt plaats in handen van de Commissaris van de Koning in de provincie Noord-Holland.
Artikel 20 Toezichtsbevoegdheid
1. Het toezicht op het waterschap wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten van Noord- Holland en van Utrecht gezamenlijk, tenzij anders bepaald.
2. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en van Utrecht bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen ter zake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist.
1. Het dagelijks bestuur zendt onverwijld aan Gedeputeerde Staten ter kennisneming besluiten tot:
2. In afwijking van het eerste lid zendt het algemeen bestuur de besluiten, bedoeld in de onderdelen c, d, en e. toe aan gedeputeerde staten van de provincie, waarin het grondgebied is gelegen, waarop het besluit in hoofdzaak betrekking heeft.
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen
1. Ten aanzien van de voorzitter die zijn functie bekleedt op de datum van inwerkingtreding van dit reglement is artikel 17 niet van toepassing.
2. De artikelen 5, 9 en 23 van het Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, zoals deze luiden op de datum van inwerkingtreding van dit reglement, blijven van kracht tot 8 januari 2009 voor de op de datum van inwerkingtreding van dit reglement zitting hebbende leden van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur.
3. Voor gebied dat bij de inwerkingtreding van dit reglement deel gaat uitmaken van het waterschap of van een ander waterschap, en als zodanig is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart nr. 2, blijft het recht ten aanzien van de heffing of invordering van de omslagen en verontreinigingsheffing, zoals het gold vóór de datum van inwerkingtreding van dit reglement, tot 1 januari 2009 van toepassing. De bestuursorganen die tot de datum van inwerkingtreding van dit reglement bevoegd waren ten aanzien van de bedoelde heffing of invordering, oefenen de bevoegdheden tot 1 januari 2009 uit. Deze bestuursorganen blijven na 1 januari 2009 als enige bevoegd ten aanzien van de in de eerste volzin bedoelde belastingen, die betrekking hebben op belastingtijdvakken die zijn aangevangen vóór 1 januari 2009, en op belastbare feiten die zich voor dat tijdstip hebben voorgedaan.
4. De op de dag, voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit reglement voor het gebied, bedoeld in het derde lid, geldende waterschapsbesluiten blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders beslist. De bevoegde bestuursorganen oefenen met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit reglement de bevoegdheden die samenhangen met de in de eerste volzin bedoelde besluiten uit, zolang de besluiten hun rechtskracht behouden.
Haarlem, 11 februari 2008 Provinciale Staten van Noord-Holland, H.C.J.L. BORGHOUTS, voorzitter. C.A. PETERS, griffier.
Utrecht, 18 februari 2008 Provinciale Staten van Utrecht, R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. L.C.A.W. GRAAFHUIS, griffier.
Den Haag, 30 januari 2008 Provinciale Staten van Zuid-Holland, J. FRANSSEN, voorzitter. H. ENGELS-VAN NIJEN, griffier.
Goedgekeurd bij ministeriële beschikking van 21 maart 2008, nummer HDJZ-WAT-2008-409