Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Lingewaard 2015 |
Citeertitel | Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Lingewaard 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Lingewaard 2012, zoals vastgesteld op 15 december 2011.
Artikel 29 bevat een overgangsbepaling.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-04-2015 | 14-06-2017 | nieuwe regeling | 26-03-2015 | Geen. |
De raad van de gemeente Lingewaard,
gelezen het voorstel van het college van 17 maart 2015;
gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Lingewaard 2015.
HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS
Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.
HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING
Artikel 6. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk drie werkdagen om uiterlijk 12.00 uur voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. Zaterdagen, zondagen en nationale feestdagen gelden voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf ter begraving, bijzetting of verstrooiing en het daarna sluiten van een graf, mag uitsluitend geschieden door, namens of onder toezicht van de beheerder.
Wanneer voorafgaand aan het sluiten van een graf de nabestaanden of bezoekers een deel van de handmatige werkzaamheden een symbolisch karakter willen geven, dan worden deze symbolische handelingen verricht onder toezicht van de medewerker namens de beheerder of, met instemming van de beheerder, onder toezicht van de betrokken begrafenisondernemer. In dit geval dienen de nabestaanden deze wens, eveneens schriftelijk, uiterlijk tijdens de kennisgeving zoals bedoeld in het voorgaande lid, aan de beheerder kenbaar te hebben gemaakt. De nabestaanden en de bezoekers dienen bij de uitvoering van deze handmatige werkzaamheden met een symbolisch karakter de aanwijzingen van de medewerker namens de beheerder of, met instemming van de beheerder, de aanwijzingen van de begrafenisondernemer op te volgen en gebruik te maken van de ter beschikking gestelde hulpmaterialen. Het voorlopen en bedienen van de graflift geschiedt door of namens de beheerder.
Tijdens plechtigheden is het gebruik van een geluidsinstallatie, op aanwijzing van de begrafenisondernemer of van de medewerker namens de beheerder, toegestaan.
Artikel 8. Over te leggen stukken
Een tweede begraving van een stoffelijk overschot in een particulier graf kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van het verleende recht, dusdanig dat de periode van grafrust voor het stoffelijk overschot van de tweede begraving ten minste gelijk is aan de genoemde termijn in artikel 14, eerste lid. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door één van de andere personen genoemd in artikel 16, tweede lid.
HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN
Artikel 10. Indeling graven en asbezorging
Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden begraven en bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er in de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen van de graven.
Artikel 11. Aantal overledenen in algemene graven
In de algemene graven wordt per laag maximaal één stoffelijk overschot begraven.
Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.
Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf waarop het recht van toepassing is, dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf waarop het recht van toepassing is, dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan. De overschrijving kan in dit laatste geval kosteloos geschieden op naam van de nieuwe rechthebbende als opdrachtgever van de bijzetting.
Artikel 17. Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf, mits de wettelijke grafrusttermijn van 10 jaar na de (laatste) begraving is verstreken. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Artikel 18. Sluiting van graven
Op aanvraag van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid, dan die van de stoffelijke overschotten van de personen, die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.
Artikel 19. Aanbrengen grafbedekking
Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels de aard en de afmetingen van de grafbedekking, de wijze van aanbrengen en de wijze waarop melding wordt gedaan.
Artikel 21. Onderhoud door rechthebbende of belanghebbende
Indien de rechthebbende of de belanghebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de belanghebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking en de rechthebbende/ belanghebbende maximaal één jaar de gelegenheid hebben geboden de grafbedekking te onderhouden of te herstellen. Wanneer het adres van de rechthebbende of de belanghebbende niet bekend is maakt het college de verklaring gedurende één jaar bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Het college kan de rechthebbende of de belanghebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.
Artikel 22. Niet-blijvende grafbeplanting
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen kunnen, - wanneer deze zijn verwelkt - inclusief linten, siervazen, potten, manden en dergelijke, door de beheerder worden verwijderd.
Artikel 23. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
Belanghebbenden en rechthebbenden kunnen binnen de in het tweede lid genoemde termijn bij het college ingediende schriftelijke verklaring aangeven, dat zij de grafbedekking binnen 13 weken verwijderen na de door het college genoemde datum. Indien de belanghebbende of rechthebbende met redenen omkleed om een later tijdstip heeft verzocht, zal het college dit verzoek in overweging nemen. Het college bevestigt schriftelijk de definitieve datum waarop de grafbedekking verwijderd dient te zijn.
HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN
Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.
De rechthebbende van een particulier graf, of particuliere graven, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om eenmalig en gelijktijdig de stoffelijke resten, indien mogelijk, van het particulier graf, of particuliere graven, waarvan het grafrecht is, of de grafrechten zijn, verlopen en de termijn genoemd in artikel 14, eerste lid, is verstreken, bijeen te doen brengen voor herbegraving in een particulier verzamelgraf.
HOOFDSTUK 7. GEDEELTEN VOOR KERKGENOOTSCHAPPEN
Artikel 25. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven
Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 2, eerste lid; 10, tweede lid; 13; 19, derde lid; en 20 van deze verordening.
Artikel 28. Intrekking oude regeling
De verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Lingewaard 2012, vastgesteld op 15 december 2011, wordt ingetrokken.
Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de oude verordening gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening met uitzondering van artikel 14, lid 5, waarbij de graven met een recht voor onbepaalde tijd zijn omgezet in graven met een recht voor bepaalde tijd van 20 jaar vanaf 31 december 2014.
TOELICHTING BEHEERVERORDENING GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN LINGEWAARD 2015
Deze toelichting op de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Lingewaard 2015 bestaat uit een deel A en een deel B. In deel A is een algemene toelichting gegeven, met de wettelijke en gemeentelijke regelgeving. In deel B is specifiek per artikel een technisch-inhoudelijke toelichting opgenomen.
Voor het opstellen van deze Beheerverordening is de model-beheerverordening begraafplaatsen 2010 van de VNG als richtlijn gebruikt (VNG-model). De model-beheerverordening is gebaseerd op de wijzigingen door de Wet dualisering gemeentebestuur 2002 en de Wet op de lijkbezorging van 12 juni 2009. Daarnaast zijn het taalgebruik en enkele formuleringen in sommige artikelen aangepast aan de huidige tijd.
1. De verordenende bevoegdheid
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de gemeenteraad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet, of door de gemeenteraad krachtens de wet, aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de gemeenteraad de verordening die de gemeenteraad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.
In artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging is opgenomen dat een gemeentelijke verordening is vereist voor het vastleggen van de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid geeft tot begraven.
2. Wettelijk en gemeentelijk begraafplaatsenbeleid
Op 4 december 2014 heeft de gemeenteraad het Beleidsdocument begraafplaatsen gemeente Lingewaard 2014 – 2024 vastgesteld. Met het vaststellen van het begraafplaatsenbeleid heeft de raad bevestigd dat het instemt met het juridisch sluiten van de oude begraafplaats Huissen-Stad. Bovendien heeft de raad op 4 december 2014 ingestemd met het juridisch sluiten van de oude begraafplaats Het Zand in Huissen. Op 13 januari 2015 heeft het college uitvoering gegeven aan het standpunt van de gemeenteraad door het besluit te nemen de twee oude begraafplaatsen te sluiten. Met het begrip ‘juridisch sluiten’ wordt niet bedoeld dat deze fysiek wordt gesloten, maar dat er geen stoffelijke resten meer kunnen en mogen worden begraven en dat er geen as meer kan en mag worden bijgezet. Op een gesloten begraafplaats blijven bestaande grafrechten gehandhaafd, met inachtneming van artikel 16, lid 2 en lid 3 (tijdig overschrijven rechthebbende) en artikel 21, lid 2 en lid 3 (onderhoud grafbedekking).
De oude begraafplaatsen Huissen-Stad en Het Zand in Huissen zijn door burgemeester en wethouders op 13 januari 2015 gesloten verklaard. Op de gesloten begraafplaatsen kan en mag niet meer worden begraven en geen as meer worden bijgezet of verstrooid, niet in nieuw uit te geven graven en niet in bestaande graven.
In de gemeente Lingewaard zijn geen algemene of bijzondere begraafplaatsen aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument (meer hierover in deel B van deze toelichting onder artikel 26). De gesloten begraafplaatsen Huissen-Stad en Het Zand nemen echter wel een bijzondere positie in. De oude begraafplaatsen worden al enkele jaren niet meer gebruikt voor begravingen en deze worden met de hulp van vrijwilligers onderhouden.
2.2 ‘Eeuwigdurende’ grafrechten
In het verleden was het meer gebruikelijk om grafrechten te verlenen voor onbepaalde tijd. Hierin is niet opgenomen dat het recht ‘eeuwigdurend’ is, maar is er eenvoudigweg niets vermeld over een einddatum. In hedendaagse situaties levert dat om beheerstechnische en financiële redenen veelal onwenselijke situaties op, vooral op het vlak van de gemeentelijke verplichting te voorzien in voldoende begraafcapaciteit. Bijkomend probleem hierbij is dat veelal sprake is van een inmiddels overleden rechthebbende en het voor de beheerder onduidelijk is of de rechten zijn overgenomen. De wetgever erkent dit probleem voor de beheerder en biedt in de Wet op de lijkbezorging de mogelijkheid het recht voor onbepaalde tijd om te zetten in een recht voor bepaalde tijd, met het doel het betreffende graf op termijn te kunnen ruimen.
Op 4 december 2014 heeft de raad ingestemd met het per 31 december 2014 omzetten van alle grafrechten zonder einddatum tot grafrechten voor de thans gangbare duur van 20 jaar. De bepaling geldt alleen voor de ‘actuele’ begraafplaatsen De Hoeve, De Teselaar en Gendt. De bepaling geldt dus niet voor de gesloten begraafplaatsen Het Zand en Huissen-Stad. Meer hierover in deel B van deze toelichting onder artikel 14.
2.3 Onderhoud en eigendom grafbedekking
De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd en trad in werking op 1 januari 2010. De belangrijkste wijzigingen die aanpassing van de beheerverordening noodzakelijk hebben gemaakt betreffen de wetsartikelen 28, 32a en 84b.
Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 van de Wet bevatten bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, waarbij de rechthebbende niet bekend is zoals vaak bij graven met langdurige grafrechten:
Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’
Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’
Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’
Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’
Deze bepalingen geeft de beheerder van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (tien jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen.
In het Wetsartikel 32a is bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden, artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt het eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens echter bij de rechthebbende.
Op begraafplaats De Teselaar zijn een aantal oude familiegraven aanwezig met drie of meer overleden (oplopend tot, voor zover bekend, acht). Voor deze oude familiegraven houdt de gemeente Lingewaard de praktische beheerbeleidsregel aan dat deze graven vol zijn en er dus geen begravingen of bijzettingen meer in plaatsvinden. Dit geldt ook voor de familiegraven waar nog een recht op rust.
Er wordt door de gemeente Lingewaard dus afwijzend gereageerd op het mogelijke verzoek of er nog een familielid bij kan en evenmin gaat de gemeente administratief of fysiek onderzoek verrichten of er nog ruimte beschikbaar is in het betreffende familiegraf. Het argument voor dit uitgangspunt is dat er maximaal 1 stoffelijk overschot per laag wordt begraven. Het feit dat aan een familiegraf eeuwigdurende rechten zijn verleend geweest, wil niet zeggen dat er oneindig vaak mag worden bijbegraven of dat een lichaam wordt geruimd en daarvoor in de plaats een ander lichaam mag worden begraven. Wat wel mogelijk is, is om het graf op te laten heffen en te ruimen en de plaats vervolgens weer opnieuw uit te geven aan de familie.
Dit punt speelt geen rol bij familiegraven op een gesloten begraafplaats, omdat op een gesloten begraafplaats om wettelijke reden geen begraving of bijzetting meer plaatsvindt.
2.5 Vermindering administratieve lasten
Veel zaken zijn in de Beheerverordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (art. 4), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as (art. 6), het door de nabestaanden zelf sluiten van een graf (art. 6) en het aanbrengen van grafbedekking (art. 19). Een melding genereert weinig administratieve lasten. Over de aard en afmeting van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen zijn ‘nadere regels’ vastgesteld en vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit voor de Grafbedekkingen. De reden dat hiertoe eerst een melding dient te worden gedaan, is dat controle en eventueel correctie ongewenst is. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafbedekking gaan doorgaans namelijk met emoties en hoge kosten gepaard. Slechts in één geval dient een vergunning te worden aangevraagd, dat is voor het aanbrengen van een grafkelder (art. 15).
B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
In dit artikel zijn de gebruikte begrippen gedefinieerd.
De algemene begraafplaatsen van de gemeente Lingewaard hebben de volgende adresgegevens en kadastrale kenmerken:
Het recht op een particulier graf kan aan een natuurlijk persoon of aan een rechtspersoon worden verleend. Grafrechten worden alleen overgeschreven op een rechtspersoon als die rechtspersoon in de statuten heeft vastgelegd dat het doel het behouden van het graf is om redenen van historisch belang (zie ook de toelichting op artikel 16).
De mogelijkheden tot een algemene voorziening beperken zich tot een algemeen graf voor een stoffelijk overschot en de strooiplaats. In juridische zin staat een strooiplaats gelijk aan een algemeen graf zonder gedenkteken.
Een grafkelder kan zowel op maaiveldniveau zijn afgewerkt als daarboven. In dit laatste geval wordt elders ook wel de term ‘graftombe’ gebruikt. Gezien de bovengrondse afmetingen is een bovengrondse grafkelder niet overal mogelijk.
De termen ‘bijzetten’ is bedoeld voor het plaatsen van een asbus, al dan niet in een urn. De term ‘begraven’ is bedoeld voor het plaatsen van een kist. Dit is geen juridisch of ander rechtsgeldig onderscheid, er is hier slechts sprake van een taalkundig onderscheid.
De mogelijkheid wordt geboden om ondergronds as te verstrooien in de particuliere graven - ónder de al dan niet verharde grafbedekking - waarna de steen of de grafbeplanting weer wordt aangebracht. Het is onwenselijk - en daarom niet toegestaan - dat op de grafbedekking as wordt verstrooid, omdat andere nabestaanden (bezoekers) zich onbedoeld, onwenselijk en onverwacht geconfronteerd zien met het aanblik van as. Voor algemene graven is een strooiveld beschikbaar.
“De beheerder” is een algemene term voor de ambtelijke bevoegdheden op de algemene begraafplaatsen. In de Wet op de lijkbezorging wordt hiervoor de term “de houder” van de begraafplaats gebruikt. Onder het beheer van de algemene begraafplaatsen worden mede verstaan het beleid, het onderhoud, de financiën en de administratie.
De nabestaande van een particulier graf die het grafrecht beheert, wordt ‘rechthebbende’ genoemd. Om ook de nabestaande van een overledene in een algemeen graf te kunnen benaderen en inlichten over de status van het graf is de term ‘belanghebbende’ ingevoerd. De modelverordening spreekt hierbij zowel van belanghebbende als van ‘gebruiker’.
Dit artikel maakt het de beheerder mogelijk de begraafplaats tijdelijk geheel of gedeeltelijk fysiek te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is. Daarnaast is dit artikel de grondslag voor (wet)handhavers om ongewenste/ verdachte bezoekers te sommeren de begraafplaats te verlaten. Daarom zal de openstelling (ook) op de informatieborden op of bij de gemeentelijke begraafplaatsen bekend worden gemaakt.
Dit artikel bevat in het belang van orde, rust en netheid de gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaatsen gebruik maken. Een overtreding kan worden bestraft. De politie kan tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.
Overigens zijn algemene gedragsregels in de openbare buitenruimte - en dus ook voor de gemeentelijke begraafplaatsen - vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lingewaard (APV 2013). Dit geldt bijvoorbeeld voor het verbod op het gebruik van een metaaldetector (art. 2:19.b), zich hinderlijk te gedragen of overlast te veroorzaken (art. 2:47), alcoholhoudende drank te gebruiken (art. 2:48), te overnachten (art. 2:50.a) en zijn natuurlijke behoefte te doen (art. 4:8). Er geldt conform de APV ook een verbod om honden los te laten lopen – mits de plaats door het college is aangewezen. Dit verbod is niet van toepassing voor een geleidehond of sociale hulphond (in opleiding) (art. 2:57).
Het is niet meer nodig dat personen die werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats hebben te verrichten daarvoor toestemming van het college dienen te vragen. Steenhouwers en hoveniers zijn zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt echter, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden.
Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid, onder a, bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust, dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie verschilt per begraafplaats(deel).
Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling ten minste zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid ontstijgen, kunnen het karakter hebben van een (openbare) manifestatie of betoging. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties en de APV artikel 2.3 (Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen).
Een herdenkingsbijeenkomsten of -plechtigheid valt onder de regelgeving van een evenement (afdeling 7) van de APV, artikel 2:24 lid 2a.
Voor een herdenkingsbijeenkomst in de openbare buitenruimte is een vergunning van de burgemeester vereist (APV artikel 2:25, lid 1). Voor het organiseren en houden van herdenkingsbijeenkomsten met een plaatselijk en familiair karakter op de begraafplaatsen volstaat een melding aan de beheerder (APV artikel 2:25, lid 2).
Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van één of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die door de beheerder met de werkzaamheden zijn belast.
Een schriftelijke kennisgeving is vereist omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.
De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet:
Het openen van een graf of urnennis geschiedt nadrukkelijk door of namens de beheerder of door gespecialiseerd personeel namens of onder toezicht van de beheerder.
Het sluiten van een graf geschiedt nadrukkelijk door de medewerker namens de beheerder of, met instemming van de beheerder, door de begrafenisondernemer. Indien de nabestaanden echter een deel van de werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats, of van de begrafenisondernemer, nodig. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een (symbolisch) begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het verwijderen van de randen ter stutting van de grond bij het geopende graf, zal tijdens het sluiten door het personeel moeten worden verricht.
Het gebruik tijdens de buitenplechtigheid van een geluidsinstallatie is toegestaan ter ondersteuning van de sprekers, zodat aanwezigen de laatste woorden of muziek door omgevingsgeluid niet hoeven te missen. Uiteraard geldt dat het bereik van het geluid beperkt moet blijven tot de kring van aanwezigen en daarom is het gebruik van de installatie op aanwijzing van de begrafenisondernemer of van de medewerker namens de beheerder. De nabestaanden of begrafenisondernemer zijn zelf verantwoordelijk voor het meenemen, aansluiten en gebruik van de geluidsinstallatie.
De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (wetsartikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (wetsartikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder (lid 1 van dit artikel). Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren, wanneer dit verlof niet in zijn bezit is, voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.
Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen. Door de onderlinge contacten tussen het gemeentelijk - en het uitvaartpersoneel voorafgaand aan de begraving of bijzetting levert dit in Lingewaard geen problemen op. De oude bepaling dat het stoffelijk overschot bij aankomst op de begraafplaats of in het crematorium voorzien diende te zijn van een identiteitskenmerk, is geschrapt aangezien dit vereiste volgt uit artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging.
Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf wordt begraven of bijgezet (lid 2 van dit artikel). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór deze begraving of bijzetting te worden gedaan volgens artikel 16, tweede lid, van deze verordening.
Het derde lid is alleen van toepassing wanneer in een twee-diep particulier graf in de bovenste laag een stoffelijk overschot (in een kist) wordt begraven en in de onderste laag eerder een stoffelijk overschot is begraven of eerder as is bijgezet. Met deze bepaling wordt beoogd dat elk stoffelijk overschot - dus ook het laatst begraven stoffelijk overschot in de bovenste laag - in een particulier graf ten minste een grafrusttermijn van 20 jaar geniet (conform artikel 14, lid 1). Dit betekent dat de oorspronkelijk verleende uitgiftetermijn van de eerste begraving of bijzetting in de onderste laag van dat particuliere graf zal moeten worden verlengd (conform artikel 14, lid 2; en artikel 8, lid 4). Het derde lid is niet van toepassing wanneer sprake is van een 1-diep particulier graf of wanneer sprake is van een urn bijzetting (de combinatie urn en stoffelijk overschot in één laag is niet mogelijk) in de bovenste laag. De wettelijke minimum grafrusttermijn voor bijgezet as bedraagt namelijk 0 jaar.
Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen.
Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden bijvoorbeeld niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Daarnaast zijn er gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er juist een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen, bijvoorbeeld wanneer vanuit geloofsovertuiging zo spoedig mogelijk binnen of na de minimale termijn van 36 uur dient te worden bijgezet of wanneer spoed geboden is in geval van lijkvinding. Voor het bijzetten van een urn of doen verstrooien van as zijn deze zwaarwegende redenen niet aanwezig.
De genoemde periode in uren waarbinnen een plechtigheid kan plaatsvinden, zijn gangbaar geacht en afgestemd op de praktijk. Een plechtigheid voor 10.00 uur is dus niet gebruikelijk en bovendien is het moment voor 10.00 uur gereserveerd voor het delven van een graf. Het eindtijdstip van 16.00 uur is ingesteld om er zorg voor te dragen dat ook in de winter de plechtigheid in daglicht wordt afgesloten.
Een plechtigheid op een zondag of nationale feestdag en/ of buiten de genoemde tijdstippen, wordt als bijzonder beschouwd. Voor de genoemde bijzondere gevallen én voor zaterdagen hanteert het college een hoger tarief, omdat de kosten voor de gemeente op deze dagen ook hoger zijn.
Onder een algemene gedenkplaats is verstaan een geanonimiseerde plek (dus zonder verwijzing naar een specifiek persoon en zonder grafbedekking of naamplaat) waar een nabestaande een moment van bezinning kan beleven voor een dierbare wiens as bijvoorbeeld niet traceerbaar is verstrooid (bijvoorbeeld op zee), voor vermisten of voor een persoon die in het buitenland is overleden en waarvan het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd. Een op de begraafplaats aanwezig strooiveld, kunstobject of een verzamelgraf kan bijvoorbeeld dienst doen als een dergelijke gedenkplaats.
Onder een particuliere gedenkplaats is verstaan een plek waar weliswaar niemand ligt begraven of is bijgezet of wiens as is verstrooid, maar waar wel een specifiek overledene kan worden herdacht. Het is daarom mogelijk de particuliere gedenkplaats van naam en data te voorzien. Een particuliere gedenkplaats heeft de status van een particulier graf met grafrechten.
Een algemeen graf is in beheer bij de gemeente en de gemeente bepaalt dus welk stoffelijk overschot hierin wordt begraven. Door de gemeente is bepaald dat in een algemeen graf maximaal 1 stoffelijk overschot per laag wordt begraven. Dat betekent dat bij algemene graven een-diep één stoffelijk overschot wordt begraven en bij twee-diep twee stoffelijke overschotten.
Er wordt geen asbus (al dan niet in een urn) bijgezet of as verstrooid in een algemeen graf.
De gemeente bepaalt van elke begraafplaats de volgorde van uitgifte van de graven. De beheerder wijst de mogelijke locatie(s) voor begraving of bijzetting aan. Dit kan betekenen dat sommige grafvelden, grafrijen of grafplaatsen - voor een periode - uitgesloten zijn voor begravingen of bijzettingen.
In bijzondere omstandigheden kan echter bij de beheerder een verzoek tot particulier keuzegraf/ reservering buiten de volgorde van ligging worden gedaan, met inachtneming van het bovenstaande. Bij de (on)mogelijkheden tot afwijken van de volgorde van begraving of bijzetting kan worden gedacht aan het aanzien en (gewenste) inrichting en indeling (zie ook artikel 13) van de begraafplaats, de beschikbare ruimte, de afmetingen van de grafbedekking en de gesteldheid van de bodem.
Er is geen keuzevrijheid voor een algemeen graf. De beheerder stelt de algemene graven uitsluitend op begraafplaats De Hoeve ter beschikking.
De verordening biedt de mogelijkheid om bij 1-diep begraven direct twee particuliere dubbelgraven te reserveren. Een dubbelgraf in dit geval, bij 1-diep, komt feitelijk overeen met twee naast elkaar gelegen enkele graven. De meeste families hebben echter behoefte aan één dubbelgraf, zodat in de praktijk een verzoek om een particulier graf bestaande uit twee dubbelgraven (dus vier bijzet- en begraafmogelijkheden voor bijvoorbeeld een echtpaar met ongehuwde kinderen of ongehuwde broers en zusters die in één graflocatie willen worden begraven of bijgezet) niet vaak voorkomt.
Dit artikel spreekt voor zich.
Onder het uitgeven van een particulier graf wordt ook het reserveren van het graf bedoeld.
De verlenging, zoals bedoeld in lid 2, wordt administratief afgehandeld voordat het grafrecht verloopt. Lid 4 van dit artikel in de verordening volgt de wettelijke termijnen om het grafrecht te verlengen. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, eerste lid, dat vanaf twee jaar [dus 24 maanden] voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode [dus 12 tot 24 maanden voor het verstrijken van de lopende termijn] deelt, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf schriftelijk mede - mits het adres bekend is - dat de termijn gaat aflopen. Het verlengen van het recht op een particulier graf kan alleen in een (telkens opeenvolgende) periode van 10 jaar. In de praktijk blijkt dat rechthebbenden, om begrijpelijke reden, niet of nauwelijks zelf het initiatief nemen om tijdig verlenging van het grafrecht aan te vragen. Dat is de reden dat de gemeente de rechthebbende schriftelijk hierop attendeert en de rechthebbende in voldoende gelegenheid stelt een besluit te nemen en het grafrecht al dan niet te verlengen.
Alle ooit verleende rechten voor onbepaalde tijd (“eeuwigdurende grafrechten”) zijn omgezet in een particulier graf met het recht voor 20 jaar (lid 5), behalve voor de verleende rechten op graven op de thans gesloten begraafplaatsen.
De Wet op de lijkbezorging voorziet nog steeds in de mogelijkheid om grafrechten te verlenen voor onbepaalde tijd (wetsartikel 28, lid 1). In het verleden was dit redelijk gangbaar, maar naar huidig inzicht is dit onwenselijk en achterhaald. Gemakshalve wordt de term eeuwigdurend wel eens gebruikt, maar dit is feitelijk onjuist: er wordt namelijk geen eeuwigdurend recht verleend, er is alleen geen einddatum genoemd. Dit impliceert dat in beginsel een moment kan aanbreken dat het recht wél (alsnog) eindig wordt verklaard. De wet voorziet namelijk de beheerder op tweeërlei wijze wel degelijk in de mogelijkheid het recht eindig te verklaren, bijvoorbeeld omwille van de beheerstechnische of financiële noodzaak om in te grijpen. Ten eerste moet in dat geval de beheerder in de gelegenheid zijn contact op te nemen met de rechthebbende met het doel toestemming te vragen het recht voor onbepaalde tijd om te zetten in een recht voor bepaalde tijd, met het oogmerk na verloop van tijd het graf te ruimen (wetsartikel 31, lid 2). De wetgever legt de verantwoordelijkheid voor het tijdig overschrijven van het recht aan een andere rechthebbende (bijvoorbeeld wanneer de eerste rechthebbende is overleden) én de zorg dat de beheerder beschikt over zijn actuele contactgegevens, bij de rechthebbende partij. Ten tweede biedt de wetgever de beheerder de gelegenheid een graf te ruimen wanneer de grafbedekking niet goed wordt onderhouden door de rechthebbende (wetsartikel 28, lid 6, en artikel 84a).
De bovengenoemde situaties, onbekende contactgegevens en verwaarlozing van de grafbedekking, ontstaan omdat na tientallen jaren na begraving de nabestaanden simpelweg niet op de hoogte zijn van het ooit verleende recht voor onbepaalde tijd en de belangstelling (voor de zorg) voor de grafbedekking nagenoeg nihil is. Mocht er toch nog belangstelling zijn, dan zal deze in de meeste gevallen alsnog verdwijnen wanneer de beheerder de rechthebbende verplicht stelt op eigen kosten gehoor te geven aan zijn onderhoudsplicht voor de grafbedekking.
De bovenvermelde mogelijkheden die de wetgever biedt om verleende rechten voor onbepaalde tijd om te zetten in rechten voor bepaalde tijd, met het doel om uiteindelijk het betreffende graf te ruimen, laten niet onverlet dat door de beheerder zorgvuldigheid moet worden betracht. Aan deze zorgvuldigheid wordt invulling gegeven door het oorspronkelijke recht om te zetten in een recht voor de duur van 20 jaar, dat is dezelfde termijn van een hedendaagse reguliere uitgifte van een recht (conform artikel 14, lid 1, in de beheerverordening), inclusief de mogelijkheid het recht aansluitend te verlengen.
Vergunningverlening is noodzakelijk omdat er sprake is van een ondergronds bouwwerk. De vergunningprocedure ziet toe op een zorgvuldige en toekomstbestendige constructie.
Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om een overledene in een bepaald graf te doen begraven. Het recht op een graf kan worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon. De gemeente hoeft de familieband niet te controleren, waardoor de administratieve lasten zijn verlicht.
Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris of executeur testamentair, die de nalatenschap beheert.
Artikel 18 voorziet erin om bij het overlijden van een rechthebbende zonder nabestaande(n) in vooroverleg met die rechthebbende of zijn notaris/ executeur testamentair het graf na zijn begraving of bijzetting gesloten te verklaren, waarbij de gemeente zorg zal dragen voor de grafrusttermijn en het grafonderhoud. Dat zal in de begraafplaatsadministratie worden vermeld.
Soms ontstaan ongewenste constructies bij overschrijving op een rechtspersoon. Om die reden worden nadere eisen gesteld aan de rechtspersoon. Een rechtspersoon (in de meeste gevallen een stichting) kan slechts de rechten overnemen wanneer in de statuten staat vermeld dat de rechtspersoon uitsluitend de belangen behartigt van die familie, die van landelijk of plaatselijk groot belang is, en met het doel het graf te behouden om redenen van historisch belang. Het is niet mogelijk om rechten over te schrijven op een rechtspersoon met andere dan ideële belangen.
Met inachtneming van het bovenstaande is het gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen, die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken met een maximum van één jaar. De reden om de termijnduur beperkt te maximaliseren is dat gedurende dit jaar de beheerder de verantwoordelijkheid draagt voor de grafbedekking. Begrijpelijkerwijs dient dit beheerstechnisch risico beperkt te blijven.
In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden begraven of bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór deze begraving of bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat een rechthebbende zonder nabestaande(n) het graf na zijn begraving of bijzetting gesloten kan verklaren en de beheerder tegen een financiële vergoeding de zorg voor dit graf kan opdragen. De beheerder kan nadere eisen stellen aan de grafbedekking aangezien hij namens de rechthebbende dit gedurende de looptijd van het grafrecht zal laten verzorgen. Zie verder de toelichting op artikel 24.
De bepalingen waaraan de melding van de grafbedekking (steen en/ of winterharde beplanting) voldoet en de wijze van aanbrengen, toe te passen afmetingen en materialen zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit voor de Grafbedekkingen. Het Uitvoeringsbesluit wordt door het college vastgesteld.
Wanneer geen grafbedekking door de rechthebbende of belanghebbende wordt aangebracht, zal de beheerder uit netheidsoogpunt tegen verrekening van de kosten het onderhoud van het bovengrondse gedeelte op zich nemen. De rechthebbende of belanghebbende heeft dan niet de mogelijkheid nadere eisen aan het onderhoud te stellen. Een rechthebbende of belanghebbende heeft echter wel nog de mogelijkheid om, binnen de door hem/ haar aangebrachte banden die de maat van het graf markeren, géén grafbedekking aan te brengen en die (zonder gebruik van chemische middelen) onkruidvrij te houden. In dat geval voert de beheerder geen onderhoudswerkzaamheden op (boven) het graf uit.
Dit artikel spreekt voor zich. Zie verder de toelichting op artikel 19.
Het eigendom, en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid, van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens artikel 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende of belanghebbende.
Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder de rechthebbende of belanghebbende aanspreken en sommeren tot het, op eigen kosten, verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het benodigde onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.
De ervaring leert dat nabestaanden in de eerste weken na een begraving of een bijzetting tijdig terugkomen om de linten en overige grafgiften, zoals beertjes e.d., te verwijderen. Maar over door de beheerder verwijderde losse bloemen en planten in potten en vazen zijn in de dagelijkse praktijk wel eens problemen en misverstanden. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbende of belanghebbende is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd en de harde materialen in depot zijn of worden gezet. Het verdient daarom aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen inclusief potten, vazen en kransen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats, inclusief het niet meer in depot houden van de materialen. De rechthebbende en de belanghebbende worden daarom niet aangeschreven door de beheerder. Het is gewenst dat de beheerder verwelkte bloemen niet te snel verwijderd, omdat gesteld wordt dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht schriftelijk op de hoogte te worden gesteld van dit feit en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen.
De belanghebbende of rechthebbende kan binnen de in het tweede lid genoemde termijn bij het college op de ingediende schriftelijke verklaring aangeven dat zij de grafbedekking weghalen. Het college geeft schriftelijk aan wanneer de grafbedekking uiterlijk verwijderd dient te zijn. Daarna gaat de beheerder over tot verwijdering van de grafbedekking.
Ook de belanghebbende dient volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte van het algemeen graf. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd.
De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen.
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard, omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.
In beginsel is en blijft het eigendom van de grafbedekking, in geval van lid 1 t/m lid 3, aan de rechthebbende of belanghebbende. Daarom zal de gemeente verzoeken tot een schriftelijke afstandsverklaring en de vergunninghouder vragen wat hij met de grafbedekking wenst te doen.
Volgens artikel 31, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen worden geruimd met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn of wanneer er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 16 van de beheerverordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud (artikel 28, zesde lid, van de Wet op de lijkbezorging). Daarom is er de mogelijkheid om, wanneer de rechthebbende geen nabestaande heeft, het graf gesloten te verklaren gedurende de grafrechtperiode (artikel 18 van de beheerverordening) en de gemeente als rechthebbende pro forma te laten optreden.
De mededeling dat het college voornemens is om een graf te ruimen wordt gedaan aan zowel de rechthebbende als de belanghebbende. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 23.
Het in een knekelput of verzamelgraf plaatsen van de restanten van de stoffelijke overschotten en/ of as gebeurt zonder de betrokkenheid van de nabestaanden. Het is in die zin daarom geen plechtigheid.
De bepaling in lid 5 geeft een rechthebbende de gelegenheid om wanneer hij rechten beheert van meerdere graven (bijvoorbeeld van de naast elkaar begraven ouders en/ of verspreid over de begraafplaats gelegen graven met overleden familieleden) en wanneer deze rechten zijn verlopen, om de stoffelijke restanten uit deze graven op te graven en in één graf opnieuw te begraven. Dit graf krijgt daarmee de status van een particulier verzamelgraf, wat betekent dat daarop een nieuw recht moet worden gevestigd. Dit kan plaatsvinden in één van de bestaande graven die worden geruimd of in een nieuw uit te geven graf.
Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel van een gemeentelijke begraafplaats valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer, onderhoud en administratie van de gemeente. Hierdoor is deze beheerverordening ook op dit deel van de begraafplaats van toepassing. Het college is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking gestelde deel.
Wegens het religieuze of (cultuur)historische karakter of in het verleden gemaakte afspraken, kunnen er redenen zijn om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere of afwijkende regels vast te stellen.
De gemeentelijke monumentenlijst wordt opgesteld en zo nodig gewijzigd op basis van de gemeentelijke Erfgoedverordening. Wanneer een grafbedekking of gedenkplaats in de gemeentelijke monumentenlijst is opgenomen, dan gelden de voorwaarden zoals ze zijn vastgesteld voor rijks- of gemeentelijke monumenten.
In artikel 9 van de door de gemeenteraad vastgestelde Erfgoedverordening is opgenomen dat het college besluit of een monument (in dit geval een grafbedekking) van de monumentenlijst kan worden verwijderd. De bevoegdheid tot de eventuele uitvoering van het verwijderen van grafbedekkingen (lid 3) ligt dus bij het college.
Artikel 9, Erfgoedverordening 2010 gemeente Lingewaard, “Intrekken van de aanwijzing”:
Dit artikel in de Erfgoedverordening geeft de mogelijkheid om de aanwijzing van gemeentelijke monumenten in te trekken (lid 1). Voor intrekking van de aanwijzing is het advies van de monumentencommissie nodig. Monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst waarvan de aanwijzing is ingetrokken (omdat ze zijn gesloopt of anderszins volledig teloor gegaan), worden door het college van de monumentenlijst gehaald.
Er zijn in de gemeente Lingewaard geen algemene begraafplaatsen als rijks- of gemeentelijk monument aangewezen. Wel is momenteel aan de grafbedekking van het ‘Priestersgraf’ op de begraafplaats Huissen-Stad de status van gemeentelijk monument toegekend. Een toegekende monumentale status aan een grafbedekking of gedenkplaats wordt vermeld in de begraafplaatsadministratie, zodat het monument niet per ongeluk geruimd kan worden door de rechthebbende of de beheerder.
Het Rijk hanteert het standpunt dat ook een monumentale begraafplaats gewoon in gebruik zou moeten blijven en is daardoor zeer terughoudend in het monumentaal verklaren van grafbedekkingen. Het Rijk wijst wel begraafplaatsen in het geheel of specifieke bouwkundige onderdelen daarvan, zoals bijvoorbeeld een toegangspoort of een opbaarhuisje, als monumentaal aan maar doet dat in beginsel dus niet voor grafbedekkingen. Daardoor kunnen, naar het oordeel van het Rijk, grafbedekkingen worden verwijderd om daarmee de primaire functie van een begraafplaats in stand te houden. Naast het ‘actief’ houden van een begraafplaats geldt als bezwarend argument dat het monumentaal en beschermd verklaren van grafbedekkingen een zware financiële last bij de beheerder (de eigenaar van het monument) legt.
Bij het opnieuw uitgeven van grafruimtes op een beschermde begraafplaats kan de beheerder er wel op toezien dat het toe te passen materiaalgebruik en de maatvoering van de grafbedekkingen aansluit bij de inrichting en de sfeer van de begraafplaats.
In het gemeentelijk register zijn alleen begraven stoffelijke resten opgenomen en niet de bezorgde as. Artikel 50 van de Wet op de lijkbezorging schrijft namelijk voor dat het crematorium het register voor asbezorging bijhoudt. Desalniettemin houdt de beheerder van de algemene begraafplaats ten behoeve van de nabestaanden de graflocatie bij waar as is bijgezet of uitgestrooid (lid 3).
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de geactualiseerde verordening in werking treedt.
Alle rechten van de voorgaande verordening worden geëerbiedigd in deze verordening, met nadrukkelijke uitzondering dat de verleende grafrechten voor onbepaalde tijd (“eeuwigdurend grafrecht”) zijn omgezet in grafrechten voor de duur van 20 jaar vanaf 31 december 2014.
Deze beheerverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur, op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen [Arnhem], volgens artikel 143 van de Gemeentewet.
Op basis van de Wet elektronische bekendmaking schrijft artikel 139 van de Gemeentewet per 1 januari 2014 voor dat besluiten van het gemeentebestuur van kracht zijn nadat deze zijn bekendgemaakt in het gemeenteblad (lid 1) en dat de uitgifte van het gemeenteblad elektronisch geschiedt op een algemeen toegankelijke en blijvende wijze (lid 2). De verplichting om verordeningen in Het Gemeente Nieuws te publiceren komt hiermee te vervallen, al kan in Het Gemeente Nieuws wel een verwijzing worden geplaatst naar de nieuwe vindplek op www.officielebekendmakingen.nl/.
In de citeertitel is het jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.