Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden 2015
CiteertitelBeleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden gemeente Den Helder.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-2015nieuwe regeling

13-01-2015

Stadsnieuws 2015, 4

b15.00011

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden 2015

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Inleiding

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Deze wet introduceert één nieuwe vergunning: de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning komt in de plaats van een reeks vergunningen, maar omvat ook ontheffingen.

In het geval een aanvraag om een omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan en geen medewerking mogelijk is met behulp van een binnenplanse afwijking, dan bestaat de mogelijkheid om medewerking te verlenen in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. De genoemde algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor), welke in bijlage II de categorieën van gevallen noemt waarin toch de omgevingsvergunning kan worden verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º van de Wabo. De voorliggende beleidsregels hebben betrekking op planologische afwijkingsmogelijkheden voor deze categorieën van gevallen. Het gaat om een omgevingsvergunning voor de volgende activiteiten: bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2. Beleidsregels

Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen, voor wat betreft de afwijkingsmogelijkheden als genoemd in artikel 2.12 eerste lid, sub a onder 1 en 2 van de Wabo, zal het hiernavolgende afwegingskader worden toegepast.

Artikel 2.1 Algemeen afwegingskader

1.Anticiperen nieuw bestemmingsplan

Bij iedere aanvraag om omgevingsvergunning die in strijd is met het geldende bestemmingsplan en valt onder de categorieën van gevallen genoemd in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onderzocht of er een herziening wordt voorbereid en in welk stadium dit plan zich bevindt. In de afweging wordt meegenomen of het verzoek zal passen binnen het nieuwe bestemmingsplan en er geanticipeerd kan worden op de nieuwe situatie. Op het moment dat het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan ter inzage is gelegd kan in de motivering van de omgevingsvergunning daarnaar worden verwezen.

 

2.Bestaand ruimtelijk beleid

De aanvraag om omgevingsvergunning wordt getoetst aan het van toepassing zijnde vastgestelde beleid. Bij strijdigheid met vastgesteld beleid zal in principe géén medewerking worden verleend. Zijn er specifieke omstandigheden die afwijking rechtvaardigen dan geldt bij de besluitvorming een zwaardere motiveringseis, tenzij verwezen kan worden naar in ontwikkeling zijnd beleid dat al op schrift is gesteld en waarvan aannemelijk is dat het zo vastgesteld gaat worden.

 

3.Waarborging ruimtelijke kwaliteit

Een bouwplan mag geen afbreuk doen aan de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit en moet bij voorkeur kwaliteit toevoegen. Dit zonder onevenredige afbreuk te doen aan belangen van derden en/of de directe omgeving van het bouwwerk.

Hiervan is onder andere sprake indien:

  • a)

    het afwijken niet tot gevolg heeft dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast en;

  • b)

    door het afwijken de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Hiertoe kan iedere aanvraag om omgevingsvergunning met ruimtelijke consequenties ter goedkeuring aan de welstands- en monumentencommissie en, indien relevant, aan een stedenbouwkundige worden voorgelegd. Bovendien wordt getoetst of verschillende functies significante hinder van elkaar zullen ondervinden en of bestaande toegestane functies belemmerd zullen worden in hun doelmatig gebruik. Bij strijdigheid met een van deze elementen kan in principe géén medewerking worden verleend aan de omgevingsvergunning, tenzij strikte randvoorwaarden worden verbonden aan de vergunning ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit.

 

4.Afweging individueel en algemeen belang

Bij iedere aanvraag om een omgevingsvergunning wordt onderzocht hoe het individuele belang van de aanvrager zich verhoudt tot het door de gemeente te bewaken algemene belang. In dat geval kunnen aspecten als openbare orde, veiligheid (waaronder brandveiligheid, sociale veiligheid, verkeersveiligheid), landschapsschoon, natuur een rol spelen.

 

5.Rechtszekerheid en rechtsgelijkheid

Bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning moet rekening worden gehouden met de beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Juist omdat het bij een omgevingsvergunning om een individuele concrete situatie in tegenstelling tot de integrale ruimtelijke benadering bij een herziening van een bestemmingsplan dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de consequenties van het verzoek voor de omgeving en omwonenden. De effecten voor de aangrenzende percelen dienen voor zover mogelijk in beeld te worden gebracht.

Artikel 2.2 Planschadeovereenkomst

Bij het verlenen van toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan overeenkomstig artikel 2.1 van dit beleid, dient een planschadeovereenkomst te worden afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente.

Hoofdstuk 3. Overige bepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag nadat zij zijn bekend gemaakt.

Artikel 3.2 Titel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden 2015”.

 

Aldus vastgesteld op 13 januari 2015.

 

Burgemeester en wethouders van Gemeente Den Helder,

Koen Schuiling, burgemeester

dr. Joost C.M. Cox, secretaris