Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ten Boer

Prioriteiten matrix 2015 Bijlage van Toetsen met Beleid 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTen Boer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingPrioriteiten matrix 2015 Bijlage van Toetsen met Beleid 2013
CiteertitelPrioriteiten matrix 2015 Bijlage van Toetsen met Beleid
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervallen van rechtswege

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-03-201501-01-2019Onbekend

31-03-2015

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Prioriteiten matrix 2015 Bijlage van Toetsen met Beleid 2013

 

 

Aanpassing prioriteitenmatrix in beleidsregels ‘Toetsen met Beleid 2013’

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ten Boer heeft bekend gemaakt dat 31 maart jl. de prioriteitenmatrix 2015 is vastgesteld.

Ook is besloten dat de prioriteitenmatrix welke onderdeel uitmaakt van de beleidsegels ‘Toetsen met beleid’, vastgesteld bij collegebesluit van 25 juni 2013 in te trekken op de dag dat de prioriteitenmatrix 2015 in werking is getreden.

Toelichting

In de beleidsregels ‘Toetsen met Beleid 2013’ is beschreven hoe de gemeente omgaat met aanvragen die getoetst moeten worden aan het Bouwbesluit 2012. Hiervoor heeft de gemeente toetsniveaus vastgesteld en deze toetsniveaus zijn vastgelegd op grond van inschatting van risico’s en vaststelling van prioriteiten. De prioriteitenmatrix is op sommige onderdelen aangepast.

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

Bijlage 3 Prioriteitenmatrix 2015

 

Bijlage 4 Voetnoten bij de prioriteitenmatrix

Voetnoot

Opmerkingen

1

Woonwagens zijn van oudsher eenlaagse mobiele standaardwagens waarbij een toetsing van de constructie op niveau ‘1 ‘voldoende is. Deze woonwagens komen veelal uit de fabriek en zijn veelal gecertificeerd; hierdoor is toetsintensiteit ‘3’ veel te hoog. Voor de constructie bij deze woonwagens is alleen de fundering interessant. (tekstuele) Informatie over de aanwezigheid van de fundering is voldoende.

De definitie van woonwagens houdt ook echter ook meerlaagse bouwwerken in. Bij toetsing van deze woonwagens wordt niveau ‘2‘ als toetsingskader aangehouden.

2

De risico’s van eventuele constructiefouten bij aan-, uitbouwen, etc. is minder dan bij bijvoorbeeld een nieuwbouwwoning of woongebouw. Eventuele verzakkingen, scheuren e.d. leveren in principe geen gevaar op. Een controle van een aantal uitgangspunten als minimum is dan ook voldoende op niveau ‘2’.

3

Bij dakkapellen wordt de hoofddraagconstructie getoetst op niveau ‘2’. Hiervoor moeten een getekend kapplan worden aangeleverd. De reden is dat dezelfde dakkapellen aan de achterzijde vergunningvrij zijn.

4

Bij lichte industrie (opslag) is een toetsing op niveau ‘2‘ voldoende omdat de veiligheidsrisico’s kleiner zijn .

5

De niet hoofddraagconstructies worden één niveau lager getoetst dan de overige constructies in dezelfde gebruiksfuncties. Voor het bepalen van het toetsniveau voor alle functies geldt of mensen kort dan wel gedurende een langere periode verblijven. De veiligheid van deze mensen is van belang.

6

Bij de categorie ‘Bouwwerk geen gebouw zijnde’ vormen de reclames een uitzondering. Deze houden constructief gezien veelal weinig in. Een toetsniveau ‘2’ volstaat dan.

7

M.u.v. het onderdeel ‘Veiligheid’ worden alle aspecten die te maken hebben met de brandveiligheid in principe alleen door de Afdeling Preventie van de Veiligheidsregio Groningen getoetst. Het onderdeel 'Sterkte bij brand' wordt ook door de constructeurs van de afdeling VTH getoetst.

8

Bij de categorie ‘Bouwwerk geen gebouw zijnde’ geldt dat mensen er vaak kort of helemaal niet verblijven.

9

Voor dit onderdeel geldt dat het toetsen van detailtekeningen (aanzichten van bijvoorbeeld een traphekje) van één vloerafscheiding, toetsen op niveau ‘3’ is. Niveau ‘4’ is het toetsen van alle vloerafscheidingen.

Bij woningen geldt dat indien de toets "niet akkoord" is, dit onderdeel als voorwaarde opgenomen wordt. Dit omdat de bewoners al vaak (delen van) vloerafscheidingen (met name de traphekjes) weghalen.

10

Vanwege het openbare karakter van de diverse functies (voor bijeenkomstgebouwen geldt ook hiervoor met name de kinderopvang) is het van belang dat de gebouwen gebruiksveilig zijn.

11

Bij 'beweegbare constructieonderdelen' dient op niveau ‘2’ getoetst te worden, wanneer het gebouw/bouwwerk aan de openbare weg grenst; ligt het niet aan de openbare weg dan volstaat toetsniveau ‘1’.

12

Woonwagens en woningen zijn relatief klein waardoor een brand in het algemeen niet snel groot kan worden. Daarom worden bij deze onderdelen van de woonfunctie het niveau verlaagd van ‘3’ naar ‘2’.

13

De reden dat deze aspecten op niveau ‘3’ staan heeft te maken met de toetsing op parkeergarages. Er zal er kritisch gekeken moeten worden naar de uitvoering van deze garages i.v.m. de mensveiligheid en de beheersbaarheid van een eventuele brand.

14

In het landelijke toetsingsprotocol staan deze items op niveau ‘2’. Wij zijn van mening dat ook bij de industriefunctie het niveau gelijkwaardig moet zijn aan het niveau bij de andere functies, met uitzondering van de woonwagens en de woningen.

15

Afdeling 2.17 gaat over de veiligheid van een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 meter (één van de twee categorieën binnen de gebruiksfunctie “Bouwwerk geen gebouw zijnde”). Binnen de gemeente Ten Boer kennen we dergelijke tunnels (nog) niet.

16

Wanneer de woonwagen zich in een geluidszone bevindt, dan wordt op niveau ‘3’ getoetst. Ligt de woonwagen niet in een geluidszone, dan wordt het e.e.a. op niveau ‘2’ getoetst.

17

Wanneer de woning of het woongebouw zich in een geluidszone bevindt, dan wordt op niveau ‘3’ getoetst. Ligt de woning of het woongebouw niet in een geluidszone, dan wordt het e.e.a. op niveau ‘2’ getoetst.

Voor verbouwing geldt dat op niveau ‘3’ getoetst wordt wanneer het om het vergroten van het verblijfsgebied gaat en deze in de geluidszone ligt.

18

Bij de geluidwering tussen verblijfsruimten van dezelfde gebruiksfunctie gaat het met name om geluid tussen de woningen in een woongebouw. Ervaring leert dat met name tussen woningen onderling er de nodige geluidoverlast kan zijn.

19

Indien het om een horecagelegenheid gaat of het om meerdere functies gaat (wonen en niet-wonen) dan wordt voor de geluidwering tussen verblijfsruimten van verschillende gebruiksfuncties op toetsintensiteit ‘3’ getoetst.

20

Ook bij ‘celfuncties’ dient aangegeven te worden of het e.e.a. bijvoorbeeld betegeld is.

21

Voor een aan- en uit- en opbouwen en een dakkapel zal geen ventilatieberekening gevraagd worden, en dus zal op dit onderdeel bij dakkapellen op niveau ‘2’ getoetst worden.

22

Voor de bijeenkomstfunctie alleen bij kinderopvang op niveau ‘3’ toetsen. Dit is hetzelfde niveau als bij onderwijs. De uitgangssituatie is voor beide groepen (kinderen) gelijk.

23

Vanwege het belang van een goed binnenklimaat in de gezondheidsfuncties, horecafuncties en kantoorfuncties (het verblijven van mensen gedurende langere periodes), is het van belang om te weten of er ventilatiemogelijkheden voldoende (qua capaciteit) zijn. Dit vereist een toetsniveau ‘3’.

24

Voor de sportfunctie is een goede ventilatie van belang. Dit i.v.m. geur en afvoer van vochtige lucht. Om dit te kunnen achterhalen is een toetsniveau ‘3’ vereist.

25

Lichtschachten, ruimten voor opstelplaatsen voor gasmeters en ruimten voor huishoudelijk afval worden alleen getoetst als de gegevens aangeleverd zijn.

26

In verband met de gezondheid van de gebruikers en om een goed binnenklimaat te behouden, wordt dit op niveau 3 getoetst.

27

Toevoer van verbrandingslucht op niveau ‘2’; er moet aangegeven worden wat en waar.

28

In de dorpskernen wordt op het onderdeel 'Daglicht' op niveau ‘3’ getoetst. Daarbuiten op niveau ’2’. In de dorpskernen is de bebouwingsintensiteit in het algemeen hoger dan daarbuiten. Het toetsen op niveau ‘3’ geldt alleen bij nieuwbouw, het vergroten van het verblijfsgebied en het wijzigen van de functie naar een 'Woonfunctie'.

29

Woonwagens zien er steeds vaker uit als gewone woningen. Daarom wordt hetzelfde niveau gehanteerd als bij woningen-woongebouwen.

30

Wanneer er invalidentoiletten nodig zijn, wordt dit aspect op niveau ‘3’ getoetst.

31

De toegankelijkheidssector voor de diverse functies en woningen groter dan 500 m2 ook op de tekening aangegeven te worden. De toegankelijkheid en bruikbaarheid van het gebouw voor minder valide personen vinden we belangrijk.

32

Voor de diverse functies moeten details van één of meerdere ‘drempels’ beoordeeld kunnen worden. De toegankelijkheid en bruikbaarheid van het gebouw voor minder valide personen vinden we belangrijk.

33

De ‘Opstelplaats van een stooktoestel’ is op toetsniveau ‘2’ gebracht i.v.m. de plaats in het gebouw van het stooktoestel in relatie tot de risico's bij explosiegevaar. Er is een belangrijk verschil voor de veiligheid wanneer de ketel in de kelder staat i.p.v. op de bovenste verdieping.

34

De genoemde voorzieningen zijn altijd in een gebouw aanwezig. Ten aanzien van de noodstroomvoorziening wordt bij sommige gebruiksfunctie wel op een hoger niveau getoetst omdat de noodstroomvoorziening belangrijk is bij het vluchten en bij deze gebruiksfuncties de vluchtweg langer is. Daarnaast geldt voor nieuwbouw het toetsniveau ‘2’.

Bij verbouw geldt het niveau ‘1’. Het is dan alleen nog van belang dat het e.e.a. aangesloten of aanwezig is. Tekstuele aanduiding hiervan is reeds voldoende.

35

Alleen ‘Aansluiting op het riool’ (inclusief gescheiden of niet-gescheiden systeem) hoeft op de tekening te staan. Dit is voor woonwagens en indien nodig bij bouwwerken geen gebouw zijnde ons inziens voldoende. Een rioleringsplan is voor deze gebruiksfuncties te veel gevraagd.

36

De Veiligheidsregio Groningen hanteert voor alle functies op onderdelen hetzelfde toetsniveau. Er wordt een niveau lager getoetst omdat het toetsniveau op dit onderdeel bepaald wordt door de controle van berekeningen en een berekening is niet van toepassing op dit onderdeel. Daarnaast worden deze onderdelen ook tijdens de toezicht- en handhavingscontroles gecontroleerd.

37

De toegankelijkheid en bruikbaarheid van minder valide personen vinden we belangrijk.

38

Voorzieningen voor het tegengaan van criminaliteit worden door de markt al opgepakt. Vanuit het verzekeringswezen en Politie Keurmerk Veilig Wonen worden hieraan al eisen aan gesteld.

39

De Veiligheidsregio Groningen hanteert voor alle functies op onderdelen hetzelfde toetsniveau. Er wordt een niveau lager getoetst omdat het toetsniveau op dit onderdeel bepaald wordt door de controle van berekeningen en een berekening is niet van toepassing op dit onderdeel. Daarnaast worden deze onderdelen ook tijdens de toezicht- en handhavingscontroles gecontroleerd.