Organisatie | Binnenmaas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Binnenmaas 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Binnenmaas 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-04-2014 | 01-01-2021 | Metadata aangevuld | 07-04-2015 Onbekend | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Binnenmaas;
Overwegende dat het ten behoeve van een praktische en eenduidige uitvoering van het leerlingenvervoer wenselijk is beleidsregels vast te stellen;
Gelet op de bepalingen van de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Binnenmaas 2015;
Vast te stellen de navolgende Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Binnenmaas 2015.
Artikel 1. Bepalen van de afstand
Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de routeplanner Easy travel. De kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg wordt gemeten van woonadres naar schooladres. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvraag en voor bekostiging van het leerlingenvervoer.
Het begrip ‘handicap’ is zeer moeilijk in een paar woorden of een paar zinnen uit te leggen. In het kader van het leerlingenvervoer is bepalend of de leerling door een structurele handicap niet in staat is om met openbaar vervoer te reizen, ook niet als dit onder begeleiding gebeurt. De vraag is dus niet of een leerling gehandicapt is, maar of de handicap hem/haar belemmert om met openbaar vervoer te reizen.
De noodzaak voor begeleiding of aangepast vervoer moet in alle gevallen aangetoond worden door middel van een (medisch) advies. Uit het advies moet blijken dat de leerling door een structurele handicap, stoornis of structurele ziekte niet, of niet zelfstandig in staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Structureel betekent in dit geval minimaal 3 maanden. Het college kan bepalen dat het gewenst/noodzakelijk is een medisch advies in te winnen bij een door de gemeente aan te wijzen externe deskundige. Wanneer er sprake is van een tijdelijke handicap (bijvoorbeeld een gebroken been) valt het vervoer van de leerling onder de verantwoordelijkheid van de ouders. Echter, wanneer de leerling een groot gedeelte van het schooljaar in verband met – bijvoorbeeld - herstel van een operatie en/of revalidatie niet of niet zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen, kunnen ouders een aanvraag voor een vervoersvoorziening indienen.
Artikel 3. Onafhankelijk indicatieadvies
Om te kunnen beoordelen of een leerling in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening en, als dat het geval is, voor welk type voorziening de leerling dan in aanmerking komt, is in een aantal gevallen advies van deskundigen zake nodig. Het zal dan veelal gaan om de vraag of een leerling door zijn handicap in het geheel niet van openbaar vervoer gebruik kan maken, of alleen onder begeleiding daarvan gebruik kan maken, of wellicht – al dan niet onder begeleiding – naar school kan fietsen.
Adviezen kunnen bijv. worden gegeven door:
Wanneer de specifieke handicap van de leerling daarom vraagt kan advies worden ingewonnen van deskundigen als de huisarts van de leerling, de jeugdgezondheidsdienst, de geneeskundige dienst, een sociaal-medische adviesdienst, een medicus gespecialiseerd in de betreffende handicap, een orthopedagoog, kinderpsycholoog en dergelijke.
Een onafhankelijk onderzoek is soms noodzakelijk. De kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente. Als een leerling vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) al bekend is bij de gemeente wordt geen extern advies aangevraagd wanneer uit het Wmo dossier voldoende duidelijk is dat de leerling niet in staat is om met openbaar vervoer te reizen. Het college kan gemotiveerd afwijken van het advies van een externe deskundige.
Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het begeleiden of het laten begeleiden van hun kind.
Als de ouders niet in de gelegenheid zijn hun kind te begeleiden, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Die kan gevonden worden door bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of anderen in te schakelen. De bekostiging vindt plaats aan de ouders van de leerling.
Artikel 5. Het vaststellen van de kosten voor openbaar vervoer
Het vaststellen van de kosten voor openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de door de REISinformatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292 en www.9292ov.nl.
Artikel 6. Het vaststellen van de reistijd
Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de REISinformatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292 en www.9292ov.nl. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer wordt de vervoerder geraadpleegd.
Uitgangspunt is het streven naar een zo kort mogelijke reistijd en wachttijd. De gemeente heeft echter ook rekening te houden met een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer door bijvoorbeeld het combineren van vervoer. De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben het leerlingenvervoer gezamenlijk aanbesteed, dit betekent dat het vervoer ook gecombineerd kan worden met het vervoer van andere leerlingen uit de Hoeksche Waard. Soms zal een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer leiden tot een korte reistijd, maar een iets langere wachttijd. Ouders kunnen hiertegen geen bezwaar maken omdat het hierbij gaat om de feitelijke invulling van het vervoer en niet om het toekennen van de vervoersvorm.
Artikel 8. Uitbetaling van vergoedingen
Het college verstrekt de ouders die recht hebben op bekostiging:
Uitbetaling van de kosten van openbaar vervoer kan in overleg maandelijks, dan wel per kwartaal achteraf plaatsvinden na het overleggen van de aankoopbewijzen en/of transactieoverzichten van de persoonlijke OV chipkaart. Uitbetaling van de vergoeding voor de vervoerskosten op basis van eigen vervoer vindt maandelijks achteraf plaats in 10 gelijke termijnen.
Artikel 9. Vergoeding openbaar vervoer
Als een leerling recht heeft op een vergoeding op basis van openbaar vervoer - met of zonder begeleiding - worden de vervoerskosten betaald in de vorm van een financiële vergoeding op basis van een jaarabonnement voor het openbaar vervoer. Ditzelfde geldt voor de vervoerskosten van de begeleider(s), indien een leerling niet zelfstandig met openbaar vervoer kan reizen.
Wanneer een leerling niet het gehele schooljaar gebruik maakt van het openbaar vervoer, worden de vervoerskosten betaald in de vorm van een financiële vergoeding op basis van een kwartaalabonnement voor openbaar vervoer. Ditzelfde geldt voor de vervoerskosten van de begeleider(s), indien een leerling niet zelfstandig met openbaar vervoer kan reizen.
Artikel 10. Leerlingenvervoer is uitsluitend bestemd voor vervoer naar en van school
Leerlingenvoer is uitsluitend bestemd voor vervoer naar en van school. Dit betekent dat deze vorm van vervoer niet kan worden gebruikt voor vervoer naar bijv. sportvoorzieningen of buitenschoolse opvang. Ook buitenschoolse activiteiten op school vallen niet onder het leerlingenvervoer. Het door het college georganiseerde vervoer is gebaseerd op de schooltijden zoals deze vermeld zijn in het schoolgids. Vervoer buiten deze schooltijden valt niet onder de vergoeding.
Een stage kan deel uitmaken van het onderwijsprogramma van scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. In het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs is voor leerlingen vanaf 14 jaar minstens één stage op ten hoogste vier dagen per week zelfs verplicht. Wanneer de stage is opgenomen in de schoolgids is het stageadres aan te merken als ‘school’.
Artikel 11. Efficiënt gebruik aangepast vervoer
Vanuit kostenoverwegingen kan met afwijkende roosters, zoals deze voorkomen in het voortgezet onderwijs, in beginsel geen rekening worden gehouden. In overleg met leerlingen, ouders en de school zal worden bezien of bepaalde vervoersarrangementen en – combinaties mogelijk zijn, waarbij leerlingen mogelijk beurtelings een bepaalde tijd moeten wachten op het vervoer.
Het drempelbedrag (eigen bijdrage voor de ouders) zoals beschreven in artikel 14 lid 2 wordt voor maximaal 2 kinderen in het gezin geheven.
Voor vervoersaanvragen voor kinderen in de basisschoolleeftijd, die op grond van de verordening eigenlijk met het openbaar vervoer zouden moeten reizen, maar om op school te komen een overstap moeten maken, kent het college, met gebruik van de hardheidsclausule (art. 23), aangepast vervoer toe.
Bij de behandeling van de aanvragen leerlingenvervoer kan gebruik gemaakt worden van jurisprudentie voor zover de inhoud niet in tegenspraak is met de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Binnenmaas 2015, de daarbij behorende toelichting en de Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Binnenmaas 2015.