Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalwijk

Verordening regelende het recht van enquête

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening regelende het recht van enquête
CiteertitelEnquêteverordening 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 155a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-12-2005nieuwe regeling

24-11-2005

Gemeenteblad, 08-12-2005

2005/066

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening regelende het recht van enquête

De raad van de gemeente Waalwijk;

gezien het voorstel van het college van Waalwijk van 20 september 2005, nummer ....;

 

besluit:

vast te stellen de hierna volgende:

Verordening regelende het recht van enquête

(Enquêteverordening 2006)

Enquêteverordening 2006

 

Artikel 1 Instelling, taken en samenstelling

  • 1.

    De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.

  • 2.

    De uitvoering van dit besluit wordt opgedragen aan hetzij een reeds door de raadingestelde commissie, hetzij aan een daartoe in te stellen commissie.

  • 3.

    De door de raad ingestelde commissie bestaat uit vijf (5) raadsleden. Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger aangewezen. De leden en plaatsvervangende leden worden door de raad benoemd.

  • 4.

    De commissie wijst uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 5.

    De raad wijst op advies van de commissie Algemeen Bestuur en Middelen op voorstel van de griffier en in overleg met de gemeentesecretaris, de secretaris van de commissie aan.

  • 6.

    De omschrijving van het besluit kan hangende het onderzoek al dan niet op verzoek van de commissie die het onderzoek verricht, door de raad worden gewijzigd.

  • 7.

    Een commissie van onderzoek kan geen van de bevoegdheden, haar bij deze verordening of Gemeentewet verleend, uitoefenen, indien niet ten minste drie van haar leden of als zodanig optredende plaatsvervangende leden tegenwoordig zijn.

Artikel 2 Bekendmaking onderzoek

  • 1.

    Het besluit tot het instellen van een onderzoek en de samenstelling van de commissie wordt in een huis-aan-huis blad geplaatst.

  • 2.

    Van wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van onderzoek en van beëindiging van het onderzoek wordt op gelijke wijze kennis gegeven.

Artikel 3 Verplichting tot verschaffen inlichtingen en oproep verhoor

  • 1.

    Vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking zijn leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle op het onderzoek betrekking hebbende bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 1 nodig is.

  • 2.

    Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde personen zijn voorts vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking verplicht te voldoen aan een oproeping door de commissie uitgevaardigd om als getuige of deskundige te worden verhoord.

  • 4.

    Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking als bedoeld in lid 1 te verlenen.

  • 5.

    Diegene die over informatie denkt te beschikken die van belang kan zijn voor het onderzoek, wordt uitgenodigd zich te melden bij de voorzitter van de commissie.

  • 6.

    De commissie besluit of van de diensten van betrokkene gebruik wordt gemaakt.

Artikel 4 Verplichtingen en rechten getuigen

  • 1.

    Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt verhoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.

  • 2.

    De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

  • 3.

    De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.

  • 4.

    De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.

  • 5.

    De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie verhoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

  • 6.

    De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie en andere aanwezigen bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 7.

    Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt verhoord.

  • 8.

    Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 5 Oproepen getuigen

  • 1.

    Getuigen en deskundigen worden schriftelijk onder toevoeging van deze verordening opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2.

    De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

  • 3.

    Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 6 Termijn van oproeping

De getuigen of deskundigen dienen de oproeping als bedoeld in artikel 5, lid 1, tenminste drie dagen voor de dag van het verhoor te ontvangen.

Artikel 7 Wijze van verhoren

  • 1.

    Het horen van getuigen en deskundigen wordt door de commissie gehouden op de plaats, waar zij zulks het meest wenselijk oordeelt.

  • 2.

    De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage verstrekt en door dezen ondertekend.

  • 3.

    De commissie kan ter voorbereiding op de openbare verhoren informatieve gesprekken voeren in beslotenheid.

Artikel 8 Niet verschijnen getuigen

Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving van de oproeping behelst en door de aanwezige leden der commissie wordt ondertekend.

 

 

Artikel 9 Weigeren van antwoord

Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de aanwezige leden van de commissie wordt ondertekend.

Artikel 10 Verschoning getuigenis

  • 1.

    Niemand kan genoodzaakt worden aan de commissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, danwel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of geweest is.

  • 2.

    Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

     

     

    Artikel 11 Niet openbaarmaken bescheiden

    • 1.

      De commissie kan om gewichtige redenen in verband met de bescherming van de in artikel 3, eerste lid, genoemde personen of van een belang, bedoeld in artikel 12, besluiten aan haar overgelegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

    • 2.

      De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt.

    • 3.

      Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage of anderszins ter kennisneming gelegd van de leden van de raad. De leden bewaren omtrent de inhoud van de zodanige bescheiden geheimhouding.

     

    Artikel 12 Openbaar belang

    • 1.

      Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 3, eerste en derde lid, en artikel 4, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

    • 2.

      De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het eerste lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

     

    Artikel 13 Vergaderen achter gesloten deuren

    Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

Artikel 14 Onkostenvergoeding getuigen

De getuigen en deskundigen ontvangen op hun daartoe strekkend verzoek schadeloosstelling, door de commissie op vertoon van de schriftelijke oproeping of de akte van dagvaarding, te begroten overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 15 Overgang raadsperiode

De bevoegdheid en de werkzaamheden van een commissie van onderzoek worden door de ontbinding van de raad niet geschorst.

Artikel 16 Kosten onderzoek

De raad stelt een raming vast van de kosten, welke naar zijn oordeel voor het onderzoek in een bepaald jaar vereist zijn. Hij brengt deze ter kennis van het college. Het college bereidt vervolgens een voorstel tot wijziging van de gemeentebegroting voor.

Artikel 17 Processen verbaal

  • 1.

    Na de beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde commissie besluit de raad, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.

  • 2.

    Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief.

  • 3.

    De commissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zijn.

     

    Artikel 18 Verantwoordelijkheden/plan van aanpak

    • 1.

      Alle activiteiten van de leden en de aan de commissie toegevoegde medewerkers vallen onder de politieke verantwoordelijkheid van de commissie.

    • 2.

      De ambtelijk secretaris van de commissie is op basis van een mandaatbesluit van de griffier eindverantwoordelijk voor alle inhoudelijke en organisatorische activiteiten van de ondersteuning van de commissie en is (indien van toepassing) daartoe belast met het beheer van de gelden, toegestaan in de goedgekeurde begroting.

    • 3.

      Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie c.q. vaststelling van de onderzoeksopdracht stellen de voorzitter en de secretaris van de commissie, in overleg met de griffier en gemeentesecretaris, voor zover een beroep wordt gedaan op zijn ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:

      • -

        de uitvoering van de onderzoeksopdracht;

      • -

        de eerste planning van de uit te voeren taken;

      • -

        de taakverdeling;

      • -

        de taak en rol van de voorzitter;

      • -

        de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij aandacht wordt besteed aan de wettelijke aansprakelijkheid;

      • -

        de plaats en de omvang van de werkruimten;

      • -

        de noodzaak van een informatieprotocol;

      • -

        de archivering en classificering;

      • -

        de geheimhoudings- en beveiligingsaspecten;

      • -

        de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fasen van het onderzoek;

      • -

        de contacten met de pers.

    Dit plan van aanpak wordt in de eerste vergadering van de onderzoekscommissie besproken en, na eventuele wijzigingen, vastgesteld.

    • 4.

      Indien de onderzoekscommissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering plaats onder haar verantwoordelijkheid.

     

    Artikel 19 Rapportage

    • 1.

      De onderzoekscommissie legt haar bevindingen vast in een rapportage.

    • 2.

      Deze rapportage wordt nadat deze door de onderzoekscommissie defintief is vastgesteld aangeboden aan de voorzitter van de raad.

    • 3.

      De agendacommissie van de raad bepaalt in welke raadsvergadering de rapportage van de onderzoekscommissie wordt behandeld.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De Verordening regelende het recht van enquête van 31 oktober 2002 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de “Enquêteverordening 2006”.

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 24 november 2005.

DE RAAD VAN WAALWIJK

de griffier, de voorzitter,

G.H. Kocken drs. J. de Geus

Toelichtende notitie op de verordening

Het recht van onderzoek (enquête)

In de artikelen 155a t/m artikel 155f van de Gemeentewet is een belangrijk maar tevens een zwaar controle-instrument van de raad vastgelegd. Het recht van onderzoek (enquête) biedt de mogelijkheid om met dwangmiddelen een onderzoek in te stellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur. De raad hoeft echter niet altijd om een onderzoek in te stellen gebruik maken van deze verordening, ook lichtere onderzoeken kunnen zonder wettelijke dwangmiddelen worden uitgevoerd.

Indien de raad gebruik wenst te maken van deze onderzoeksmethode dan zal de onderzoeksopdracht in heldere bewoording moeten aangeven wat het onderwerp van onderzoek inhoudt. Dit is met name van belang voor de personen die op grond van de wet en verordening verplicht zijn om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Een en ander impliceert, dat zaken die buiten deze omschrijving van de onderzoeksopdracht vallen niet kunnen worden onderzocht met gebruikmaking van de door de wet aangegeven dwangmiddelen. Het is echter mogelijk, dat hangende het onderzoek de commissie tot de conclusie komt dat de opdrachtformulering wordt gewijzigd. (art. 155a, tweede lid). Daarvoor is een afzonderlijk raadsbesluit vereist en de verordening geeft aan hoe een dergelijk besluit dient te worden bekendgemaakt.Verder heeft het aftreden van de raad geen gevolgen voor het werk van de commissie (art.155a, zesde lid).

 

Artikel 1.

In dit artikel is aangegeven dat op voorstel van een of meer leden van zijn leden de raad bij een gewoon meerderheidsbesluit een onderzoek kan instellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur.

Dit artikel geeft de raad de ruimte om de commissie een vast samenstelling te geven of per onderzoek een afzonderlijke commissie in te stellen.

In ieder geval bestaat de commissie uit 5 leden en plaatsvervangende leden die door de raad worden benoemd. De voorzitter en plv.voorzitter wordt door de commissie uit haar midden aangewezen.

De agendacommissie van de raad bepaalt op voorstel van de griffier wie ambtelijk aan de commissie wordt toegevoegd;

Daarnaast bevat dit artikel de bepaling, dat de commissie alleen van haar bevoegdheden gebruik kan maken indien tenminste 3 leden aanwezig zijn.

 

Artikel 2 In dit artikel is – overeenkomstig het gestelde in de Gemeentewet - bepaald hoe publicatie van de onderzoeksopdracht plaatsvindt.

 

Artikel 3 In artikel 3 is aangegeven wie verplicht zijn aan een dergelijk onderzoek deel te nemen.

Het gaat hierbij om de volgende personen:

  • ·

    wethouders en gewezen wethouders;

  • ·

    leden van de raad en gewezen leden van de raad;

  • ·

    leden van de rekenkamer en gewezen leden van de rekenkamer;

  • ·

    burgemeesters en gewezen burgemeesters;

  • ·

    ambtenaren en gewezen ambtenaren door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

  • ·

    leden en gewezen leden van raads- of bestuurscommissies;

  • ·

    leden en gewezen leden van een deelraad of dagelijks bestuur van een deelgemeente (art. 155b, eerste lid, en 155c, eerste lid).

In het algemeen legt de wet een tweetal verplichtingen op. In de eerste plaats moeten deze personen desgevraagd inzage verschaffen in, afschrift laten nemen van of het op een andere manier laten kennisnemen van documenten (ook elektronische), waarover zij beschikken.

Als deze documenten echter afkomstig zijn van het Rijk of een instelling van de EU en kennisneming van die bescheiden het belang van de Staat of de EU kan schaden, moet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toestemming geven voor het gebruik van die bescheiden (art. 155b, tweede lid). Daarnaast moeten ambtenaren op verzoek van de onderzoekscommissie, medewerking verlenen aan het onderzoek (art. 155b, derde lid). Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het opstellen van een overzicht van bij het onderzoek betrokken personen, een inventarisatie van de relevante wet- en regelgeving of een beschrijving van het verloop van een besluitvormingsprocedure.

 

Artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 9 In deze artikelen is geregeld hoe de getuigen worden opgeroepen en op welke wijze deze getuigen worden verhoord.

De in artikel 3 genoemde personen zijn verplicht te voldoen aan een schriftelijke oproep van de onderzoekscommissie om te verschijnen voor de commissie teneinde als getuige of deskundige door haar te worden verhoord. De commissie kan besluiten hen onder ede te verhoren . De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen, terwijl de deskundigen hun speciale diensten moeten verlenen. Alleen ambts- of beroepsgeheim kan tot verschoning van deze plicht leiden Als getuigen of deskundigen weigeren te verschijnen kunnen ze op last van de commissie door de politie voor de onderzoekscommissie worden gebracht. Het verhoren van getuigen en deskundigen vindt in beginsel in het openbaar plaats. De onderzoekscommissie kan uitsluitend om "gewichtige redenen" besluiten een verhoor geheel of gedeeltelijk in beslotenheid af te nemen

Personen die niet behoren tot de twee in het voorgaande genoemde categorieën, kunnen niet worden verplicht medewerking te verlenen aan het onderzoek. Zij kunnen dit wel op vrijwillige basis doen. Zij kunnen echter niet onder ede worden gehoord noch door de politie voor de onderzoekscommissie worden gebracht.

 

Artikelen 10, 11, 12 en 13 In artikel 10 van de verordening is het zgn.verschoningsrecht neergelegd. Hierin is bepaald, dat niemand verplicht kan worden aan de commissie geheimen te openbaren die onevenredige schade zou toebrengen aan de uitoefening van zijn beroep, het belang van de onderneming waarbij hij werkzaam is (of is geweest)

 

In artikel 11 is bepaald dat ter bescherming van de getuigen de commissie kan besluiten de aan haar overlegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken en daarover geheimhouding te betrachten

 

In artikel 12 is geregeld, dat getuigen niet verplicht zijn om inlichtingen te verstrekken die in strijd zijn met het openbaar belang.

 

In artikel 13 is bepaald, dat de commissie geheimhouding kan opleggen over hetgeen is behandeld in een besloten vergadering.

 

Artikel 14 Hierin is bepaald, dat de reis en verblijfskosten die een getuige moet maken worden vergoed.

 

Artikel 15 De ontbinding van de raad –zo is ook in de Gemeentewet vast gelegd –schorst de werkzaamheden van de commissie niet op. Het onderzoek dient derhalve te worden afgerond.

 

Artikel 16 In dit artikel is geregeld dat de raad een raming vast dient te stellen naar de onderzoekskosten, waarna het college een voorstel tot begrotingswijziging zal moeten indienen.

 

Artikel 17 Na beëindiging van het onderzoek dient een beslissing te worden genomen over de eventuele vernietiging van de bescheiden. De geheime bescheiden worden niet in het archief opgeborgen. De commissie bepaalt, waar deze bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode

 

Artikel 18 In dit artikel is de verantwoordelijkheidsverdeling vastgelegd.

De commissie is in beginsel politiek verantwoordelijk voor alle activiteiten van de commissie en de leden.

De secretaris van de commissie is op basis van het mandaatsbesluit van de griffier verantwoordelijk voor alle inhoudelijk en organisatorische activiteiten ter ondersteuning van de commissie.

In artikel 18 is tevens een plan van aanpak neergelegd, waarin aandachtspunten zijn aangegeven die in ieder geval in acht moeten worden genomen.