Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van cofinanciering bij Europese programma’s (Subsidieregeling cofinanciering Europese programma’s 2014-2020 Noord-Brabant) |
Citeertitel | Subsidieregeling cofinanciering Europese programma’s 2014-2020 Noord-Brabant |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | duurzaamheid, energievoorziening, innovatie, subsidies, financieel kader |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-10-2019 | 21-11-2018 | artikel 2.9, 2.10 | 24-09-2019 | C2251314/4576846 | |
24-05-2019 | 03-10-2019 | artikel 2.1, 2.8, 2.9, 2.10, 2.12, 3.5 | 07-05-2019 | C2242350/4516742 | |
21-11-2018 | 24-05-2019 | artikel 2.5, 2.6, 2.7, 2.7a, 2.7b, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12 | 13-11-2018 | C2231665/4436537 | |
18-10-2018 | 21-11-2018 | paragraaf 1, 2, 3, 4, artikel 1.1, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.7a, 2.7b, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 | 09-10-2018 | C2229086/4378562 | |
02-02-2018 | 18-10-2018 | artikel 1.9, 1.10 | 23-01-2018 | 4305539 | |
07-04-2017 | 02-02-2018 | artikel 2.13 | 28-03-2017 | C2204328/4153876 | |
25-11-2016 | 07-04-2017 | artikel 1.9, 1.10, 2.8 | 22-11-2016 | S0318341 | |
30-06-2016 | 01-11-2015 | 25-11-2016 | artikel 1.10 | 28-06-2016 | S0313780 |
24-03-2016 | 30-06-2016 | art. 2.13 | 22-03-2016 | S0310790 | |
05-02-2016 | 31-12-2015 | 24-03-2016 | art. 2.7, 2.14 | 02-02-2016 | S0308835 |
26-11-2015 | 23-09-2015 | 05-02-2016 | art. 1.9, 1.10, 2.5 | 23-11-2015 | S0306096 |
23-09-2015 | 26-11-2015 | art. 1.7a, 1.9, 1.10 | 15-09-2015 | 3860021 | |
18-07-2015 | 23-09-2015 | art. 1.1, 1.4, 1.6, 1.7, 1.7a, 1.7b, 1.9, 1.10, 1.11, 1.14, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 | 14-07-2015 | S0300926 | |
26-03-2015 | 18-07-2015 | nieuwe regeling | 24-03-2015 | 3792153 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat op 24 februari 2015 de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 is vastgesteld om uitvoering te geven aan het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020;
Overwegende dat provinciale cofinanciering op de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 het Noord-Brabantse deel van de door de Europese Commissie gevraagde nationale cofinanciering valideert;
Overwegende dat Provinciale Staten op 11 mei 2012 het Economisch Programma Brabant 2020 hebben vastgesteld en daarin hebben onderkend dat de provincie maximaal gebruik wil maken van de nieuwe Europese fondsen om zodoende ambities uit het Economisch Programma Brabant 2020 te realiseren;
Overwegende dat de regeling is opgebouwd als aanbouwregeling waar op een later moment nieuwe paragrafen aan kunnen worden toegevoegd, onder andere ter zake cofinanciering op andere thema’s uit de Regionale Innovatie Strategie voor Smart Specialisation (RIS3) en het aansluiten op de landelijke en regionale MKB-innovatiestimulering Topsectoren (MIT);
Overwegende dat de subsidiabele activiteiten van paragraaf 1 breed ingevuld kunnen worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstellingen wordt beoogd, achten Gedeputeerde Staten daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing:
a. Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;
b. Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013;
§2 Cofinanciering Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020
Subsidie kan worden aangevraagd door natuurlijke personen of rechtspersonen die subsidie hebben aangevraagd op grond van de Subsidieregeling OPZuid.
Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:
Onverminderd artikel 1.3 van de Subsidieregeling OPZuid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a, geweigerd indien subsidie op grond van artikel 2.4, onder b, subsidie kan worden verstrekt.
Artikel 2.6 Versterking innovatiesysteem
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 2.7 Testfaciliteiten agrofood
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 2.7 b Koolstofarme economie
Artikel 2.8 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 10 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant wordt, indien de aanvrager gebruik maakt van de kostensoorten personeelskosten en indirecte kosten, de berekeningswijze als genoemd in artikel 2.13, tweede en derde lid van de Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014-2020 gehanteerd.
Onverminderd de voorgaande leden, wordt, indien sprake is van staatsteun en:
het project past binnen een van de vrijstellingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening als bedoeld in de artikelen 2.3, tweede lid, 4.3, tweede lid, of 5.3, tweede lid van de Subsidieregeling OP Zuid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidies verstrekt dat het van toepassing zijnde percentage uit de algemene groepsvrijstellingsverordening niet wordt overschreden;
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.10, te boven gaan, is artikel 5.8 van de Subsidieregeling OPZuid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Ten aanzien van de verplichtingen is artikel 1.5 van de Subsidieregeling OPZuid van overeenkomstige toepassing.
§3 Cofinanciering Europese subsidie
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 193/1 van 1 juli 2014;
visserij- en aquacultuur-de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector, Pb L 190/45 van 28 juni 2014.
Subsidie kan worden gevraagd door natuurlijke personen of rechtspersonen die Europese subsidie aanvragen of hebben aangevraagd.
Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten.
Voor het aanwezig zijn van stimulerend effect als bedoeld in de genoemde vrijstellingsverordeningen in het tweede lid, onder a en b, is de datum van indiening van de steunaanvraag in het kader van de Europese subsidieprogramma’s Interreg VA als genoemd in het eerste lid onder a bepalend, onder de voorwaarde dat het totaal aan gevraagde publieke steun bij die aanvragen niet wordt overschreden en onder de voorwaarde dat in de Interreg VA subsidieaanvraag reeds het aan te vragen bedrag aan cofinanciering is vermeld.
Artikel 3.6 Subsidiabele kosten
Gelet op de toepasselijke Europese regelgeving voor het desbetreffende programma wordt voor kostensoorten waarvoor in het desbetreffende Europese programma berekeningswijzen zijn bepaald die afwijken van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, de berekeningswijze uit het Europese programma gevolgd.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4 voor de periode genoemd in artikel 3.7 vast op € 5.000.000.
Het percentage, bedoeld in voorgaande leden, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal aan overheidsbijdragen die aangemerkt worden als staatssteun aan de subsidieontvanger, niet meer bedraagt dan wegens de gekozen Europese verordening ter rechtvaardiging van de staatssteun is toegestaan.
Artikel 3.11 verplichtingen subsidieontvanger
Ten aanzien van de verplichtingen voor de subsidieontvanger, zijn de bepalingen uit het Europees programma waarvoor Europese subsidie is gevraagd, van overeenkomstige toepassing.
Subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat Europese subsidie op grond van het Europese subsidieprogramma daadwerkelijk wordt verstrekt.
Gedeputeerde Staten zenden telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.