Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | Onbekend | 17-11-2014 Gemeenteblad | Onbekend |
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten
die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Met betrekking tot de rioolheffing bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruikeraangemerkt:
a.degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b.ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om alsafzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de rioolheffing geheven ter zake van elk alszodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeeltentezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
1.De rioolheffing wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit hetperceel wordt afgevoerd. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het einde van het belastingtijdvak voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Indien de belastingplichtige aantoont dat een substantieel deel van de voor de
berekening van de rioolheffing in aanmerking te nemen hoeveelheid water niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd, wordt op verzoek van de belastingplichtige voor de berekening van de heffing de hoeveelheid afgevoerd water verminderd met de op ander wijze afgevoerde hoeveelheid water.
Het tarief van de rioolheffing bedraagt voor elke volle eenheid van een kubieke meter water
Na de aanvang van het belastingtijdvak kunnen van de belastingplichtige maandelijks dan weldriemaandelijks voorlopige bedragen worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop deverschuldigde rioolheffing over het belastingtijdvak vermoedelijk wordt vastgesteld. Alskennisgeving van voorlopige gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota of deafrekennota van het waterbedrijf of de kennisgeving op andere wijze van betaling van devoorlopige gevorderde bedragen.
De rioolheffing wordt geheven bij wege van een gedagtekende, schriftelijke kennisgeving.Als kennisgeving wordt aangemerkt de afrekennota van het waterbedrijf. Als dagtekening vande kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekennota. Ingeval aan debelastingplichtige geen afrekennota wordt verzonden, wordt als kennisgeving van hetgevorderde bedrag aangemerkt de door de gemeente verzonden schriftuur.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel waarvoor het recht als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de rioolheffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde rioolheffing als er in dat jaar, na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet ingeval het gevorderde bedrag blijkt uit de door de gemeente verzonden schriftuur dit bedrag in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden voldaan in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt een maand na de dagtekening van de kennisgeving en de tweede een maand later.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot deheffing en de invordering van de rioolheffing.
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de terpostbezorging ofuitreiking van de schriftelijke kennisgeving, ingevolge artikel 8, eerste lid, van deInvorderingswet 1990 voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewetbedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.
In afwijking van de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze een bedrag van € 23,-- niet teboven gaat.