Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | REGELING REISKOSTEN |
Citeertitel | Regeling Reiskosten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-02-2015 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 03-02-2015 Onbekend. | B en W-nummer 15.0065 |
Artikel 1 Vergoeding reis-en verblijfkosten dienstreizen
Naar de regels van de artikelen 2 tot en met 11, wordt een vergoeding verleend van reis- en verblijfskosten in verband met dienstreizen. Het overzicht van vergoedingen is opgenomen in
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
In de regeling reiskosten wordt verstaan onder:
woongebied: als woongebied in de zin van artikel 18:1:1, lid 1 sub b, van de CAR-UWO wordt aangewezen het gebied dat – vanaf Leiden gerekend – wordt begrensd door de uiterste grenzen van de gemeenten Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse, Alkemade, Rijnsaterwoude, Ter Aar, Alphen aan de Rijn, Hazerswoude, Benthuizen, Zoeterwoude, Voorburg, Leidschendam en Wassenaar.
Artikel 3 Vermindering vergoeding
Indien van derden een vergoeding wordt ontvangen voor de in lid 1 bedoelde kosten, wordt deze in mindering gebracht op de vergoeding waarop ingevolge deze regeling aanspraak bestaat.
Artikel 4 Tijdelijke werkzaamheden buiten standplaats
Indien en zodra is te voorzien dat de betrokkene tijdelijk, voor een periode van ten minste vier weken, gedurende meer dan de helft van de voor hem gebruikelijke werkdagen zijn werkzaamheden in of vanuit één bepaalde plaats buiten zijn standplaats moet gaan verrichten, heeft hij, in afwijking van het bepaalde in de artikel 6 tot en met artikel 10 van deze regeling, voor het afleggen van het traject tussen zijn woning en de tijdelijke werkplek en voor eventuele pensionkosten die hij vanwege dat tijdelijke werk maakt, aanspraak op een vergoeding voor reis- en pensionkosten op de voet van artikel 18:1:6, lid 2 CAR-UWO.
Artikel 6 Reiskosten openbaar vervoer
1. Wegens reiskosten per openbaar vervoer worden vergoed de kosten van openbaar vervoer die in verband met de dienstreis blijkens overgelegde bewijsstukken zijn gemaakt.
2. Indien de betrokkene voor de dienstreis gebruik maakt van een niet van gemeentewege verstrekt(e) abonnement, kortingskaart e.d. wordt, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, voor vergoeding wegens reiskosten uitgegaan van de kosten zonder gebruikmaking van het/de abonnement, kortingskaart e.d. De vergoeding wordt aan de betrokkene toegekend voor zover daarmee de voor hem ten laste blijvende kosten niet worden overschreden. Voor het bepalen van de voor de betrokkene ten laste blijvende kosten wordt rekening gehouden met:
Artikel 7 Dienstreis eigen mortorvoertuig
Indien de dienstreis naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden ondernomen, kan het bevoegd gezag aan de betrokkene toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen voertuig, in welk geval hem een vergoeding wordt verleend volgens door het bevoegd gezag te stellen regels.
1. Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het dienstbelang er mee is gebaat dat tijdens een dienstreis naast openbaar vervoer tevens gebruik wordt gemaakt van een taxi, worden de aan dat taxigebruik verbonden kosten volledig vergoed.
2. Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, een eigen voertuig voor het vervoer tussen de woning en de werkplek noodzakelijk is voor het op doelmatige wijze uitvoeren van een op die dag voorkomende dienstreis, kan daarvoor per kilometer een vergoeding worden verleend.
3. Het bevoegd gezag kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6 en artikel 7, regels stellen krachtens welke voor een betrokkene een tegemoetkoming in reiskosten en andere kosten die rechtstreeks verband houden met het carpoolen wordt verstrekt, indien de betrokkene voor het ondernemen van de dienstreis:
4. De tegemoetkoming in reiskosten bedoeld in het eerste lid bedraagt ten hoogste het bedrag vastgesteld krachtens artikel 15, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 9 Vergoeding verblijfkosten
1. De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies en voor kleine uitgaven overdag en 's avonds worden vergoed volgens door het bevoegd gezag te stellen regels.
2. Geen aanspraak op vergoeding wegens verblijfkosten bestaat voor een dienstreis kort dan vier uur en voor een dienstreis binnen de standplaats.
3. Aan de betrokkene die tijdens de dienstreis overnachting van overheidswege ontvangt en daarvoor betaling verschuldigd is, wordt een vergoeding verleend volgens de door het bevoegd gezag te stellen regels. In geval van de verstrekking van overheidswege geen gebruik is gemaakt, bestaat geen aanspraak op vergoeding.
4. Geen aanspraak op vergoeding voor maaltijden bestaat indien tijdens een dienstreis de gelegenheid bestaat al dan niet tegen betaling maaltijden van overheidswege te ontvangen, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat hij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.
5. Indien veelvuldig dienstreizen moeten worden gemaakt, kan het bevoegd gezag een lage vergoeding wegens verblijfkosten vaststellen dan de vergoeding die wordt vastgesteld volgens de in het eerste lid te stellen regels.
6. Aan de betrokkene in bepaalde functies kan door het bevoegd gezag een vaste maandelijkse onkostenvergoeding worden toegekend. Het bevoegd gezag verklaart deze regeling van toepassing voor de sociale rechercheurs.
7. Bij grote verschillen in de kosten tussen betrokkenen, fiscale wijzigingen of wegens andere redenen kan deze vergoeding worden afgeschaft.
8. Bij de toekenning wordt per groep betrokkenen bepaald:
9. Bijstelling van het in lid 3 bepaalde bedrag vindt plaats door de meting na 3 jaar te herhalen.
10. De vaste onkostenvergoeding is voor parttimers naar rato van toepassing.
11. De onkostenvergoeding vervalt
indien langdurige afwezigheid, langer dan zes weken, is te voorzien, wordt de onkostenvergoeding de lopende en de eerstvolgende kalendermaand nog uitbetaalt. Per de eerste van de maand volgend op de hervatting van het werk, al dan niet op therapeutische basis, wordt de onkostenvergoeding weer uitbetaald.
12. Het bevoegd gezag kan te allen tijde de betrokkene verplichten over een periode van 3 maanden de werkelijke kosten bij te houden en aan te tonen met bonnen en bescheiden.
13. Betrokkenen die niet voor koffie- en theepauzes terug kunnen keren naar de werkplek, alsmede de betrokkenen wiens functie bestaat uit het heen en weer reizen tussen de vaste standplaats en elders ontvangen een naar redelijkheid vast te stellen vergoeding voor kleine uitgaven aan koffie, thee en dergelijke.
14. De vergoeding bedraagt per dag maximaal het bedrag voor kleine uitgaven van artikel 12, lid 2 sub b, punt I.
15. De hoogte van de vergoeding is mede afhankelijk van het aantal dagen per maand, dat de betrokkene geen gebruik heeft kunnen maken van de door de gemeente verstrekte koffie en thee.
Het declareren van de reis- en verblijfkosten geschiedt op een het bevoegd gezag voorgeschreven wijze, onder overlegging van de vereiste bewijsstukken.
Lid 2 De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de betrokkene de declaratie niet indient binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft.
De vergoedingen voor reis- en verblijfkosten krachtens deze regeling, zoals opgenomen in artikel 14, worden gewijzigd overeenkomstig sectorale richtlijnen.
Artikel 11 Afbouwregeling lease auto's
1. De betrokkene die op 1 januari 2011 de functie van sociaal rechercheur vervult, kan, zolang hij de functie van sociaal rechercheur vervult, gebruik maken van een leaseauto.
2. Bij gebruik van een leaseauto wordt gebruik gemaakt van een leasemaatschappij, waar de gemeente een binding mee heeft.
een vergoeding voor woon- werkverkeer (conform hoofdstuk 18 of 4a van de CAR-UWO) is bij gebruik van een leaseauto niet van toepassing.
De kosten voor om- en inbouw van accessoires en verbindingsapparatuur nodig voor een goede uitoefening van de functie zijn voor rekening van de gemeente. Het bevoegd gezag bepaalt de noodzaak. De meerkosten van op verzoek van de betrokkene ingebouwde duurdere apparatuur worden bij de aanschaf ingehouden op het salaris van de betrokkene.
indien langdurige afwezigheid, langer dan 6 weken is te voorzien, loopt het privégebruik van de leaseauto de lopende en de eerstvolgende kalendermaand nog door, daarna kan de gemeente de auto op een andere wijze inzetten. Per de eerste van de maand volgend op de hervatting van het werk, al dan niet op therapeutische basis, is privégebruik van de leaseauto weer mogelijk.
De voorwaarden van het leasecontract met betrekking tot het melden van schade, reparaties en dergelijke worden aan de betrokkene verstrekt en dienen door hem nageleefd te worden. Schade, reparaties en dergelijke worden terstond aan de gemeente gemeld. Het aanbieden ter reparatie geschiedt in overleg met de leidinggevende.
Indien sprake is van privégebruik gelden de volgende aanvullende regels: Meer gereden kilometers worden aan de gemeente vergoed op basis van de prijs per leasekilometer vermeerderd met de gemiddelde brandstofprijs per kilometer. De meer gereden kilometers worden berekend over de leaseperiode van 5 jaar.
Naast de betrokkene zijn de levenspartner waarmee duurzaam wordt samengeleefd en gezinsleden eveneens gerechtigd tot gebruik. De betrokkene doet opgaaf van deze personen. In afwijking hiervan kan bij dringende redenen eveneens van de leaseauto gebruik worden gemaakt door een ieder die door de hoofdverantwoordelijke, dan wel één van zijn gemachtigde wordt aangewezen. De eindverantwoordelijkheid blijft bij de betrokkene.
Artikel 12 Vervoers- en verblijfskosten dienstreis (peildatum 1-1-2013)
De aanspraak op de onder het eerste lid, onderdelen a t/m f, bedoelde vergoedingen bestaat slechts indien voor het verkrijgen van de respectievelijke verstrekkingen kosten gemaakt moesten worden in een daarvoor bestemde gelegenheid. De vergoedingen worden alleen betaald bij overlegging van de rekening.
II. indien langdurige afwezigheid, langer dan 6 weken, is te voorzien, wordt de reiskostenvergoeding de lopende en de eerstvolgende kalendermaand nog uitbetaald. Per de eerste van de maand volgend op de hervatting van het werk, al dan niet op therapeutische basis, wordt de reiskostenvergoeding weer uitbetaald.
4. Deze regeling wordt automatisch aangepast als de belastingtechnische mogelijkheden voor de gemeente veranderen.
Artikel 13a Reiskostenvergoeding woon- werkverkeer voor medewerkers die op of na 1 januari 2015 in diensttreden of verhuizen.
indien langdurige afwezigheid, langer dan 6 weken, is te voorzien, wordt de reiskostenvergoeding de lopende en de eerstvolgende kalendermaand nog uitbetaald. Per de eerste van de maand volgend op de hervatting van het werk, al dan niet op therapeutische basis, wordt de reiskostenvergoeding weer uitbetaald.
Artikel 14 Reiskostenvergoeding woon - werkverkeer voor niet-verhuisplichtigen
Artikel 14 Reiskostenvergoeding woon- werkverkeer voor niet- verhuisplichtigen
De vergoeding, als bedoeld in artikel 13 en 13a is afhankelijk van het aantal dagen dat de betrokkene reist. Het percentage, dat van het berekende bedrag wordt betaald is afhankelijk van het aantal reisdagen:
Artikel 15 Reiskostenvergoeding woon- werkverkeer en verhuiskostenvergoeding voor verhuisplichtigen
1. Overeenkomstig artikel 18:1:6 CAR-UWO de verhuisplichtige ambtenaren gedurende een beperkte periode een volledige vergoeding van de reiskosten woon- werkverkeer toe te kennen. Ingevolge het bepaalde in artikel 18:1:7, lid 1, bedraagt de vergoeding van de reiskosten de gemaakte kosten van het openbaar vervoer op basis van het tarief van de tweede klasse. Artikel 18:1:7, lid 2, bepaalt vervolgens dat de tegemoetkoming in kosten voor treinreizen per jaar tot ten hoogste de maximumprijs van een NS-trajectkaart tweede klasse. Voor 2011 bedraagt de maximumprijs van een NS-jaartrajectkaart € 3.503,-.
2. Artikel 18:1:7, lid 3, bepaalt dat de verhuisplichtige ambtenaar die met de trein reist en van de woning of het pension met ander (aansluitend) openbaar vervoer naar het eerst mogelijk NS-station kan reizen, maar van dit openbaar vervoer geen gebruik maakt en in plaats daarvan met eigen vervoer reist een tegemoetkoming op jaarbasis ontvangt. Dit bedrag is voor 2011 vastgesteld op € 94,40 op jaarbasis.
3. Artikel 18:1:7, lid 4, bepaalt dat verhuisplichtige ambtenaren die werken op een plaats die niet per openbaar vervoer te bereiken is, voor de duur van het dienstverband een maandelijkse vergoeding krijgen waarbij de hoogte afhangt van de enkele reisafstand en van het aantal dagen dat iemand naar de plaats van tewerkstelling reist.
Ingevolge artikel 18:1:7, lid 4, wordt de maandelijkse vergoeding voor 2011 volgens onderstaande tabel vastgesteld (het betreft hier enkele reisafstanden):
De tegemoetkoming in de verhuiskosten overeenkomstig artikel 18:1:5 bedraagt:
Uitgangspunt bij het criterium doelmatigheid is dat het opdracht geven en mogelijk maken van dienstreizen een zaak van de gemeente is en dat deze moet voorzien in het voor die reizen adequate vervoer. Het gebruik van privé-vervoermiddelen moet daarom tot bijzondere situaties beperkt blijven. In verband daarmee zal het toekennen van de in artikel 12, eerste lid onder c genoemde vergoeding in het vervolg per betreffende dienstreis dienen te worden onderbouwd bij de aanvraag voor vergoeding. Het gebruik van privé-vervoermiddelen is geïndiceerd in het geval waarin een dienstreis absoluut noodzakelijk is, deze reis naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gemaakt en voor die reis geen adequaat gemeentevervoer beschikbaar is. Er is sprake van het niet of niet doelmatig per openbaar vervoer kunnen reizen indien bijvoorbeeld een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen:
a. er rijdt geen openbaar vervoer naar de plaats waar de werkzaamheden moeten worden verricht;
b. er moet niet draagbare bagage of zeer kostbare apparatuur worden vervoerd;
c. de afstand tussen de dichtstbijzijnde halte van het openbaar vervoer en de plaats waar de werkzaamheden moeten worden verricht bedraagt meer dan 1 kilometer;
d. tijdens (een gedeelte van) de reis is de veiligheid van de betrokkene en/of de meegevoerde bagage in het geding;
e. de bedrijfsarts is van oordeel dat om medische redenen geen gebruik mag worden gemaakt van het openbaar vervoer;
f. er moeten verschillende adressen op dezelfde dag worden bezocht die niet in elkaars nabijheid liggen;
g. het begin of einde van de werkzaamheden maken het gebruik van openbaar vervoer (over een deel van het traject) onmogelijk.
h. de reisafstand in combinatie met de onzekerheid over de aanwezigheid van de te bezoeken klant maken het gebruik van openbaar vervoer inefficiënt;
i. een zwaarwegend gemeentebelang sluit het gebruik van openbaar vervoer uit.