Organisatie | Metropoolregio Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Regionale Huisvestingsverordening 2014 |
Citeertitel | Regionale Huisvestingsverordening 2014 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Verordening vervalt op 31 december 2015
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2014 | 31-12-2015 | Onbekend | 25-06-2014 Regionale pers en huis-aan-huis-bladen | Onbekend |
AFDELING 2 HUISVESTING GEMEENTE EINDHOVEN
Hoofdstuk 3 Het onttrekken en samenvoegen van woonruimte
Artikel 3.1 Vergunningsvereiste
De verboden, bedoeld in artikel 30, eerste lid, sub a en b van de wet gelden voor alle woonruimten.
Artikel 3.3 Criteria voor vergunningverlening
Artikel 3.4 Tijdelijke vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor het onttrekken of samenvoegen voor een bepaalde termijn verlenen indien de aanvrager aantoont dat een situatie bestaat die een tijdelijke onttrekking of samenvoeging rechtvaardigt en waarbij vaststaat dat die situatie niet langer dan vijf jaar zal duren.
Artikel 3.5 Het vervallen van de vergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.2 onderscheidenlijk artikel 3.4 vervalt indien:
Artikel 3.6 Voorwaarden en voorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning bedoeld in artikel 3.2 onderscheidenlijk artikel 3.4 voorwaarden en voorschriften verbinden, zoals vastgelegd in:
Hoofdstuk 4 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 4.1 Vergunningsvereiste
Het verbod als bedoeld in artikel 33 van de wet geldt voor alle woonruimten.
Artikel 4.3 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren indien:
het gebouw of gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, én of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, voor zover het geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen;
het belang dat de aanvrager bij de splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad. Bij de beoordeling van het belang van het behoud voor de woonruimtevoorraad worden mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of de in een gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft opgenomen woonruimte betrokken;
voor het gebied, waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing of Leefmilieuverordening, als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel met een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;
de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven. Van gebreken in dit lid bedoeld is in ieder geval sprake indien: burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 t/m 28 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd; het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft één of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 t/m 39 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard;
Artikel 4.4 Aanhouden van de splitsingsaanvraag
Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag van een splitsingsvergunning aan, indien voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft een voorbereidingsbesluit als bedoeld in 3.7 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend en redelijkerwijs verwacht mag worden dat de uitvoering van sanerings-, reconstructie- of verbeteringsplannen nadelig zal worden beïnvloed door het afgeven van de vergunning en de mogelijk daaraan verbonden rechtsgevolgen.
Artikel 4.6 Het verbinden van voorwaarden en voorschriften aan een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen aan een splitsingsvergunning voorwaarden en voorschriften verbinden met betrekking tot:
Artikel 4.7 Het vervallen van de vergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 4.2 vervalt indien:
Artikel 4.8 Intrekken van de vergunning
Burgemeester en wethouders gaan niet tot intrekking van de vergunning over, voordat degene te wiens aanzien het besluit tot intrekking wordt genomen bij aangetekende brief is gewaarschuwd dat zij de vergunning zullen intrekken, indien voor een te bepalen datum niet zodanige maatregelen en/of voorzieningen zijn getroffen, dat alsnog aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening wordt voldaan en hij in de gelegenheid is gesteld zich door of namens burgemeester en wethouders te doen horen.
Hoofdstuk 5 Het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte
Het in artikel 30, eerste lid, sub c, van de wet vervatte verbod is van toepassing op alle woonruimten, waarin onzelfstandige woonruimte wordt verleend aan:
Artikel 5.2 Aanvragen van een omgevingsvergunning voor het omzetten
Artikel 5.3 Gronden tot weigering van een omgevingsvergunning voor het omzetten
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning weigeren indien:
het belang dat de aanvrager bij omzetting heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Bij de beoordeling van het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad worden mede betrokken de ligging en de te verwachten vraag naar het type woonruimte waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft.
Artikel 5.4 Aanwijzen gebieden
Burgemeester en wethouders kunnen gebieden aanwijzen waarvoor geldt dat iedere aanvraag om een omgevingsvergunning voor het omzetten wordt geweigerd omdat blijkens de buurtthermometer vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat vergunningverlening zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op het geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft.
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van artikel 5.4, lid 2 een omgevingsvergunning voor het omzetten verlenen wanneer de aanvraag een woningcomplex, als bedoeld in artikel 1.1, onder q betreft, burgemeester en wethouders van mening is dat er geen ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in een straat of buurt ontstaat; en de aanvraag alle ruimten van het woningcomplex betreft.
Artikel 5.6 Het vervallen van de omgevingsvergunning voor het omzetten
Een vergunning als bedoeld in artikel 5.2 vervalt van rechtswege indien:
Artikel 5.7 Intrekken van de omgevingsvergunning voor het omzetten
Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning voor het omzetten intrekken indien:
Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning als bedoeld in artikel 5.2 voorwaarden en voorschriften verbinden, zoals vastgelegd in:
AFDELING 3 HUISVESTING GEMEENTE HELMOND
Hoofdstuk 6 Verdeling van woonruimte
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens en in eigendom van of in beheer bij een woningcorporatie.
Artikel 6.3 Verzoek om inschrijving
Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders op een door hen aangegeven wijze na overleg met de door burgemeester en wethouders aangewezen woningcorporaties.
Artikel 6.5 Informatieverstrekking
Eigenaren van woonruimten die zelf een registratie van woningzoekenden bijhouden zijn desgevraagd verplicht de informatie waarover zij in dat verband beschikken aan burgemeester en wethouders te verstrekken.
Artikel 6.7 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3, van de wet (medehuurderschap).
Artikel 6.8 Criteria voor vergunningverlening
Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien wordt voldaan aan nader door hen vast te stellen regels, welke regels na overleg met de woningcorporaties worden vastgesteld.
De leden van het huishouden moeten óf de Nederlandse nationaliteit bezitten óf over een geldige verblijfsvergunning in Nederland beschikken.
Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks na overleg met de woningcorporaties in verband met de toewijzing van woonruimte vast:
Hoofdstuk 7 Het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte
Artikel 7.0 Aanvullende begripsbepalingen :
Aanvullend op de begripsbepalingen die voorkomen in art 1.1 van deze verordening gelden de onderstaande begripsbepalingen:
Artikel 7.4 Gronden voor weigering van een omzettingsvergunning
Burgemeester en wethouders verlenen de omzettingsvergunning, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend:
Burgemeester en wethouders weigeren de omzettingsvergunning, indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omzettingsvergunning zal leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarop de aanvraag om een omzettingsvergunning betrekking heeft.
Artikel 7.5 Intrekken van de omzettingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen de omzettingsvergunning intrekken, indien:
vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het in stand laten van de vergunning zal leiden tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid dan wel tot een verstoring van het geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft.
Artikel 7.6 Het vervallen van de omzettingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 7.1 vervalt van rechtswege indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen in het in het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad en het geordend woon- en leefmilieu.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast
ambtenaren van de gemeentelijke dienst Stedelijke Ontwikkeling & Beheer, de gemeentelijke afdeling Veiligheid en Bestuurs- en Juridische Zaken, de afdeling Preventie van de Veiligheidsregio Brabant Zuid Oost, de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, voor zover het zaken betreft waarvan het toezicht aan hen is toevertrouwd;
Artikel 7.10 Overgangsbepaling
Indien kan worden aangetoond dat op het moment van inwerkingtreding van deze verordening in een gebouw reeds sprake was van het verlenen van huisvesting als bedoeld in artikel 7.1, lid 4 van de Regionale Nood-Huisvestingsverordening 2012 dan wel daarmee gelijk te stellen huisvesting na toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 6.16 van diezelfde verordening, mag deze huisvesting worden voortgezet.
AFDELING 4 STANDPLAATSEN VAN WOONWAGENS
Hoofdstuk 8 Standplaatsen van woonwagens
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders met een woonwagen, of met een voertuig dat geen woonwagen is, een standplaats in gebruik te nemen of te houden.
Als kandidaten, die in aanmerking komen voor de wachtlijst, kunnen aantonen dat zij legaal in een woonwagen op een standplaats wonen of niet minder dan één jaar geleden, gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, op een woonwagenlocatie hebben gewoond, wordt hun naam vermeld op de voorrangslijst.
Artikel 8.6 Vervallen van de inschrijving
De inschrijving als gegadigde voor een standplaats van een woonwagen vervalt:
indien de ingeschrevene na inschrijving kenbaar maakt dat hij geen gebruik meer wenst te maken van de inschrijving, hetzij door mondelinge of schriftelijke mededeling, hetzij doordat de aanvrager gedurende langere tijd niet reageert op het herhaalde verzoek van de gemeente nadere gegevens te verstrekken;
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen
Met de opsporing van de in de artikelen 3.1, 4.1, 5.1 en 6.6 genoemde strafbare feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
Artikel 9.3 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van afdelingen 1, 2 en 3 van deze verordening plegen burgemeester en wethouders van de gemeenten Eindhoven en Helmond, overleg met de door hen aangewezen woningcorporaties en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Artikel 9.4 Bestuurlijke boete
Indien aan de overtreder een bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van artikel 7, tweede lid of artikel 30, eerste lid, van de Huisvestingswet en de overtreding vanuit bedrijfsmatige exploitatie van woonruimte is geconstateerd, wordt de overtreding beboet met een hogere bestuurlijke boete.
Bij artikel 2.1, eerste lid, c, van de Regionale Huisvestingsverordening.
De Regionale Huisvestingsverordening is niet van toepassing op standplaatsen van woonwagens in de gemeenten:
Omdat alleen Helmond toepassing heeft gegeven aan artikel 7 van de Huisvestingswet, geldt dit artikel alleen voor Helmond. Artikel 30 van de Huisvestingswet geldt zowel voor Eindhoven als voor Helmond.
Recidive Van recidive is sprake indien dezelfde persoon binnen 5 jaar na beëindiging van de overtreding opnieuw een overtreding begaat betreffende hetzelfde artikel.
Opnieuw dezelfde gedraging Er kan niet tweemaal een boete worden opgelegd voor dezelfde gedraging, maar wel indien het feit zich tweemaal voordoet. Wanneer is sprake van “opnieuw dezelfde gedraging”?
De eerste overtreding moet beëindigd zijn, wanneer het gaat om dezelfde woonruimte. Er kan niet tweemaal een boete worden opgelegd voor hetzelfde feit. Wordt bij dezelfde woonruimte opnieuw dezelfde overtreding begaan, nadat er sprake is geweest van een beëindiging van de eerste overtreding, dan geldt dit wel als “opnieuw dezelfde gedraging”.
Van een bedrijfsmatige exploitatie is in de volgende gevallen sprake:
De overtreder houdt zich beroepsmatig bezig met regelgeving omtrent huisvesting en exploitatie van onroerend goed. Hieronder vallen in ieder geval: vastgoedontwikkelaars, makelaars, woning- en kamerbemiddelingsbureaus en bedrijven die zich bezig houden met huisvesting van hun eigen werknemers. Het bedrijfsmatige aspect van de exploitatie vloeit voort uit de aard van het bedrijf of beroep van de overtreder.
Uit de omvang van onzelfstandige bewoning kan ook een bedrijfsmatig karakter van de exploitatie blijken: bij meer dan vier personen, kan dit aangemerkt worden als kamerverhuur in de zin van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. De exploitant dient bij een exploitatie van die omvang ook te zorgen voor een brandveilig gebruik en op de hoogte te zijn van de overige regelgeving.
Onttrekking van woonruimte is enkel bedrijfsmatig indien dit vanuit commercieel oogpunt plaatsvindt. Onttrekking in het kader van het voeren van een bedrijf (opslag supermarkt, meelsilo voor een bakkerij, of een logiesfunctie), maar ook het in gebruik hebben van woonruimte met een hennepkwekerij, is als een onttrekking vanuit commercieel oogpunt te beschouwen.
Samenvoeging van een woonruimte is niet bedrijfsmatig, tenzij de overtreder zich beroepsmatig bezig houdt met huisvesting en exploitatie van onroerend goed. Hieronder vallen in ieder geval: vastgoedontwikkelaars, makelaars, woning- en kamerbemiddelingsbureaus en bedrijven die zich bezig houden met huisvesting van hun eigen werknemers. Het bedrijfsmatige aspect van de exploitatie vloeit voort uit de aard van het bedrijf of beroep van de overtreder.