Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Participatiewet gemeente Westland 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels Participatiewet gemeente Westland 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-03-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 10-02-2015 Gemeenteblad Westland, 05-03-2015 | Gbw 2015, 13 |
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
commerciële huurprijs: een kale huurprijs van tenminste € 250,- per maand die is vastgelegd in een schriftelijke, individuele huurovereenkomst. Eventuele vaste lasten, zoals gas, water en elektra worden op de huurprijs in mindering gebracht alvorens toetsing aan de commerciële huurprijs plaatsvindt. Tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen kan geen commerciële overeenkomst worden verondersteld.
commerciële kostgangersovereenkomst: kostgeld van minimaal € 375,- per maand vastgelegd in een schriftelijke, individuele kostgangersovereenkomst, waarbij tenminste inbegrepen huur, gebruik van energie, maaltijden en bewassing. Tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen kan geen commerciële overeenkomst worden verondersteld.
Artikel 2 Toepassing beleidsregels
De bepalingen van artikel 3 en 5 van deze beleidsregels zijn alleen van toepassing op belanghebbende in de leeftijd van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd.
Artikel 3 Verlaging van de norm in verband met woonsituatie
Wanneer een belanghebbende geen woonkosten heeft, wordt de norm lager vastgesteld zoals bedoeld in artikel 27 van de wet. De verlaging bedraagt:
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 februari 2015.
Burgemeester en wethouders van Gemeente Westland,
De secretaris, De burgemeester,
M. van Beek, J. van der Tak
Toelichting Beleidsregels Participatiewet gemeente Westland 2015
In deze beleidsregels worden dezelfde begripsbepalingen gebruikt als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.
Dit artikel verduidelijkt enkele begrippen uit de Participatiewet en legt begrippen vast die niet in de Participatiewet zijn vastgelegd.
Woning: het moet gaan om een zelfstandige woonruimte. Dit kan zijn een woning. Maar ook een kamer die af te sluiten is, of in iedere geval een te onderscheiden deel is. Een te onderscheiden deel: het moet duidelijk zijn dat het de woonruimte van de persoon betreft, anderen mogen deze ruimte niet zonder toestemming betreden, er wordt geslapen en gegeten.
Commerciële huurprijs: een kale huurprijs van tenminste € 250,- per maand die is vastgelegd in een schriftelijke, individuele huurovereenkomst. Dit bedrag is gebaseerd op de minimumbasishuur uit de Wet op de huurtoeslag. Deze bedraagt in 2015 € 229,64 en is afgerond. Er vindt geen jaarlijkse indexering op de commerciële huurprijs.
Commerciële kostgangersovereenkomst: kostgeld van minimaal € 375,- per maand. Wat een redelijke bedrag aan kostgeld is, is een afhankelijk van het type huishouden en bijvoorbeeld de extra kosten energie en het verlies van huurtoeslag. Omdat het niet werkbaar is elk individueel geval kostgeld te berekenen wordt minimaal € 375,- als redelijke bedrag vastgesteld, waarbij richtlijnen van het Nibud gebruikt zijn. Er vindt geen jaarlijkse indexering op de het kostgeld plaats.
Artikel 2 Toepassing beleidsregels
De normen algemene bijstand voor jongeren zijn afgestemd op de niveaus van de Algemene Kinderbijslagwet.
Deze bevatten geen wooncomponent, zodat deze niet verlaagd moeten worden wegens het ontbreken van woonlasten. Een verlaging wegens schoolverlaten is niet aan de orde, omdat deze normen lager vastgesteld zijn dan de normen voor 21 jaar en ouder.
Artikel 3 Verlaging van de norm in verband met de woonsituatie
Op grond van artikel 27 Participatiewet kan de norm, voor 21- AOW-leeftijd, lager vastgesteld worden wanneer de bijstandsgerechtigde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie. Denk hierbij aan het niet aanhouden van een woning, “krakers”, en de situatie waarbij de ex-echtgenoot de betaling van de woonkosten voor zijn rekening neemt.
De verlaging van 20% is het gedeelte van de norm dat verondersteld wordt voor woonkosten bestemd te zijn.
Daklozen die niet zijn ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) kunnen een uitkering ontvangen op basis van artikel 40 lid 1 Participatiewet. Deze uitkering wordt verstrekt door een daarvoor aangewezen Centrumgemeente. Voor Westland is dit gemeente Delft. Het kan voorkomen dat iemand nog wel staat ingeschreven in het BRP, maar (tijdelijk) geen woning heeft. Deze persoon heeft dan nog geen recht op een uitkering op grond van artikel 40 Participatiewet in de Centrumgemeente. Het niet hebben van een woning brengt wel kosten voor onderdak met zich mee. Denk aan kosten van een pension, vergoeding van opvang, extra kosten voor eten. De verlaging bedraagt daarom 10% in plaats van 20%.
Het verlagen van de norm op grond van artikel 20 Participatiewet geldt alleen voor gehuwden waarvan een jonger is dan 21 jaar en een ouder is. De jongerennorm bevat immers geen wooncomponent.
De kostendelersnorm wordt nooit verlaagd wegens de woonsituatie. Op grond van artikel 27 Participatiewet kan uitsluitend de norm, bedoeld in de artikelen 20 en 21 Participatiewet, worden verlaagd.
Artikel 4 Inkomsten uit commerciële huur en kostgangers
Dit artikel legt vast wanneer er sprake is van een woonsituatie met commerciële huur of kostgangersovereenkomst.
De huurprijs wordt, na aftrek van het verlies aan huurtoeslag, in zijn geheel als inkomsten aangemerkt. Vaste lasten, zoals gas, water en elektra zijn hier immers op in mindering gebracht. De huurprijs minus het verlies aan huurtoeslag zijn netto inkomsten.
Het verlies aan huurtoeslag wordt vastgesteld door het bedrag aan huurtoeslag dat de verhuurder ontving voor de inwoning van de huurder te vergelijken met het bedrag aan huurtoeslag dat de verhuurder ontvangt na de inwoning van de huurder.
Van de kostgangersvergoeding wordt 40% van het bedrag in aanmerking genomen als inkomsten. Het overige wordt geacht een vergoeding te zijn voor daadwerkelijk gemaakte kosten, zoals voeding, gas, water en elektra, en het verlies aan huurtoeslag.
Artikel 5 Verlaging van de norm voor schoolverlaters
De verlaging voor schoolverlaters is een bevoegdheid die voortvloeit uit artikel 28 Participatiewet. De bedoeling van de verlaging is om de schoolverlater gedurende het eerste half jaar niet in een veel betere financiële positie te brengen dan toen hij nog aangewezen was op de studiefinanciering of een tegemoetkoming WTOS. Uitgangspunt van de verlaging is de relatie met het bedrag dat in de toelage studiefinanciering zit voor de kosten van levensonderhoud. Omgerekend naar een percentage van de uitkering zou dit een verlaging van 25 procent van de gehuwdennorm inhouden. Aangezien de situatie van studerenden in de praktijk enigszins afwijkt van de positie van schoolverlaters - de mogelijkheden tot het hebben van bijverdiensten zijn bijvoorbeeld, is de verlaging vastgesteld op 20 procent.
De schoolverlatersverlaging kan ook worden toegepast op de kostendelersnorm.