Organisatie | Berg en Dal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz gemeente Groesbeek 2015 |
Citeertitel | Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | handhaving bijstand |
Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 8b Participatiewet en de artikelen 35 in de IOAW en IOAZ neergelegde opdracht om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten. Gelet op de grote verwantschap tussen genoemde wetten, wordt het gemeentelijk beleid inzake misbruik en oneigenlijk gebruik in één Handhavingsverordening vastgelegd.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-04-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 26-03-2015 www.officielebekendmakingen.nl, Gemeenteblad van 2 april 2015, nr 28009 | onbekend |
De raad van de gemeente Groesbeek,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Gemeente Groesbeek 10 februari 2015;
vaststelling van de Handhavingsverordening en het Fraudebeleidsplan verplicht is op grond van de Participatiewet (art. 8b), de IOAW (art. 35) en de IOAZ (art. 35);
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de wet Inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2 Het handhavingsbeleid
Het college biedt één maal per vier jaren een fraudebeleidsplan ter vaststelling aan de raad aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik en de te verwachten resultaten, en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad. Het fraudebeleidsplan omvat handhaving in het kader van de Participatie-wet, IOAW, IOAZ, Bbz en/of aanverwante regelingen zoals bijvoorbeeld de WMO.
Artikel 3 Afstemming / bestuurlijke boete
Als de belanghebbende de verplichtingen voortvloeiend uit de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ of de Bbz niet of onvoldoende nakomt, legt het college een maatregel op conform de van toepassing zijnde Afstemmingsverordening Wwb- dan wel Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Groesbeek 2015.
Onverminderd het bepaalde in voorgaand artikel is het college bij gedragingen van de belanghebbende die tot benadeling leiden van de gemeente verplicht een proces-verbaal op te maken en aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie als het benadelingsbedrag hoger is dan de door het Openbaar Ministerie gehanteerde aangiftegrens.
Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze verordening, afwijken van deze verordening.
Op gedragingen die plaats vonden tussen 1 januari 2015 en de dag na de datum van bekendmaking van deze verordening, is de op dat moment geldende verordening van toepassing, tenzij de in artikel 7, tweede lid genoemde verordeningen voordeliger zijn voor belanghebbende. In dat geval wordt de betreffende verordening toegepast.
Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 8b Participatiewet en de artikelen 35 in de IOAW en IOAZ neergelegde opdracht om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten. Gelet op de grote verwantschap tussen genoemde wetten, wordt het gemeentelijk beleid inzake misbruik en oneigenlijk gebruik in één verordening vastgelegd, de Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz gemeente Groesbeek 2015.
Genoemde artikelen moeten in samenhang worden gelezen met artikel 212 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 212 van de Gemeentewet dient de gemeenteraad een verordening vast te stellen voor de uitgangspunten van het financiële beleid en het financiële beheer. De verbindende gedachte is dat een goed financieel beheer bij de uitvoering van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz met zich meebrengt dat voortdurend aandacht bestaat voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wetten.
Voor de gehanteerde begrippen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar de Participatiewet, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2 Het handhavingsbeleid
Op grond van dit artikel krijgt het college de opdracht om één maal per vier jaren een fraudebeleidsplan ter vaststelling aan de raad voor te leggen. In een fraudebeleidsplan kunnen preventiemaatregelen worden benoemd welke een bijdrage leveren aan de naleving van wet en regelgeving en oneigenlijk gebruik (misbruik en/of fraude) voorkomen. Met optimale informatie- verstrekking en dienstverlening kan de bereidheid tot naleving van regels worden bevorderd.
Naast het fraudebeleidsplan stelt het college jaarlijks een uitvoeringsplan op waarin de inzet van
de instrumenten ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk en de aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik nader worden uitgewerkt.
Artikel 3 Afstemming / bestuurlijke boete
In afzonderlijke verordeningen, de Afstemmingsverordeningen, worden de regels gesteld die de gemeente toepast bij constatering van misbruik of oneigenlijk gebruik. In de Afstemmings-verordening wordt aangegeven, bij welke gedragingen er sprake is van misbruik of oneigenlijk gebruik, en welke sancties daarop worden toegepast. Een sanctie houdt in de regel in, dat de bijstand (Participatiewet) of uitkering (IOAW/IOAZ) voor een bepaalde tijd met een bepaald percentage wordt verlaagd. In terminologie van de wetgever heet dat formeel afstemming: de bijstand, inkomensvoorziening of uitkering wordt afgestemd op het gedrag van de belang-hebbende.
In de boete verordening is geregeld in welke situaties een boete opgelegd kan en moet worden, tevens is hier de hoogte van de boete geregeld.
Terugvordering is in de Participatiewet bij fraudevorderingen een verplichting voor het college. Met inachtneming van wetgeving en het fraudebeleidsplan zoals door de raad vastgesteld, heeft het college beleidsregels vastgesteld inzake terugvordering. Hiermee hebben wij als gemeente een verplichting tot terugvordering.
Bij grote fraudes past het niet meer om de uitkering te verlagen, maar wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). De zogenaamde aangiftegrens ligt op dit moment bij € 50.000,00. Wanneer het benadelingsbedrag dus hoger is dan deze grens, en er is sprake van fraude, dan wordt aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en sociale zekerheidsfraude bij het OM. Het IBO (Instituut voor Bijzonder Onderzoek) verzorgt het proces verbaal, de aangifte en ook de contacten met het OM.
In deze gevallen geldt het zogenaamde "una via"-beginsel: Er kan maar volgens één weg vervolging plaatsvinden. Dit houdt in, dat, wanneer aangifte is gedaan, de gemeente geen verdere acties onderneemt. Wel vindt terugvordering van het benadelingsbedrag plaats.
Het OM stelt strafrechtelijke vervolging in hetgeen in de meeste gevallen zal resulteren in een taakstraf of gevangenisstraf, al dan niet voorwaardelijk. De betrokkene krijgt dan ook een strafblad.
De hardheidsclausule is in de verordening opgenomen om het college enige vrijheid te geven bij het toepassen van de bepalingen. De eventuele toepassing van deze hardheidsclausule dient echter wel tot het uiterste beperkt te worden. Bij het regelmatig toepassen van deze clausule dient aanpassing van de verordening te worden overwogen.