Organisatie | Almelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel innen dwangsommen Wabo |
Citeertitel | Beleidsregel innen dwangsommen Wabo |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-03-2015 | Onbekend | 17-03-2015 | Onbekend |
Beleidsregel innen dwangsommen Wabo
In deze beleidsregel wordt het beleid ten aanzien van de inning van dwangsommen Wabo geformuleerd. Met betrekking tot de effectuering van de handhaving, nadat is vastgesteld dat niet aan de last onder dwangsom is voldaan, is tot op heden geen beleid vastgesteld. Deze beleidsregel zorgt voor een kader voor invorderingen en zorgt ervoor dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld.
Artikel 1 Verbeuren dwangsommen en wettelijke rente
Artikel 2 Invorderen verbeurde dwangsommen
Het bevoegd gezag blijft bevoegd om af te wijken van deze beleidsregel wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Toelichting beleidsregel innen dwangsommen Wabo
Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht is het college bevoegd een last onder dwangsom op te leggen.
De last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd aan de overtreder. Voorwaarde is dat deze het in zijn macht heeft de last uit te voeren of na te komen. Wie de overtreder is, is afhankelijk van de wettelijke bepaling die wordt overtreden. Zo kan de eigenaar naast de huurder overtreder zijn indien een voorschrift ook het laten gebruiken verbiedt. Gaat het om een inrichting, dan geldt in principe dat de houder van de vergunning in beginsel mag worden beschouwd als drijver van de inrichting.
In artikel 5.18 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat bestuursrechtelijke handhavingsbesluiten gericht op de naleving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, mede gelden tegen de rechtsopvolger van diegene aan wie het handhavingsbesluit is gericht en dat het handhavingsbesluit ook tegen hem of haar ten uitvoer kan worden gelegd. Op deze wijze wordt voorkomen dat door (opeenvolgende) eigendomsoverdracht aan een ingezette bestuursrechtelijke handhavingsactie wordt ontkomen. Ook het kostenverhaal bij last onder bestuursdwang en het innen van dwangsommen kan tegen de rechtsopvolger plaatsvinden. Ten einde de kenbaarheid van een eventueel aan de rechtsvoorganger gericht bestuursrechtelijk handhavingsbesluit te waarborgen, bepaalt artikel 2, lid 1 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dat een dergelijk handhavingsbesluit ingeschreven wordt in de openbare registers.
Het opleggen van een dwangsom heeft tot doel overtredingen ongedaan te maken en eventuele vervolgovertredingen te voorkomen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo stelt een dwangsom vast evenals een maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. De hoogte van een dwangsom is afhankelijk van de aard van de overtreding en staat in (redelijke) verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang (zie artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht). De hoogte van een dwangsom is verder afhankelijk van:
Op grond van artikel 5:32 b Algemene wet bestuursrecht zijn er drie dwangsomsoorten:
Veelal wordt door het college van burgemeester en wethouders gebruik gemaakt van een bedrag per overtreding waarin de last niet is uitgevoerd. Indien het een overtreding is die qua aard en ernst zeer ernstig is, wordt weleens gekozen voor een bedrag ineens.
Een preventieve dwangsom kan worden toegepast als er nog geen overtreding plaats vindt maar het bestuursorgaan, op grond van omstandigheden, stellig moet verwachten dat een overtreding zal gaan plaats vinden. Jurisprudentie wijst uit dat, indien er sprake is van klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding en bij deze overtreding omgevingsbelangen aanzienlijk zullen worden geschaad een preventieve last onder dwangsom mag worden opgelegd. De overtreding moet dan wel zo specifiek in beeld zijn dat de last scherp omschreven kan worden. Ook een preventieve last onder bestuursdwang kan worden opgelegd.
In een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom wordt een termijn gesteld (begunstigingstermijn) waarbinnen de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat de dwangsom verbeurt (artikel 5:32a, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht). Bij de toepassing en afweging van de begunstigingstermijn wordt een afweging gemaakt omtrent de redelijkheid van de te stellen termijn, hierbij worden de volgende aspecten gewogen:
A rtikel 1 Verbeuren dwangsom en wettelijke rente
Indien een overtreder na het verstrijken van de begunstigingstermijn aan de opgelegde last geen gehoor heeft gegeven, verbeurt de dwangsom van rechtswege (artikel 5:32a, lid 2 jo. 5:33 van de Algemene wet bestuursrecht). Dat vergt geen afzonderlijke actie. Middels een controle wordt geconstateerd dat niet aan de last onder dwangsom is voldaan en dat de dwangsom is verbeurd. Bij een opgelegde dwangsom ineens is deze controle eenmalig. Is er een dwangsom opgelegd per tijdseenheid dan zal meerdere keren gecontroleerd moeten worden om het verbeuren van de dwangsom te constateren. De overtreder wordt per brief van het verbeuren van de dwangsom op de hoogte gesteld. De overtreder wordt gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld om de dwangsom te voldoen. Indien de dwangsom niet tijdig wordt betaald, is er sprake van verzuim (art. 4:97 Awb). Vanaf dat moment (dag 1 van week 7) wordt wettelijke rente in rekening gebracht. Wettelijke rente is verschuldigd over het bedrag van de verbeurde dwangsom.
Artikel 2 Invorderen verbeurde dwangsom
Na het verbeuren van de dwangsom zal de gemeente Almelo deze in alle gevallen innen. De belangenafweging heeft immers al plaatsgevonden bij het opleggen van de last onder dwangsom. Voordat de dwangsom daadwerkelijk wordt opgelegd, heeft een voortraject plaatsgevonden waarbij de overtreder in verschillende stadia van de procedure de gelegenheid heeft gekregen de overtreding te beëindigen.
Het innen van dwangsommen komt tegemoet aan het doel van de dwangsom zelf. De dwangsom is immers bedoeld als aansporing om aan de lastgeving te voldoen. Uitstel verlenen van het moeten betalen van verbeurde dwangsommen leidt in veel gevallen tot uitstel van de verplichting om aan de last te voldoen. Dit komt de daadkracht en de geloofwaardigheid van het handhavingstraject en de gemeente niet ten goede. Het innen van dwangsommen bevordert de rechtsgelijkheid omdat door het toepassen van deze beleidsregel de lijn die de gemeente hanteert bij het innen van dwangsommen voor iedereen gelijk is.
De invorderingsbeschikking dient zorgvuldig tot stand gekomen te zijn, waarin een belangenafweging heeft plaatsgevonden. De dwangsom(hoogte) dient te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, waarin geen grond kan worden gevonden voor het oordeel dat het college van invordering van de verbeurde dwangsommen had moeten afzien. Derhalve dient het dwangsombedrag altijd op een zorgvuldige wijze vastgesteld te zijn.
De overtreder heeft de juridische mogelijkheden om tegen de last onder dwangsom, dan wel de inning op te komen. Alleen indien een besluit door een rechter wordt geschorst bij wijze van voorlopige voorziening, dan wel van rechtswege wordt geschorst (verzet tegen een dwangbevel) zal inning niet verder plaats kunnen vinden. Als niet wordt overgegaan tot betaling dan wordt er eenmalig een aanmaning gestuurd. Daarna wordt overgegaan tot invordering bij dwangbevel. De kosten van invordering, waaronder advocaatkosten en deurwaarderskosten, worden op de overtreder verhaald.
Krachtens art. 5:35 van de Awb en in afwijking van artikel 4:104 verjaart de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurd.
Er kan een betalingsregeling worden getroffen, als de overtreder concreet kan aantonen dat de verbeurde dwangsom niet in zijn geheel of ineens kan worden betaald. Hiervoor moet de overtreder een schriftelijk verzoek indienen bij de gemeente. De doorlooptijd van de betalingsregeling bedraagt maximaal zes maanden. Dit geldt voor zowel natuurlijke personen als rechtspersonen. Van deze termijn van zes maanden kan alleen worden afgeweken als de overtreder concreet kan aantonen dat de bedrijfsvoering of eerste levensbehoefte in gedrag komt. Als de betalingsovereenkomst niet wordt nageleefd, wordt de vordering in handen van de deurwaarder gegeven.