Organisatie | Coevorden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Brandbeveiligingsverordening Coevorden 2006 |
Citeertitel | Brandbeveiligingsverordening Coevorden 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Let op: deze regeling bevat overgangsbepalingen, art. 3.4
Brandweerwet 1985, art. 12
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-10-2006 | 01-10-2010 | nieuwe regeling | 15-06-2006 Coevorden HuisAanHuis, 04-10-2006 | 2006/344 |
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.
Deze verordening is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in de Woningwet en de bouwverordening.
Hoofstuk 2 Brandveilig gebruik
Artikel 2.1.1 Vergunning gebruik inrichting
Indien het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, kan het college aan de vergunning nieuwe voorschriften verbinden en gestelde voorschriften wijzigen of intrekken.
In afwijking op het gestelde in lid 1 is geen gebruiksvergunning vereist en kan worden volstaan met een melding:
voor zover het in lid 1 onder a. evenementen betreft waarbij niet meer dan 250 personen gelijktijdig aanwezig zullen zijn en een evenementenvergunning op grond van de “Algemeen Plaatselijke Verordening Coevorden 2003” is verleend. Uit oogpunt van brandveiligheid dient het evenement te voldoen aan de algemene brandveiligheidseisen uit de bijlagen 3, 4 en 6 van de “Bouwverordening gemeente Coevorden 2005” zoals deze laatstelijk is gewijzigd;
voor zover het in lid 1 onder c. en d. evenementen betreft waarbij niet meer dan 30 personen gelijktijdig aanwezig zullen zijn en een evenementenvergunning op grond van de “Algemeen Plaatselijke Verordening Coevorden 2005” is verleend. Uit oogpunt van brandveiligheid dient het evenement te voldoen aan de algemene brandveiligheidseisen uit de bijlagen 3 en 4 van de “Bouwverordening gemeente Coevorden 2005” zoals deze laatstelijk is gewijzigd;
Artikel 2.1.2 Weigeren vergunning
1.Een vergunning moet worden geweigerd indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet geacht kan worden een brandveilig gebruik te zijn en door het stellen van voorschriften geen voldoende brandveilig gebruik kan worden bereikt.
Artikel 2.1.3 Intrekken vergunning
Het college kan een vergunning intrekken indien:
het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt door het stellen of wijzigen van voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
Artikel 2.1.4 Verplicht aanwezige bescheiden
1.In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de vergunning betrekking heeft moet de vergunning aanwezig zijn, en deze moet op verzoek van degene die is belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, ter inzage worden gegeven.
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen voor inrichtingen
Onverminderd het gestelde in het tweede lid, is het verboden een inrichting niet zijnde een woonschip, uitgezonderd een woonschip waarin sprake is van verminderde zelfredzaamheid van bewoners in combinatie met permanente aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners, te gebruiken in strijd met de gebruikseisen zoals per onderwerp vermeld in de van overeenkomstige toepassing zijnde bijlage 4 bij de “Bouwverordening gemeente Coevorden 2005”, zoals deze laatstelijk is gewijzigd.
Artikel 2.2.2 Verbod stoffen aanwezig te hebben
Artikel 2.2.3 Opslag en verwerking stoffen
1.Stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit 2003 moeten worden opgeslagen volgens de in bijlage 6 van de “Bouwverordening de gemeente Coevorden 2005”, zoals deze laatstelijk is gewijzigd, aangegeven wijze.
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
Artikel 2.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
1.De rechthebbende op een inrichting, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Artikel 2.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen
Artikel 2.3.4 Verrichten van werkzaamheden
1.Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstellings-, wijzigings- of sloopwerk-zaamheden, waarbij stoffen als bedoeld in de de Regeling Bouwbesluit 2003, of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Artikel 2.3.5 Verbod open vuur en roken
Artikel 2.3.6 Verboden handelingen met stoffen
Artikel 2.3.7 Melden van brand en broei
1.leder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
Artikel 2.3.8 Bossen, heidevelden, venen
De eigenaar van een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht - na een van het college ontvangen aangetekende brief - de voorschriften op te volgen, die het college in die brief geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
Hoofdstuk 3 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 3. 1 Toezicht op de naleving
1.Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en daartoe door het college aangewezen ambtenaren.
1.Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 3. 3 Inwerkingtreding en intrekking
Artikel 3. 4 Overgangsbepalingen (aanvragen om) gebruiksvergunning
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze brandbeveiligingsverordening een aanvraag om vergunning op grond van een verordening als bedoeld in artikel 3.3. lid 2 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
1.Deze verordening kan worden aangehaald als:
“Brandbeveiligingsverordening Coevorden 2006.”
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 15 juni 2006.
TOELICHTING BRANDBEVEILIGINGSVERORDENING
De brandbeveiligingsverordening regelt het brandveilig gebruik van inrichtingen. De werkingssfeer is in artikel 12 van de Brandweerwet 1985 aangegeven:
De brandbeveiligingsverordening is van toepassing voor zover in hetgeen zij regelt niet is voorzien bij of krachtens de Woningwet of enige andere wet.
Bouwwerken zijn daaronder niet begrepen, omdat regeling van het brandveilig gebruik daarvan ingevolge de Woningwet verplicht in de bouwverordening is opgenomen. De brandbeveiligingsverordening kan slechts regelen voor zover niet in de brandveiligheid is voorzien bij of krachtens het bepaalde in andere wettelijke regelingen.
Rest derhalve thans die "voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen", die geen bouwwerk zijn (zie ook de toelichting op artikel l).
De vergunningsplicht is evenwel pas van toepassing, wanneer aan de criteria, genoemd in artikel 2.1.1 wordt voldaan.
De verordening bevat geen voorschriften over het aanvragen, het voorbereiden en het beslissen op een verzoek om een vergunning.
Die onderwerpen zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315).
De artikelen 4:1 tot en met 4:6 van de Awb zijn op de vergunningsaanvraag van toepassing. De voorschriften hebben onder andere betrekking op: bij wie de aanvraag moet worden ingediend, welke gegevens tenminste op de aanvraag moeten staan en wanneer de aanvraag in behandeling kan worden genomen.
De artikelen 4:13 tot en met 4:15 van de Awb geven aan binnen welke termijn een aanvraag om een vergunning moet worden afgewikkeld. De Awb geeft geen vaste termijn in weken, maar geeft aan dat de aanvraag binnen een redelijke termijn tot een beschikking moet leiden. Die redelijke termijn is in ieder geval verstreken als niet binnen acht weken na het in ontvangst nemen van de aanvraag een beslissing is genomen of aan de aanvrager is medegedeeld binnen welke redelijke termijn hij een beslissing op zijn aanvraag krijgt.
Door het hanteren van de artikelen 4:13 tot en met 4:15 van de Awb kan afhankelijk van de inhoud van de aanvraag aangegeven worden binnen welke termijn de aanvraag wordt afgehandeld.
Derhalve is in de verordening geen artikel opgenomen dat een vaste termijn voor een vergunningsaanvraag voorschrijft.
Bij de eerste vergunningaanvraag op basis van de verordening zal aangegeven moeten worden dat bij de afwikkeling van de vergunningaanvraag de artikelen 4:1 tot en met 4:6 en 4:13 tot en met 4:15 van de Awb gebruikt worden. Op grond van algemene beginselen van behoorlijk bestuur is het college vervolgens gehouden de daarop volgende aanvragen eveneens met toepassing van de Awb artikelen te behandelen.
In een bij deze toelichting behorende bijlage is de tekst van de bovenbedoelde artikelen opgenomen.
De in artikel 1.1 bedoelde "voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen" is een ruime omschrijving. Bouwwerken als bedoeld in de bouwverordening gemeente Coevorden vallen daar niet onder, het gebruik hiervan vindt immers regeling in de bouwverordening.
Onder een bouwwerk moet, ingevolge de bouwverordening, worden verstaan: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Tenten vallen gezien deze definitie niet onder de werkingssfeer van deze verordening.
Er bestaat een in dit kader relefante uitspraak van de Rechtbank ’S-Hertogenbosch d.d. 16 april 2004, LJN: AO8345, Awb 03 / 930 GEMWT.
In dit verband ware te denken aan alle "bouwwerken" die op het water drijven en los met de wal verbonden zijn, zoals hotelboten, opslagschepen en drijvende restaurants. Deze zijn namelijk geen bouwwerken in de zin van de Woningwet en vallen derhalve niet onder de werking van het Bouwbesluit en de bouwverordening.
Er bestaat een in dit kader relevante uitspraak van het Hof Arnhem d.d.6 juni 1972, NJ 73, 209.
Daarin werd uitgemaakt "dat een op het water drijvend bouwsel niet valt onder het begrip 'gebouw' en evenmin onder de definitie in de gemeentelijke bouwverordening 1998 (2e wijziging), omdat het niet in de geest van die verordening met de grond verbonden is noch steun vindt in of op de grond".
Er was hier sprake van het aanmeren middels twee lijnen aan in de grond geplaatste meerpalen, teneinde afdrijven te voorkomen.
Het valt te verwachten dat bij een "minder losse verbinding" de bouwsels onder de werking van de Woningwet zullen vallen.
Ook allerlei terreinen vallen onder het begrip inrichting.
Artikel 2.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk
Lid 2: Het college kan aan de vergunning voorschriften verbinden, zoals voorschriften met betrekking tot:
Ook zijn voorschriften van bouwkundige aard denkbaar, aangezien de hier bedoelde bouwsels niet onder de werking van de Woningwet vallen.
Lid 4: In afwijking op het gestelde in lid 1 is geen gebruiksvergunning vereist en kan worden volstaan met een kennisgeving:
Bij kleinere evenementen waarbij niet meer dan 250 personen gelijktijdig aanwezig zijn. Het betreft hier in het algemeen tenten voor buurt-, school- en -evenementen van verenigingen, waarvoor een vergunning wordt verleend op grond van de APV. Deze evenementen krijgen de algemene brandveiligheidsvoorschriften op grond van deze verordening gevoegd bij de evenementenvergunning. De controle op de inrichting vindt plaats voor de ingebruikneming en steekproefsgewijs tijdens een evenement.
Het verschaffen van overnachting aan meer dan 10 personen is gebruiksvergunningsplichtig. Jaarlijks worden activiteiten georganiseerd waarbij sprake is van overnachting van b.v. één nacht. Voorbeelden hiervan zijn een school/spelweek, de scouting en jeugdbrandweer. Ook hiervoor geldt dat de algemene brandveiligheidsvoorschriften uit deze verordening gevoegd worden bij de evenementenvergunning op grond van de APV.
Voor een (soms zelfs jaarlijks) terugkerend mag gebruik worden gemaakt van een eerder verleende gebruiksvergunning. Op grond van de APV wordt hiervoor een aanvraag ingediend en kan worden verwezen naar een eerder verleende gebruiksvergunning, mits hier sprake is van een herhaling van een vorig evenement. Hier wordt bedoeld een buurtfeest, markten, schuurfeesten, etc. Ook hiervoor geldt dat de controle op de inrichting plaats vindt voor de ingebruikneming en steekproefsgewijs tijdens een evenement.
Artikel 2.1.2 Weigeren vergunning
Weigeringsgronden zijn in artikel 2.1.2 niet expliciet genoemd. Toetsingsgrond voor een vergunning kunnen zijn:
De situaties a. en b. betreffen uiteraard uitsluitend de brandveiligheid.
Een nadere omschrijving van de toetsingscriteria is gezien de diversiteit van de inrichtingen (hotelboten, kampeerterreinen e.d.) niet mogelijk.
Artikel 2.2.1 Gebruikseisen inrichtingen
Alleen de in artikel 2.1.1 lid 1. onder a. tot en met d. genoemde inrichtingen zijn vergunningsplichtig. Voor de in artikel 2.2.1. lid 4. onder a. en b. genoemde inrichtingen kan worden volstaan met een kennisgeving. In artikel 2.2.1 vindt de brandveiligheid van niet vergunningsplichtige inrichtingen regeling.
Artikel 3.1 Toezicht op de naleving
Het college wijst in verband met de bij de gemeentelijke organisatie verordening (ex artikel 1 van de Brandweerwet 1985) opgedragen taken in ieder geval de brandweer aan als de gemeentelijke dienst belast met het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening.
In de toelichting op de bouwverordening vermelden wij dat de brandweer de deskundige dienst is om te adviseren over brandpreventie-voorschriften.
Tevens kunnen ook andere personen met de naleving ervan worden belast, zoals bijvoorbeeld van het bouw- en woningtoezicht. Het verdient in ieder geval aanbeveling bij de uitvoering van deze verordening en van andere verordeningen een coördinatie tot stand te brengen.
Voor de opsporing van (onder meer) de in de brandbeveiligingsverordening aangegeven strafbare feiten zijn door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken uitsluitend aangewezen de commandanten en het personeel van gemeentelijke brandweren in de rang van adjunct-hoofdbrandmeester of hoger. Beschikkingen van de staatssecretaris van 24 maart 1986, nr. EB 85/V4828 (Stb. 1986, 84) en van 5 december 1986, nr. EB 86/V2859 (Stb. 1986, 247).
Op grond van het facultatieve karakter van de in artikel 23 van de Brandweerwet 1985 genoemde strafbepaling is het ook mogelijk dat op overtreding van de regels van de brandbeveiligingsverordening een lagere hechtenis of geldboete van de eerste of tweede categorie in de verordening gesteld worden.
Tekst van enkele artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.
1.Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.
De aanvrager kan weigeren gegevens en bescheiden te verschaffen voor zover het belang daarvan voor de beslissing van het bestuursorgaan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer met inbegrip van de bescherming van medische en psychologische onderzoeksresultaten, of tegen het belang van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens.
1.Het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, kan voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen, voor zover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift.
Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.
Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaanbesluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.
1.Indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt het bestuursorgaan de aanvrager daarvan in kennis en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
1.De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachtens artikel 4:5 de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.