Organisatie | Noord-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling subsidie Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2015 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling subsidie Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2015 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | kavelruil, landbouwleefbaarheid |
Deze uitvoeringsregeling vervalt op 1 juni 2016.
Bijbehorende kaarten zijn niet toegevoegd.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-02-2016 | 01-06-2016 | Wetelijke grondslag toegevoegd (art. 14, 15, 16 en 29 van de Verordening nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, art. 6a, art.10, art. 18, art. 23, art. 25, art. 27, | 19-01-2016 Provinciaal blad, 2016, 15 | 733850-733899 | |
19-03-2015 | 10-02-2016 | nieuwe regeling | 10-03-2015 Provinciaal blad, 2015-40 | 513888-513987 |
In deze regeling wordt verstaan onder:
kavelruil: vrijwillige kavelruil op grond van een in de openbare registers in te schrijven overeenkomst waarbij drie of meer eigenaren zich verbinden bepaalde, hun toebehorende onroerende zaken samen te voegen, de gegeven massa op bepaalde wijze te verkavelen en onder elkaar bij notariële akte te verdelen;
Subsidie op grond van deze regeling wordt slechts verstrekt voor activiteiten die plaats vinden binnen het grondgebied van de Businesscase Zeevang of binnen het Groene Uitweggebied zoals aangegeven op de bij deze regeling behorende kaarten.
Bij subsidies van minder dan € 10.000,- gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.
Subsidie wordt niet verstrekt aan ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in paragraaf 2.2 van de Communautaire richtsnoeren inzake reddingen herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEU, 2014/C 249/01).
Indien aan een onderneming een terugvorderingsbevel is gegeven omdat eerdere steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt, wordt geen betaling gedaan van een subsidie die op grond van deze uitvoeringsregeling aan de onderneming is verstrekt.
Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen en het subsidieplafond door het totaal aangevraagde bedrag wordt overschreden, wordt voor wat betreft de activiteiten als bedoeld in de artikelen 11 en 20 de aanvraag, waarmee het hoogste rendement voor de landbouwstructuurverbetering wordt bereikt, als eerste in behandeling genomen. Voor wat betreft de activiteit als bedoeld in artikel 28 wordt in dat geval de aanvraag, waarmee de meeste hectares met onderwaterdrainage worden voorzien, als eerste in behandeling genomen.
§ 2 Verbetering verkavelings- en infrastructuur
Indien de subsidieontvanger een onderneming is wordt de subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt onder toepassing van artikel 14 en 15 van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU193/1).
De activiteiten als bedoeld in artikel 11, onder b, zijn gericht op de verbetering van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar eventueel in combinatie met de verbetering van:
Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 12, onder a, wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit resulteert in de ontsluiting aan een openbare weg van alle nieuw gevormde kavels en in de verbetering van de interne ontsluiting.
De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 15, onderdeel c, bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 800,- per hectare geruilde grond, dan wel € 1.500,- per hectare geruilde grond indien deze na de kavelruil gebruikt wordt voor de biologische productiemethode als bedoeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 en nog moet worden gecertificeerd.
Indien voor investeringen als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard , reeds door de Commissie van de Europese Unie, het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap een subsidie is verstrekt, wordt de subsidie zodanig berekend dat het totaal aan subsidies niet hoger is dan € 500.000,-.
§ 3 Verplaatsing landbouwbedrijven
Subsidies op grond van deze paragraaf worden uitsluitend verstrekt onder toepassing van artikel 16 van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU193/1).
Subsidie kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijf ter verbetering van de verkavelingsstructuur.
Indien ter zake van de bedrijfsverplaatsing reeds uit anderen hoofde subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het hoogste steunbedrag of de hoogste steunintensiteit dat op grond van artikel 16 van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, is toegestaan (PbEU193/1)..
§ 4 Beperken maaivelddaling veengrondBusinesscase Zeevang
Indien de subsidieontvanger een onderneming is wordt de subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt onder toepassing van artikel 29 van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU193/1).
Subsidie wordt geweigerd indien de onderwaterdrainage uitsluitend leidt tot productieverhoging.
Indien de subsidieontvanger een gemeente, of een openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van hoofdstuk I, II of IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen is, wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie uiterlijk 1 augustus van het jaar volgend op het jaar waarin de activiteit is voltooid, ingediend.
Haarlem, 10 maart 2015.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.
De regeling kent doelrealisatie op twee regionale schaalniveaus. Het onderdeel verbetering verkavelings- en infrastructuur (paragraaf 2) is gericht op verbetering van de landbouw-infrastructuur in het gebied van de Businesscase Zeevang en het Groene Uitweggebied. Het onderdeel onderwaterdrainage is op dit moment alleen bedoeld voor de Businesscase Zeevang.
Met de verbetering van kavelstructuren wordt, naast efficiënter grondgebruik, nog een andere doelstelling bereikt. Kavelruil leidt ook tot vermindering van landbouwwerkverkeer in de kleine dorpskernen, waardoor de leefbaarheid verbetert. De regeling voor bedrijfsverplaatsing is direct aan kavelruil gekoppeld en daarmee aan verbetering van de agrarische structuur. Zie paragraaf 3 artikel 20.
De regeling voor OWD (paragraaf 4) is gericht op het tegengaan van maaivelddaling van veengrond. Dit met het oog op de instandhouding van het traditionele cultuurlandschap van het veenweidegebied, als doelstelling van de provincie. Ook leidt OWD tot verbetering van de waterkwaliteit (door minder stikstoflevering) en behoud van perspectief voor de melkveehouderij als drager van het landschap. Op termijn draagt tegengaan van maaivelddaling bij aan een betere waterbeheersing met het oog op verzilting vanuit de ondergrond.
Het systeem van OWD werkt in twee richtingen. In de herfst en winter wordt extra water afgevoerd. In de zomer vindt infiltratie van water plaats, waardoor de grondwaterstand minder uitzakt. Met name in het zomerseizoen is het systeem werkzaam tegen maaivelddaling. Uit onderzoek in de Zeevang blijkt dat onderwaterdrainage effectief werkt bij een dynamisch peil van -0.40 meter in de zomer afgewisseld met een peil van -0,60 meter in de winterperiode. Bij een vast peil van -0,40 is de werking van het systeem duidelijk minder effectief.
De Zeevang is weidevogelkerngebied. OWD leidt tot verandering van de indringingsweerstand van de bodem en tot verandering van voedselaanbod. Uit tot nu toe bekende onderzoeksgegevens komt naar voren dat aanleg en toepassing van OWD niet van aantoonbaar negatieve invloed op het weidevogel bestand zijn. Om deze redenen zijn geen weidevogelbeheervoorschriften in deze regeling opgenomen. Wel maakt OWD eerdere betreding van het land mogelijk. De wijze waarop het land vervolgens wordt beheerd lijkt van grotere invloed op het weidevogelbestand, dan de mogelijke directe effecten van OWD. Er kan sprake zijn een positief effect bij eerdere beweiding met vee, omdat door mestflatten grasvariëteit en voedselrijkdom toenemen. Daarnaast is behoud van de greppels en aandacht voor een mozaïek van diverse vormen van graslandbeheer van belang omdat ook deze zaken bijdragen aan de omgevingsvariëteit. Beheer op deze wijze wordt bij OWD dan ook aanbevolen. Indien vroeg maaibeheer wordt toegepast, treden negatieve effecten op het weidevogelbestand op. Met name in het broedseizoen.
Door de drainerende werking in najaar en winter werkt het OWD systeem gunstig op het voorkòmen van leverbot. Uit onderzoek blijkt verder dat OWD ook leidt tot een kleine meeropbrengst aan gewassen. Voordeel voor de agrariër ligt vooral in de beperking van bedrijfsrisico’s in natte jaren en periodes van lange droogte.
Het betreft kavelruil als bedoeld in artikel 85 van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG).
Volgens de WILG moet kavelruil met minstens drie eigenaren starten, maar na ruiling mag kavelruil met twee eigenaren eindigen. De derde persoon kan er met een geldsom uitkomen.
Landbouwstructuurverbetering wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
De regeling is een stimuleringsregeling. Voorbereidingskosten voor de uitvoering van activiteiten zijn subsidieerbaar voor zover dit kosten zijn die direct ten behoeve van de subsidieaanvraag worden gemaakt zoals het bijvoorbeeld het opstellen van een drainageplan.
Indien bij verplaatsing van een bedrijf (zie ook paragraaf 3) herverdeling van kavels op de achtergelaten locatie plaatsvindt, bieden artikel 10 en 11 ook mogelijkheden voor subsidie aan achterblijvende landbouwers nabij de verlaten huiskavel van de bedrijfsverplaatser. Een vastgesteld kavelruilplan is hiervoor de basis.
De verplaatser van het bedrijf, dus degene die vertrekt uit het gebied, komt in aanmerking voor een subsidie op grond van de paragrafen 2 en 3.
Tevens kan subsidie aangevraagd worden op grond van paragraaf 2 indien verplaatsing binnen de Businesscase Zeevang geschiedt en op de nieuwe plek eveneens kavelruil plaatsvindt.
Als de nieuwkomer één van de deelnemers is, kan deze ook op de nieuwe plek voor kavelruilsubsidie in aanmerking komen. Dit binnen de voorwaarden van de regeling.
Uitgesloten is het waterbeheer dat al tot de wettelijke kerntaak van het waterschap behoort.
Aanleg van OWD wordt niet gerekend tot een maatregel die deel uitmaakt van het waterbeheer omdat vertraging van maaivelddaling (en behoud van het cultuurlandschap) de centrale doelstelling is van OWD en niet de verbetering van het waterhuishoudkundig systeem.
Bedoeld worden voorzieningen als kabels, leidingen, transformatoren en dergelijke.
Bij de subsidieaanvraag dient de aanvrager inzichtelijk te maken dat van verbetering van de kavelstructuur sprake is.
Op grond van artikel 22 onderdeel a worden alleen de kosten gesubsidieerd die direct samenhangen met de verhuisbeweging.
Onder de faciliteiten worden bedoeld: faciliteiten die bedoeld zijn voor agrarische productie. Hieronder vallen landbouwbedrijfsgebouwen als stallen en ruimtes voor mest en voederopslag. Onder de landbouwbedrijfsgebouwen valt niet: de in of aan het bedrijf gelegen woning en de inboedel uit die woning. Tot onderdeel van het landbouwbedrijfsgebouw kan wel gerekend worden: een aparte kantoorruimte in of aan het pand ten behoeve van de agrarische bedrijfsboekhouding en zakelijke transacties. De aanvrager dient dit gebruik aan te tonen bij de aanvraag.
Onder installaties wordt de apparatuur verstaan die nodig is om een bedrijf goed te laten werken. Bijvoorbeeld: automatische mestschuiven in de stal, melkrobots en computerprogrammatuur voor voerafstelling en klimaatbeheersing.
De waardestijging van installaties of faciliteiten wordt gemeten op basis van taxaties of de prijs van de verkooptransacties, indien deze lager uitvallen dan de taxatiewaarde. Indien de verkoop- transacties zijn afgerond, wordt de definitieve subsidie wordt aan de hand van deze laatste waarde vastgesteld.
Ook grond valt onder deze posten, mits met de verplaatsing een algemeen belang is gediend. Op eerste plaats betreft deze landbouwstructuurverbetering voor meerdere partijen. Ook is een bijkomend algemeen belang gediend met vergroting van de verkeersveiligheid door afname van landbouwverkeer als gevolg van kavel- en bedrijfsconcentratie.
Onder gewone vervangingsinvesteringen wordt verstaan: investeringen in installaties waarvan de afschrijvingstermijn verstreken is.
Het gebied van de Businesscase Zeevang is 4200ha. van omvang. Ruim driekwart van het gebied heeft een veenlaag van meer dan 40 cm. Ruwweg de helft van het gebied bestaat uit veenlagen met een diepte van meer dan 80 cm.
Gelet op de totale omvang van het veengebied, moeten prioriteiten worden gesteld. Hierbij wordt ook gelet op een zo groot mogelijk resultaat. De subsidieregeling is daarom beperkt tot veenlagen die dikker zijn dan 80 cm. Zie hiervoor de bijgevoegde kaart. Voor gebieden waarvan de veendikte op de kaart geringer is dan 80 cm. Is het aan de subsidieaanvrager om aan te tonen dat de feitelijke situatie wel voldoet aan de norm van 80 cm dikte.
Er is niet gekozen voor het opnemen van technische vereisten van het drainagesysteem. De optimale inrichting van het drainagesysteem is afhankelijk van de lokale situatie, met verschillen in sloot- en oeveromstandigheden, peil, de doorlaatbaarheid van de bodem en de omvang van de kavels. Drainage is maatwerk. Aanbevolen wordt dan ook om voorafgaand aan de aanleg van een drainagesysteem op het betreffende perceel onderzoek te doen naar de doorlaatbaarheid van de bodem, zodat het systeem op de meest effectieve wijze kan worden aangelegd.
Een drainageplan dient daarom in overleg met ter zake deskundigen te worden opgesteld. In het algemeen wordt voor effectieve werking aanbevolen:
De kosten voor het maken van een drainageplan zijn eveneens subsidiabel, mits het drainagesysteem ook feitelijk wordt aangelegd.
Het infiltratie- en drainagesysteem zal gedurende de werkingstijd ten minste 10 cm beneden het laagste slootpeil moeten liggen. Deze eis stellen wij om te voorkomen dat het systeem op termijn direct onder het maaiveld komt te liggen, met ook een drainerende werking in de zomer. Door dit laatste zou de maaivelddaling met aanleg van OWD op termijn juist worden versterkt. Voor een OWDsysteem geldt een afschrijvingstermijn van 20 jaar. Met een rekenmodel kan de draindiepte ten opzichte van het maaiveld worden berekend. Uit oogpunt van efficiëntie en het voorkomen van versnipperde kleine aanvragen, geldt een minimale omvang van 3 ha voor het perceel.
Deze regeling sluit aan bij het peilbesluit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier waarbij het peilbesluit voorziet in een drooglegging van maximaal -0.40 meter jaarrond.
Er wordt vanuit gegaan dat de subsidieaanvrager voldoet aan de peilvereisten van het Waterschap. In dat kader is het ook mogelijk een ontheffing voor onderbemaling aan te vragen voor een situatie van -0.40 meter zomerpeil en -0,60 meter winterpeil. In dat geval stelt het Hoogheemraadschap OWD verplicht. Een subsidieaanvraag kan dus ook ingediend worden bij hogere peilen.
Jaarlijks bepaalt het Hoogheemraadschap wanneer de zomer- en winterpeilen in gaan. Als richtlijn voor de periode van het zomerpeil wordt gehanteerd: de periode van 15 maart tot 15 oktober. Als richtlijn voor het winterpeil wordt gehanteerd : de periode van 15 oktober tot 15 maart. Hierop kan in overleg worden genuanceerd. Bij de peilrandvoorwaarden is zowel rekening gehouden met voldoende rendabele productiemogelijkheden voor de melkveehouderijsector als met de noodzaak om maaivelddaling tegen te gaan.
Een productieverhoging wordt aangeduid als de verhoging van de opbrengst per ha. Productieverhoging is geen doelstelling van subsidiëring van onderwaterdrainage maar kan een bijkomend effect zijn. De doelstelling van dit onderdeel van de regeling is: beperking van maaivelddaling om het veenweide cultuurlandschap zoveel mogelijk te behouden.
Uitgegeven op 18 maart 2015. ,