Organisatie | Flevoland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Noodverordening wind |
Citeertitel | Noodverordening wind |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | energie |
In het kader van het nog op te stellen Regioplan wind, is voorzien in een nieuwe regeling voor windenergie
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-03-2015 | 09-01-2018 | nieuwe regeling | 18-02-2015 Provinciaal Blad, 2015, 05 | Statenvoorstel 1691773 |
Gedeputeerde Staten van Flevoland maken overeenkomstig artikel 136 van de Provinciewet bekend dat Provinciale Staten van Flevoland op 18 februari 2015 de navolgende Noodverordening wind hebben vastgesteld:
Provinciale Staten van Flevoland,
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 13 januari 2015, nummer 1691773,
- de provincie Flevoland met minder windmolens meer energie wil produceren;
- de provincie Flevoland hiertoe beleid voor opschalen en saneren heeft, dat is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland (inclusief de aanpassingen) en de Beleidsregel Windmolens 2008;
- beleidsuitgangspunt is het vergroten van de opwekkingscapaciteit van de bestaande windmolens onder de voorwaarde dat dit gebeurt met veel minder windmolens: meer windenergie met minder windmolens;
- de vijfde en zevende tranche van de Crisis en Herstelwet mede zijn ingegeven om dit beleid juridisch mogelijk te maken;
- voor het slagen van het opschalen en saneren van belang is dat er geen initiatieven voor nieuwe windmolens worden gerealiseerd die niet binnen deze doelstelling passen;
- gebleken is dat op grond van de geldende bestemmingsplannen dergelijke initiatieven niet altijd tegen gehouden kunnen worden;
- gebleken dat er op dit moment daadwerkelijk aanvragen om een omgevingsvergunning zijn ingediend voor windmolens die het opschalen en saneren niet bevorderen;
- het gewenst is dat er voor het provinciaal grondgebied een of meer bestemmingsplannen komen die de realisering van initiatieven die niet binnen het beleid voor opschalen en saneren passen tegenhouden;
- het in de rede ligt dat de gemeenten de betreffende bestemmingsplannen vaststellen (decentraal wat kan, centraal wat moet);
- het gewenst is dat de provincie bij verordening een kader stelt voor de gemeentelijke bestemmingsplannen;
- in het kader daarvan een proces in gang is gezet welke erop is gericht dat vanuit de huidige windmoleneigenaren er initiatieven worden ontwikkeld die voldoen aan deze doelstelling voor opschalen en saneren;
- deze noodverordening in ieder geval gewenst is zolang de uitkomsten van dat proces nog niet bekend zijn, waarbij de uitkomsten vervolgens aanleiding kunnen zijn om het beleid en dus ook de verordening nader uit te werken en/of bij te stellen;
- het gewenst is dat er in afwachting daarvan geen (nieuwe) ontwikkelingen plaatsvinden waardoor het provinciaal grondgebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van projecten voor opschalen en saneren, inclusief de ruimtelijke doelstellingen;
- hiervoor een stelsel van omgevingsvergunningen voor bouwen, werkzaamheden en werken – geen bouwwerk zijnde en een verbod om het gebruik van windmolens te wijzigen naar een ander gebruik, gewenst is;
- binnen de gemeente Noordoostpolder nog windmolens worden gerealiseerd conform het provinciaal beleid;
gelet op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, juncto artikel 145 Provinciewet:
Hoofdstuk 1 - Begripsbepalingen
Artikel 1.1 - Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
een bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening, wijziging of uitwerking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a en b van de wet, omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo (ongeacht of deze voor onbepaalde duur of bepaalde termijn is), artikel 2.12 lid 2 Wabo en een activiteit als bedoeld in bijlage II artikel 4 onder 11 Besluit omgevingsrecht (tijdelijke afwijking tot 10 jaar)(kruimelgevallen) daaronder mede begrepen;
Hoofdstuk 2 - Algemene en autonome bepalingen
De doelstelling van deze verordening is het voorkomen dat nieuwe windmolens worden gerealiseerd, waarmee niet wordt voldaan aan het beleid voor opschalen en saneren.
Deze verordening geldt voor het gehele grondgebied van de provincie Flevoland, met uitzondering van het grondgebied van de gemeente Noordoostpolder. Verder zijn uitgezonderd:
Hoofdstuk 3 – Instructies voor bestemmingsplannen
Artikel 3.1 – Nieuwe windmolens uitsluiten
Een bestemmingsplan voorziet niet in bestemmingen en regels die het realiseren of opschalen van nieuwe windmolens mogelijk maken.
Artikel 3.2 - Uitzondering voor opschalen en saneren
In afwijking van artikel 3.1 kan een bestemmingsplan voorzien in de vestiging van nieuwe windmolens indien is aangetoond dat deze windmolens onderdeel uitmaken van een project dat invulling geeft aan opschalen en saneren, en het saneren van de te saneren windmolens is verzekerd.
Hoofdstuk 4 - Bescherming tot aan vertaling instructies in bestemmingsplannen
Artikel 4.1– Verbodsbepaling wijziging bestaand gebruik
het gebruik – waaronder mede bouwen wordt verstaan - van de bestaande windmolens te wijzigen in een ander gebruik, waardoor het provinciaal grondgebied van Flevoland minder geschikt wordt voor het verwezenlijken van het beleid voor opschalen en saneren, inclusief ruimtelijke doelstellingen.
het vervangen van een bestaande molen door een nieuwe molen op dezelfde locatie danwel nabij die locatie zonder dat aangetoond is dat deze vervanging onderdeel uitmaakt van een project dat invulling geeft aan opschaling en sanering. Daarbij maakt het niet uit of de nieuwe windmolen voor bepaalde of onbepaalde tijd is bedoeld;
Artikel 4.2 –Omgevingsvergunningsvereiste voor werkzaamheden en werken- geen bouwwerken zijnde, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo
Artikel 4.5 - Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5.1 - Hardheidsclausule
Gedeputeerde Staten kunnen – gehoord hebbende de Statencommissie - ambtshalve of op verzoek van Burgemeester en Wethouders van een gemeente een of meer bepalingen van deze verordening buiten toepassing verklaren of daarvan afwijkingen toestaan voor zover toepassing gelet op het doel en het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een belanghebbende en voorzover de verordening niet in een ontheffingsmogelijkheid voorziet.
Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten van 18 februari 2015,
Provinciale Staten van Flevoland,
de griffier, de voorzitter,
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
T. van der Wal, secretaris L. Verbeek, voorzitter
Uitgegeven op 11 maart 2015
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Flevoland
Hoofdstuk 1 – Algemene toelichting
De provincie heeft beleid voor opschalen en saneren van windmolens. Doel van dit beleid is dat met minder windmolens meer elektriciteit wordt opgewekt. Dit beleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens 2008. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Wind op land. Hierin zijn binnen Flevoland zoekgebieden voor nieuwe windmolens aangegeven. Verder geldt voor het windmolenbeleid in Flevoland de 5e tranche en de 7e tranche van de Crisis- en herstelwet. De 5e tranche bepaalt dat in Flevoland omgevingsvergunningen kunnen worden afgegeven die voor een termijn van maximaal 25 jaar gelden. De 7e tranche bepaalt dat in Flevoland gebruik kan worden gemaakt van het moderniseringsartikel van de Wro waarbij dat artikel meer is toegesneden op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens.
Het beleid voor wind wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. De bedoeling van het proces is tevens dat hieruit projecten voortkomen die passen binnen het (nieuwe) beleid voor opschalen en saneren. Voor realisatie van het beleid en die projecten zullen de bestaande bestemmingsplannen moeten worden aangepast. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen.
Tot die tijd kunnen gemeenten te maken krijgen met aanvragen om een omgevingsvergunning die mogelijk passen binnen het geldende bestemmingsplan. De combinatie provinciale Noodverordening wind met daaraan voorafgaand een voorbereidingsbesluit biedt daartegen bescherming. Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2014 het voorbereidingsbesluit wind vastgesteld dat op 31 oktober 2014 in werking is getreden. Deze verordening moet in werking treden binnen 6 maanden na het voorbereidingsbesluit.
Deze verordening is gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 145 Provinciewet. De laatste is vooral van belang om dat er gebruik wordt gemaakt van de autonome bevoegdheid van de provincie om in een verordening te bepalen dat een windmolen alleen met een omgevingsvergunning voor bepaalde duur/termijn (een tijdelijke omgevingsvergunning) kan worden verleend.
Hoofdstuk 2 - Hoofdstuksgewijze toelichting
Hoofdstuk 1: begripsbepalingen
Een windmolen is nader omschreven. Het gaat om een turbine voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast. Kleine windmolens – veelal in de vorm van een turby – die op gebouwen gangbaar zijn worden hier niet onder begrepen.
Het is niet de bedoeling dat beheer en onderhoud leiden tot het vernieuwen van een molen, zodanig dat er in feite een nieuwe molen wordt gerealiseerd. Daarom zijn ‘beheer en onderhoud’ en ‘nieuwbouw’ van een molen omschreven.
Onder een bestemmingsplan worden ook de instrumenten verstaan die in de plek van een bestemmingsplan kunnen gelden, zoals een beheersverordening of een inpassingsplan. Ook wijzigingen en uitwerkingen daarvan worden hieronder begrepen. Daarnaast gaat het hier ook om de afwijkingen daarvan: - de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo, waarbij het niet uitmaakt of deze voor onbepaalde duur of bepaalde termijn gelden (dit zijn de vroegere artikel 19 WRO en de projectafwijkingsbesluiten); - de activiteiten zoals bedoeld in bijlage II artikel 4 onder 11 Besluit omgevingsrecht (dit zijn de tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan voor een periode tot 10 jaar).
Hoofdstuk 2: algemene en autonome bepalingen
Het beleid voor opschalen en saneren van windmolens is op dit moment neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens. In de Beleidsregel windmolens zijn twee uitzonderingen gemaakt. Deze twee zijn daarom uitgezonderd van de werkingssfeer van deze Noodverordening. Verder is het grondgebied van de gemeente Noordoostpolder uitgezonderd van het werkingsgebied omdat hier nog windmolens conform het provinciale beleid worden gerealiseerd. Het Beleid voor opschalen en saneren wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Windenergie op land.
Omdat windmolens tijdelijk van aard zijn is het gewenst dat voor windmolens geen omgevingsvergunningen meer worden verleend die voor onbepaalde tijd gelden. Hiertoe is in artikel 2.3 een verbod voor afgifte van een omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd opgenomen. Vervolgens is bepaald dat een vergunning alleen voor bepaalde termijn kan worden afgegeven. Een dergelijke voorwaarde kan met toepassing van artikel 2.23a Wabo worden gesteld. In de 5e tranche van de Crisis- en herstelwet is voor Flevoland de mogelijkheid is gecreëerd om tijdelijke vergunningen voor een termijn van maximaal 25 jaar af te geven, waarbij na het verstrijken van die termijn de toestand van voor het verlenen van de omgevingsvergunning moet worden hersteld, dan wel de situatie in overeenstemming met het bestemmingsplan moet worden gebracht. Deze mogelijkheid is in deze verordening neergelegd. Voor deze bepaling is doorvertaling in een bestemmingsplan niet nodig.
Hoofdstuk 3: instructies voor bestemmingsplannen
Om te voorkomen dat het proces van opschalen en saneren wordt belemmerd, is het gewenst dat de bestemmingsplannen nieuwe windmolens tegengaan, voor zover dit niet past binnen het beleid voor opschalen en saneren. Hiertoe moeten de gemeenten bestemmingsplannen vaststellen, met in achtneming van de regels in hoofdstuk 3 van deze verordening. Dit zijn regels als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de wet.
Er zijn meerdere regelingen denkbaar waarmee in een bestemmingsplan kan worden geregeld dat nieuwe windmolens zijn uitgesloten. Het is aan de gemeenten om hierin een keuze te maken.
De autonome bepaling in artikel 2.3 biedt wellicht een mogelijkheid om op relatief eenvoudige wijze daar invulling aan te geven. Omdat het hier om gebruik van een autonome bepaling gaat, wordt deze hieronder toegelicht. In deze verordening is in artikel 2.3 bepaald dat nieuwe windmolens alleen mogen worden geplaatst met een omgevingsvergunning voor bepaalde termijn. In een bestemmingsplan kunnen gebieden worden aangewezen waarbinnen de mogelijkheid is uitgesloten om omgevingsvergunningen voor bepaalde termijn af te geven. Door in het bestemmingsplan te bepalen dat voor het plangebied van dat bestemmingsplan geen omgevingsvergunningen voor bepaalde termijn voor windmolens worden afgegeven, wordt voorkomen dat er medewerking moet worden verleend aan de plaatsing van nieuwe windmolens.
Met toepassing van artikel 3.2 kan toch medewerking worden verleend aan projecten die voldoen aan het beleid voor opschalen en saneren. In het geval een bestemmingsplan voor een (plan)gebied de afgifte van een omgevingsvergunning voor bepaalde termijn voor windmolens uitsluit, kan medewerking aan de plaatsing van nieuwe windmolens worden gegeven door de desbetreffende locaties uit te zonderen van het gebied waarvoor de uitsluiting geldt. Dat kan met een partiële herziening van het bestemmingsplan. Voor die locaties kan vervolgens dus wel een omgevingsvergunning voor bepaalde termijn voor termijn worden afgegeven. De windmolen zelf hoeft daarbij niet in het bestemmingsplan te worden bestemd.
Hoofdstuk 4: Bescherming tot aan vertaling instructies in bestemmingsplannen
Zolang er nog geen bestemmingsplannen zijn vastgesteld waarin invulling is gegeven aan hoofdstuk 3 van deze verordening, moeten de regels van hoofdstuk 4 van deze verordening in acht worden genomen. Dit zijn regels als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de wet. Deze regels vormen een toetsingskader voor de vergunningverlening welke boven de regels van een bestemmingsplan staan. Met deze regels wordt voorkomen dat er medewerking aan initiatieven moet worden verleend die niet passen binnen het beleid van opschalen en saneren, maar wel passen binnen geldende bestemmingsplannen. Voorafgaand aan de verordening biedt het voorbereidingsbesluit wind een dergelijke bescherming. De regels komen daarom grotendeels overeen met de regels die in het voorbereidingsbesluit waren opgenomen. Daarnaast zijn er regels opgenomen die het kader bieden voor bouwen.
Zodra het voorbereidingsbesluit vervalt, moeten bouwaanvragen die op grond van de wet moesten worden aangehouden, worden afgehandeld. De verordening moet dan de basis bieden om die bouwaanvragen te kunnen weigeren.
In het Besluit ruimtelijke ordening zijn in de artikelen 3.2.1 tot en met 3.2.4 bepalingen voorgeschreven die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Omdat de beschermingsregels van deze verordening boven die van een bestemmingsplan gaan, het ligt in de rede soortgelijke bepalingen in de beschermingsregels van deze verordening op te nemen.
In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen inzake een hardheidsclausule, de inwerkingtreding en de citeertitel.