Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Flevoland

Noodverordening wind

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFlevoland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingNoodverordening wind
CiteertitelNoodverordening wind
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpenergie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In het kader van het nog op te stellen Regioplan wind, is voorzien in een nieuwe regeling voor windenergie 

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet ruimtelijke ordening, art. 4.1
  2. Provinciewet, art. 145

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

 Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-03-201509-01-2018nieuwe regeling

18-02-2015

Provinciaal Blad, 2015, 05

Statenvoorstel 1691773

Tekst van de regeling

Intitulé

Noodverordening wind

Noodverordening Wind

Gedeputeerde Staten van Flevoland maken overeenkomstig artikel 136 van de Provinciewet bekend dat Provinciale Staten van Flevoland op 18 februari 2015 de navolgende Noodverordening wind hebben vastgesteld:

Provinciale Staten van Flevoland,

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 13 januari 2015, nummer 1691773,

Overwegende dat:

- de provincie Flevoland met minder windmolens meer energie wil produceren;

- de provincie Flevoland hiertoe beleid voor opschalen en saneren heeft, dat is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland (inclusief de aanpassingen) en de Beleidsregel Windmolens 2008;

- beleidsuitgangspunt is het vergroten van de opwekkingscapaciteit van de bestaande windmolens onder de voorwaarde dat dit gebeurt met veel minder windmolens: meer windenergie met minder windmolens;

- de vijfde en zevende tranche van de Crisis en Herstelwet mede zijn ingegeven om dit beleid juridisch mogelijk te maken;

- voor het slagen van het opschalen en saneren van belang is dat er geen initiatieven voor nieuwe windmolens worden gerealiseerd die niet binnen deze doelstelling passen;

- gebleken is dat op grond van de geldende bestemmingsplannen dergelijke initiatieven niet altijd tegen gehouden kunnen worden;

- gebleken dat er op dit moment daadwerkelijk aanvragen om een omgevingsvergunning zijn ingediend voor windmolens die het opschalen en saneren niet bevorderen;

- het gewenst is dat er voor het provinciaal grondgebied een of meer bestemmingsplannen komen die de realisering van initiatieven die niet binnen het beleid voor opschalen en saneren passen tegenhouden;

- het in de rede ligt dat de gemeenten de betreffende bestemmingsplannen vaststellen (decentraal wat kan, centraal wat moet);

- het gewenst is dat de provincie bij verordening een kader stelt voor de gemeentelijke bestemmingsplannen;

- in het kader daarvan een proces in gang is gezet welke erop is gericht dat vanuit de huidige windmoleneigenaren er initiatieven worden ontwikkeld die voldoen aan deze doelstelling voor opschalen en saneren;

- deze noodverordening in ieder geval gewenst is zolang de uitkomsten van dat proces nog niet bekend zijn, waarbij de uitkomsten vervolgens aanleiding kunnen zijn om het beleid en dus ook de verordening nader uit te werken en/of bij te stellen;

- het gewenst is dat er in afwachting daarvan geen (nieuwe) ontwikkelingen plaatsvinden waardoor het provinciaal grondgebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van projecten voor opschalen en saneren, inclusief de ruimtelijke doelstellingen;

- hiervoor een stelsel van omgevingsvergunningen voor bouwen, werkzaamheden en werken – geen bouwwerk zijnde en een verbod om het gebruik van windmolens te wijzigen naar een ander gebruik, gewenst is;

- binnen de gemeente Noordoostpolder nog windmolens worden gerealiseerd conform het provinciaal beleid;

gelet op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, juncto artikel 145 Provinciewet:

Besluiten

vast te stellen de navolgende

Noodverordening wind

Hoofdstuk 1 - Begripsbepalingen

Artikel 1.1 - Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

     windmolen:

  •  

    een turbine voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast, waarmee de bewegingsenergie van de lucht (wind) wordt omgezet in rotatie-energie voor het opwekken van elektriciteit, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen;

  • 2.

     bestaande windmolen:

  •  

    windmolen die bij inwerkingtreding van deze verordening feitelijk bestaat dan wel mag worden opgericht conform reeds verleende omgevingsvergunningen of bouwvergunning;

  • 3.

     beheer en onderhoud van een windmolen:

  •  

    het normale onderhoud en beheer, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot een uiteindelijke (vrijwel) gehele revisie of vervanging van de windmolen;

  • 4.

     nieuwbouw van een windmolen / nieuwe windmolen:

  •  

    het oprichten van een windmolen, waaronder ook wordt verstaan het zodanig vervangen van een bestaande windmolen dat (vrijwel) alle onderdelen van de windmolen uiteindelijk zijn vervangen door nieuwe onderdelen en/of vergroting van het bestaande vermogen van de windmolen;

  • 5.

     wet:

  •  

    Wet ruimtelijke ordening;

  • 6.

     Wabo:

  •  

    Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 7.

     opschalen en saneren:

  •  

    opwekken van meer windenergie met minder windmolens binnen de provincie Flevoland gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap;

  • 8.

     bestemmingsplan:

  •  

    een bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening, wijziging of uitwerking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a en b van de wet, omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo (ongeacht of deze voor onbepaalde duur of bepaalde termijn is), artikel 2.12 lid 2 Wabo en een activiteit als bedoeld in bijlage II artikel 4 onder 11 Besluit omgevingsrecht (tijdelijke afwijking tot 10 jaar)(kruimelgevallen) daaronder mede begrepen;

  • 9.

     opschalen:

  •  

    vervangen van windmolens door windmolens met een groter vermogen waarbij het aantal windmolens afneemt;

  • 10.

     saneren van windmolens:

  •  

    het slopen van bestaande windmolens waarbij de bestemming zodanig is gewijzigd dat herbouw van windmolens met hetzelfde of een lager vermogen op of nabij de locaties van de gesaneerde windmolens blijvend onmogelijk is gemaakt.

  • 11.

     voorbereidingsbesluit wind:

  •  

    het voorbereidingsbesluit wind dat Provinciale Staten van Flevoland hebben vastgesteld op 29 oktober 2014, met nummer 1655382.

Hoofdstuk 2 - Algemene en autonome bepalingen

Artikel 2.1 - Doelstelling

De doelstelling van deze verordening is het voorkomen dat nieuwe windmolens worden gerealiseerd, waarmee niet wordt voldaan aan het beleid voor opschalen en saneren.

Artikel 2.2 – Werkingsgebied

Deze verordening geldt voor het gehele grondgebied van de provincie Flevoland, met uitzondering van het grondgebied van de gemeente Noordoostpolder. Verder zijn uitgezonderd:

  • a.

     de testlocatie te Lelystad waar maximaal 12 prototypes van windmolens zijn toegestaan als integraal onderdeel van het kennis en ontwikkelcentrum voor duurzame energie

  • b.

     een solitaire windmolen op bedrijfsterreinen in “hoofdkernen” van het stedelijk gebied, zoals aangegeven op figuur 12 in het Omgevingsplan Flevoland 2006, indien de windmolen overwegend een ander doel dient dan de opwekking van energie.

Artikel 2.3 – Tijdelijkheid windmolens

Het is verboden om voor de realisatie van windmolens een omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd te verstrekken. Dit houdt in dat aan een omgevingsvergunning voor een nieuwe windmolen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • -

     de omgevingsvergunning geldt voor een bepaalde termijn, die maximaal 25 jaar bedraagt en;

  • -

     na het verstrijken van die bepaalde termijn wordt de vóór de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand hersteld dan wel moet de situatie in overeenstemming met het bestemmingsplan worden gebracht, inhoudende dat de windmolen wordt gesloopt.

Hoofdstuk 3 – Instructies voor bestemmingsplannen

 

De regels in dit hoofdstuk zijn regels als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 van de wet.

Artikel 3.1 – Nieuwe windmolens uitsluiten

Een bestemmingsplan voorziet niet in bestemmingen en regels die het realiseren of opschalen van nieuwe windmolens mogelijk maken.

Artikel 3.2 - Uitzondering voor opschalen en saneren

In afwijking van artikel 3.1 kan een bestemmingsplan voorzien in de vestiging van nieuwe windmolens indien is aangetoond dat deze windmolens onderdeel uitmaken van een project dat invulling geeft aan opschalen en saneren, en het saneren van de te saneren windmolens is verzekerd.

Hoofdstuk 4 - Bescherming tot aan vertaling instructies in bestemmingsplannen

 

De regels in dit hoofdstuk zijn regels als bedoeld in artikel 4.1 lid 3 van de wet.

Titel 4.1 - Wijziging bestaand gebruik

 

Artikel 4.1– Verbodsbepaling wijziging bestaand gebruik

  • 1

     Het is verboden:

    • a.

       het gebruik – waaronder mede bouwen wordt verstaan - van de bestaande windmolens te wijzigen in een ander gebruik, waardoor het provinciaal grondgebied van Flevoland minder geschikt wordt voor het verwezenlijken van het beleid voor opschalen en saneren, inclusief ruimtelijke doelstellingen.

      •  

        Onder een ander gebruik wordt mede verstaan een vorm van gebruik die op grond van het geldende bestemmingsplan bij recht, dan wel na ontheffing, wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan, is toegestaan.

      •  

        Een ander gebruik dat het provinciaal grondgebied van Flevoland minder geschikt maakt voor het verwezenlijken van het beleid voor opschalen en saneren inclusief ruimtelijke doelstellingen omvat in ieder geval:

      • -

         het wijzigen van de windmolen waardoor de energieopbrengst of de levensduur van de windmolen toeneemt (opschalen) zonder de daarbij behorende sanering;

      • -

         het vervangen van een bestaande molen door een nieuwe molen op dezelfde locatie danwel nabij die locatie zonder dat aangetoond is dat deze vervanging onderdeel uitmaakt van een project dat invulling geeft aan opschaling en sanering. Daarbij maakt het niet uit of de nieuwe windmolen voor bepaalde of onbepaalde tijd is bedoeld;

    • b.

       zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een windmolen te slopen en de daarbij behorende werkzaamheden te verrichten.

  • 2

     Het in het eerste lid van dit artikel genoemde verbod geldt niet voor:

    • a.

       gebruik dat nodig is vanwege het normale onderhoud en beheer;

    • b.

       het wijzigen van bestaand feitelijk gebruik op basis van volledige en ontvankelijke aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening bij de gemeente zijn ingediend en passen binnen het op dat moment geldende bestemmingsplan.

Titel 4.2 - Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

 

Artikel 4.2 –Omgevingsvergunningsvereiste voor werkzaamheden en werken- geen bouwwerken zijnde, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo

  • 1

     Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden te verrichten:

    • a.

       het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en/of parkeergelegenheden, het afgraven van gronden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen ten behoeve van de ontsluiting van een windmolen;

    • b.

       het aanbrengen van bovengrondse en/of ondergrondse kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur waarmee een windmolen op het elektriciteitsnet wordt aangesloten.

  • 2

     Het in het eerste lid van dit artikel genoemde verbod geldt niet voor:

    • a.

       werken en werkzaamheden in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;

    • b.

       werken en werkzaamheden waarmee op het moment van inwerkingtreding van deze verordening is of mag worden begonnen krachtens een vóór dat tijdstip op grond van het geldende bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder b Wabo;

    • c.

       volledige en ontvankelijke aanvragen om aanlegvergunningen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden door de gemeente behandeld op grond van het geldende bestemmingsplan.

Titel 4.4 – Overgangsbepalingen en anti-dubbeltelbepaling

 

Artikel 4.3 - Overgangsrecht gebruik

  • 1

     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • 2

     Het is verboden het met deze verordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met deze verordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • 3

     Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • 4

     Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het (voorheen) geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 4.4 - Overgangsrecht voor bouwwerken

  • 1

     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van hoofdstuk 4 van deze verordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    • a.

       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, met dien verstande dat dit er niet toe mag leiden dat de windmolen vrijwel geheel wordt vernieuwd of veranderd;

    • b.

       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • 2

     Gedeputeerde Staten kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  • 3

     Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 4.5 - Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Titel 4.5 – Procedurele bepalingen en strafbaarstelling

 

Artikel 4.6 - Procedureregels ontheffingen en vergunningen

  • 1

     Een verzoek om ontheffing respectievelijk een vergunning wordt schriftelijk ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2

     Gedeputeerde Staten doen het verzoek af conform de procedure van afdeling 4.1. Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten binnen 8 weken beslissen.

  • 3

     Bij de beoordeling van de verlening van een omgevingsvergunning betrekken Gedeputeerde Staten het beleid voor opschalen en saneren;

  • 4

     Gedeputeerde Staten kunnen een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid:

    • a.

       weigeren, of

    • b.

       verlenen onder beperkingen en/aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden waardoor voorkomen wordt dat het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van het beleid voor opschalen en saneren.

Artikel 4.7 - Overtreding

Overtreding van de verbodsbepalingen van dit hoofdstuk en van de aan de vergunning dan wel ontheffing verbonden beperkingen en voorschriften wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.

Hoofdstuk 5 - Slotbepalingen

Artikel 5.1 - Hardheidsclausule

  • 1

     Gedeputeerde Staten kunnen – gehoord hebbende de Statencommissie - ambtshalve of op verzoek van Burgemeester en Wethouders van een gemeente een of meer bepalingen van deze verordening buiten toepassing verklaren of daarvan afwijkingen toestaan voor zover toepassing gelet op het doel en het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een belanghebbende en voorzover de verordening niet in een ontheffingsmogelijkheid voorziet.

  • 2

     Gedeputeerde Staten doen een verzoek als bedoeld in het eerste lid af conform de procedure van afdeling 4.1. Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten binnen 12 weken beslissen op het verzoek.

Artikel 5.2 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie in de Staatscourant.

Artikel 5.3 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Noodverordening wind”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten van 18 februari 2015,

Provinciale Staten van Flevoland,

de griffier, de voorzitter,

 

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

T. van der Wal, secretaris L. Verbeek, voorzitter

Uitgegeven op 11 maart 2015

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Flevoland

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 – Algemene toelichting

De provincie heeft beleid voor opschalen en saneren van windmolens. Doel van dit beleid is dat met minder windmolens meer elektriciteit wordt opgewekt. Dit beleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens 2008. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Wind op land. Hierin zijn binnen Flevoland zoekgebieden voor nieuwe windmolens aangegeven. Verder geldt voor het windmolenbeleid in Flevoland de 5e tranche en de 7e tranche van de Crisis- en herstelwet. De 5e tranche bepaalt dat in Flevoland omgevingsvergunningen kunnen worden afgegeven die voor een termijn van maximaal 25 jaar gelden. De 7e tranche bepaalt dat in Flevoland gebruik kan worden gemaakt van het moderniseringsartikel van de Wro waarbij dat artikel meer is toegesneden op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens.

Het beleid voor wind wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. De bedoeling van het proces is tevens dat hieruit projecten voortkomen die passen binnen het (nieuwe) beleid voor opschalen en saneren. Voor realisatie van het beleid en die projecten zullen de bestaande bestemmingsplannen moeten worden aangepast. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen.

Tot die tijd kunnen gemeenten te maken krijgen met aanvragen om een omgevingsvergunning die mogelijk passen binnen het geldende bestemmingsplan. De combinatie provinciale Noodverordening wind met daaraan voorafgaand een voorbereidingsbesluit biedt daartegen bescherming. Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2014 het voorbereidingsbesluit wind vastgesteld dat op 31 oktober 2014 in werking is getreden. Deze verordening moet in werking treden binnen 6 maanden na het voorbereidingsbesluit.

Deze verordening is gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 145 Provinciewet. De laatste is vooral van belang om dat er gebruik wordt gemaakt van de autonome bevoegdheid van de provincie om in een verordening te bepalen dat een windmolen alleen met een omgevingsvergunning voor bepaalde duur/termijn (een tijdelijke omgevingsvergunning) kan worden verleend.

Hoofdstuk 2 - Hoofdstuksgewijze toelichting

Hoofdstuk 1: begripsbepalingen

Een windmolen is nader omschreven. Het gaat om een turbine voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast. Kleine windmolens – veelal in de vorm van een turby – die op gebouwen gangbaar zijn worden hier niet onder begrepen.

Het is niet de bedoeling dat beheer en onderhoud leiden tot het vernieuwen van een molen, zodanig dat er in feite een nieuwe molen wordt gerealiseerd. Daarom zijn ‘beheer en onderhoud’ en ‘nieuwbouw’ van een molen omschreven.

Onder een bestemmingsplan worden ook de instrumenten verstaan die in de plek van een bestemmingsplan kunnen gelden, zoals een beheersverordening of een inpassingsplan. Ook wijzigingen en uitwerkingen daarvan worden hieronder begrepen. Daarnaast gaat het hier ook om de afwijkingen daarvan: - de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo, waarbij het niet uitmaakt of deze voor onbepaalde duur of bepaalde termijn gelden (dit zijn de vroegere artikel 19 WRO en de projectafwijkingsbesluiten); - de activiteiten zoals bedoeld in bijlage II artikel 4 onder 11 Besluit omgevingsrecht (dit zijn de tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan voor een periode tot 10 jaar).

Hoofdstuk 2: algemene en autonome bepalingen

Het beleid voor opschalen en saneren van windmolens is op dit moment neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens. In de Beleidsregel windmolens zijn twee uitzonderingen gemaakt. Deze twee zijn daarom uitgezonderd van de werkingssfeer van deze Noodverordening. Verder is het grondgebied van de gemeente Noordoostpolder uitgezonderd van het werkingsgebied omdat hier nog windmolens conform het provinciale beleid worden gerealiseerd. Het Beleid voor opschalen en saneren wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Windenergie op land.

Omdat windmolens tijdelijk van aard zijn is het gewenst dat voor windmolens geen omgevingsvergunningen meer worden verleend die voor onbepaalde tijd gelden. Hiertoe is in artikel 2.3 een verbod voor afgifte van een omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd opgenomen. Vervolgens is bepaald dat een vergunning alleen voor bepaalde termijn kan worden afgegeven. Een dergelijke voorwaarde kan met toepassing van artikel 2.23a Wabo worden gesteld. In de 5e tranche van de Crisis- en herstelwet is voor Flevoland de mogelijkheid is gecreëerd om tijdelijke vergunningen voor een termijn van maximaal 25 jaar af te geven, waarbij na het verstrijken van die termijn de toestand van voor het verlenen van de omgevingsvergunning moet worden hersteld, dan wel de situatie in overeenstemming met het bestemmingsplan moet worden gebracht. Deze mogelijkheid is in deze verordening neergelegd. Voor deze bepaling is doorvertaling in een bestemmingsplan niet nodig.

Hoofdstuk 3: instructies voor bestemmingsplannen

Om te voorkomen dat het proces van opschalen en saneren wordt belemmerd, is het gewenst dat de bestemmingsplannen nieuwe windmolens tegengaan, voor zover dit niet past binnen het beleid voor opschalen en saneren. Hiertoe moeten de gemeenten bestemmingsplannen vaststellen, met in achtneming van de regels in hoofdstuk 3 van deze verordening. Dit zijn regels als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de wet.

Er zijn meerdere regelingen denkbaar waarmee in een bestemmingsplan kan worden geregeld dat nieuwe windmolens zijn uitgesloten. Het is aan de gemeenten om hierin een keuze te maken.

De autonome bepaling in artikel 2.3 biedt wellicht een mogelijkheid om op relatief eenvoudige wijze daar invulling aan te geven. Omdat het hier om gebruik van een autonome bepaling gaat, wordt deze hieronder toegelicht. In deze verordening is in artikel 2.3 bepaald dat nieuwe windmolens alleen mogen worden geplaatst met een omgevingsvergunning voor bepaalde termijn. In een bestemmingsplan kunnen gebieden worden aangewezen waarbinnen de mogelijkheid is uitgesloten om omgevingsvergunningen voor bepaalde termijn af te geven. Door in het bestemmingsplan te bepalen dat voor het plangebied van dat bestemmingsplan geen omgevingsvergunningen voor bepaalde termijn voor windmolens worden afgegeven, wordt voorkomen dat er medewerking moet worden verleend aan de plaatsing van nieuwe windmolens.

Met toepassing van artikel 3.2 kan toch medewerking worden verleend aan projecten die voldoen aan het beleid voor opschalen en saneren. In het geval een bestemmingsplan voor een (plan)gebied de afgifte van een omgevingsvergunning voor bepaalde termijn voor windmolens uitsluit, kan medewerking aan de plaatsing van nieuwe windmolens worden gegeven door de desbetreffende locaties uit te zonderen van het gebied waarvoor de uitsluiting geldt. Dat kan met een partiële herziening van het bestemmingsplan. Voor die locaties kan vervolgens dus wel een omgevingsvergunning voor bepaalde termijn voor termijn worden afgegeven. De windmolen zelf hoeft daarbij niet in het bestemmingsplan te worden bestemd.

Hoofdstuk 4: Bescherming tot aan vertaling instructies in bestemmingsplannen

Zolang er nog geen bestemmingsplannen zijn vastgesteld waarin invulling is gegeven aan hoofdstuk 3 van deze verordening, moeten de regels van hoofdstuk 4 van deze verordening in acht worden genomen. Dit zijn regels als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de wet. Deze regels vormen een toetsingskader voor de vergunningverlening welke boven de regels van een bestemmingsplan staan. Met deze regels wordt voorkomen dat er medewerking aan initiatieven moet worden verleend die niet passen binnen het beleid van opschalen en saneren, maar wel passen binnen geldende bestemmingsplannen. Voorafgaand aan de verordening biedt het voorbereidingsbesluit wind een dergelijke bescherming. De regels komen daarom grotendeels overeen met de regels die in het voorbereidingsbesluit waren opgenomen. Daarnaast zijn er regels opgenomen die het kader bieden voor bouwen.

Zodra het voorbereidingsbesluit vervalt, moeten bouwaanvragen die op grond van de wet moesten worden aangehouden, worden afgehandeld. De verordening moet dan de basis bieden om die bouwaanvragen te kunnen weigeren.

In het Besluit ruimtelijke ordening zijn in de artikelen 3.2.1 tot en met 3.2.4 bepalingen voorgeschreven die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Omdat de beschermingsregels van deze verordening boven die van een bestemmingsplan gaan, het ligt in de rede soortgelijke bepalingen in de beschermingsregels van deze verordening op te nemen.

Hoofdstuk 5: slotbepalingen

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen inzake een hardheidsclausule, de inwerkingtreding en de citeertitel.  

Bijlage 1

Bijlage behorende bij noodverordening wind