Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordwijk

Beleidsregel uitwegvergunningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel uitwegvergunningen
CiteertitelBeleidsregel uitwegvergunningen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlagenPublicatie De Zeekant 04-08-2010.pdf Ondertekende versie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk, artikel 2.1.5.3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-08-2010nieuwe regeling

06-07-2010

De Zeekant, 4 augustus 2010

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel uitwegvergunningen

 

 

 

 

BELEIDSREGEL UITWEGVERGUNNINGEN

 

1. Inleiding.

Het recht op het hebben van een uitweg is vastgelegd in artikel 14 van de Wegenwet. Uit de tekst volgt, dat op grond van het bepaalde in het eerste lid van artikel 14 de rechthebbende op een openbare weg heeft te dulden dat het publiek deze weg overeenkomstig de bestemming gebruikt. Daarbij geldt het derde lid van artikel 14, waarbij de rechthebbende op de uitwegvergunning verplicht wordt, de uitvoering van alle werken voor de aansluiting van uitwegen door de onderhoudsplichtige van een openbare weg, te dulden.

 

De Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk (A.P.V.) regelt in artikel 2.1.5.3 wanneer een uitwegvergunning is vereist en wat de weigeringsgronden zijn. Deze weigeringsgronden zijn vrij globaal en voor meerdere uitleg vatbaar. Tot op heden werd iedere aanvraag voor een uitwegvergunning individueel beoordeeld aan de hand van de A.P.V.. Hieruit is behoefte ontstaan aan een beleidsregel waarin eenduidig en duidelijk wordt geregeld wanneer en onder welke voorwaarden een uitwegvergunning wordt geweigerd.

 

2. Doel van deze notitie.

Deze beleidsregel is opgesteld vanwege de weigeringsgronden uit het derde lid van artikel 2.1.5.3 A.P.V. Het voornaamste doel van de beleidsregel is de weigeringsgronden verder uit te werken. Deze beleidsregel zal worden gehanteerd bij het toetsen van aanvragen om een uitwegvergunning. Ook zal deze beleidsregel voorzien in het aangeven van de eisen waaraan de uitvoering van een uitweg moet voldoen. Door het vaststellen van deze beleidsregel wordt geborgd dat het verlenen van een uitwegvergunning zo gelijkwaardig mogelijk gebeurt. Indien de aanvraag om een uitwegvergunning niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze beleidsregel dan zal er geen vergunning worden verleend.

 

3. Tijdelijke uitwegen.

Ten aanzien van tijdelijke uitwegen wordt niet afgeweken van het beleid voor ‘definitieve’ uitwegen, tenzij dit gezien de uitvoering van de werkzaamheden aan de weg of andere zwaarwegende belangen, noodzakelijk of onvermijdelijk is. De aanwezigheid van een tijdelijke uitweg dient zo kort mogelijk te zijn en verkeersveilig te worden uitgevoerd.

 

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

APV De Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk.

Tangentpunt Het punt waar bochtboog en rechtstand elkaar raken.

Uitweg Een verbinding tussen een particulier terrein en de openbare weg, die

geschikt is voor gebruik door voetgangers en/of motorrijtuigen ten

einde van het particulier terrein op de openbare weg te komen.

Uitwegvergunning Een vergunning om een uitweg te maken naar de openbare weg, een

bestaande uitweg te veranderen of om van de openbare weg gebruik

te maken voor het hebben van een uitweg.

Waardevolle boom Een boom of houtopstand van hoge esthetische waarde doordat:

- de eenheid beeldbepalend is vanaf de openbare weg

- belangrijke lijnen in het landschap benadrukt

- onlosmakelijke combinatie vormt van de tuin/parkaanleg die uit de tijdsperiode stamt waaruit tevens de architectuur van de bijbehorende bebouwing stamt en/of natuurwaarde heeft.

Openbare weg De weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van de

Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

 

Artikel 2: Indieningsvereisten

De aanvraag tot het verlenen van een uitwegvergunning moet voorzien zijn van de volgende gegevens:

- Ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

- Situatieschets van de aan te leggen uitweg (schaal 1:500).

- Foto’s van de huidige situatie (maximaal 3 maanden oud).

 

Artikel 3: Toetsingscriteria

De gronden voor het weigeren van een uitwegvergunning zijn als volgt.

A) Weigeringcriterium: de bruikbaarheid van de weg.

De vergunning zal worden geweigerd indien:

1. als een uitweg voor gemotoriseerd verkeer voor het betreffende perceel aan de

betreffende weg aanwezig is;

2. door het maken van de uitweg het beheer- en onderhoud aan de aanwezige kabels

en leidingen behorende tot het openbare netwerk onevenredig moeilijk dreigt te

worden;

3. door het maken van de uitweg geen goede afwatering wordt behouden c.q. de

afwatering wordt verstoord;

4. de nieuw te maken uitweg ten behoeve van een woonhuis breder is dan 4 meter en

voor een bedrijf breder dan 6 meter;

5. de uitweg tot gevolg heeft dat de uitwegen van naastgelegen woonpercelen die

aangrenzend zijn, samen breder zijn dan 6,5 meter

  • 6.

    de uitweg fysiek onmogelijk is door de aanwezigheid van objecten die niet naar een andere locatie te verplaatsen zijn, zoals bijvoorbeeld lichtmasten, abri’s e.d.

     

    Ad 4. Bij deze maatvoering is de uitweg breed genoeg om op een veilige manier de openbare weg op te draaien en smal genoeg om geen onduidelijke, dus verkeersonveilige situatie op te wekken.

     

    B) Weigeringcriterium: het veilig en doelmatig gebruik van de weg.

    De vergunning zal worden geweigerd indien:

    1. de uitweg komt te liggen op de locatie van een wegversmalling of binnen 3 meter aan

    weerszijden van een wegversmalling;

    2. de uitweg komt te liggen binnen de tangentpunten van een bocht;

    3. de uitweg komt te liggen op de plaats van op de weg aangebrachte opstelstroken of

    voorsorteervakken;

    4. de uitweg op een zodanige plaats wordt aangebracht, dat de bestuurder van een

    personenauto op de uitweg niet of nauwelijks zicht heeft of kan hebben op de

    openbare weg, het trottoir, of een fiets- of voetpad, waardoor onoverzichtelijke en /of

    onveilige situaties kunnen ontstaan;

    5. er voor het bereiken van de uitweg een trottoir of fietspad of ander weggedeelte

    buiten de rijbaan wordt gekruist, en over een afstand van meer dan 10 meter moet

    worden bereden;

    6. de uitweg uitkomt op een kruispunt van wegen;

    7. de uitweg uitkomt op een verkeersplein of rotonde;

    8. er onvoldoende ruimte op het eigen terrein is om te parkeren;

    9. er door het aanleggen van de uitweg meer of eenzelfde aantal parkeerplaatsen

    komen te vervallen, dan er op eigen grond gerealiseerd worden.

     

    Ad 2 Een uitweg op een kleinere afstand dan 5 meter van het tangentpunt zorgt voor een

    onoverzichtelijke - en daarmee voor een verkeersonveilige situatie. Zowel degene die

    de weg op wil draaien, als degene die de bocht wil nemen worden belemmerd in hun

    zicht.

    Ad 3 Door het maken van een uitweg ter plaatse van een opstelstrook of voorsorteervak

    worden twee verkeersstromen met elkaar gemengd. Dit zorgt voor een onduidelijke

    en daarmee verkeersonveilige situatie.

    Ad 5 Zowel het kruisen als het bereiden van het trottoir of fietspad heeft tot gevolg dat er

    over een te lange afstand sprake is van mogelijke ongelukken tussen degene die van

    de uitweg gebruik maakt en de voetganger of fietser die van het trottoir/fietspad

    gebruik maakt.

    Ad 8 Het motorvoertuig mag niet op- of boven de openbare weg uitsteken. De minimale

    afmeting van een opstelplaats is 5 meter diepte bij 2,5 meter breedte.

     

     

    C) Weigeringcriterium: de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving.

    De vergunning zal worden geweigerd indien:

    1. de uitweg sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke belevingswaarde van het gebied

    waarin zij is gelegen;

     

    D) Weigeringcriterium : de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

    De vergunning zal worden geweigerd indien:

    1. de bestaande groenstructuur door de te realiseren uitweg onevenredig wordt

    aangetast;

    2. op de locatie van de gevraagde uitweg een waardevolle boom door de plaatsing zou

    moeten wijken of permanente schade zou oplopen;

    3. de uitweg minder dan 3 meter van de stamvoet van een waardevolle boom gelegen

    is;

    4. grondophoging dan wel grondverlaging plaats zal vinden onder de kroonprojectie van

    een waardevolle boom en dit een gevaar voor het voortbestaan van de boom kan

    betekenen.

     

    E) Weigeringcriterium: voorkoming van strijd met het ter plaatse vigerend bestemmingsplan.

    De vergunning zal worden geweigerd indien:

    1. de uitweg strijdig is met het vigerende bestemmingsplan;

    2. de parkeerplaats/garage/carport op eigen terrein strijdig is met het vigerende

    bestemmingsplan.

     

    Artikel 4: Verlenen vergunning

    In afwijking van artikel 1.5 van de A.P.V. is een uitwegvergunning niet persoonsgebonden maar zaaksgebonden.

     

    Artikel 5: Intrekken van de vergunning

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 van de APV kan de uitwegvergunning eveneens worden ingetrokken indien de uitweg niet binnen een half jaar na verlening is aangelegd.

     

    Artikel 6: hardheidsclausule

    De aanvraag wordt op basis van deze beleidsregel getoetst.

    Als een uitwegvergunning volgens hierboven geschreven criteria afgewezen moet worden, is het college bevoegd om in uitzonderingsgevallen, gemotiveerd van deze criteria af te wijken. Dit is vastgesteld in artikel 4:84 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

     

    Artikel 7: Inwerkingtreding.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

     

     

    Noordwijk,

     

    Burgemeester en wethouders van Noordwijk,

    De secretaris, De burgemeester,

     

     

     

     

    drs.ir. J.W. de Vos MPA H.H.M. Groen