Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alphen aan den Rijn

Brandbeveiligingsverordening Alphen aan den Rijn 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlphen aan den Rijn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBrandbeveiligingsverordening Alphen aan den Rijn 2015
CiteertitelBrandbeveiligingsverordening Alphen aan den Rijn 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpIn de verordening is aangesloten bij de meldingsplicht voor bouwwerken, opgenomen in het Bouwbesluit 2012

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Verordening vervangt de Brandbeveiligingsverordeningen uit de fusiegemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 2 van de Wet veiligheidsregio's en artikel 149 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2015Nieuwe regeling

26-03-2015

Gemeenteblad, 31-3-2015, nr. 25409

2015/2787 en 2015/3010

Tekst van de regeling

Intitulé

Brandbeveiligingsverordening Alphen aan den Rijn 2015

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

 

Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

Gelet op artikel 2 van de Wet veiligheidsregio's en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT vast te stellen de volgende:

Brandbeveiligingsverordening Alphen aan den Rijn 2015

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    een inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Artikel 2 Verbodsbepaling

Het is verboden zonder of in afwijking van een aan het college gedane schriftelijke melding een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:

  • a.

    meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of,

  • b.

    aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of,

  • c.

    aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk- of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft, en

  • d.

    niet voldaan wordt aan de eisen van brandveiligheid van de artikelen 4 en 5 van deze verordening en ook niet door het stellen van nadere eisen voldaan kan worden aan het brandveilig gebruik van de inrichting.

Artikel 3 Nadere eisen of voorwaarden

Het college kan nadere eisen of voorwaarden stellen aan het brandveilig gebruik van een al dan niet tijdelijke inrichting, zoals bedoeld in artikel 1, onder a, van deze verordening.

Artikel 4 Gebruikseisen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstige toepassing op gemelde- en niet gemelde inrichtingen, zoals bedoeld in artikel 1 van deze verordening.

Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39 van overeenkomstige toepassing op gemelde- en niet gemelde inrichtingen, zoals bedoeld in artikel 1 van deze verordening.

Artikel 6 Melden van brand en broei

Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.

Artikel 7 Bossen, heidevelden, venen

De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld zoals in artikel 1.1, eerste lid van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676), en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.

Artikel 8 Bestuurlijke boete

Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid, onder 1e.

Artikel 9 Overgangsrecht

  • 1.

    Vergunningen, die zijn verleend onder werking van de Brandbeveiligingsverordening Rijnwoude 2012, de Brandbeveiligingsverordening 2011 Alphen aan den Rijn, of de Brandbeveiligingsverordening Boskoop 2010 worden aangemerkt als gedane melding krachtens deze verordening.

  • 2.

    Op aanvragen, ingediend op basis van één van de in het eerste lid van dit artikel genoemde verordeningen, maar voor het in werking treden van deze verordening, alsook op bezwaarschriften, gericht tegen een beschikking op grond van deze verordening, wordt beslist met toepassing van de op de datum van indiening op de aanvraag toepasselijke verordening.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening Alphen aan den Rijn 2015.

Artikel 11 Inwerkingtreding en intrekken oude verordeningen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgende op de dag van de bekendmaking ervan.

  • 2.

    Op de in het eerste lid van dit artikel genoemde datum, worden de Brandbeveiligingsverordening Rijnwoude 2012, de Brandbeveiligingsverordening 2011 Alphen aan den Rijn, en de Brandbeveiligingsverordening Boskoop 2010 ingetrokken.

 

Vastgesteld door de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn in de openbare raadsvergadering van 26 maart 2015,

de wnd. griffier, de voorzitter,

drs. A.H. Schouten, mr.drs. J.W.E. Spies

Toelichting op de Brandbeveiligings- verordening Alphen aan den Rijn 2015

Algemeen

De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur aan over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze AMvB neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening. Naar verwachting treedt deze AMvB pas op zijn vroegst medio 2015 in werking. Tot die tijd moet op grond van de Wet veiligheidsregio's in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht zijn. De voorliggende verordening is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de AMvB) terughoudend van aard. De regeling is aangepast aan de Wet veiligheidsregio's en de Dienstenrichtlijn. De verordening bevat tevens regels voor de bestuurlijke boete.

Brandbeveiligingsverordening is vangnet

De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauwlettend worden toegezien. Feitelijk moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet veiligheidsregio's als opdracht aan het college is gegeven. In zo'n geval gaat dat wettelijk voorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de brandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijke voorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechtswege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk is er natuurlijk een aantal standaardgevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen.

Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn

De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking, maar wel van een onbepaald onderwerp. Bij het gebruiksmeldingensysteem van deze brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'niet-bouwwerken'. Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke (feest)tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen. De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel, n.l. brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object. De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving.

Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk om concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken. Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie. Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor zijn in elk geval het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit 2012 is een constructie die drijft op het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de brandbeveiligings- verordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld. Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan de hand van staande rechtspraak, een toelichting.

Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein

De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening, deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken. Het Bouwbesluit 2012 regelt ook het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden. De beperking die de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 opleggen, als hogere regelingen, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en terrein.

Bouwwerk

Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt in de modelbouwverordening een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan:

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk

  • ·

    1) constructie,

  • ·

    2) van enige omvang,

  • ·

    3) met de grond verbonden,

  • ·

    4) bedoeld om ter plaatse te functioneren

wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet.

Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is. De rechtspraak is te omvangrijk en te casuïstisch om hier weer te geven. Een uitgebreide opsomming van de rechtspraak staat in de toelichting op de model bouwverordening van de 'Standaardregelingen in de bouw' (Sdu uitgevers bv, Den Haag).

Open erf en terrein

Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening, ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Het Bouwbesluit 2012 voorziet hierin. Hiervoor kunnen dus geen eisen of voorwaarden worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening. De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Die omschrijving is afgeleid uit de rechtspraak (zie ABRvS 15 september 1997, LJN: AA3601, AB 1998, 5). Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw afgelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang, veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw. Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3) dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is.

Gebruiksmelding voor een inrichting

Deze brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksmeldingenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben.

Voor de gebruiksmelding van de inrichting, niet zijnde een bouwwerk, is aansluiting gezocht bij het meldingenstelsel van het Bouwbesluit 2012 voor bouwwerken.

Gezien de verschillende te onderscheiden situaties, is de mogelijkheid opgenomen voor het stellen van nadere eisen. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening (algemene) gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan.

De schriftelijke aanvraag voor een evenementenvergunning voor een tijdelijke inrichting, zoals b.v. een (feest)tent op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn 2014, kan worden beschouwd als een schriftelijke melding in de zin van deze verordening.

Voor het stellen van eisen via een melding of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de melding of eisen van toepassing zijn, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting. Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfde reden is het melden van een inrichting in beginsel vormvrij.

Het Bouwbesluit 2012 geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden of nadere eisen aan bouwwerken. Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld (niet-bouwwerk) kunt u dezelfde brandveiligheidseisen stellen als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (wel een bouwwerk in de zin van de bouwverordening en de Woningwet).

Wabo

De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozen is om voor de brandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Dienstenrichtlijn

De brandbeveiligingsverordening is aangepast aan de Dienstenrichtiijn en de Dienstenwet.

Toezicht op de naleving

Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 van de Wet veiligheidsregio's bij door het college opgedragen ambtenaren. De minister van Veiligheid en Justitie wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten.

Bestuurlijke boete

De Wet veiligheidsregio's geeft de raad van een gemeente de bevoegdheid om, indien de raad dat wenst, bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd voor overtreding van regels gesteld krachtens artikel 3, tweede lid (brandbeveiligingsverordening) en derde lid (algemene maatregel van bestuur, deze is nog niet opgesteld) van de wet. Het maximum bedrag van de boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid onder 1 °. Het bedrag dat daar is genoemd, bedraagt in 2011 € 9.000. De Wet veiligheidsregio's geeft geen verdere beschrijving van de uitvoering van deze sanctie, zodat de gemeente alleen met de Awb rekening hoeft te houden.

Strafbepaling

Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64 eerste lid van de Wet veiligheidsregio's gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit gebied in de verordening zelf.

Overgangsrecht

In het artikel is gekozen voor een respecterende werking van de al afgegeven gebruiksvergunningen, maar ook van beslissingen op aanvragen, ingediend op grond van de in te trekken en genoemde brandbeveiligingsverordeningen en eventuele bezwaren hiertegen, De redenen hiervoor zijn dat geldende vergunningen op grond van deze brandbeveiligingsverordeningen van kracht moeten blijven en dat het vergunningensysteem wordt vervangen door een meldingensysteem.

Intrekken oude regelingen

De oude brandbeveiligingsverordeningen dienen te worden ingetrokken. De intrekking moet worden bekendgemaakt op de in artikel 144 van de Gemeentewet genoemde wijze, dus op dezelfde manier als de bekendmaking van de nieuwe verordening.