Organisatie | Castricum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2015 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2014
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 13-11-2014 Gemeenteblad, 76099 | Onbekend |
De raad van de gemeente Castricum;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 7 oktober 2014;
gelet op artikel 255 van de Gemeentewet, artikel 26 van de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen;
overwegende dat het gewenst is om nadere regels te stellen voor het verlenen van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen;
1. Bij de kwijtschelding van de afvalstoffenheffing, alleen de eerste container, de rioolheffing en de hondenbelasting, alleen de eerste hond, wordt in afwijking van artikel 16, tweede lid, onderdelen a en b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het percentage voor de berekening van de kosten van bestaan gesteld op 100 percent.
2. In afwijking van het eerste lid worden de kosten van bestaan van de in artikel 1a van de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen bedoelde AOW-gerechtigde personen gesteld op 100 percent van de toepasselijke, in genoemd artikel 1a bedoelde netto AOW-bedragen.
Artikel 4 Netto kosten kinderopvang
Als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 worden mede in aanmerking genomen de in artikel 28, derde lid, van genoemde regeling bedoelde netto kosten van kinderopvang.
Artikel 5 Kwijtschelding aan ondernemers
Met inachtneming van het overigens in dit besluit bepaalde, wordt een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen die geen verband houden met de uitoefening van het bedrijf of beroep, van een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent, behandeld volgens de bepalingen van hoofdstuk II, afdelingen 1, 2 en 5 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
Artikel 6 Indienen van een aanvraag
1.Een verzoek om kwijtschelding moet worden ingediend middels het daarvoor
2.Indien een aanvraagformulier onvolledig wordt terugontvangen of de gevraagde bescheiden niet door de aanvrager zijn bijgevoegd, wordt de aanvrager eenmaal in de gelegenheid gesteld de stukken binnen veertien dagen te completeren. Wordt daar niet aan voldaan, kan het verzoek zonder verdere beoordeling worden afgewezen.
3.Een verzoek om kwijtschelding dient zo snel mogelijk na ontvangst van de aanslag te worden ingediend.
4.Als het aanvraagformulier voor kwijtschelding is ontvangen, dan wordt de invordering in beginsel opgeschort.
Artikel 7 Automatische kwijtschelding
1.Automatische kwijtschelding zal worden verleend naar aanleiding van onderzoek door bestandsvergelijkingen vóór volledig toegekende kwijtscheldingsverzoeken betreffende het voorgaande jaar.
2.De belastingplichtige die voor automatische kwijtschelding in aanmerking komt, krijgt hiervan schriftelijk bericht.
3.De belastingplichtige dient bij het toetsen van een aanvraag om automatische kwijtschelding toestemming te geven voor bestandsvergelijking.
Artikel 8 Behandeling kwijtscheldingsaanvragen
Geen kwijtschelding wordt verleend indien:
9. De aanvrager over ‘positieve vermogensbestanddelen’ beschikt.
Artikel 9 Uitgesloten van kwijtschelding
Bij de invordering van de volgende belastingen wordt geen kwijtschelding verleend voor:
a. de afvalstoffenheffing zoals bedoeld in hoofdstuk 1.1.2. en hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel behorende bij de ‘Verordening afvalstoffenheffing 2014’;
b. belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten;
De ‘Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2014’ van 14 november 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.