Organisatie | Dongen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan gemeente Dongen, artikel 2.12, eerste lid onder a onder 2º van de Wabo |
Citeertitel | Beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan gemeente Dongen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-03-2015 | 22-07-2016 | Onbekend | 03-03-2015 Gemeentelijke informatiekrant, 19 maart 2015 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen,
vast te stellen de beleidsregels buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor het verlenen van een omgevingsvergunning middels het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ter vervanging van de vastgestelde beleidsregel toepassing artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening.
Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingrecht (hierna:Wabo) inwerking getreden. In de Wabo is in artikel 2.12 , eerste lid, onder a, onder 2º de mogelijkheid opgenomen om middels algemene maatregel van bestuur planologisch af te wijken van het bestemmingsplan. Van oudsher is dit buitenplans afwijken van het bestemmingsplan ook wel bekend als een ‘kruimelgeval’. Gelet op de huidige verruimde mogelijkheden kan niet langer over een kruimelgeval gesproken worden.
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) is in artikel 4 aangegeven voor welke gebruiksactiviteiten of bouwwerken die strijdig zijn met het bestemmingsplan, vergunning kan worden verleend. Voor bouwwerken in het gebied buiten de bebouwde kom is in dit artikel opgenomen in welke gevallen door bevoegd gezag medewerking verleend kan worden. Voor gebieden binnen de bebouwde kom zijn de criteria om vergunning te verlenen erg ruim opgesteld waardoor de gemeente Dongen het wenselijk vindt om nadere bepalingen vast te stellen. In deze notitie worden de aanvullende gemeentelijke beleidsregels voorgesteld en uitgewerkt.
De doelstelling van het gemeentelijke beleidskader is een transparant en consistent beleid te hebben voor omgevingsvergunningen die in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan, maar waarbij de gemeente toch medewerking wil verlenen, zoals opgenomen is in artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 2 van de Wabo.
In bijlage II van het Bor staan in artikel 4 categorieën gevallen waarvoor in afwijking van het bestemmingsplan medewerking verleend kan worden. Deze beleidsregels zijn de gemeentelijke uitwerking van de in bijlage II opgenomen categorieën. De gemeentelijke regeling bestaat uit een lijst met verschillende toelaatbare bouwwerken. Als een aanvraag aan de criteria voldoet kan medewerking verleend worden aan een afwijking van de bestemmingsplanregels. Medewerking blijft echter een bevoegdheid en geen verplichting.
Het tweede hoofdstuk geeft een beknopte toelichting van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2 van de Wabo. In hoofdstuk drie zijn de aanvullende gemeentelijke beleidsregels opgenomen. In hoofdstuk vier zijn de inwerkingtreding en citeertitel vastgelegd. Omdat de gemeentelijke beleidsregels een uitwerking zijn van artikel 4 van bijlage IIvan het Bor is deze aan deze notitie toegevoegd.
Op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2º van de Wabo kan het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen door middel van bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen. Het gaat hierbij om gevallen die strijdig zijn met het vigerende bestemmingsplan, maar waaraan het college toch medewerking wil verlenen. De aanwijzing van deze gevallen is gebaseerd op artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht en wordt nader uitgewerkt in artikel 4 van bijlage II van het Bor.
Op grond van artikel 3.7 van de Wabo is de reguliere voorbereidingsprocedure van kracht voor het verlenen van een omgevingsvergunning middels het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan.
In artikel 3.9 van de Wabo is geregeld dat het bevoegd gezag binnen 8 weken na de datum van ontvangst beslist op de aanvraag. Anders dan voorheen vindt dus tussentijds geen terinzagelegging plaats en kunnen dus geen zienswijzen meer worden ingediend, maar kan bezwaar gemaakt worden tegen de verleende omgevingsvergunning.
Zoals in paragraaf 2.1 is beschreven, kan met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a onder 2º van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend voor de gevallen die staan vermeld in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Gelet op de formulering van artikel 4 bijlage II van het Bor kan door middel van dit buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan een tamelijk groot aantal initiatieven worden gehonoreerd. Om willekeur en precedentwerking te voorkomen is het goed een duidelijke beleidslijn te formuleren voor de toepassing van dit artikel.
Bij toepassing van dit buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan dienen alle in het geding zijnde belangen te worden afgewogen. Om hier enigszins richting aan te geven in geval van toepassing van deze bevoegdheid zijn in de aanvullende gemeentelijke regeling afwegingscriteria opgenomen. Deze afwegingscriteria zijn echter niet uitputtend, aangezien in voorkomende gevallen er altijd specifieke afwegingen nodig kunnen zijn, zoals in het kader van het burenrecht.
Om de toepassing van het buitenplans afwijken van de regels van het bestemmingsplan ook daadwerkelijk bekend te maken en eenduidig toe te passen, wordt deze door het college van burgemeester en wethouders als beleidsregel vastgesteld en na vaststelling via publicatie in de informatiekrant van de gemeente Dongen bekend gemaakt.
Voor zover burgemeester en wethouders op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2, juncto artikel 4 van bijlage II van het Bor buitenplans willen afwijken van een geldend bestemmingsplan nemen zij de volgende bepalingen in acht.
In de gemeentelijk beleidsregels wordt het begrip bebouwde kom gebruikt. Of een perceel al dan niet binnen de bebouwde kom ligt is van feitelijke aard, met andere woorden, de aard van de omgeving is daarvoor bepalend. Maakt het perceel onderdeel uit van een gebied met (nagenoeg) doorlopende bebouwing vanaf de kernen met een overwegende woonbestemming dan is er sprake van bebouwde kom.
1. Een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan (artikel 4, lid 1 van bijlage II van het Bor):
voor een mantelzorgwoning, binnen de bebouwde kom, geldt een maximaal aantal m2 van 80. Bovendien dient bij beëindiging van de zorgbehoefte de mantelzorgwoning ontmanteld te worden middels afbraak, dan wel door verwijdering van de aangebrachte woonvoorzieningen, zodat het bouwwerk kan worden gebruikt als bijbehorend bouwwerk;
Voor genoemde afwijkingsmogelijkheden geldt dat deze alleen mogen worden toegepast indien belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
2. Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk (artikel 4, lid 3 van bijlage II van het Bor):
Ten aanzien van deze bouwwerken geldt hetgeen in artikel 4, lid 3 van bijlage II van het Bor is bepaald:
Aanvullende gemeentelijke beleidsregels:
3. Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw (artikel 4, lid 4 van bijlage II van het Bor):
Ten aanzien van de hoogte voor een derde bouwlaag, binnen de bestemming “Wonen”, geldt dat afwijking van de maximaal toegestane goot- of nokhoogte kan worden toegestaan om de minimaal vereiste hoogte te kunnen bereiken om ter plaatse een verblijfsruimte te creëren en er in dezelfde straat/rij reeds een derde bouwlaag op dezelfde wijze is gecreëerd.
Voor genoemde afwijkingsmogelijkheden geldt dat deze alleen mogen worden toegepast indien belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
4. Een antenne-installatie (artikel 4, lid 5 van bijlage II van het Bor):
Ten aanzien van deze bouwwerken geldt hetgeen in artikel 4, lid 5 van bijlage II van het Bor is bepaald:
Aanvullende gemeentelijke beleidsregels:
5. Het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten en het aansluitend terrein (artikel 4, lid 9 van bijlage II van het Bor):
Aanvullende gemeentelijke beleidsregels:
voor het wijzigen van het gebruik van leegstaande bedrijfs- of kantoorgebouwen geldt in ieder geval dat het gebruik van deze gebouwen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten slechts toelaatbaar is, indien deze personen daadwerkelijk werkzaam zijn binnen de grenzen van de gemeente Dongen, en dat per situatie bekeken wordt of wijziging van het gebruik ten behoeve van bewoning ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar is;
Voor wat betreft de toepassing van deze regels zijn burgemeester en wethouders bevoegd om af te wijken van deze regeling, vooral wanneer deze voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. In het algemeen kan hierop een beroep worden gedaan indien:
Voor wat betreft de toepassing van deze regels moeten burgemeester en wethouders een afweging maken tussen het belang van de aanvrager, de belangen van de buren/derde belanghebbenden en het algemeen belang. Als belanghebbenden geen problemen hebben met de aanvraag tot afwijken, kan dit ervoor zorgen dat eerder in het voordeel van de aanvrager wordt beslist. Hiermee komt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de omgeving deels bij de buurt te liggen. De buren/derde belanghebbenden geven op deze manier advies over de aanvraag. Als de buren/derde belanghebbenden akkoord zijn met de aanvraag neemt de kans op bezwaar en beroep aanzienlijk af. Bovendien worden aanvragen dan vooraf met de buren/derde belanghebbenden besproken. Een dergelijk burenakkoord dient op schrift bij de aanvraag overgelegd te worden, voorzien van de NAW-gegevens van de betrokken buren/ derde belanghebbenden en hun handtekening.