Organisatie | Werkendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp Gemeente Werkendam 2015 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp Gemeente Werkendam 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | archief |
Van rechtswege vervallen door intrekking Verordening jeugdhulp gemeente Werkendam mei 2015 per 01-01-2017.
Verordening Jeugdhulp Werkendam 2015, art. 16
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-03-2015 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 24-02-2015 | 77986 |
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Werkendam, overwegende dat het wenselijk is nadere regels te stellen ten aanzien van de jeugdhulp, gelet op artikel 16 van de Verordening Jeugdhulp Werkendam 2015, besluit vast te stellen het volgende:
De begripsbepalingen die in dit besluit worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, Besluit Jeugdwet en de Verordening. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Gebruikelijke zorg: bij gebruikelijke zorg gaat het, conform de definiëring en normering in het CIZ protocol gebruikelijke zorg 2005, om de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden. De basis van deze zorgplicht voor elkaar berust op het feit dat er sprake is van een leefeenheid met een gezamenlijk huishouden en de bijbehorende gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden.
Artikel 2 Voorwaarden voor een pgb
In de Jeugdwet[1] worden drie voorwaarden gesteld waar personen aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een pgb. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien (zie ook bijlage I):
Bekwaamheid van de aanvrager. De cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Het besluit om wel of geen PGB af te geven wordt genomen door de gemeente. De bevoegdheid om dit besluit te mogen nemen is gemandateerd[2] aan de CJG coördinator. Daarnaast kan er ook sprake zijn van een onafhankelijke, niet-gemeentelijke verwijzer[3]. Ook voor de jeugdhulp, waarnaar door een niet-gemeentelijke verwijzer is verwezen, kan gekozen worden voor inzet in de vorm van een PGB. De niet-gemeentelijke verwijzer dient derhalve, evenals de gemeente, de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een PGB te bespreken met de PGB aanvrager en daarbij in begrijpelijke bewoordingen de PGB aanvrager in te lichten over de gevolgen van die keuze.
De niet-gemeentelijk verwijzer neemt vervolgens niet zélf een besluit over de toekenning van een PGB, dat doet de gemeente. De aanvraag voor een PGB wordt daarvoor overgedragen aan de coördinator van het CJG, voorzien van reeds ingewonnen informatie en een advies inzake de aan-of afwezigheid van overwegende bezwaren.
Het besluit tot toekennen, dan wel weigeren van een individuele voorziening in de vorm van een PGB is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen een PGB aanvrager in bezwaar kan gaan.
Indien naast deze maatregelen aanvullend vrijwillige hulp nodig is, kan deze wel in een pgb worden verstrekt.
Artikel 3 Voorwaarden pgb sociaal netwerk
In het gemotiveerde plan van de ouders/jeugdige kan men de wens uitspreken om het sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. De beloning van het sociale netwerk blijft in elk geval beperkt tot die gevallen waarin het de gebruikelijke zorg overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura. Ingeval hiervoor een pgb wordt aangevraagd is voor gemeenten van belang dat slechts een pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Een beschikking voor een pgb wordt voor de duur van maximaal 2 jaar afgegeven. Bij twijfel rondom de bekwaamheid van de pgb-houder om zelf zorg in te kopen of indien er sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld, kan door het gebruik van een korte looptijd van de beschikking op korte termijn worden bekeken of de pgb-houder over de vaardigheden beschikt om een budget te houden of dat het pgb nog voorziet om een toereikende voorziening in te kopen.
De jeugdige of diens ouder(s) aan wie een pgb is verleend komt met de aanbieder een pgb zorgovereenkomst overeen. In de zorgovereenkomst zijn ten minste afspraken opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de jeugdhulp, de inschakeling van het type hulpverlener (medewerker van cao zorgorganisatie, zzp’er/andere zorgorganisatie of sociaal netwerk) en de wijze van declareren.
De toetsing van de zorgovereenkomst op arbeidsrechtelijke zaken wordt uitgevoerd door SVB. De gemeente is verantwoordelijk voor de goedkeuring van de zorgovereenkomst[4]. Daarbij worden zowel de inhoud als de financiën beoordeeld. De tarieven in zorgovereenkomst worden getoetst aan de hoogte van de gedifferentieerde tariefstelling voor pgb diensten (zie artikel 8).
Artikel 6 Voorwaarden voor besteding pgb
Uitgangspunt is dat de vertegenwoordiger van een budgethouder niet zelf ook ondersteuning aan de budgethouder verleent. In bepaalde situaties kunnen deze rollen toch door één en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk in geval ouders of partner deze rol vervullen. Op basis van de individuele situatie wordt beoordeeld of er sprake is van onwenselijke vermenging van rollen.
Vervoerskosten van en naar de plek waar begeleiding en/of behandeling geboden wordt, maar alleen als er ook een beschikking is voor de begeleiding en/of behandeling zelf en indien er een beschikking is voor het vervoer Een beschikking voor vervoer wordt alleen afgegeven indien het naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht in verband met een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid[5].
[1] Jeugdwet, art. 8.1.1 lid 3
[2] Mandaatbesluit van het college van B&W gemeente Werkendam, d.d. 16-december 2014.
[3] Naast de gemeente zijn ook huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten, Veilig Thuis en de Gecertificeerde Instelling op grond van de jeugdwet bevoegd om een individuele voorziening voor jeugdhulp in te zetten.
[4] Voor een PGB op grond van de Jeugdwet wordt de beoordeling van de zorgovereenkomst door het CJG uitgevoerd.
[5] In artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet is expliciet geregeld wanneer vervoer onder jeugdhulp valt:
“Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden. Het staat de gemeente vrij om dit naar eigen inzicht te organiseren, naar het oordeel van het college.”
De toekenning van een pgb wordt beëindigd wanneer:
Artikel 8 Hoogte van het pgb en tarieven
Artikel 9 uitbetaling, verantwoording en controle
De financieel-administratieve afhandeling van het pgb gebeurt per 2015 verplicht voor alle pgb-houders door de SVB in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum pgb van de SVB. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet bestede pgb bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.
Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, wordt ook aan de pgb aanvragers gevraagd om in een (tussen)evaluatie van het ondersteuningsplan ook aan te geven wat de behaalde resultaten zijn van de met het persoonsgebonden budget ingekochte begeleiding of behandeling en of deze voldoet aan de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet[1].
Het periodiek heroverwegen van de beschikking is een middel om fraude en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Zo kan het zijn dat ouders/jeugdige bewust of onbewust het budget heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het pgb is afgegeven. Deze vorm van heroverweging kan in de praktijk vormgegeven worden door bijvoorbeeld steekproefsgewijze controles uit te voeren of signalen te hanteren die op oneigenlijk gebruik of fraude zouden kunnen wijzen. De gemeente controleert de besteding van persoonsgebonden budgetten per kalenderjaar. Bij onderbesteding van meer dan 25% volgt een onderzoek naar de oorzaak van de onderbesteding.
Artikel 10 Overgangsrecht Inwoners met een doorlopende indicatie begeleiding (AWBZ) in 2015 behouden hun huidige pgb vergoeding tot uiterlijk 1 januari 2016, tenzij de indicatie eerder afloopt.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders in zijn vergadering van 24 februari 2015
de secretaris, de burgemeester,
A.J.L.G. van Oudheusden mw. S. Haasjes - van den Berg
I. Bekwaamheid van de pgb aanvrager
De eerste voorwaarde betreft de bekwaamheid van de pgb aanvrager. Allereerst wordt van een pgb aanvrager verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de pgb aanvrager duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de pgb aanvrager gebaat zou zijn. Ten tweede wordt van de pgb aanvrager verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract (de budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de individuele voorziening), het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie. De pgb aanvrager dient een zorgovereenkomst te overleggen aan de SVB voordat de SVB tot betalingen aan de zorgverleners over kan gaan. Om na te gaan of de pgb aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de pgb aanvrager beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:
Pgb aanvragers die zelf (of met behulp van hun netwerk) niet in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kunnen geen aanspraak maken op een pgb. Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat.
Als er een ernstig vermoeden is dat de pgb aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een pgb kan het pgb worden geweigerd. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Ook in deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Andersom kan het zo zijn dat een budgethouder zélf niet of onvoldoende bekwaam is, maar er mensen in zijn omgeving zijn die hem of haar dusdanig kunnen helpen en bijstaan dat er toch een pgb verstrekt kan worden. Aan het afwijzen van een pgb op grond van overwegende bezwaren, moet een onderbouwing / motivering ten grondslag liggen. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de pgb aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is
voor het houden van een pgb, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dat is een beslissing van de
gemeente die wordt neergelegd in een beschikking en waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
II. Motivering door de aanvrager
De tweede voorwaarde betreft de motivering door de pgb aanvrager. Volgens de Jeugdwet dient de pgb aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een pgb wenst. Uit deze argumentatie moet duidelijk blijken dat de pgb aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.
Enkele concrete voorbeelden van argumenten die pgb aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een pgb te willen ontvangen, zijn:
Rekening houdend met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
Een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien jeugdigen en/of ouders dit gemotiveerd aan de hand van een opgesteld plan vragen. Zij moeten motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. Daarnaast moet in het plan duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet.
Door het opstellen van een persoonlijk plan worden cliënten gestimuleerd na te denken over de zorgvraag, deze uit te werken, te concretiseren en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg in een later stadium te evalueren.
Het plan bevat minimaal de volgende onderdelen:
III. Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening
De derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een pgb is dat de kwaliteit van de middels het pgb te verwerven ondersteuning naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn. Voor de ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het pgb gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura[2].
Kwaliteitseisen in de Jeugdwet
Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De reden hiervoor is dat het begrip jeugdhulp het brede spectrum omvat van lichtere vormen van jeugdhulp tot aan zware vormen van geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulp die ingezet wordt in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet staan de kwaliteitseisen beschreven die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen.
De wetgever acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform zijn vastgelegd. De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders:
de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten[3];
Bij de contractering van de jeugdhulp zijn in de contracten met zorgaanbieders kwaliteitseisen gesteld over de aan te leveren diensten. Deze kwaliteitseisen zijn ook van toepassing op jeugdhulp welke bekostigd wordt uit een pgb.
Aanbieders van jeugdhulp uit een pgb worden gevraagd te verklaren aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Deze verklaring dient aangeleverd te worden bij de zorgovereenkomst.
Voor bestaande pgb’s die doorlopen in 2015 is het overgangsrecht van toepassing. De pgb houder heeft recht op continuering van zorg bij de bestaande zorgaanbieder gedurende de resterende indicatietermijn tot een maximum van 1 jaar, dus tot uiterlijk 1 januari 2016.
De tarieven ZIN vormen de maximale hoogte van vergoedingen uit pgb. In 2015 zijn hiervoor de volgende tarieven vastgesteld.
[1] Voor PGB’s op grond van de Jeugdwet wordt deze tussentijdse evaluatie behandeld door het CJG
[2] De kwaliteitseisen zijn niet van toepassing op uit pgb bekostigde ondersteuning door personen uit het sociaal netwerk van de budgethouder.
[3] Zie voor uitzonderingen op deze kwaliteitseis Jeugdwet, Memorie van Toelichting, paragraaf 6.5.