Organisatie | Voorschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2015 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke ondersteuning |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 16-12-2014 | INTERN 10788 |
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten;
Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, het persoonsgebonden budget, de bijdrage in de kosten en tegemoetkoming meerkosten, in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2015;
Vast te stellen het navolgende
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorschoten 2015.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit Besluit wordt verstaan onder:
professionele zorgverlener: een beroepskracht of aanbieder die is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en beschikt over een zogenaamde BIG-registratie voor zover dit voor het verlenen van de betreffende ondersteuning relevant is en géén persoon uit het sociale netwerk van de cliënt is;
Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening en wordt gesteld op 5 jaar. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.
Artikel 2.3 Recht op persoonsgebonden budget
De budgethouder dient het persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen of de gemeente te verzoeken de voorziening over te nemen als het recht op een persoonsgebonden budget wordt ingetrokken of beëindigd. Als de gemeente met de overname instemt, gaat het eigendom over naar de gemeente. De budgethouder ontvangt hiervoor geen vergoeding.
Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget woningaanpassing
De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.
Artikel 2.7 Persoonsgebonden budget en kwaliteit
Indien het college op basis van het gesprek en daarbij behorend opgestelde verslag tot het oordeel komt dat de cliënt als een zeer kwetsbaar persoon moet worden gezien, kunnen in aanvulling op het vorige lid, nadere aanvullende voorwaarden, waaronder een verklaring omtrent het gedrag, worden gesteld.
Artikel 2.8 Uitwerking begrip bemiddelingsbureaus
Onder (administratieve) bemiddelingsbureaus als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 onder b van de Verordening worden ook tussenpersonen/belangenbehartigers verstaan.
Artikel 2.9 Hoogte persoonsgebonden budget diensten
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is een afgeleide van het tarief waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht en is daarnaast gerelateerd aan Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014 Voorschoten en de Tarieventabel 2014, Persoonsgebonden budget AWBZ, zoals gepubliceerd door het College voor Zorgverzekering en is verder afhankelijk van:
Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen
Artikel 4.1 Afschrijvingsperioden
Onverminderd de toepassing van artikel 9.4 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen op basis van de economische levensduur de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:
De hoogte van het afschrijvingspercentage wordt als volgt bepaald:
HOOFDSTUK 5 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN
Artikel 5.1 Meerkosten en aanvraag
Onverminderd artikel 12.1 tweede lid van de verordening heeft de
hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid onder d van de verordening betrekking op:
welke in eenzelfde kalenderjaar zijn verschuldigd en die gelet op de hoogte van het inkomen van de cliënt en zijn eventuele echtgenoot leiden tot meerkosten in verband met cumulatie.
Artikel 5.2 Hoogte en uitbetaling tegemoetkoming meerkosten
De hoogte van de tegemoetkoming voor:
de kosten van tijdelijke huisvesting zijn gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 718,79 per maand indien het een zelfstandige woonruimte betreft of de te verlaten woonruimte langer moet worden aangehouden, en € 360,70 per maand indien het een niet zelfstandige woonruimte betreft.
de kosten van woningsanering worden gebaseerd op de daarvoor geldende NIBUD normen. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand ingediende rekeningen. De definitief toegekende financiële tegemoetkoming bedraagt niet meer dan de genoemde NIBUD normen
Uitbetaling vindt plaats aan de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend na de verhuizing als bedoeld onder a, b en c.
Onverminderd het bepaalde in het vorige lid bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming voor deelname aan het maatschappelijk verkeer voor:
het gebruik van een eigen auto bedraagt maximaal € 576,00 per jaar (€ 0,28 per kilometer). De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager op basis van declaratie;
het gebruik van het collectief vervoer maximaal 384 zones en een maximaal vrij besteedbaar bedrag van € 288,- per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager op basis van declaratie;
De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld artikel 12.1 tweede lid van de verordening en artikel 5.1 tweede lid van dit Besluit bedraagt:
(i) € 150,-- per kalenderjaar voor een alleenstaande met met een bruto jaarinkomen tot € 24.000,-- als hij in dat jaar het volledig verplicht eigen risico heeft betaald voor de zorgkostenverzekering en de voor hem geldende maximale bijdrage voor een maatwerkvoorziening aan het CAK betaald; hierbij wordt het bruto jaarinkomen gehanteerd zoals vermeld op het op het betreffende jaar betrekking hebbende IB-60 formulier;
(ii) € 150,-- per kalenderjaar per persoon van een meerpersoonshuishouden met een bruto gezinsinkomen tot € 34.000,-- als in dat jaar het volledige verplicht eigen risico is betaald voor de zorgkostenverzekering en de voor hem geldende maximale bijdrage voor een maatwerkvoorziening aan het CAK betaald; hierbij wordt het bruto jaarinkomen gehanteerd zoals vermeld op het op het betreffende jaar betrekking hebbende IB-60 formulier.