Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meerssen

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent beleidsnotitie Armoede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeerssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent beleidsnotitie Armoede
CiteertitelBeleidsnotitie Armoede Gemeente Meerssen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015nieuwe regeling

29-01-2015

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent beleidsnotitie Armoede

‘MENSEN LATEN VOELEN DAT ZE ER NIET ALLEEN VOOR STAAN!’

Gemeente Meerssen

7 januari 2015

‘Armoede is door de mens veroorzaakt

en kan alleen door de mens

worden overwonnen en uitgewist.’

(Nelson Mandela, 1918-2013)

VOORWOORD

Armoede is nogal ‘in the picture’ gekomen in de afgelopen periode, zowel landelijk, provinciaal, alsook op lokaal niveau, dus binnen onze eigen regio en gemeente - en dan met name gericht op de voedselbanken. Zo werden met name rond de kersttijd diverse acties georganiseerd ten behoeve van de voedselbanken, die daardoor in zekere zin als symbool voor armoedeproblematiek zijn komen te staan. Blijkbaar is er een groeiend besef dat er mensen zijn die dreigen onder het bestaansminimum te komen, met name nu de economische crisis nog steeds niet volledig voorbij is, de werkeloosheid aanhoudt en nog steeds fors bezuinigd wordt door landelijke overheid, bedrijven en instellingen.

Die aandacht voor armoede is op zich bemoedigend: het laat zien dat mensen zich het lot van medemensen aantrekken en daarvoor iets willen doen of daarvoor iets van hun eigen welvaart willen afstaan.

Tegelijkertijd mag het schrijnend genoemd worden dat in een welvarend land als Nederland armoede bestaat. Het fenomeen ‘armoede’ geeft aan dat er tweedeling in de maatschappij ontstaat en misschien zelfs al ontstaan is. Een maatschappelijke tweedeling in enerzijds mensen die het financieel en economisch goed gaat en anderzijds zij die het heel moeilijk hebben, die in de samenleving steeds meer aan de kant komen te staan en zelfs het risico lopen daarbuiten te vallen. Een dergelijke ontwikkeling mag zorgelijk genoemd worden en naast aspecten van menselijkheid en menswaardigheid vormt deze ook een bedreiging voor een vreedzame samenleving.

We dienen echter ook te onderkennen dat armoede een probleem is dat de gemeente Meerssen alleen niet kan oplossen. Daarvoor is dit probleem te complex en daarvoor is met name beleid van de landelijke overheid nodig. Maar dat betekent niet dat we als gemeente dan enkel kunnen of moeten blijven wachten en toekijken. Ook op lokaal niveau kunnen we maatregelen nemen om armoede te bestrijden en nog liever: te voorkomen - het liefst samen met de omliggende gemeenten, want ook hierbij geldt: samen staan we sterker en kunnen we meer. Elke stap - ook de kleine - die kan bijdragen om (dreigende) armoede van medemensen te verminderen is meegenomen.

In deze beleidsnota staan voorstellen om op kleine schaal binnen de gemeente Meerssen maatregelen te nemen die armoede kunnen voorkomen en die erop gericht zijn om personen en gezinnen die in armoede verkeren te ondersteunen. Opdat álle inwoners van de gemeente Meerssen voelen: in deze gemeente wordt niemand aan zijn lot over gelaten.

Meerssen, januari 2015.

College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen.

1. INLEIDING

1.1. BEGRIPSBEPALING

Voor het begrip ‘armoede’ gelden diverse definities.

Van oudsher wordt armoede gezien als het niet kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften vanwege onvoldoende betaal- en/of ruilmiddelen. Met de eerste levensbehoeften, ook wel primaire levensbehoeften genoemd, worden bedoeld: schoon en drinkbaar water, voedsel, kleding en huisvesting, later ook gezondheidszorg en onderwijs. Deze primaire levensbehoeften gelden als noodzakelijk om een menswaardig bestaan te kunnen leiden.

Armoede in Nederland wordt ook wel omschreven als 'het niet volwaardig kunnen meedraaien in de maatschappij'. Dat wil zeggen dat mensen misschien wel een dak boven hun hoofd hebben en iedere dag iets te eten hebben, maar dat ze geen cent over hebben voor andere dingen. Ze kunnen niet naar een sportclub gaan, geen kleding van redelijke kwaliteit dragen, hebben geen computer, schoolboeken zijn eigenlijk te duur en veel groente, fruit en vis eten ze ook niet. Doordat ze geen geld hebben voor gezond eten loopt hun gezondheid gevaar. Hun sociale contacten worden minder omdat ze niet mee kunnen doen via internet of naar een sportclub kunnen gaan. En een vervolgopleiding zit er ook niet in, omdat dat te duur is. Hierdoor gaat armoede vaak generatie op generatie door.

De meningen over de vraag waar de grens ligt van waar armoede begint, zijn verdeeld, ook bij wetenschappers. Er zijn allerlei definities. Een algemene omschrijving die goed weergeeft waar het om gaat, is de definitie die de Europese Unie hanteert:

"Armoede is een situatie waarin sprake is van onvoldoende materiële, culturele en sociale middelen, waardoor mensen zijn uitgesloten van een levensstandaard die in de samenleving waarin men woont als minimaal wordt gezien."

Twee dingen vallen daarbij op:

  • het gaat niet alleen om geld, maar om meer levensgebieden;

  • het gaat er om mee te kunnen doen in de eigen samenleving.

Over waar dan de grenzen getrokken moeten worden van 'onvoldoende middelen', hebben in Nederland vooral het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Beide instellingen hanteren de 'lage-inkomensgrens'. Dat is een inkomensbedrag dat van jaar tot jaar verschilt, maar steeds hetzelfde koopkrachtbedrag betekent (het wordt bijgesteld voor de prijsinflatie). Dat maakt vergelijking in de tijd goed mogelijk. Die grens is iets hoger dan het sociaal minimum. De lage-inkomensgrens lag in 2009 voor bijvoorbeeld een alleenstaande op een inkomen van € 930,- per maand. Voor een eenoudergezin met een kind was dat € 1.240,- per maand (Armoedesignalement 2010).

Volgens die definitie leefden in 2009 531.000 huishoudens (7,7% van het totaal) in armoede. Dat zijn ongeveer 1,1 miljoen mensen.

Definities armoede

De Wereldbank noemt een ieder die minder dan 1,25 dollar per dag verdient arm. Met deze definitie is niemand in Nederland arm, maar is dat ook zo? Als we ons concentreren op Nederland valt op dat er veel definities zijn: in de politiek maakt men gebruik van de beleidsmatige inkomensgrens als armoedegrens. De norm voor een paar met uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een paar, aangevuld met de kinderbijslag en kindertoeslag (c.q. kindgebonden budget). Voor ouderen vanaf 65 jaar is de armoedegrens gelijk aan het AOW-pensioen; veel gemeenten gebruiken voor het bepalen van de doelgroep voor hun armoedebeleid een beleidsmatige inkomensgrens gelijk aan 110 of 120 procent van het sociaal minimum, maar ook andere percentages komen voor; het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) stelt het niet-veel-maar-toereikend-criterium centraal. Het bedrag van de grens is de optelsom van de minimaal vereiste uitgaven voor voedsel, kleding, woning en sociale participatie die het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) hanteert: € 1.020 voor een alleenstaande en € 1.710 voor een paar met een kind (2011); het CBS rapporteert onder meer over de lage inkomensgrens € 960 voor een alleenstaande en € 1.610 per paar met een kind (Bron: CBS). Deze vertegenwoordigt een vast koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks alleen aangepast voor de prijsontwikkeling; Voedselbanken kijken hoeveel er te besteden is aan voedsel, nadat de vaste lasten zijn betaald. Als mensen minder dan € 175 per maand of € 14,90 per dag te besteden hebben aan levensmiddelen komen zij in aanmerking voor een voedselpakket. FNV gebruikt het begrip laagbetaalden, waaronder ook mensen vallen die in armoede leven. Laagbetaalden verdienen niet meer dan € 10 bruto per uur (2008). Het aantal laagbetaalden is volgens het FNV in de afgelopen dertig jaar verdubbeld tot 1,25 miljoen. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) legt de armoedegrens op de helft van het inkomen dat in het midden ligt van de inkomensverdeling in het betreffende land. De armoede in Nederland nam afgelopen jaren toe, in 2007 leefde volgens de OESO 6,7 procent van de Nederlanders onder de armoedegrens, in 2011 gold dat voor 7,8 procent. Volgens de Europese Commissie worden armen gedefinieerd als: 'mensen, gezinnen of groepen mensen wier middelen (materieel, cultureel en sociaal) zo beperkt zijn dat zij uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare leefpatronen in de lidstaat waarin zij leven' (Raad van de Europese Gemeenschappen, 1985). De armoede is relatief omdat zij gedefinieerd wordt in verhouding tot het algemeen welvaartspeil van een land. In cijfers: er is sprake van armoede als deze gelijk is aan 60 procent van het mediane inkomen van de bevolking (bij het mediaan inkomen verdient 50 procent van de bevolking meer en 50 procent minder dan de mediaan).

Armoedesignalement

In 2012 nam de armoede net als in 2011 in Nederland opnieuw sterk toe. De stijging was het grootst bij bijstandsontvangers en niet-westerse allochtonen. Ramingen duiden op een verdere toename in 2013. De uitkomsten staan beschreven in deze vierde editie van het Armoedesignalement, waarin het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) verslag doen van de meest actuele cijfers.

Het is voorstelbaar dat burgers die in een situatie (dreigen te) verkeren zoals in de hiervoor beschreven definitie het predicaat ‘armoede’ als negatief, mogelijk zelfs als kwetsend ervaren en daardoor bevreesd zijn voor etikettering en stigmatisering. Dat zou ook een verklaring kunnen zijn voor het gegeven dat relatief weinig mensen uit de doelgroep gebruik maken van de bestaande regelingen om hen financieel bij te staan. Dat kan onbekendheid met deze regelingen zijn, maar het valt niet uit te sluiten dat er ook sprake kan zijn van een zekere gêne. In dat verband valt regelmatig de term ‘stille armoede’ om aan te geven dat er meer armoede onder mensen bestaat dan bekend is bij instellingen en organisaties, omdat mensen die met armoede te maken hebben dit liever verzwijgen.

Er is daarom bij het opstellen van deze beleidsnota overwogen om een andere term te hanteren, die evenzeer de inhoud aangeeft, maar minder zwaar beladen is - echter: een geschikt alternatief is niet gevonden. Om die reden, alsook omdat deze nota met name geschreven is voor raadsleden en professionals, is ervoor gekozen om toch de term ‘armoede’ te gebruiken.

1.2. WETTELIJK KADER

Tot 31 december 2014 werd het wettelijk kader van armoedebeleid bepaald door de Wet Werk en Bijstand (WWB). Per 1 januari 2015 is echter de Participatiewet van kracht gegaan. De WWB is hiermee komen te vervallen.

De Participatiewet vormt het wettelijk kader voor de bijzondere bijstand, waaronder diverse regelingen vallen zoals de Individuele Bijzondere Bijstand en de Individuele Inkomenstoeslag. Daarnaast speelt ook de Gemeentewet een rol in het minimabeleid. De reikwijdte van de Gemeentewet is breder. Een voorziening of regeling past binnen de Gemeentewet als het algemeen belang gediend wordt.

Aanvullend is er nog de Wet schuldsanering natuurlijke personen uit 1998. Deze wet maakt het mogelijk voor mensen met schulden om schuldsanering aan te vragen, indien zij er niet uit komen met de schuldeisers.

1.3. REGIONALE SOCIALE DIENST PENTASZ

Binnen de wettelijke kaders heeft de gemeente Meerssen armoedebeleid opgesteld. In dit armoedebeleid wordt aangegeven hoe de gemeente Meerssen omgaat met armoede en wat eraan gedaan wordt om armoede in Meerssen tegen te gaan. De regionale sociale dienst Pentasz zorgt voor de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand en de inkomensondersteunende regelingen, oftewel het minimabeleid.

Pentasz is in 2004 ontstaan door de fusie van de sociale diensten van vijf mergelland-gemeenten: Meerssen, Eijsden, Margraten, Gulpen-Wittem en Vaals (Pentasz = sociale zaken). Enkele jaren geleden zijn Eijsden en Margraten gefuseerd tot één gemeente, zodat er nu nog 4 deelnemende gemeenten zijn. Het hoofdkantoor van Pentasz ligt in Gulpen. De klantmanagers van Pentasz zijn regelmatig te vinden bij de vier deelnemende gemeenten.

In hierna volgende afbeelding is de verhouding tussen armoedebeleid en minimabeleid visueel weergegeven. Het armoedebeleid van de gemeente Meerssen omvat dus meer dan enkel het minimabeleid van Pentasz. Het minimabeleid van Pentasz is onderdeel van het armoedebeleid van de gemeente Meerssen.

1.4. STIJGING VAN DE ARMOEDE

Volgens het Armoedesignalement 2013 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is het aantal huishoudens dat moest rondkomen van een laag inkomen in 2012 met 1 á 1,2% gestegen ten opzichte van 2011. In 2011 moest 8,2% van de Nederlandse huishoudens rondkomen met een laag inkomen. In 2012 was dit 9,4%. Verwacht werd dat dit percentage nog verder zal stijgen naar 9,9% in 2013 en 10,1% in 2014.

Binnen de gemeente Meerssen zien we inderdaad een stijging in het aantal aanvragen voor minimaregelingen. Het aantal aanvragen voor bijzondere bijstand en de langdurigheids-toeslag zijn in de eerste maanden van 2014 aanzienlijk hoger geweest dan in dezelfde maanden in 2013. Hieruit zou ook de conclusie getrokken kunnen worden dat ook in gemeente Meerssen armoede steeds meer voorkomt.

Het aandeel minderjarige kinderen die opgroeien in armoede is 11% in 2011, bijna 2% meer dan een jaar eerder. De stijging deed zich vooral voor onder kinderen die jonger zijn dan 12 jaar. In Limburg was het aandeel kinderen dat opgroeit in een gezin met een laag inkomen met bijna 12% bovengemiddeld hoog. De staatssecretaris heeft recent aandacht gevraagd voor deze kinderen. Hij benadrukte dat gezamenlijk alles op alles dient te worden gezet om deze kinderen te laten meedoen aan maatschappelijke activiteiten en kansen te bieden. Het College van B&W en de gemeenteraad van Meerssen hebben eerder aangegeven dit standpunt te onderschrijven

1.5. DOEL BELEIDSNOTITIE

In de afgelopen maanden is het item ´armoede´ diverse malen in de gemeenteraad aan de orde geweest. In die vergaderingen bleek dat niet helemaal duidelijk was welke regelingen er allemaal waren/zijn in het kader van armoedepreventie, c.q. -bestrijding en om welke budgetten het gaat. Doel van deze beleidsnotitie is de nodige helderheid in deze materie te brengen.

Het belangrijkste doel van deze notitie is uiteindelijk te komen tot een armoedebeleid dat zodanig is ingericht dat binnen de gemeente Meerssen iedereen in zijn of haar primaire levensbehoeften kan voorzien en kan meedoen in de samenleving. Binnen dat streven dient expliciete aandacht te zijn voor kinderen in minimagezinnen.

2. HISTORISCH OVERZICHT

In dit hoofdstuk zal worden toegelicht wat er vanaf 2007 door de gemeente Meerssen en door Pentasz onderzocht is met betrekking tot armoedebeleid en wat de bevindingen waren van deze onderzoeken.

2.1. ONDERZOEK 2007: MINIMA-EFFECT RAPPORTAGE

In 2007 is op initiatief van de regionale sociale dienst Pentasz Mergelland onder de Pentasz-gemeenten Eijsden, Gulpen-Wittem, Margraten, Meerssen en Vaals een onderzoek door het Nibud uitgevoerd naar Armoede. Dit resultaten van dit onderzoek werden vastgelegd in de zgn. “Minima-effect Rapportage”.

Onderzocht werd of de regelingen die deze gemeenten hadden om burgers in armlastige omstandigheden te ondersteunen ook het bedoelde effect hadden, alsook de effecten van armoedebestrijding op de bestedingsruimte van huishoudens. Daarbij werden de minima bepaald op burgers met een inkomen tot respectievelijk 100%, 105% en 110% van de geldende bijstandsnorm. Tevens werden de burgers in categorieën onderverdeeld naar hun woonsituatie. Op die manier was het mogelijk om gedetailleerd de effecten van gemeentelijke lasten en tegemoetkomingen voor elke categorie te kunnen onderzoeken.

Het minimabeleid dat op deze manier tegen het licht werd gehouden omvatte in 2007 voor Meerssen en de andere vier gemeenten:

  • Kwijtscheldingsbeleid (m.b.t. gemeentelijke en waterschapsheffingen);

  • Participatiefonds (vergoeding voor deelname aan sportieve, sociale en culturele activiteiten);

  • Bijzondere bijstand (met name de periodieke bijzondere bijstand);

  • Langdurigheidstoeslag voor huishoudens die langer dan 5 jaar moeten rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau;

  • Collectieve ziektekostenverzekering.

Daarnaast werden ook landelijk geregelde tegemoetkomingen, zoals huurtoeslag meegenomen in het onderzoek.

De belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek van 2007 waren:

  • De huishoudens met een duurdere huurwoning hebben minder te besteden dan de huishoudens met een goedkopere huurwoning. De hogere huur wordt niet volledig gecompenseerd door een hoger bedrag aan huurtoeslag. Dit komt doordat de hoge huur ver boven de kortingsgrens van de huurtoeslag ligt, zodat een groot deel van de huur voor slechts 75% gesubsidieerd wordt.

  • Er is voor een belangrijk deel van de minima sprake van kans op armoedeval:

  • wanneer huishoudens vanuit een uitkering uitstromen naar betaald werk nemen de kosten door werk toe en komen rechten op allerlei inkomensondersteunende regelingen (gedeeltelijk) te vervallen. Bij bijna alle huishoudens is er sprake van een armoedeval bij het inkomen tot en met 105% van het minimum: bij dat inkomen hebben deze huishoudens minder te besteden dan bij het inkomen op bijstandsniveau. De kosten van werken kunnen niet worden gedragen door het hogere inkomen.

  • In Meerssen en de andere Pentasz-gemeenten hebben de echtparen met twee oudere kinderen de minste bestedingsruimte. Dit wordt veroorzaakt door de kosten die kinderen met zich meebrengen en doordat er onvoldoende inkomsten zijn om deze kosten te kunnen dragen.

  • Het Nibud adviseerde destijds om deze groep extra te ondersteunen, bijvoorbeeld in de indirecte schoolkosten. Een vergoeding voor schoolkosten maakt het basispakket beter betaalbaar. Een tegemoetkoming in de indirecte schoolkosten kan eventueel worden ondergebracht in het fonds voor sociale en culturele activiteiten.

  • De kosten die worden gemaakt voor sportieve, sociale en/of culturele activiteiten moeten in het kader van het Participatiefonds worden aangetoond. Samen met de reden dat de vergoeding niet kan worden overgedragen aan andere leden in een huishouden hebben de gezinnen met jonge kinderen problemen met verzilvering hiervan. Om huishoudens met kinderen extra te laten profiteren van deze regeling, adviseert het Nibud om de vergoedingen wel overdraagbaar te maken. In vergelijking tot Nederland gemiddeld zijn de inwoners van Meerssen met een minimum inkomen vergelijkbaar of iets minder goed af. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de gemeentelijke belasting voor afval niet wordt kwijtgescholden. Het Nibud adviseert deze kosten voor de laagste inkomens te reduceren door een kwijtscheldingsbeleid in te voeren.

  • De collectieve zorgverzekering draagt positief bij aan de bestedingsruimte van alle onderzochte huishoudens. Het effect is echter niet heel groot omdat de korting op basisverzekering niet erg ruim is in vergelijking tot andere collectieve zorgverzekeringen. De premie van de collectieve aanvullende verzekering is wel lucratief voor de meeste huishoudens, zeker ook omdat de aanbieding geldt voor alle huishoudens met een inkomen tot en met 120% van het minimum.

2.2. ONDERZOEK 2008: ARMOEDEMONITOR

In 2008 werd er door onderzoeksbureau KWIZ (Kenniscentrum Welzijn, Inkomen en Zorg) in Meerssen, Vaals, Eijsden en Margraten een onderzoek gedaan naar de omvang van de doelgroep voor armoedebeleid en het gebruik en niet-gebruik van de sociale voorzieningen door die doelgroep.

In het rapport dat in april 2009 werd opgeleverd werden de volgende conclusies gepresenteerd met betrekking tot de kenmerken van de minimahuishoudens:

  • Bijna 5% van de huishoudens heeft een inkomen tot 105% van de geldende bijstandsnorm. Hiervan heeft 38% een WWB (Wet Werk en Bijstand) inkomen, 31% een inkomen uit AOW (Algemene Ouderdomswet) en 31% een ander inkomen.

  • 60% van de minima is alleenstaand en 10% behoort tot een één-oudergezin.

  • In Meerssen zijn huishoudens tot 25 jaar oververtegenwoordigd in de minima.

  • In Meerssen groeit 4% van alle kinderen op in armoede. Landelijk is dit 8%.

  • Van de minimahuishoudens behoort 77% tot de langjarige minima.

Over het bereik van de regelingen werd het volgende geconcludeerd:

  • De kwijtscheldingen van de gemeentelijke belastingen hebben een bereik van 49%. Dit is hoger dan de andere Pentasz-gemeenten.

  • Het gebruik van de bijzondere bijstand is relatief hoog te noemen met 38%.

  • Het bereik van de langdurigheidstoeslag is met 29% relatief laag.

  • Het gebruik van de participatiefonds is hoog ten opzichte van andere gemeenten.

  • De collectieve ziektekostenverzekering heeft een laag bereik van 17%.

  • Van alle minimahuishoudens maakt 34% geen gebruik van gemeentelijke inkomensondersteuning. Met name bij AOW’ers is het niet-gebruik hoog.

De hierna volgende tabel laat de bevindingen van het onderzoek zien met betrekking tot het aantal huishoudens tot 105% van de geldende bijstandsnorm en het aantal kinderen in deze huishoudens in 2008.

Tabel 1: Bevindingen uit het onderzoek van 2008 met betrekking tot het aantal minimahuishoudens en het aantal kinderen in deze huishouden.

 

Huishoudens tot 105%

Aantal kinderen in huishoudens tot 105%

 

Aantal

% op totale bevolking

Aantal

% op totaal aantal kinderen in de gemeente

Eijsden

231

5,0%

74

3,0%

Margraten

222

4,1%

68

2,5%

Meerssen

416

4,9%

152

4,0%

Vaals

537

11,1%

194

12,1%

Totaal

1.406

 

488

 

2.3. BELEIDSNOTITIE ‘OP WEG NAAR ACTIVEREND EN PARTICIPEREND MINIMABELEID IN DE GEMEENTE MEERSSEN’

Naar aanleiding van het bestuursakkoord 2010-2014 is op basis van de voorgaande onderzoeken eind 2011 de beleidsnotitie ‘Op weg naar activerend en participerend minima-

beleid in de gemeente Meerssen’ geschreven. Hierin werd het gemeentelijke beleidskader geschetst met betrekking tot armoede voor de komende jaren.

In deze beleidsnotitie zijn een aantal actiepunten voorgesteld welke in de loop van 2012 en 2013 zijn uitgevoerd, o.a.:

  • Het vergroten van de doelgroep van de participatieregeling van 105% naar 110%. Tevens het verhogen van de bijdrage van € 90,75 naar € 150,- per persoon van deze regeling.

  • het instellen van de schoolkostenregeling die een tegemoetkoming in de kosten van reguliere en bijzondere schoolactiviteiten mogelijk maakt voor huishoudens met een inkomen tot en met 110% van de geldende bijstandsnorm.

  • Het geven van een impuls aan het armoedebeleid, waarbij de maatschappelijke participatie van sociaal zwakkere mensen wordt bevorderd.

  • Integrale ketenaanpak en burgerparticipatie: afspraken maken met keten-partners.

  • In kaart brengen van de huidige daadwerkelijke minima aantallen in de gemeente Meerssen. Dit actiepunt heeft geleid tot een aanvullend onderzoek van KWIZ in 2012.

  • Evaluatie van het gevoerde beleid.

2.4. ONDERZOEK 2012: ARMOEDEMONITOR, INKOMENSEFFECTONDERZOEK EN KETENPARTNERONDERZOEK

In 2012 werd nogmaals een onderzoek uitgevoerd door KWIZ, dat in augustus 2013 werd afgerond. Dit onderzoek bestond uit een tweede (en daarmee een vergelijkende) armoede-monitor als vervolg op het onderzoek van 2008, een inkomenseffectonderzoek waarin het effect van de inkomensondersteunende regelingen voor minima op de verschillende typen minimahuishoudens werd belicht en een onderzoek om in beeld te krijgen welke rol de maatschappelijke organisaties (de ketenpartners) in Meerssen vervullen in relatie tot de minimahuishoudens.

De conclusies van deze armoedemonitor waren als volgt:

  • Het aantal huishoudens met een inkomen tot 105% van de geldende bijstandsnorm is ten opzichte van 2008 gedaald. Van alle huishoudens in Meerssen betrof het in 2008 4,9% (416 huishoudens). Dit aantal is gedaald naar 3,9% in 2012 (336 huishoudens).

  • Het aantal huishoudens met een bijstandsuitkering is toegenomen, van 159 in 2008 naar 180 huishoudens in 2012. Dit is in lijn met het landelijk beeld.

  • Het aandeel WWB’ers is gestegen van 38% in 2008 naar 47% in 2012. Het aandeel AOW’ers en mensen met een ander inkomen is hierdoor gedaald.

  • Het aantal minimahuishoudens tot 25 jaar is gedaald van 4,2% in 2008 naar 2,1% in 2012. Ook het aantal ouderen is gedaald.

  • Er zijn minder alleenstaanden met een minimahuishouden. Het aantal één-ouder-gezinnen en meerpersoonsgezinnen met kinderen is licht toegenomen (respectievelijk van 9,9% naar 11,2% en 9,9% naar 11,5%).

  • Het aantal langdurige minimahuishoudens was in 2012 lager dan in 2008 (65,1% ten opzichte van 76,9%).

  • Het aantal jongeren in minimahuishoudens is toegenomen van 152 naar 180.

  • Ten opzichte van 2008 is het bereik van de langdurigheidstoeslag gestegen. In 2008 ontving 29% van de minimahuishoudens de toeslag, in 2012 was dit 62%.

Daarnaast werd met het inkomenseffectonderzoek onderzocht wat de effecten zijn van de minimaregelingen. De bevindingen waren als volgt:

  • Dankzij het minimabeleid kunnen alleenstaanden, alleenstaande ouders en mensen met een AOW inkomen rondkomen. Meerpersoonshuishoudens met kinderen hebben het minst te spenderen en hebben het dan ook zwaar. Vooral gezinnen met meerdere kinderen tussen de 12 en 18 jaar kunnen vaak niet rondkomen. Voor deze gezinnen is extra aandacht nodig.

  • Het lokale minimabeleid in zijn huidige vorm in de gemeente Meerssen is geen sta in de weg om uitstroomdoelstellingen richting re-integratie te verwezenlijken. Redenen voor het niet aanvaarden van werk zijn namelijk gezondheidsklachten, de keuze om jonge kinderen fulltime op te voeden, of tevredenheid met de huidige bestedingsruimte.

  • Vooral gezinnen met een laag inkomen en opgroeiende kinderen hebben feitelijk gezien onvoldoende bestedingsruimte. Vooral in gezinnen waar een laag inkomen gepaard gaat met een hoge zorgbehoefte zullen de komende jaren forse koopkrachtdalingen optreden.

De conclusies van het ketenonderzoek waren als volgt:

  • Het aanbod van de maatschappelijke organisaties blijkt groot en vooral ook divers te zijn. Er zijn zowel meer laagdrempelige (buurt- en seniorenverenigingen) als meer professionele organisaties (gezondheidszorginstellingen) actief. Hierdoor wordt een groot deel van de doelgroepen (zieken, senioren, gezinnen) in de samenleving gedekt. Samen zorgen de organisaties dan ook voor een breed (sociaal) vangnet en stimuleren zij burgers om een actief en gezond leven te leiden. Daarnaast bieden ze in voorkomende gevallen hulp aan mensen die dit nodig hebben.

  • Hoewel de meeste organisaties zich niet primair bezig houden met armoedebestrijding, spelen ze een ondersteunende rol door het aanbieden van informatie en het doorsturen van burgers naar de juiste instantie of organisatie.

  • De organisaties zien het liefst dat de gemeente een actieve rol blijft spelen op het gebied van armoedebestrijding en het stimuleren van maatschappelijke participatie. Daarnaast stellen de organisaties continuering van de (financiële) ondersteuning die ze krijgen van de gemeente, om op die manier laagdrempelig hun activiteiten te kunnen blijven organiseren zeer op prijs.

Concluderend kan worden gezegd dat het aandeel WWB’ers en parallel het aantal gezinnen met een minimahuishouden toeneemt. Deze gezinnen hebben moeite om rond te komen. Ondanks de ondersteuning van de huidige regelingen en maatschappelijk betrokken organisaties. Extra aandacht is dan ook nodig voor deze gezinnen.

3. HUIDIGE STAND VAN ZAKEN

In dit hoofdstuk zal eerst het financieel kader worden geschetst. Vervolgens komen alle huidige regelingen aan bod. Hierbij zullen ook de kosten en het bereik worden toegelicht. Daarna worden de overige voorzieningen en lokale initiatieven uitgelegd. Uiteindelijk zal de regionale samenwerking kort aan bod komen.

3.1. KENGETALLEN DOELGROEP

Wat betreft de doelgroep leverde het KWIZ-onderzoek van 2012 de volgende kengetallen op:

Aandeel minimahuishoudens op totale huishoudpopulatie naar huishoudtype

Categorie

2008

2012

 

Totaal

Aandeel minima

Totaal

Aandeel minima

Alleenstaand

2.336

10,7%

2.350

8,6%

Eenoudergezin

195

21,0%

222

19,4%

Meerpersoons zonder kinderen

3.952

2,1%

4.101

2,1%

Meerpersoons met kinderen

2.024

2,1%

1.838

2,4%

Totaal

8.507

4,9%

8.511

4,5%

Aantal kinderen in (minima)huishoudens

Categorie

2008

2012

 

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Kinderen in minimahuishoudens

152

4,0%

170

4,9%

Overig

3.656

96,0%

3.325

95,1%

Totaal

3.808

100,0%

3.495

100,0%

Kinderen in minimahuishoudens naar type inkomen

Categorie

2008

2012

 

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

WWB

89

58,6%

109

64,1%

Ander inkomen

63

41,4%

61

35,9%

Totaal

152

100,0%

170

100,0%

Kinderen in (minima)huishoudens naar type huishouden

Categorie

2008

Alle kinderen

2012

Alle kinderen

Eenoudergezin

68

44,7%

8,9%

73

42,9%

9,5%

Meerpers. met kinderen

84

55,3%

91,1%

97

57,1%

90,5%

Totaal

152

100,0%

100,0%

170

100,0%

100,0%

3.2. FINANCIEEL KADER

Om armoedebeleid te kunnen ontwikkelen is het noodzakelijk te weten welke budgetten de gemeente hiervoor van het rijk ontvangt en welke regelingen er op dit gebied zijn. Het gemeentebestuur heeft daarnaast altijd nog de mogelijkheid om binnen de eigen begroting extra-gelden vrij te maken voor armoedebeleid.

Welke en hoeveel gelden ontvangt de gemeente in het kader van armoedebestrijding? In de onderstaande tabellen zijn deze gegevens in kaart gebracht.

Tabel 2. Structurele budgetten conform de begroting 2015

Soort regeling

Ontvangen door gemeente

Overheveling naar Pentasz

Bijzondere bijstand

€ 116.000

€ 116.000

Schuldsanering

€ 70.400

€ 70.400

Gemeentelijke regelingen

€ 32.000

€ 32.000

In bovenstaande tabel zijn de structurele budgetten voor 2015 weergegeven. Deze bestaan uit de posten bijzondere bijstand, schuldsanering en de gemeentelijke regelingen. Welke regelingen onder de post ‘gemeentelijke regelingen’ vallen wordt in de volgende paragraaf uitgelegd. In de onderstaande tabel staan de zogenaamde ‘extra-gelden’ vermeld.

Tabel 3: Extra-gelden

Soort regeling

Budget

Structureel/ Incidenteel

Overheveling naar Pentasz

Nog besteedbaar door gemeente

Reserve Impuls minimabeleid 2011

€ 75.000,-

incidenteel

n.v.t.

€ 62.527,-

Koopkracht-tegemoetkoming 2014

€ 49.766,-

incidenteel

€ 49.766,-

0

Extra gelden 2014

€ 38.274,-

incidenteel

0

€ 38.274,-

Extra gelden 2015

€ 49.391,-

structureel

€ 19.200,-

€ 20.191,-

  • -

    De eerste post is de Reserve Impuls Minimabeleid 2011. Naar aanleiding van de beleidsnotitie ´Op weg naar activerend en participerend armoedebeleid in de gemeente Meerssen´ is er in 2011 € 75.000,- gereserveerd om een impuls te geven aan het armoedebeleid. Hier zijn de afgelopen jaren een aantal projecten van afgeschreven, zoals nog in 2014 een subsidie aan de plaatselijke voedselbank De Ruggesteun van € 5.000,-. Het resterend bedrag van deze reserve per 1-1-2015 is € 62.527,- en is nog besteedbaar.

  • -

    De tweede post betreft de Koopkrachttegemoetkoming 2014; dit betrof een eenmalige uitkering vanuit het Rijk voor mensen met een lage koopkracht. In paragraaf 3.3.6 wordt deze regeling verder uitgelegd. Het ontvangen bedrag, ad. € 49.766,- is geheel overgeheveld naar Pentasz.

  • -

    De derde en vierde post betreffen extra-gelden voor 2014 en 2015. Deze extra-gelden heeft het Rijk ter beschikking gesteld om het armoedebeleid te intensiveren; deze middelen zijn echter niet geoormerkt door het Rijk. De gemeente Meerssen heeft ervoor gekozen om deze gelden te reserveren zodat ze ook specifiek voor armoedebeleid kunnen worden ingezet.

  • -

    De extra-gelden van 2014, ad. € 38.274,- waren incidenteel; er heeft in dat jaar geen overheveling van gelden naar Pentasz plaatsgevonden, waardoor dit bedrag nog volledig beschikbaar is en blijft.

  • -

    Vanaf 2015 zijn deze extra-gelden structureel. Voor 2015 kan gerekend worden op een bedrag van € 49.391,- aan extra-gelden. Door het Dagelijks Bestuur van Pentasz is in december 2014 besloten om een deel van deze extra-gelden 2015 in te zetten voor de tegemoetkoming in de ziektekostenpremie in 2015 (zie paragraaf 3.2.7). De kosten voor deze tegemoetkoming worden voor Meerssen geschat op € 29.200,-. Hierdoor is er nog ca. € 20.000,- van de extra gelden 2015 over voor specifiek gemeentelijk beleid.

Resumerend: De niet gebruikte extra-gelden van 2014 worden toegevoegd aan de Reserve Impuls Minimabeleid. Per 1-1-2015 is de stand van die reserve € 100.801,20. Daarnaast zijn is er nog het restant van de extra-gelden over 2015 (na aftrek van de overheveling richting Pentasz), hetgeen een bedrag is van € 20.191,-. Aangezien het hierbij om structurele middelen gaat, zou dit ook voor de jaren daarna kunnen gaan gelden; dit is echter afhankelijk van nog te ontwikkelen beleid op regionaal niveau.

3.3. HUIDIGE MINIMAREGELINGEN

Voor inwoners van de gemeente Meerssen bestaan diverse regelingen om de financiële lasten te verlichten of het inkomen te verhogen. Deze regelingen kunnen regionaal of landelijk (bijvoorbeeld huurtoeslag en zorgtoeslag) uitgevoerd worden. In dit rapport besteden we enkel aandacht aan de regelingen welke regionaal worden uitgevoerd; het zogeheten minimabeleid of de minimaregelingen.

Tabel 4 biedt een overzicht van alle regelingen welke lokaal worden uitgevoerd. In de tweede kolom is tevens het niveau van de bevoegdheid te zien. Ligt de bevoegdheid op landelijk niveau, dan betekent dit dat deze regeling wettelijk is vastgelegd. Daarnaast is in de 3e kolom te zien op welk niveau de uitvoering van de regeling geharmoniseerd is.

Tabel 4: Armoedevoorzieningen in Meerssen met daarbij de aangegeven

Voorzieningen

Niveau bevoegdheid

Harmonisering

Bijzondere bijstand

Landelijk

Pentasz

Individuele inkomenstoeslag (voorheen Langdurigheidstoeslag)

Landelijk

Pentasz

Participatieregeling

Regionaal

Pentasz

Schoolkosten

Regionaal

Pentasz

Jeugdsportfonds

Regionaal

Pentasz

Kinderopvang

Landelijk

Pentasz

Collectieve zorgverzekering

Regionaal

Zuid-Limburg

Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering

Regionaal

Zuid-Limburg

Schuldhulpverlening

Landelijk

Pentasz

Alle bovenstaande minima-regelingen dienen te worden aangevraagd bij Pentasz. Op een aanvraag volgt altijd een officieel besluit. Een burger heeft de mogelijkheid om bezwaar aan te gaan tegen een besluit of om een klacht in te dienen.

De minimaregelingen uit de tabel zullen hierna nader worden toegelicht, met waar mogelijk bijbehorende kengetallen. Opgemerkt dient te worden dat bij het schrijven van deze beleidsnota de cijfers met betrekking tot het bereik van het laatste kwartaal van 2014 nog niet beschikbaar waren. De cijfers voor 2014 betreffen daarom enkel de eerste drie kwartalen. De cijfers onder ‘Pentasz’ in de laatste kolom van de komende tabellen betreft het totaal aantal voor de vier Pentasz-gemeenten.

3.3.1. Bijzondere Bijstand

Bereik

Meerssen

Pentasz

Jan-dec 2013

178

720

Jan-sep 2014

157

676

Het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Meerssen is er op gericht om mensen die bijzondere noodzakelijke kosten hebben te ondersteunen. De regionale sociale dienst Pentasz Mergelland beoordeelt of er in de schriftelijk ingediende aanvragen sprake is van noodzakelijke en bijzondere omstandigheden die de voorgestelde uitgaven nodig maken.

Voorbeelden van noodzakelijke en bijzondere uitgaven zijn de aanschaf van een bril of verhuiskosten. Afhankelijk van de ingebrachte kosten wordt er al of niet een bedrag voor bijzondere bijstand vastgesteld en uitgekeerd. In Meerssen worden bijzondere kosten volledig vergoed voor huishoudens met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm. Daarna geldt: hoe hoger het inkomen, hoe lager de vergoeding uit de bijzondere bijstand. Tevens mag iemands vermogen niet hoger zijn dan € 11.590,-. De bijzondere bijstand wordt aangevraagd middels een aanvraagformulier.

3.3.2. Individuele inkomenstoeslag

Bereik

Meerssen

Pentasz

Jan-dec 2013

121

503

Jan-sep 2014

121

440

Met ingang van 1 januari 2015 is de Langdurigheidstoeslag overgegaan in de Individuele inkomenstoeslag. De individuele inkomenstoeslag is een geldbedrag dat de gemeente 1 keer per jaar kan geven aan burgers welke al 3 jaar of langer een inkomen (uitkering of inkomen uit werk) hebben dat niet hoger is dan 100% van de voor hen geldende bijstandsnorm. Het betreft een vast bedrag van 39% van die bijstandsnorm. De individuele inkomenstoeslag dient te worden aangevraagd middels een aanvraagformulier.

Er gelden enkele voorwaarden voor de individuele inkomenstoeslag welke ook golden voor de Langdurigheidstoeslag:

  • De aanvrager is 21 jaar of ouder, maar niet ouder dan de AOW-leeftijd;

  • het inkomen is de afgelopen 36 maanden niet hoger geweest dan de bijstandsnorm;

  • de aanvrager heeft geen in aanmerking te nemen vermogen;

  • de aanvrager ontving voor de afgelopen periode van twaalf maanden niet eerder een langdurigheidstoeslag of individuele inkomenstoeslag;

  • de aanvrager heeft voldoende getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.

Een belangrijke nieuwe voorwaarden voor de Individuele inkomensvoorzienig is dat het duidelijk moet zijn voor de klantmanager dat de aanvrager de afgelopen periode geprobeerd heeft om zijn of haar situatie te verbeteren.

3.3.3. Participatieregeling

Bereik

Meerssen

Pentasz

Jan-dec 2013

137

666

Jan-sep 2014

165

694

De gemeente Meerssen vindt het belangrijk dat iedereen kan meedoen aan allerlei activiteiten en verenigingen. Om ervoor te zorgen dat ook mensen met een laag inkomen aan activiteiten kunnen meedoen is er de participatieregeling. Het is een financiële regeling van maximaal € 155,- per persoon ter bevordering van sociale, maatschappelijke en culturele

participatie. Mensen vragen deze regeling specifiek aan voor een bepaalde activiteit naar eigen behoefte. Pentasz beoordeelt vervolgens of zij de regeling ontvangen. De regeling geldt voor het gehele gezin. De doelgroep van deze regelingen zijn huishoudens met een inkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm. Mensen kunnen deze regelingen aanvragen middels een formulier. Mensen hoeven geen verantwoording af te leggen over de besteding van de gelden. Er vindt steekproefsgewijze toetsing plaats om te bezien of aanvragen rechtmatig zijn. In 2014 waren er twee participatieregelingen, een voor kinderen en een voor volwassenen. Per 2015 zijn beide regelingen opgenomen in één regeling.

3.3.4. Schoolkostenregeling

Bereik

Meerssen

Pentasz

Jan-dec 2013

28

96

Jan-sep 2014

18

85

Om huishoudens met kinderen op het middelbaar onderwijs financieel te ondersteunen, kent gemeente Meerssen een schoolkostenregeling. Deze regeling is bedoeld om de deelname van kinderen in minimagezinnen aan schoolactiviteiten te stimuleren. Per kind kan er maximaal € 155,- worden vergoed. De schoolkostenregeling is bedoeld voor huishoudens tot 110% van het de geldende bijstandsnorm met kinderen op het voortgezet onderwijs, die tussen de twaalf en zeventien jaar oud zijn. Ook voor deze regeling geldt dat ze kan worden aangevraagd middels een formulier en dat toetsing steekproefsgewijs plaatsvindt.

3.3.5. Jeugdsportfonds

Bereik

Meerssen

Pentasz

Jan-dec 2013

3

20

Het Jeugdsportfonds is een fonds dat kinderen de mogelijkheid biedt om lid te worden van een sportvereniging, waar dat anders financieel niet haalbaar is. De gemeente Meerssen staat achter deze gedachte en werkt om deze reden sinds 2014 samen met het Jeugdsportfonds.

Dat betekent dat kinderen die wonen in gemeente Meerssen, welke tussen de 4 en 21 jaar zijn, en wiens ouders of verzorgers de contributie of de benodigde sportkleding en andere attributen niet kunnen betalen in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage vanuit het Jeugdsportfonds. Deze bijdrage is maximaal € 225,- per kind per jaar en wordt gebruikt om de contributie en benodigde sportattributen te betalen. Het geld wordt direct overgemaakt van het Jeugdsportfonds naar de sportvereniging of sportwinkel. Het Jeugdsportfonds is dus uitvoerder van deze regeling. De kosten worden gedeeld tussen de gemeente en het Jeugd-sportfonds. De doelgroep bestaat uit alle gezinnen met een inkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm.

De aanvraag voor de bijdrage wordt gedaan door de intermediair (tussenpersoon) die werkt in de omgeving van het kind. Dit kan bijvoorbeeld een medewerker van de sociale dienst zijn, maar kan ook een docent basis en middelbaar onderwijs, een medewerker van Bureau Jeugdzorg of een vrijwilliger van de Stichting Leergeld zijn.

3.3.6. Collectieve Ziektekostenverzekering

Bereik

Meerssen

Pentasz

2013

131/219

455/762

2014

150/253

535/871

Sinds 2007 hebben de 18 Zuid-Limburgse gemeenten met de zorgverzekeraars VGZ en IZA Cura een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten. Tot en met 2013 bestond de doelgroep voor de collectieve ziektekostenverzekering uit huishoudens met een inkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm. Met ingang van 1 januari 2014 is deze grens verhoogd naar 130% van de geldende bijstandsnorm. In bovenstaande tabel is het aantal deelnemers te zien. In ieder hokje staan twee cijfers. Het eerste cijfer betreft het aantal mensen met een bijstandsuitkering welke gebruik maken van de collectieve ziektekostenverzekering. Het tweede cijfer is het totaal aantal deelnemers voor Meerssen dan wel Pentasz. In 2014 waren de kosten van het pakket als volgt opgebouwd:

  • Basisverzekering € 91,15

  • Aanvullende verzekering inclusief tandartskosten € 29,35

  • Meeverzekeren eigen risico + max. € 500 eigen bijdrage € 20,00

  • Prijs totale pakket € 140,50

In dit pakket is het eigen risico meeverzekerd en betalen mensen maximaal € 500,- aan eigen bijdrage. Mensen kunnen ervoor kiezen om enkel de basisverzekering af te sluiten. Echter, er wordt door Pentasz sterk aanbevolen om het gehele pakket af te sluiten om te voorkomen dat mensen later alsnog met medische kosten zitten die niet onder de basisverzekering vallen.

3.3.7. Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering

Voor het jaar 2015 kennen de Pentasz gemeenten een tegemoetkoming in de premie van de ziektekostenverzekering. Deze tegemoetkoming bedraagt € 100,- per jaar en is beschikbaar voor mensen met een inkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm. Deze tegemoetkoming is enkel voor de deelnemers van de collectieve ziektekostenverzekering. De kosten voor deze tegemoetkoming in 2015 worden geschat op € 29.200,-. Deze kosten zullen gedekt worden uit de extra gelden welke de gemeente heeft ontvangen in 2014. In de loop van 2015 zal bekeken worden of deze tegemoetkoming structureel kan worden opgenomen.

3.3.8. Schuldhulpverlening

Aanmeldingen

Meerssen

Pentasz

Jan-dec 2013

37

129

Jan-sep 2014

8

52

De schuldhulpverlening wordt voor de gemeente Meerssen hoofdzakelijk uitgevoerd door de Kredietbank Limburg. Hiervoor is een dienstverleningsovereenkomst afgesloten.

De doelgroep voor schuldhulpverlening bestaat uit alle burgers met schuldenproblematiek en kent geen inkomensgrens.

De Kredietbank voert zowel curatieve als preventieve activiteiten uit, zoals:

  • spreekuren op locatie

  • crisisinterventie

  • cursussen “Omgaan met geld”

  • budgetbeheer

  • stabilisatie en schuldsanering

  • voorbereiding WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen)

Klapperproject

Naast de schuldhulpverlening van de Kredietbank is er het Klapperproject van Maatschappelijk Werk Trajekt (kort: Trajekt). Aanvankelijk was dit een project van Pentasz, maar per 2014 wordt dit ondersteund door Trajekt. In dit project helpen vrijwilligers de financiële administratie op orde te brengen.

Pasopjegeld.nl

Daarnaast is er de website Pasopjegeld.nl. Deze website heeft in 2014 een nieuwe opzet gekregen. Daarnaast is de site geactualiseerd en geregionaliseerd. Op deze website kunnen mensen hun financiële situatie bekijken. Tevens staan er een aantal tips wat mensen zelf kunnen doen om hun uitgaven te verlagen en inkomsten te verhogen. Ook staan er een groot aantal instellingen genoemd welke kunnen helpen bij het verbeteren van de financiële situatie.

3.3.9. Kinderopvang

Bereik

Meerssen

Pentasz

Jan-dec 2013

4

20

Jan-sept 2014

3

6

Deze regeling geldt voor ouders met een inkomen tot en met 100% van de geldende bijstandsnorm. Bij deze regeling wordt maatwerk geboden en betreft het dus wisselende bedragen. De doelgroep zijn ouders met kinderen tussen de 0 en 12 jaar die niet werken, maar wel:

  • -

    een traject naar werk volgen in het kader van hun reïntegratie of studeren;

  • -

    of een verplichte inburgeringscursus bij een gecertificeerde instelling volgen;

  • -

    of tienermoeder zijn.

3.4. OVERIGE VOORZIENINGEN EN LOKALE INITIATIEVEN

Naast het regionaal minimabeleid uit de vorige paragraaf, welke op Pentasz-niveau is geharmoniseerd, ligt er ook nog een stukje lokaal beleid bij de gemeente Meerssen zelf. Dit lokaal beleid wordt in de rest van dit hoofdstuk uiteen gezet. Het regionale minimabeleid en het stukje lokaal beleid vormen samen het armoedebeleid van gemeente Meerssen.

3.4.1. Kwijtschelding gemeentebelastingen

Burgers met een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm (en geen tot heel weinig vermogen) kunnen bij de gemeente kwijtschelding aanvragen voor bepaalde gemeentelijke heffingen, te weten de afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting (alleen voor de eerste hond).

Om de armoedeval van vooral alleenstaande werkende ouders met een relatief laag inkomen te verminderen, is door de Rijksoverheid in 2012 de mogelijkheid geschapen om bij de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen rekening te houden met de kosten van formele kinderopvang. In gemeente Meerssen is in februari 2012 besloten om gebruik te maken van deze maatregel. De maatregel geldt voor werkende ouders/partners of alleenstaande werkende ouders.

Aanvullend is in februari 2012 door het college besloten om zelfstandigen kwijtschelding te verlenen voor het privé-gedeelte van hun aanslag gemeentelijke belastingen. Hiervoor dient een beschikking van Pentasz overlegd te worden inzake een (aanvullende) uitkering uit hoofde van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (BBZ).

3.4.2. De Ruggesteun

De Ruggesteun fungeert als de plaatselijke voedselbank en helpt mensen die woonachtig zijn in de gemeente Meerssen en die in financieel krappe situaties verkeren door het wekelijks verstrekken van voedselpakketten. Daarnaast helpen ze mensen ook aan kleding, meubilair en witgoed. Deze instelling is een initiatief vanuit het kerkbestuur van de St.-Bartholomeusparochie in Meerssen-centrum (de Basiliek) en wordt volledig ‘gedraaid’ door vrijwilligers. De Ruggesteun is volledig afhankelijk van donaties. Dit kan zowel een financiële bijdrage zijn, maar ook kleding of voedselwaren. Eind 2014 heeft de gemeente Meerssen een financiële bijdrage geleverd van € 5.000,- aan De Ruggesteun.

Door maatschappelijk werk Trajekt en Pentasz vindt een voorselectie plaats. Zij verwijzen de burgers die vallen binnen de doelgroep door naar De Ruggesteun.

3.4.3. Fietsproject

Uit gesprekken met De Ruggesteun bleek dat voor hun doelgroep ook behoefte was aan fietsen. Over dit vraagstuk hebben de Ruggesteun, Trajekt, Pentasz en de gemeente Meerssen zich gebogen. Hier is het project ‘Fietsen voor De Ruggesteun’ uit gekomen. Zwerffietsen die in Meerssen gevonden worden en na de wettelijke bewaartermijn niet zijn opgehaald door de eigenaar, worden opgeknapt en ter beschikking gesteld van De Ruggesteun. Een cliënt van Pentasz maakt de fietsen op vrijwillige basis gebruiksklaar, waarbij een lokaal rijwielhuis waar nodig een helpende hand biedt. Waar nodig en mogelijk wordt ook van de ontvanger van de fiets verwacht mee te helpen bij het gebruiksklaar maken van de fiets.

Middels een registratiesysteem wordt bijgehouden wie er een fiets van De Ruggesteun in bruikleen heeft. Wanneer de fiets niet meer wordt gebruikt, dient deze te worden terug gegeven aan De Ruggesteun.

In totaal zullen er door dit project ongeveer 30 fietsen ter beschikking komen voor de bezoekers van de Ruggesteun. Het streven was/is dat de eerste vijf fietsen nog in december 2014 ter beschikking zouden worden gesteld; de overige 25 fietsen komen in 2015 ter beschikking.

3.4.4. Stichting Sinterklaas

De stichting Sinterklaas heeft als doel om kinderen van 3 t/m 11 jaar in gezinnen met weinig financiële middelen toch een mooi Sinterklaasfeest te geven. Zij doen dit door de kinderen, uit een zelf gemaakte brochure, een cadeau te laten uitzoeken ter waarde van € 30,-. Om er zeker van te zijn dat ze de juiste kinderen selecteren wordt samengewerkt met verschillende instanties, waaronder de Voedselbank. Deze stichting bestaat uit enkel vrijwilligers en is afhankelijk van donaties.

De afgelopen vier jaar heeft Stichting Sinterklaas jaarlijks van gemeente Meerssen een eenmalige donatie ontvangen van € 300,-.

3.4.5. Kledingbank Limburg

De Kledingbank Limburg verstrekt kleding en schoeisel aan mensen die dit zelf niet kunnen betalen. De hoofdlocatie van de Kledingbank ligt in Maasbracht. Daarnaast zijn er diverse steunpunten verdeeld over de provincie.

Burgers dienen een officiële schriftelijke verwijzing te hebben om in aanmerking te komen voor kleding en schoeisel. Deze verwijzing krijgen zij via Pentasz of via andere hulpverleners.

In de eerste helft van 2014 heeft de Kledingbank 8 inwoners van de gemeente Meerssen ondersteund. De Kledingbank heeft een verzoek ingediend voor een bijdrage van € 47,- per geholpen inwoner. De gemeente heeft dit verzoek ingewilligd.

3.4.6. Koopkrachttegemoetkoming

Huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum hadden eind 2014 recht op een koopkrachttegemoetkoming. Dit was een eenmalige tegemoetkoming waarvan de hoogte afhankelijk was van de persoonlijke situatie. De eenmalige uitkering bedroeg voor echtparen € 100,-, voor een alleenstaande ouder € 90,- en voor een alleenstaande € 70,-.

Voor deze tegemoetkoming heeft elke gemeente gelden ontvangen. Voor Meerssen was dit € 49.766,-. Dit bedrag is overgeheveld naar Pentasz welke de uitbetaling van de tegemoetkoming heeft uitgevoerd. In de loop van 2015 zal duidelijk worden of de gemeentegelden voldoende waren of mogelijk te veel. Verwacht wordt dat er geen overschrijding zal plaatsvinden.

3.5. REGIONALE SAMENWERKING

In 2013 werd in het kader van de projectstructuur “Maastricht-Heuvelland Werkt” gestart met een regionale werkgroep Armoede, die werd samengesteld uit beleidsmedewerkers van de sociale diensten van Maastricht en Valkenburg aan de Geul en Pentasz Mergelland.

De eerste opdracht die deze werkgroep via de Projectgroep Maastricht-Heuvelland Werkt van de Stuurgroep “Maastricht-Heuvelland Werkt” (nu: Portefeuillehouder overleg Maastricht-Heuvelland) kreeg was om onderzoek uit te voeren naar:

  • 1)

    harmonisatie van de Bijzondere Bijstand

  • 2)

    harmonisatie van het minimabeleid

  • 3)

    harmonisatie van de schuldhulpverlening

  • 4)

    de Wtcg (Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten) en CER (Compensatie eigen risico)

De onderzoeken zouden moeten resulteren in adviezen hoe de regelingen in de zes Heuvelland gemeenten (en hun sociale diensten) zodanig veranderd moeten worden dat er sprake is van één beleid en één uitvoeringswijze.

3.5.1. Harmonisatie van de Bijzondere Bijstand

De eerste nota die werd opgeleverd was de nota over de Harmonisatie van de Bijzondere Bijstand. In de nota “Harmonisering bijzondere bijstand Heuvelland gemeenten” werden de beleidsverschillen tussen de drie sociale diensten op het gebied van de Bijzondere Bijstand in kaart gebracht en voorstellen ter harmonisering van het beleid gedaan. Deze nota is op 16 januari 2013 geaccordeerd door de Stuurgroep Maastricht Heuvelland Werkt. Om ook de uitvoering van de bijzondere bijstand te harmoniseren werden voor de uitvoeringspraktijk gezamenlijke beleidsregels opgesteld en beschreven in de nota “Harmonisatie Beleidsregels Bijzondere Bijstand Heuvellandgemeenten”. Deze zijn nog niet door de gemeenteraden van de zes gemeenten geaccordeerd. De verwachting is dat dat medio 2015 alsnog zal gebeuren.

3.5.2. Harmonisatie van het minimabeleid

Het tweede onderzoek betreft de mogelijkheid van harmonisering van het minimabeleid van

de drie sociale diensten. In het rapport “Harmonisatie Minimabeleid” is een inventarisatie gemaakt van de minimaregelingen in de zes Mergellandgemeenten (zie voor Meerssen het overzicht in paragraaf 3.2) en zijn voorstellen uitgewerkt om tot een zo goed mogelijke harmonisatie te komen van de bestaande regelingen. De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat de minimaregelingen in de zes gemeenten weliswaar kleine verschillen kenden in gebruikte toelatingscriteria, aanvraagprocedures en uitkeringshoogte, maar dat de grote gemeenschappelijkheid in de regelingen was dat ze dezelfde doelgroepen om dezelfde beweegredenen financiële ondersteuning wilde bieden.

Tot een uitvoeringsplan om de harmonisering van de verschillende regelingen daadwerkelijk op te pakken is het nog niet gekomen. Wel is het in de nota vervatte voornemen tot verdere afstemming van de gemeentelijke minimaregelingen meegenomen in het vervolgtraject, met name bij het onderzoek naar de mogelijkheden van een regionaal beleidsplan Armoede en Schulden en de geplande advisering daarover.

3.5.3. Harmonisatie van de schuldhulpverlening

Over de mogelijkheid van het harmoniseren van de schuldhulpverlening is nog geen advies uitgebracht. Wel is het onderzoek hiernaar al uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat er op het gebied van Schuldhulpverlening al heel veel geharmoniseerd is binnen de zes Heuvelland gemeentes. Zo besteden de zes gemeenten de schuldhulpverlening, schuldsanering en preventieve activiteiten via hun sociale diensten uit aan de Kredietbank Limburg. De daarbij gehanteerde Dienstverleningsovereenkomsten met de drie diensten is voor een groot deel op elkaar afgestemd.

Daarnaast hebben Maastricht en Pentasz samen een website laten ontwikkelen en is het beheer ervan een zaak die door beide partijen wordt uitgevoerd. Er vindt regelmatig overleg plaats tussen de Kredietbank Limburg en de beleidsmedewerkers van de drie sociale diensten. Daarin worden de werkzaamheden en werkwijzen met elkaar gedeeld en op elkaar afgestemd.

Enkel het afsluiten van één gezamenlijke Dienstverleningsovereenkomst met de Kredietbank Limburg zou een nog te zetten stap kunnen zijn in de richting van verdergaande harmonisering van de schuldhulpverlening in de regio.

3.5.4. De WTCG en CER

De problematiek rond het wegvallen van de Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (WTCG) en Compensatie Eigen Risico (CER) is eveneens regionaal opgepakt door de werkgroep Armoede. Men heeft gezocht naar mogelijke scenario’s om de gevolgen van de afschaffing van de tegemoetkomingen (die tot nu toe automatisch zonder toetsing werden verstrekt door het CAK (Centraal Administratie Kantoor)) op te vangen.

In april 2014 heeft de werkgroep het rapport “Scenario’s Maatwerkvoorziening Inkomensondersteuning Maastricht-Heuvelland aangeboden aan de Projectgroep en de Stuurgroep. In dit rapport worden zes mogelijke scenario’s beschreven om het wegvallen voor mensen van WTCG en CER te compenseren met daarbij als centraal uitgangspunt dat de geldelijke ondersteuning alleen bij mensen terecht komt die het echt nodig hebben.

Tijdens de behandeling van dit rapport in de Projectgroep is daar nog een belangrijk uitgangspunt aan toegevoegd: dat er bij de aanvragen en toekenningen zo veel als mogelijk gebruik zou worden gemaakt van de bestaande gemeentelijke voorzieningen.

Eind december 2014 is er communicatie op gang gekomen met de doelgroep, zijn de consulenten (klantmanagers) van de sociale diensten geïnstrueerd en kunnen de compensatie-mogelijkheden door de burgers aangewend gaan worden.

3.5.5. Regionaal armoedebeleidsplan 2014-2015

Vanaf juni 2014 heeft de regionale werkgroep aan een volgende opdracht gewerkt: in opdracht van de projectgroep Maastricht-Heuvelland Werkt werd onderzocht of er mogelijkheden waren in de regio om te komen tot een Regionaal Armoedebeleids-plan 2014-2015. Dit zou met name voorstellen moeten bevatten om de extra budgetten die de gemeenten in 2014, 2015 en verder zullen ontvangen voor de bestrijding van armoede en problematische schulden, goed te gaan gebruiken. De adviesnota “Bestemmingsvoorstellen inzet rijksmiddelen intensivering armoede- en schuldenbeleid Maastricht-Heuvelland 2014” werd eind september aangeboden aan de projectgroep “Maastricht-Heuvelland Werkt”. Hierin zijn vier voorstellen gedaan die nog in 2014 een zinnige besteding van het gereserveerde geld mogelijk zou maken:

  • 1)

    Het bieden van extra steun aan kinderen die opgroeien in armoede: financiering Jeugdsportfonds, Jeugdcultuurfonds en Stichting Leergeld;

  • 2)

    Extra inzet preventie, deelproject home coaching van het regionale project Participatie;

  • 3)

    Onderzoek Armoede: omvang en effect;

  • 4)

    Dekking van de autonome groei van armoede- en schuldenproblematiek.

Alhoewel er een aantal op Pentasz gemeenten toegesneden voorstellen ter besteding van de extra Rijksgelden Armoedebestrijding over 2014 in voorbereiding waren, is in november 2014 de conclusie getrokken door de Pentasz gemeenten (en ook door Valkenburg aan de Geul en Maastricht) dat de tijd te krap is om een goede invoering, organisatie en uitvoering te garanderen van voornoemde voorstellen.

In het Pentasz advies aan het dagelijks bestuur (DB) ‘Regionaal Armoedebeleid 2014-2015’ dat in de DB- vergadering van 18 november 2014 werd geaccordeerd zijn de volgende adviezen met betrekking tot het volgend kalenderjaar 2015 overgenomen:

  • In te stemmen met het voorstel de eventuele tekorten voor Minimabeleid 2014 te dekken uit het extra budget voor Armoedebeleid 2014;

  • Het restant budget 2014 reserveren voor aanwending in 2015;

  • Het portefeuillehouders overleg “Maastricht-Heuvelland Werkt” te verzoeken opdracht te verlenen tot het uitzetten van verkennend onderzoek (inclusief een regionale conferentie) naar de lokale wensen ten aanzien van lokaal en regionaal armoedebeleid.

 

4. UITGANGSPUNTEN VOOR NIEUW BELEID

Elke beleid vraagt om een aantal uitgangspunten die de basis vormen voor verdere ontwikkeling en uitwerking van dat beleid - zo geldt dat ook voor beleid ten aanzien van armoede, inclusief armoedebestrijding.

4.1. EIGEN GEMEENTE

Voor de gemeente Meersen gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • a)

    Budgetten die van het rijk ontvangen worden voor armoedebeleid, c.q. -bestrijding worden binnen de gemeentelijke financiën voor dit specifieke doel geoormerkt. Gelden die in een bepaald jaar niet volledig worden uitgegeven blijven gereserveerd voor deze specifieke doelgroep.

  • b)

    Het is derhalve van groot belang dat het geld dat bedoeld is voor armoedebeleid, inclusief preventie en bestrijding, terecht komt bij de mensen die dat nodig hebben.

  • c)

    Ten aanzien van de doelgroep dient er daarbinnen expliciete aandacht te zijn voor kinderen die opgroeien in gezinnen waar armoede heerst.

  • d)

    Het gaat niet enkel om het voorzien in de primaire levensbehoeften, maar ook om het kunnen deelnemen aan het sociale en culturele leven binnen de samenleving, de eigen woonomgeving in het bijzonder. Gewaakt moet worden dat mensen die in armoede verkeren in een sociaal isolement geraken.

  • e)

    Ondersteuning van bonafide organisaties die actief zijn op het gebied van armoedebestrijding dient zoveel mogelijk een structureel karakter, in elk geval meerjaarlijks, te hebben/krijgen, zodat voor deze organisaties meer zekerheid ontstaat voor de langere termijn.

  • f)

    Veel aandacht dient uit te gaan naar preventie van armoede, o.a. door binnen de gemeentelijke mogelijkheden te investeren in werkgelegenheid en het stimuleren daarvan.

  • g)

    Tevens dient in het kader van deze preventie veel aandacht uit te gaan naar het tijdig signaleren van situaties, gezinnen, e.d. waar sprake is van armoede of het risico daarop.

  • h)

    In het kader van armoedebestrijding is het versterken van de sociale cohesie in kernen en buurten daarbij van groot belang.

  • i)

    Verder dient veel aandacht uit te gaan naar een adequate informatievoorziening richting burgers betreffende de diverse regelingen die er zijn op het gebied van ondersteuning bij (dreigende) armoede.

  • j)

    Bij alle regelingen in het kader van armoedebeleid, c.q. -bestrijding dient gewaakt te worden voor etikettering en stigmatering van de groep mensen die met armoede te maken hebben.

  • k)

    Waar dat redelijkerwijs mogelijk is mag van mensen die gebruik maken van regelingen in het kader van armoedebeleid ook een eigen bijdrage verwacht worden in de zin van daadwerkelijk ‘handen uit de mouwen steken’.

4.2. REGIONALE SOCIALE DIENST PENTASZ

Naast de uitgangspunten van de gemeente heeft ook het Dagelijks Bestuur van de regionale sociale dienst Pentasz in het kader van ‘Regionaal Armoedebeleid 2014-2015’ voorgesteld om bij het vormgeven van nieuw beleid 2015 op het gebied van armoede en schulden drie uitgangspunten leidend te laten zijn:

  • Er is door het Rijk extra en intensieve actie gevraagd voor de situatie van kinderen in huishoudens met een laag inkomen. Niet alleen zijn deze kinderen in een situatie verzeild geraakt die buiten hen om is ontstaan, maar dragen zij daarvan wel de negatieve consequenties (niet mee kunnen doen met vriendjes, sociale uitsluiting, onbereikbaar zijn en verstoken blijven van sociale en maatschappelijke activiteiten).

  • Schuldhulpverlening en preventie is een zeer goed instrument tegen armoede en problematische schulden. Bereikbaarheid van de schuldhulpverleners, vroegtijdige signalering én preventiecampagnes zijn daarbij belangrijke hulpmiddelen.

  • Input vanuit de regio voor het nieuwe beleid 2015 e.v. wordt opgehaald middels onderzoek en een regionale Armoedeconferentie.

4.3. NIEUW REGIONAAL ARMOEDEBELEID

Bij het opstellen van armoedebeleid dient echter rekening te worden gehouden met de op handen zijnde fusie van de sociale diensten van de gehele regio Maastricht-Heuvelland per 1 januari 2016. Pentasz zal dan ophouden te bestaan en er komt één sociale dienst als uitvoeringsorgaan voor de gemeenten Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Maastricht, Meerssen, Vaals en Valkenburg a/d Geul. Binnen dat samenwerkingsverband zal ook armoedebeleid opnieuw vorm en inhoud krijgen.

Dat betekent dat het niet opportuun is om nu een uitvoerig en definitief meerjarig armoedebeleid te gaan ontwikkelen en afspraken te maken, toezeggingen te doen voor de periode vanaf 2016. Om die reden is in deze nota ervoor gekozen om betreffende armoedebeleid met name te focussen op het jaar 2015 om daarmee maximale speelruimte te hebben voor de periode daarna, waarbij krachtenbundeling binnen de regio een meerwaarde moet gaan opleveren, ook op het gebied van armoedebeleid.

Enkele kleinschalige projecten op lokaal niveau kunnen wel voor het jaar 2015 weggezet worden, aangezien daarvoor voldoende budget aanwezig is.

Niettemin kunnen de uitgangspunten zoals hiervoor geformuleerd de inzet zijn van de gemeente Meerssen bij het overleg om te komen tot een gemeenschappelijk armoedebeleid voor de hele regio Maastricht-Heuvelland. Daarbij zal tevens gestreefd worden binnen gemeenschappelijke kaders ruimte - ook in financiële zin - te creëren om op gemeentelijk niveau nog eigen keuzes te kunnen maken en maatwerk te kunnen bieden voor de inwoners van de gemeente Meerssen.

Bij het ontwikkelen van dat regionaal beleid, eventueel aangevuld met gemeentelijk beleid is het ondermeer van belang:

  • -

    de doelgroep helder te definiëren: welke mensen worden nu exact gerekend tot de groep waarbij sprake is van armoede, c.q. risico op armoede?;

  • -

    heldere doelen te stellen die ook meetbaar zijn;

  • -

    te komen tot minder regelingen en minder loketten op het gebied van armoedebestrijding, bij voorkeur door te werken vanuit één loket, ook om ongewenst ‘gestapeld’ gebruik maken regelingen te voorkomen.

De vertegenwoordiging van de gemeente Meerssen binnen het regionaal overleg zal zich ervoor inzetten om bovenstaande uitgangspunten op te nemen in deze beleidsontwikkeling en ook tot uitvoering te laten komen.

5. ARMOEDEBELEID 2015 EN VERDER

Zoals eerder gesteld zal er vrijwel zeker per 1 januari 2016 een fusie van de sociale diensten in de regio Maastricht en Heuvelland plaatsvinden. Met dat perspectief voor ogen worden nu reeds de nodige voorbereidingen getroffen en zijn er ook de eerste aanzetten gemaakt om te komen tot één beleid ten aanzien van armoede voor dit nieuwe samenwerkingsverband (dat dan overigens gelijk is aan het reeds ingevoerde samenwerkingsverband voor de WMO en Jeugdzorg.

Om die reden kan het lokale armoedebeleid alleen voor het jaar 2015 gelden. Voor de jaren daarna zullen nieuwe afspraken binnen de nog te vormen nieuwe sociale dienst gemaakt worden.

5.1. PREVENTIE VAN ARMOEDE

De meeste bestaande regelingen in het kader van armoede zijn gericht op armoedebestrijding. Daarvan zijn enkele activiteiten met name ingezet om de nood te verlichten, bv. bij de voedselbank. Het is echter van belang veel aandacht te geven aan het voorkomen van armoede, in elk geval het tijdig signaleren van risico op armoede, zodat mensen die dit betreft zo vroeg mogelijk ondersteund worden en de weg weten in de diverse regelingen.

Die preventie van armoede kan op de hierna beschreven wijzen.

5.1.1. Sociale teams

In het kader van de drie nieuwe taken die per 1 januari 2015 tot de verantwoordelijkheid van de gemeente gaan behoren, te weten de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), de Jeugdzorg en de Participatiewet zijn er sociale teams ingesteld, waar mensen die onder deze drie wetten vallen bij terecht kunnen en die gesprekken voeren met de mensen uit deze doelgroepen.

Tijdens deze gesprekken zal ook steeds aandacht gegeven worden aan het signaleren van armoede of het risico daarop bij een bepaalde persoon of een bepaald gezin. Vervolgens mag van het sociaal team verwacht worden dat zij in voorkomende gevallen de mensen doorverwijzen en begeleiden naar een vorm van hulpverlening of wegwijs maken ten aanzien van de diverse bestaande regelingen.

De sociale teams zijn in feite ook het centrale punt binnen de gemeente waar gevallen van (dreigende) armoede gemeld dienen te worden.

In het kader van de drie decentralisaties is het juist van belang dat er integraal gedacht en gehandeld wordt. In die zin wordt er gewerkt vanuit het principe: één gezin, één plan, één begeleider. In dit plan zal door de begeleider van personen en gezinnen ook steeds het aspect ‘armoede of het risico daarop’ nadrukkelijk moeten worden betrokken.

5.1.2. Informatie en Communicatie

Het is van belang dat armoede, het risico op armoede en de gevolgen daarvan onder de aandacht van alle mensen in de samenleving wordt gebracht. Daartoe is een heldere en effectieve informatiecampagne nodig.

Daarbij hoort zeker de bekendmaking van de sociale teams, waar signalen van (dreigende) armoede gemeld kunnen worden. Dat is in de eerste plaats van belang voor professionals, zoals huisartsen, wijkverpleegkundigen, consultatiebureaumedewerkers, jeugdartsen, leraren en docenten, peuterspeelzaalmedewerkers, medewerkers in de kinderopvang, medewerkers burgerzaken gemeente, e.a. Maar tevens is het van belang dit onder de aandacht te brengen van verenigingen, sportclubs, instellingen, buurtnetwerken, buurtverenigingen, e.d., omdat daar veelal de sociale contacten plaatsvinden.

Zeker waar sprake is van situaties waarbij het inkomen van een persoon of gezin fors vermindert, is het risico op armoede aanwezig, bijvoorbeeld bij verlies van eigen bedrijf, werk of baan, overlijden partner, ernstige/langdurige ziekte gezinslid, scheiding, e.d. Het is dan van belang dat zowel professionals, alsook mensen uit de directe omgeving alert zijn op de signalen en deze tijdig bespreekbaar maken bij betrokkenen of anders doorgeven aan het sociaal team bij de gemeente.

Kosten:

Voor postermateriaal en folders wordt een stelpost van € 500,- aangehouden.

5.1.3. Onderzoek naar de doelgroep

Het is van belang om de personen die tot de groep horen van mensen die het risico lopen in armoede te geraken ´in kaart te brengen´. Dat kan onder andere via de gegevens van de Sociale Verzekeringsbank, UWV, Pentasz en andere uitkeringsinstanties.

Het idee is om de doelgroep in aantallen weer te geven, gespecificeerd naar diverse aspecten zoals leeftijdscategorieën, en dit voor de hele regio te laten uitvoeren per gemeente (en binnen die gemeente ook nog per kern).

Vanuit de gegevens van zo’n onderzoek kunnen dan ook streefcijfers als doelstelling bepaald worden, welke dan als richtpunt kunnen dienen om het aantal mensen dat in armoede verkeert te beperken tot een absoluut minimum. Tevens kan zo gevolgd worden welk percentage gebruik maakt van bepaalde regelingen.

Kosten:

Een dergelijk onderzoek vereist deskundigheid, infrastructuur en personele capaciteit. Hiervoor wordt als stelpost € 35.000,- aangehouden. Het is evenwel de bedoeling dit niet alleen voor de gemeente Meerssen te laten uitvoeren, maar voor het hele samenwerkingsverband.

5.1.4. Armoedeconferentie

Daarnaast ligt er al het voornemen van het samenwerkingsverband Maastricht-Heuvelland om in de eerste helft van 2015 een armoedeconferentie te organiseren, niet alleen voor

gemeentebestuurders, raadsleden, professionals uit de instellingen en vrijwilligers uit maatschappelijke organisaties, maar ook een conferentie - waarschijnlijk een aparte - voor mensen die zelf met armoede te maken hebben (gehad). Immers: zij zijn de echte ervaringsdeskundigen en kunnen beter dan wie dan ook aangeven welke maatregelen werken en welke niet en waar zij het meest behoefte aan hebben.

Kosten:

Ook voor deze conferenties zal budget gereserveerd moeten worden. Stelpost daarbij is € 5.000,-.

5.2. REGELINGEN VIA PENTASZ

5.2.1. Continuering bestaande regelingen

Het bestaande beleid, en dus ook de huidige minimaregelingen binnen Pentasz, zal in 2015 gecontinueerd worden. Alle regelingen die in hoofdstuk 3 zijn beschreven worden in 2015 gecontinueerd en zijn ook inmiddels in de begroting van Pentasz opgenomen.

Zoals in het hoofdstuk hiervoor al werd gesteld dient ten aanzien van de inhoudelijke aspecten van de regelingen ermee rekening te worden gehouden dat vanuit de regionale samenwerking ‘Maastricht Heuvelland Werkt’ nog initiatieven zullen komen om de adviezen aangaande harmonisatie van bestaande regelingen op het gebied van bijzondere bijstand, gemeentelijke minimaregelingen en schuldhulpverlening uit 2014 alsnog te realiseren. Voor de Meerssense regelingen betekent dit dat er waarschijnlijk een aantal aanpassingen voorgesteld worden door het regionale samenwerkingsverband; dat zal waarschijnlijk medio 2015 gebeuren. De verwachting is dat de bestaande regelingen en de essentie ervan blijven bestaan.

5.2.2. Schuldhulpverlening, nieuwe intakemethode

Nieuw evenwel is in 2015 dit onderdeel.

De vraag of een schuldsituatie duurzaam kan worden opgelost is maar ten dele afhankelijk van de juridische regelbaarheid van het schuldenpakket. Veel belangrijker is de vraag of de schuldenaar in staat en bereid is om drie jaar lang rond te komen van een inkomen op of rond het bijstandsniveau en daarna duurzaam schuldenvrij te blijven. Om deze vraag te beantwoorden is het van belang inzicht te hebben in onder meer de bereidheid om concessies te doen, de mate waarin iemand zich zelf verantwoordelijk voelt om een schuldsituatie op te lossen, de vaardigheden waar iemand over beschikt en het beeld dat iemand van zijn eigen vaardigheden heeft (zelf over- of onderschatting).

Samen met de Kredietbank Limburg heeft Pentasz gezocht naar mogelijkheden om al deze aspecten geobjectiveerd en gestructureerd in kaart te brengen. Uiteindelijk lijkt het reeds in diverse gemeenten (waar onder Maastricht) gebruikte screenings-instrument Mesis goede

informatie te genereren. Mesis is ontwikkeld op initiatief van Stichting Beheer en Ontwikkeling Instrumenten Ondersteuning Vakmanschap Sociaal Domein. Het gaat om een digitale vragenlijst die door schuldenaren wordt ingevuld bij hun aanmelding voor schuld-dienstverlening. De antwoorden op de vragen en stellingen leveren een onderbouwd beeld op van gedrag, houding, motivatie, vaardigheden en eventuele belemmeringen van de schuldenaar en een agenda voor het gesprek dat de schulddienstverlener voert met de schuldenaar. Dat gesprek is erop gericht te bepalen met welke dienstverlening de schuldenaar het best geholpen is. De cliënt wordt gelinkt aan een bepaald klantprofiel met bijbehorende aanpak van de schuldensituatie. Motivatie en vaardigheden worden direct aangesproken en de oplossing van het schuldenprobleem wordt actief door de cliënt bevorderd.

De ingebruikname van het nieuwe instrument betekent een centralere intake en derhalve nieuwe werkwijze en zal binnen alle Pentasz-gemeenten worden ingevoerd.

Kosten:

In het budget voor schuldhulpverlening in de begroting van Pentasz voor 2015 is al rekening gehouden met de invoering van Mesis. Deze activiteit drukt dus niet op de gemeentelijke middelen.

5.3. LOKALE REGELINGEN EN ACTIVITEITEN

Naast de regelingen via Pentasz kan de gemeente Meerssen nog aanvullende regelingen in werking laten treden en activiteiten ontwikkelen, c.q. uitvoeren. Voor 2015 zijn dat de volgende zaken:

5.3.1. Jeugdsportfonds

Doel van het Jeugdsportfonds is om zoveel mogelijk kinderen in de leeftijd van 4 tot 21 jaar met financieel minder draagkrachtige ouders lid te laten worden van een sportvereniging.

Het Jeugdsportfonds voorziet in een groeiende behoefte. Het aantal aanvragen is de afgelopen periode fors gestegen. Ter illustratie is in onderstaande tabel het aantal aanvragen uit de gemeente Maastricht over de periode 2012-2014 weergegeven (Meerssen werkt pas sinds 2014 samen met het Jeugdsportfonds, waardoor er geen terugblik mogelijk is).

 

2012

2013

2014 (tot 1 okt.)

Aantal aanvragen Jeugdsportfonds Maastricht

116

270

305

Ook in de nabije toekomst wordt een toename van het aantal aanvragen verwacht.

De middelen die het Jeugdsportfonds van de gemeenten uit de regio Maastricht-Heuvelland heeft ontvangen zijn lang niet toereikend om jaarlijks alle aanvragen die aan de voorwaarden voldoen te kunnen honoreren. Het Jeugdsportfonds onderneemt zelf tal van activiteiten om

aanvullende middelen uit de markt te genereren. Echter door de economische crisis is dat moeilijk. Om te voorkomen dat aanvragen moeten worden afgewezen en kinderen daarmee ‘buitenspel’ komen te staan, wordt voorgesteld financiering van het Jeugdsportfonds voort te zetten en de gemeentelijke bijdrage ad. € 1.116,50 te verdubbelen. Hierdoor wordt het mogelijk om minstens 20 kinderen uit de gemeente Meerssen te ondersteunen.

Aanvullend wordt aansluiting gezocht bij het Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld. Beide stichtingen hebben nagenoeg dezelfde werkwijze en doelstelling als het Jeugdsport-fonds zij het dat de activiteiten die zij ondersteunen betrekking hebben op cultuur, respectievelijk meer school gerelateerde activiteiten.

Kosten:

Verdubbeling van de gemeentelijke bijdrage betekent een extra bijdrage van de gemeente Meerssen met € 1.116,50 per jaar. Dit wordt afgerond op een stelpost van € 1.150,-. Het eerdere bedrag was al opgenomen in de reguliere middelen die naar Pentasz worden overgeheveld.

5.3.2. Doorontwikkeling van De Ruggesteun

Zowel landelijk als lokaal zien we dat de armoede blijft groeien. Ook De Ruggesteun heeft te maken met een als maar toenemende vraag voor hulp. De Voedselbank Zuid Limburg heeft een slechte bereikbaarheid vanuit Meerssen. Om te waarborgen dat gezinnen in financieel krappe situaties de juiste ondersteuning krijgen is het voornemen om van De Ruggesteun een structurele voorziening te maken voor de burgers in Meerssen. Om dit te realiseren dienen verschillende stappen te worden gezet.

Stichtingsvorm:

Eind 2014 heeft er een overleg plaatsgevonden met de medewerkers van De Ruggesteun. In dit overleg is gezamenlijk geconcludeerd dat het van belang is dat De Ruggesteun een stichtingsvorm krijgt. Afgesproken is dat De Ruggesteun, met ondersteuning van de gemeente, hiervoor gaat zorgen. Het streven is dat uiterlijk per 1april 2015 De Ruggesteun formeel een stichting zal zijn.

Professionalisering:

Daarnaast zal er samen met maatschappelijk werk Trajekt en De Ruggesteun bekeken worden hoe de werkzaamheden en de werkprocessen van De Ruggesteun geprofessionaliseerd kunnen worden. Hierbij wordt o.a. gedacht worden aan begeleiding van de vrijwilligers en scherpe in- en exclusiecriteria voor de ondersteuning en registratie van de bezoekers.

Financiële ondersteuning:

De gemeente is voornemens om het subsidiebeleid aan te passen. Het voornemen is om subsidies af te geven voor de duur van drie jaar, zodat er meer zekerheid ontstaat voor de betreffende organisaties. Binnen het nieuwe subsidiebeleid, dat in 2015 zal worden ontwikkeld en vastgesteld, zal daarop worden teruggekomen.

De Ruggesteun heeft in het verleden gevraagd naar ondersteuning, zowel financieel als praktisch. De gemeente heeft hier op verschillende, incidentele, manieren gehoor aan gegeven, maar wil De Ruggesteun meer financiële zekerheid bieden. Voor het jaar 2015 zal De Ruggesteun wederom € 5.000,- euro ontvangen. In de loop van 2015, als ook meer duidelijk is over het gezamenlijke armoedebeleid van de regio waartoe Meerssen behoort, kan De Ruggesteun een driejarige subsidie aanvragen. Bij honorering zal dan voor De Ruggesteun meer financiële zekerheid gecreëerd worden. Dit geldt overigens ook voor de andere instellingen in dit kader, zoals in deze paragraaf vermeld..

Kosten:

De kosten voor het opzetten van de stichting, met de benodigde ambtelijke ondersteuning, worden geschat op € 800,-. De kosten van de professionalisering zijn afhankelijk van de bevindingen. Geschat wordt dat een eerste onderzoek, in samenwerking met De Ruggesteun en Trajekt, zes ambtelijke uren in beslag zal nemen. De kosten bedragen hiervan

€ 180,-. Afgerond is dit een stelpost van € 1.000,-.

Aanvullend zal De Ruggesteun in het jaar 2015 wederom een financiële bijdrage van

€ 5.000,- ontvangen.

5.3.3. Kledingbank Limburg

Zoals eerder vermeld ondersteunt ook de Kledingbank Limburg Meerssense inwoners in financieel krappe situaties. De Kledingbank Limburg ontvangt van de provincie Limburg subsidie. Daarnaast ontvangen zij van een aantal gemeenten een bijdrage. Het aantal betalende gemeenten stagneert echter, terwijl de doelgroep alleen maar blijft toenemen. Gemeente Meerssen erkent en waardeert de maatschappelijke waarde van de activiteiten van de Kledingbank. Om deze reden zal de Kledingbank meegenomen worden in het nieuwe subsidiebeleid.

Kosten:

Geschat wordt dat de Kledingbank Limburg jaarlijks 20 burgers uit Meerssen ondersteund. De kosten die de Kledingbank per geholpen burger bij de gemeente declareert bedragen € 47,-. Het gaat derhalve om een subsidie van € 940,- voor het jaar 2015, afgerond een stelpost van € 1.000,-.

5.3.4. Stichting Sinterklaas

Stichting Sinterklaas is er speciaal om kinderen in minimagezinnen een sinterklaasfeest zonder zorgen te geven. Dit initiatief sluit aan bij zowel de vraag van het Rijk als bij de bevindingen van het KWIZ-onderzoek 2012 om meer aandacht te besteden aan kinderen in minimagezinnen. Om deze reden zal de Stichting Sinterklaas meegenomen worden in het nieuwe subsidiebeleid op het gebied van armoede.

Kosten:

Op basis van de vorige jaren zal de Stichting Sinterklaas voor het jaar 2015 een subsidie krijgen toegekend van € 300,-.

5.3.5. Vervangende regeling voor subsidie muziekonderwijs

In het kader van de bezuinigingen als onderdeel van het bestuursakkoord 2014-2018 is de subsidie van de muziekschool komen te vervallen. De bezuiniging is erop gericht om de subsidie in 3 jaar tijd af te bouwen tot nihil, waardoor het complete subsidiebedrag in 2018 komt te vervallen.

Een van de randvoorwaarden voor deze bezuiniging was dat er een regeling zou komen voor muziekonderwijs voor jongeren t/m 17 jaar in minimagezinnen. Minima-ouders van deze jeugd kunnen deze subsidie per jaar aanvragen. De gemeentelijke subsidie is een nog vast te stellen maximaal bedrag per cursusjaar. Het gaat dan om ouders die een inkomen hebben tot maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm met vervolgens een subsidie-afbouw volgens een glijdende schaal.

Naast muzikale vorming, kan ook gedacht worden aan participatie van kinderen uit minima-gezinnen aan dans, beeldende vorming en dramatische vorming, dus het hele scala van kunstzinnige vorming - immers: waarom alleen beperken tot muzikale vorming ? Deze vormen van culturele en kunstzinnige ontwikkeling vallen momenteel al onder de Participatieregeling. Verwacht wordt dat muzikale vorming ook kan worden ingepast in deze Participatieregeling. Indien dit niet mogelijk is dan zal er een nieuwe regeling ontwikkeld worden. Naar verwachting zal later in het jaar (waarschijnlijk mei 2015) hierover terug-koppeling plaatsvinden naar de Raad.

Kosten:

Daar het nog niet duidelijk is hoe deze regeling precies uit gaat zien is het moeilijk om de kosten te bepalen. Gebaseerd op ervaringsgegevens wordt het aantal kinderen welke gebruik zal maken van een regeling voor muzikale ontwikkeling geschat op 10 kinderen per jaar. Indien muzikale ontwikkeling zal worden ingepast bij de Participatieregeling, zal de vergoeding maximaal € 155,- per kind bedragen. De kosten bedragen in dit geval per jaar maximaal € 1.550,-. Indien er een nieuwe regeling zal worden ontwikkeld kan de hoogte van de financiële vergoeding hoger worden. De kosten zullen navenant stijgen. Er wordt derhalve een stelpost aangehouden van € 2.500,-.

5.3.6. Stichting Leergeld

Stichting Leergeld wil kinderen van 4 t/m 18 jaar in armoedegezinnen laten meedoen aan activiteiten die voor leeftijdsgenootjes heel normaal zijn. Zo betaalt deze stichting mee aan de kosten van schoolexcursies, schoolreisje, schoolkamp of de contributie van een vereniging op het gebied van sport, cultuur of anderszins (bv. IVN, scouting). Ook draagt deze stichting bij in de kosten van de aanschaf van een fiets of een (tweedehands) computer. Hierdoor wordt getracht te voorkomen dat kinderen in sociaal isolement raken.

Stichting Leergeld hanteert een maximaal inkomen van € 1.300,- euro voor een alleenstaande en € 1.500,- voor een echtpaar. Zij verleent hulp en ondersteuning wanneer er voor het bestaande probleem geen subsidievoorziening bestaat en vergoedt tot een maximum van € 175,- per kind.

De werkzaamheden van Stichting Leergeld sluiten goed aan bij het voornemen om meer ondersteuning en aandacht te bieden aan kinderen in minimagezinnen. De gemeente

Meerssen wil dan ook graag samenwerken met Stichting Leergeld. Om deze reden is het overleg met deze stichting inmiddels in gang gezet. Bedoeling is dat de gemeente Meerssen de Stichting Leergeld financieel gaat ondersteunen op declaratiebasis voor kinderen uit onze eigen gemeente.

Door aansluiting te zoeken bij maatschappelijke partners en/of fondsen op het terrein van armoede- en schuldenbestrijding (zoals het Jeugdsportfonds) kan de doelmatigheid en de effectiviteit van beleid worden verhoogd. Daarnaast kunnen de uitvoeringslasten worden beperkt.

Kosten:

Na overleg met de Stichting Leergeld lijkt een stelpost van € 4.000,- een reëel te verwachten bedrag.

5.3.7. Informatie over regelingen ter bestrijding van armoede

Eind 2014 is er een brief gestuurd naar alle basisscholen in Meerssen. In deze brief werden de basisscholen gevraagd om aandacht te hebben voor gezinnen in financieel krappe situaties. Concreet: om gezinnen die het financieel moeilijk hebben door te verwijzen naar Pentasz. Bij deze brief ontvingen zij een folder met een overzicht van de minimaregelingen in Meerssen waarvan het de bedoeling was dat deze zou worden verspreid onder de ouders.

Naast scholen staan ook verenigingen, clubs, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang en eventuele andere maatschappelijke organisaties dicht bij gezinnen. In februari 2015 zullen deze instellingen daarom ook aangeschreven worden met eenzelfde brief en bijlage.

Met ingang van schooljaar 2015-2016 zal jaarlijks een brief verstuurd worden naar alle basisscholen, verenigingen, clubs, etc. in Meerssen waarin aandacht wordt gevraagd voor armoede. Dit zal in het begin van het schooljaar gebeuren. Hierbij zullen zij tevens een folder ontvangen welke aan ouders kan worden meegegeven.

Kosten:

Om bovenstaande te realiseren dient geïnventariseerd te worden welke maatschappelijke organisaties aangeschreven dienen te worden, dient een brief opgesteld te worden en een folder ontwikkeld te worden. Geschat wordt dat hier in totaal 12-16 ambtelijke uren mee gemoeid gaan. Dit brengt de totale kosten voor deze activiteit project op € 500,-. Daarnaast wordt gerekend op € 500,- aan drukkosten van de folder. Totaal worden hiervoor dus

€ 1.000,- aan kosten verwacht.

5.3.8. Het ongewenst stapelen van regelingen

Een recent gebleken fenomeen is de stapeling van minimaregelingen bij een en dezelfde persoon of gezin. Het kan voorkomen dat mensen zodanig gebruik weten te maken van de diverse minimaregelingen dat zij daarmee hun inkomen behoorlijk weten op te krikken, waardoor zij financieel beter af zijn als mensen die net boven de huidige geldende bijstandsnorm vallen en dus geen gebruik kunnen maken van diverse regelingen. De vraag is dan in hoeverre dit rechtvaardigheid is.

In 2015 zal samen met de andere gemeenten in onze regio gezocht worden naar een mogelijkheid om het fenomeen van ongewenst stapelen van regelingen tegen te gaan, bv. via een centraal toezichtpunt. Het streven is om later in heet jaar, maar nog voor 2016 hier op terug te komen in de Raad.

Kosten:

Er wordt geschat dat hier 12-16 ambtelijke uren mee gemoeid zijn. Dit brengt de totale kosten voor dit project op ca. € 500,-.

5.4. FINANCIELE UITWERKING VAN DE VOORSTELLEN

5.4.1. Besteding uit Extra-middelen (structureel budget)

In onderstaande tabel 5 staan alle voorstellen uit de vorige paragraaf met de bijbehorende (geschatte) kosten opgesomd.

Tabel 5: De kosten van de voorstellen

onderdeel:

jaar 2015

Extra-bijdrage Jeugdsportfonds

€ 1.150,00

Doorontwikkeling De Ruggesteun, incidenteel

€ 1.000,00

De Ruggesteun, jaarsubsidie

€ 5.000,00

Subsidie Kledingbank

€ 1.000,00

Subsidie Stichting Sinterklaas

€ 300,00

Vervangende regeling muziekonderwijs

€ 2.500,00

Stichting Leergeld

€ 4.000,00

Informatie over armoedebeleid en -regelingen

€ 1.000,00

Tegengaan van ongewenst stapelen regelingen

€ 500,00

Onvoorzien

€ 2.000,00

Totaal

€ 18.450,00

Resterend budget extra-gelden

€ 20.000,00

Saldo

€ 1.550,00

Middels bovenstaand overzicht is te zien is dat de jaarlijkse kosten betaald kunnen worden uit het restant van de extra-middelen die de gemeente van het rijk ontvangt voor intensivering van armoedebeleid; er is zelfs nog een positief saldo terwijl al een post ‘onvoorzien’ is opgenomen.

5.4.2. Besteding Reserve Impuls Minimabeleid

Daarnaast staat er nog een Reserve Impuls Minimabeleid van iets meer dan € 100.000,-. Met ander woorden: er is nog behoorlijk budget over zij het dat dit ingezet kan worden voor structurele, meerjaarlijkse kosten.

Mogelijke bestedingen van dit budget:

  • Als budget voor de activiteiten van het Samenwerkingsverband Maastricht/ Heuvelland, zoals vermeld in sub-paragraaf 5.1.3. en 5.1.4., totaalbedrag van de stelposten is € 40.000,-.

  • Als reserve achter de hand houden om eventuele negatieve gevolgen van de decentralisaties (WMO, Jeugdzorg en Participatiewet) die leiden tot armoede op te kunnen vangen.

  • Onderzoek instellen naar de reden waarom mensen uit de doelgroep geen/weinig gebruik maken van de bestaande regelingen.

  • Aparte projecten die leiden tot structurele verbetering van de positie van personen/gezinnen die in armoede verkeren. Het idee in dezen is dat raadsleden en maatschappelijke organisaties, maar ook burgers nadrukkelijk de gelegenheid geboden wordt om suggesties aan te dragen voor dergelijke projecten.

6. AFSLUITING

Deze nota geeft een overzicht van hetgeen in 2015 vanuit de gemeente gedaan kan worden om armoede te bestrijden en mensen die in armoede leven te ondersteunen. Dat beleid is niet ’klaar’, de regelingen zijn niet volkomen compleet - sterker nog: armoedebeleid is nooit klaar. Zolang er mensen zijn die in armoede verkeren, blijft het een zoektocht naar de beste mogelijkheid om hen bij te staan en maatwerk te leveren, juist omdat het om mensen gaat. Er wordt daarom ook in deze nota een uitnodiging gedaan aan raadsleden, organisaties, professionals en burgers om met voorstellen te komen die het armoedebeleid verder kunnen uitbouwen. Het gemeentebestuur werkt ook in deze niet vanuit een ivoren toren waar alles wordt bedacht en beslist, maar stelt zich open voor de inbreng van anderen en wil hun betrokkenheid en deskundigheid ten volle benutten.

Dilemma daarbij is dat we graag mensen willen ondersteunen, willen helpen om verlichting te brengen in hun situatie van armoede, maar tegelijkertijd ook beseffen dat deze groep mensen ook niet afhankelijk mag worden en dat het van belang is dat zij zelf kunnen voorzien in hun levensbehoeften. Armoedebeleid dient daarom niet alleen hulp en ondersteuning te bieden, maar dient tevens gericht te zijn op het vergroten van die persoonlijke autonomie, alsook op het versterken van relaties en het gevoel van competentie.

Het incomplete van de regelingen heeft ook te maken met de naderende fusie van de sociale diensten in de regio Maastricht-Heuvelland en het gezamenlijk inhoud en vorm geven van armoedebeleid op grotere schaal. Maar dan nog is het zinvol daar niet op te wachten en nu al na te denken en stappen te zetten ten aanzien van armoedebeleid, maar dan op lokaal niveau binnen de gemeente Meersen. We sluiten af met de hoop aan te geven dat de inhoud van deze nota de nodige duidelijkheid verschaft, mensen aanspreekt en inspireert om zelf een bijdrage te leveren zodat iedereen voelt: ‘In Meerssen staan we er niet alleen voor.’

7. AFKORTINGENLIJST

AOW

Algemene Ouderdomswet

BBZ

Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen

CAK

Centraal Administratie Kantoor

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CER

Compensatie eigen risico

DB

Dagelijks bestuur

IZA (cura)

Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland

KWIZ

Kenniscentrum Welzijn, Inkomen en Zorg

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

VGZ

Stichting Volksgezondheid Zuid Nederland

WSNP

Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen

Wtcg

Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en gehandicapten

WWB

Wet Werk en Bijstand

 

 

Bijlage Afbeelding bij paragraaf 1.3